Medische Termen Quiz
2 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Koppel de volgende lichaamsdelen aan hun bijbehorende Nederlandse vertaling:

Auge = Oog Hand = Hand Mund = Mond Brust = Borst

Koppel de volgende woorden aan hun bijbehorende Nederlandse vertaling:

Krank = Ziek Schmerz = Pijn Schlimm = Ernstig Lied = Lied

Study Notes

Medische Termen

  • Notaufnahme-спешно отделение: Spoedafdeling
  • Auge: Oog
  • Weh tun: Pijn doen
  • Unfall: Ongevallen
  • Doktor: Dokter
  • Schmerz: Pijn
  • Sollen: Moeten
  • Madchen: Meisje
  • Schlimm: Ernstig
  • Geben: Geven
  • Tablette: Pil
  • Beide: Beide
  • Lustig: Grappig
  • Bein: Been
  • Haar: Haar
  • Ohr: Oor
  • Arm: Arm
  • Bauch: Buik
  • Finger: Vinger
  • Fuss: Voet
  • Hals: Nek
  • Kopf: Hoofd
  • Rücken: Rug
  • Brust: Borst
  • Hand: Hand
  • Nase: Neus
  • Mund: Mond

Algemene termen

  • Sein: Zijn
  • Ihr: Jouw
  • Zahn: Tand
  • Krank: Ziekte
  • Informieren: Informatie geven
  • Unser: Ons
  • Aus fallen: Uitvallen
  • Lied: Lied (de betekenis is ambigu, waarschijnlijk een medisch term)
  • Nachricht: Bericht
  • Kuss: Kus
  • Eu: Jullie/ U
  • Gesund: Gezond
  • Hoffentlich: Hopelijk
  • Bekannte: Bekende
  • Medizing: Geneeskunde
  • Trainieren: Trainen
  • Hausten: Hoesten
  • Salbe: Zalf
  • Verweden: Gebruiken
  • Tun: Zorgen of doen
  • Fieber: Koorts
  • Schnupfen: Loopneus
  • Wald: Bos
  • Dick: Dik
  • Leute: Mensen
  • Nichts: Niets
  • Auf passen: Zorgen

Spoorweg- en andere termen

  • Fitness: Fitness
  • Kursleiter: Instructeur
  • Ruhig: Rustig
  • Beobachten: Observeren
  • Bauernhof: Boerderij
  • Gruppe: Groep
  • Mensch: Mens
  • Laufen: Rennen
  • Spaziergang: Wandeling
  • Gegen: Tegen
  • Inhalt: Inhoud
  • Absender: Afzender
  • Ort: Plaats
  • Empfangen: Ontvangen
  • Anrede: Aanhef
  • Datum: Datum
  • Zug: Trein
  • Kilometer: Kilometer
  • Praxis: Praktijk
  • Vereinbaren: Afspreken
  • Andern: Ander
  • Absagen: Afzeggen
  • Vorbei kommen: langs komen
  • Ordnung: Orde
  • Dringend: Urgent
  • Werkstatt: Werkplaats
  • Apotheke: Apotheek
  • S-bahn: S-trein
  • Autobahn: Autoweg
  • Tankstelle: Tankstation
  • Brücke: Brug
  • Ampel: Stoplicht
  • Rechts: Rechts
  • Geradeaus: Rechtdoor
  • Links: Links
  • Selbst: Zelf
  • Zu Machen: Te doen
  • Weg: Weg
  • Schnell: Snel
  • Bedeuten: Betekenen
  • Bahnhof: Station
  • Metzgerei: Slagerij
  • Schule: School
  • Kindergarten: Kleutertuin
  • Post: Post
  • Nahe: Dichtbij
  • Fremd: Ander
  • Fliegen: Vliegen
  • Flugzeug: Vliegtuig
  • Strassenband: Straatband
  • Taxi: Taxi
  • Wohin: Waarheen
  • Weit: Ver
  • Hauptbahnhof: Centraal station

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Description

Test je kennis van medische termen in deze quiz. Leer belangrijke woorden en zinnen die vaak worden gebruikt in de gezondheidszorg. Deze quiz helpt je om de basis medische terminologie beter te begrijpen.

More Like This

Medical Language Vocabulary Quiz
15 questions
Medical Word Elements and Terminology
5 questions

Medical Word Elements and Terminology

HeartwarmingPerception8945 avatar
HeartwarmingPerception8945
The Language of Medicine Flashcards
19 questions
Medical Terminology Quiz
8 questions

Medical Terminology Quiz

LightHeartedBoron5897 avatar
LightHeartedBoron5897
Use Quizgecko on...
Browser
Browser