Inleiding Didactiek voor Rijinstructeurs

Een globale beschrijving van een cursus of opleiding, inclusief einddoelen, doelgroep, aanpak, hulpmiddelen, evaluatie en instructeurs.

Een logische volgorde van lesstof in een opleiding. Bevat de onderdelen en hun volgorde.

Een kaart die de volgorde van lesonderdelen in de rijopleiding aangeeft.

De manier waarop je kennis, vaardigheden en attitudes overbrengt aan leerlingen.

De training die nodig is om een rijbewijs te halen.

Zo snel en goed mogelijk, met het maximale resultaat bij een minimale inspanning.

Het belangrijkst tijdens les en na het behalen van het rijbewijs.

Een detailplan voor een specifieke les, gebaseerd op de leergang.

Oefeningen waarbij de leerling leert hoe hij veilig kan in- en uitvoegen op een weg. Dit kan bijvoorbeeld op een autosnelweg, een bushalte of een parkeerplaats.

Plaatsen waar het risico op ongelukken hoger is vanwege drukte, complexe situaties of moeilijke omstandigheden. Voorbeelden: scholen, winkelcentra, smalle straten, industrieterreinen, stadscentra en drukke snelwegen.

Rijlessen die specifiek gericht zijn op de voorbereiding op het rijexamen. De nadruk ligt op het rijden in complexe situaties en het beheersen van alle benodigde vaardigheden.

Een demonstratie door de rijinstructeur waarbij hij een handeling uitvoert die de leerling moet leren. Dit gebeurt tijdens de rijles.

Doe Met Mij Mee: De leerling voert het lesonderwerp voor het eerst uit tijdens de rijles, terwijl de rijinstructeur exact aangeeft wat er moet gebeuren.

De cijfers op de instructievorderingenkaart geven aan hoever de leerling gevorderd is bij een bepaald onderdeel. Hoe hoger het cijfer, hoe verder de leerling is.

Opdrachten die de leerling thuis moet voorbereiden voor de volgende rijles. Dit kan extra informatie inzien of oefenen met bepaalde vaardigheden zijn.

De leerling kent de leerstof, maar moet tijdens het uitvoeren nog nadenken over de stappen.

De leerling kan de handeling volgens een vaste set van regels uitvoeren, maar het is nog geen automatisme.

De leerling kan de handeling volledig automatisch uitvoeren zonder erbij na te denken.

De leerling krijgt onvoldoende hulp en kan in gevaarlijke situaties terechtkomen.

De leerling krijgt te veel hulp en wordt minder zelfstandig, waardoor zijn ontwikkeling wordt geremd.

Om te bepalen hoeveel begeleiding de leerling nodig heeft en om het niveau van de leerling vast te leggen.

Te weinig begeleiding kan leiden tot gevaarlijke situaties en stress voor de leerling. Te veel begeleiding kan de leerling minder zelfstandig maken en zijn ontwikkeling remmen.

Verschillende manieren waarop leerlingen leren, bijvoorbeeld auditief, visueel of motorisch.

Verschillen tussen leerlingen in hun manier van leren en reageren.

Verschillen binnen een leerling, bijvoorbeeld in motivatie of concentratie.

Angst om te falen, vaak tijdens het rijexamen.

Stress die ervoor zorgt dat leerlingen beter presteren.

Stress die ervoor zorgt dat leerlingen slechter presteren.

Verwachtingen van de leerling zelf, verwachtingen van de omgeving, eerdere ervaringen.

Stimuleer zelfvertrouwen, stel realistische doelen, focus op de positieve aspecten.

De eerste stap in het leerproces waarbij de leerling gemotiveerd wordt om te leren.

De stap waarin de instructeur een vaardigheid voordemonstreert.

De stap waarin de instructeur de student begeleidt tijdens het leren.

De leerling oefent zelfstandig en krijgt alleen correctie indien nodig.

Een gesprek tussen leerkracht en leerling om te bespreken wat er tijdens de rijles goed ging en wat er nog verbeterd kan worden. Dit gebeurt nadat de leerling de oefening heeft gedaan en de instructiekaart is ingevuld.

Een kaart die de verschillende stappen van een specifieke rijvaardigheid beschrijft. De kaart wordt samen met de leerling ingevuld om de voortgang van de les te documenteren en te beoordelen.

De docent laat zien hoe de oefening moet worden uitgevoerd. Dit is belangrijk voor de leerling om een goed beeld te krijgen van de juiste manier van rijden.

Belangrijke momenten in de rijprocedure waar de leerling extra aandacht moet besteden om fouten te voorkomen. De docent benoemt deze punten tijdens de uitleg en demonstratie.

Rijden met een constante snelheid en soepele bewegingen. Het betekent dat de leerling de vaardigheid beheerst en geen abrupt stuur- of gasgebruik heeft.

Het belangrijkste tijdens de rijles. Het betekent dat zowel de leerling als andere weggebruikers geen gevaar lopen tijdens het rijden.