Summary

This document outlines the key concepts related to teaching driving lessons, including various teaching models to improve the efficiency and quality of instruction. It covers topics such as lesson planning, course structure, and teaching methods. The reader is presented with important concepts related to effectively teaching driving.

Full Transcript

Reader Didactiek Fase 2a en 2b Inleiding Didactiek Het geven van een rijles is veel meer dan gezellig wat rondjes rijden met een leuke leerling. Als rijinstructeur heb je immers een belangrijke rol in de verkeersveiligheid. Dit geldt zowel tijdens de rijlessen,...

Reader Didactiek Fase 2a en 2b Inleiding Didactiek Het geven van een rijles is veel meer dan gezellig wat rondjes rijden met een leuke leerling. Als rijinstructeur heb je immers een belangrijke rol in de verkeersveiligheid. Dit geldt zowel tijdens de rijlessen, maar zeker ook nadat een leerling geslaagd is. Voor de leerling zijn rijlessen een flinke investering. Zij willen daarom graag op een efficiënte wijze hun rijbewijs halen en het maximale resultaat halen uit een rijles. Om zowel de verkeersveiligheid als de wensen van de leerling te dienen is het van belang dat je zoveel mogelijk rendement haalt uit een rijles. Kort gezegd. Je moet proberen de leerling zoveel mogelijk te leren binnen een lesuur. Alsof dit nog niet moeilijk genoeg is, verwacht de leerling dan ook nog dat de les plaatsvindt in een gezellige sfeer. Om aan al die verwachtingen te kunnen voldoen, zul je als rijinstructeur dus vooraf een duidelijk plan moeten maken. Je zult een duidelijk en logische structuur in je rijopleiding moeten aanbrengen, zodat je een optimaal resultaat kunt bereiken. In het vak didactiek, ook wel onderwijskunde genoemd, gaan we bekijken op welke wijze je jouw kennis, vaardigheden en attitudes op een zo efficiënt mogelijk wijze kunt overbrengen op je leerlingen. 1 Leerplan, Leergang, Lesplan Leerplan: In het leerplan staat een globale omschrijving van de opleiding of een cursus vermeld. In het leerplan worden onder andere de eindleerdoelen van een cursus omschreven (hiervoor kun je verwijzen naar de rijprocedure). Verder tref je in het leerplan - Een omschrijving voor wie de cursus/ opleiding is bestemd - De wijze van aanbieden van de cursus/ opleiding - De beschikbare hulpmiddelen - Wanneer, hoe en op welke wijze de cursus of opleiding wordt geëvalueerd - Welke rijinstructeurs de cursus/ opleiding verzorgen Leergang: Een leergang is een logische opbouw van de leerstof. De leergang is zeer belangrijk om een goede structuur in de opleiding te brengen. In de leergang staat beschreven welke onderdelen aan bod komen en in welke volgorde ze aan bod komen. In de rijschoolwereld kun je de instructievorderingen kaart beschouwen als een leergang. Op deze kaart staat precies de volgorde aangegeven dat de lesonderdelen behandeld worden. Het is daarom belangrijk dat een rijinstructeur gebruik maakt van een goede instructievorderingenkaart. Deze kaart is als het ware de basis, waarop een rijinstructeur zijn rijles baseert. Een logische volgorde bij de verkeerslessen is bijvoorbeeld; Kruispunten, Afslaan, Rotondes Kruispunten is de basis. Daarna komt afslaan; dit lijkt veel op kruispunten, maar nu moet de leerling extra handelingen verrichten en moet hij rekening houden met tegemoetkomend verkeer; Vervolgens komt rotonde; Dit is als het ware een combinatie van kruispunten en afslaan, aangevuld met een veranderde kijktechniek, omdat het grootste gevaar nu van links komt. Lesplan: Een lesplan is een schematische weergave van een rijles. Dit lesplan beschrijft dus onder andere welke doelen je wilt bereiken, waarom je die doelen wilt bereiken en hoe je de les gaat evalueren. Een goed lesplan geeft dus richting aan de rijles en zorgt voor structuur. Het voorkomt afdwalen en zorgt ervoor dat het leerdoel centraal blijft staan. Verderop in deze reader tref je een uitgewerkt WRM lesplan. 2 Het Model Didactisch Analyse Zoals gezegd is rijles geven veel meer dan klakkeloos wat rondjes rijden met een leerling. Rijles geven is een heel gestructureerd proces, waarbij je de leerling stap voor stap de leerstof bijbrengt. Uiteraard dien je elke les af te stemmen op de individuele wensen en behoeften van je leerling. Zorg er echter voor dat je een heel goed beeld hebt hoe je een rijles en een rijopleiding gaat aanpakken. Indien je dit niet doet ben je constant aan het improviseren en krijg je een zeer ongestructureerde rijopleiding. Het gevolg is dat je rendement van je rijles heel laag is en je leerling weinig leert. Je loopt dan zelfs het risico dat een leerling verward en volledig de draad kwijt kan raken. Een handige model om je rijlessen gestructureerd vorm te geven is het model Didactisch Analyse. Dit model wordt ook wel het model Van Gelder genoemd. Het uitgangspunt van dit model is de beginsituatie. Vanuit deze beginsituaties kun je vervolgens doelen stellen. Tenslotte kun je jouw rijles evalueren, waaruit weer een nieuwe beginsituatie ontstaat. In het midden staat de leerstof, de werkvormen, de leeractiviteiten en de leermiddelen die je gebruikt om je doelen te kunnen realiseren. Het model Didactische Analyse kan dus gebruikt worden om rijlessen te plannen maar ook om onderwijsleersituaties te analyseren. De beginsituatie: De beginsituatie is het niveau wat de leerlingen al beheersen voordat de rijinstructeur start met de les. Het is belangrijk dat de leerkracht rekening houdt met het niveau van de leerlingen en de lesstof laat aansluiten bij de kennis en vaardigheden die de leerlingen al hebben. Vereiste begin situatie: De vereiste beginsituatie is het niveau dat een leerling moet beheersen om aan een bepaalde rijles te kunnen geven. Aan de hand van de vereiste beginsituatie bereid een rijinstructeur zijn rijles voor. De vereiste beginsituatie kan een rijinstructeur terugvinden op de instructievorderingenkaart. 3 Feitelijke beginsituatie: Zoals gezegd bereid een rijinstructeur zijn rijles voor aan de hand van de vereiste beginsituatie. Toch kan het voorkomen dat het daadwerkelijke rijniveau van een leerling afwijkt van het niveau dat op de instructievorderingenkaart staat vermeld. Dit hoeft overigens niet altijd te betekenen dat een rijinstructeur zijn instructievorderingenkaart niet goed heeft ingevuld. Het kan goed zijn dat een leerling een dag heeft waarop het rijlessen, om één of andere reden niet zo goed lukt. Het is dan uiteraard de taak van de rijinstructeur om zijn rijles aan te passen aan het niveau van de leerling op dat moment. Het kan in dat geval voorkomen dat een rijinstructeur zijn doelstelling voor de les moet aanpassen. Doelstelling: Een doelstelling is een vooraf gesteld doel dat je in de rijles probeert te halen. Deze doelstelling wordt voor een groot deel bepaald door de beginsituatie, die op de instructievorderingenkaart staat vermeld. Daarnaast dien je uiteraard rekening te houden met leerling specifieke kenmerken. Een goede doelstelling is belangrijk voor de structuur in een rijles. Rijinstructeurs die niet met een doelstelling werken lopen al snel het risico dat ze afdwalen, waardoor de effectiviteit van een rijles minder wordt. Zij rijden als het ware doelloos rond. De eindleerdoelen van een rijopleiding kun je terugvinden in de rijprocedure. De doelstellingen die je per rijles maakt vind je terug in je lesplan. Een veel gebruikte methode om een goede doelstelling te maken is de SMART methode. S Specifiek Maak je doelstelling zo concreet en duidelijk mogelijk. Geef precies aan wat je graag wilt bereiken. Verder is het van belang dat je goed duidelijk hebt waarom je dat doel wilt bereiken (motivatie) M Meetbaar Een goede doelstelling is meetbaar. Op deze manier kun je nagaan of het gewenste resultaat van je les is bereikt. Stel een doelstelling daarom ook “hard”. Bewoordingen als proberen, we zullen kijken of het lukt om en dergelijke benamingen zijn niet geschikt in een doelstelling. Dit soort bewoordingen geven niet het gewenste eindniveau aan en je kunt dus niet nagaan of de doelstelling is bereikt. A Acceptabel Als je jezelf een doel stelt, dan is het voldoende als jij het accepteert. Als je een doel wilt bereiken waar leerlingen bij betrokken zijn, dan is het belangrijk dat er draagvlak is. De leerling moet het doel wel willen bereiken, anders is de kans groot dat het doel nooit bereikt wordt. R Realistisch Is het doel haalbaar? Beschikken jij en je leerling over de middelen en kwaliteiten om het doel te bereiken. Het is van groot belang dat een doelstelling op het juiste niveau wordt ingezet. Indien een doelstelling te laag wordt ingezet kan het zijn dat een leerling zich ondergewaardeerd voelt en het idee heeft dat hij niets leert. Dit kan leiden tot motivatieproblemen. Indien een doelstelling te hoog is ingeschaald dan merk je dat het niet lukt om de doelstelling te halen. Dit kan bij zowel de leerling als de rijinstructeur leiden tot stress of irritaties. Je wilt immers beiden graag de doelstelling halen en je merkt beide dat het niet gaat lukken. Te hoge doelstellingen geven daarnaast vaak het gevoel van falen. Indien dit veelvuldig voorkomt kan ook demotivatie optreden. T Tijd 4 Een doelstelling dient tijdgebonden te zijn. Wanneer wil je het gewenste resultaat bereikt hebben. Bij lesdoelstellingen is dit heel vaak aan het eind van de les. 5 Evaluatie: Productevaluatie: Bij de productevaluatie wordt het resultaat van het leerproces geëvalueerd. Bij deze vorm van evalueren vraagt de rijinstructeur zich af of de vooraf gestelde leerdoelen zijn bereikt. De productevaluatie wordt geëvalueerd aan de hand van de instructievorderingenkaart. Per onderdeel op de instructievorderingenkaart wordt besproken met welk resultaat dat onderdeel (ook wel script genoemd) afgesloten is. De uiteindelijke resultaten worden ingevuld op de instructievorderingenkaart. Procesevaluatie: Bij de procesevaluatie staat niet het resultaat centraal, maar de manier waarop dat resultaat is bereikt. Een leerling kan bijvoorbeeld de 1e keer slagen voor zijn rijexamen, maar toch heel ontevreden zijn over de rijopleiding. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de werkmethode van de instructeur helemaal niet aansluit bij de leervoorkeuren van de leerling. Door middel van een procesevaluatie krijg je een helder beeld van het leerproces van de leerling, waardoor je tijdens de rijopleiding het leerproces kunt evalueren en zonodig kunt bijstellen. Leerstof: De leerstof is datgene wat de leerling dient te leren gedurende zijn opleiding of gedurende de les. De leerstof is eigenlijk datgene dat een leerling zich eigen moet maken, zodat hij aan de leerdoelen kan voldoen. De leerstof bestaat in de rijopleiding uit vaardigheden, die je op examen moet kunnen uitvoeren. Kortom de leerdoelen in de rijprocedure. Werkvormen: Een didactische werkvorm is de manier waarop de leerkracht de onderwijsleersituatie vormgeeft. Het zijn dus gedragingen van de leerkracht. Bij het kiezen voor een didactische werkvorm is het belangrijk dat de leerkracht zich afvraagt welke werkvorm per situatie het meest geschikt is. In de rijles kunnen we in grote lijnen drie werkvormen onderscheiden. Instructievormen, Interactievormen en Opdrachtvormen. Doceren / Instructievormen: Doceren wordt in de rijschoolwereld vaak instructie geven genoemd. Instructie geven is een wijze van lesgeven waarbij de rijinstructeur de leerling vertelt wat hij moet doen. Het nadeel van instructie geven is dat de leerling passief is en dat veel van het vertelde weer vergeten wordt door de leerling. Het grote voordeel van instructie geven is dat je op korte tijd veel informatie kunt overbrengen. In de rijschoolwereld proberen we instructie geven beperkt te gebruiken. Het is vooral handig wanneer je tijdens het rijden snel de leerling iets wilt mededelen. Daarnaast kan het, vanwege de snelle informatie overdracht, gebruikt worden om verbaal in te grijpen waardoor gevaarlijke situaties en of fysiek ingrijpen worden voorkomen. Demonstreren: Met demonstreren bedoelen we het laten zien van voorbeeldgedrag. Het grote voordeel van demonstreren is dat een leerling exact gezien heeft hoe hij een handeling moet uitvoeren. Zeker voor visueel ingestelde leerlingen kan dit erg leerzaam zijn. Het nadeel va demonstreren is dat de leerling passief is en dat de leerstof snel weer vergeten wordt. Het is in de rijles nuttig om regelmatig demonstraties te geven. Let er wel op dat deze demonstraties niet te lang duren. 6 Onderwijsleergesprek: Het onderwijsleergesprek is een sterk geleid gesprek waarbij de rijinstructeur door het stellen van vragen de leerlingen tot bepaalde inzichten laat komen. Bij deze manier van lesgeven zegt de rijinstructeur dus niet alles voor, maar laat hij de leerling zelf tot inzicht komen. Het grote voordeel van deze methode is dat de leerling zelf actief nadenkt en dat hij de leerstof zelf gaat verwerken. De leerling wordt als het ware zelf betrokken bij zijn eigen leerproces. De rijinstructeur krijgt via het onderwijsleergesprek een kijkje in het hoofd van de leerling. Op deze manier kan hij checken of de leerling de lesstof echt begrepen heeft. Indien dit niet het geval is wordt het de instructeur direct duidelijk wat de leerling niet begrepen heeft. Het nadeel van het onderwijsleergesprek is dat het relatief veel tijd kost om een situatie te bespreken. Dit zorgt ervoor dat het onderwijsleergesprek niet mogelijk is in drukke verkeerssituaties, waarbij de leerling al zijn aandacht bij het verkeer nodig heeft. Een tweede nadeel van het onderwijsleergesprek is dat je dit niet in grote groepen kunt voeren. Het verdient de voorkeur om in de rijopleiding zoveel mogelijk het onderwijsleergesprek te gebruiken, behalve dus op momenten, waar de verkeerssituatie dit niet toelaat. Zelfwerkzaamheid Huiswerkopdrachten worden in de rijschoolwereld steeds meer toegepast. Er bestaan voor de leerling onder andere interessante video’s en praktijkbegeleidingsboekjes. Er kan ook gebruik gemaakt worden van foto’s van moeilijke plaatsen, webcam beelden of andere hulpmiddelen. Door gebruik te maken van deze studiemiddelen kan de leerling zich optimaal voorbereiden op de rijles. Hij heeft dan voorafgaand aan de rijles een duidelijk beeld hoe een bepaalde handeling utgevoerd moet worden. Dit zorgt ervoor dat de leerstof veel beter beklijft en dat de leerling dus meer uit zijn rijles kan halen. Het voordeel van huiswerk is dat de leerling bezig blijft met de leerstof ook gedurende de tijd dat hij niet in de lesauto zit. Het nadeel is dat de leerling gemotiveerd moet zijn om zijn huiswerk te maken. Dit is helaas niet bij iedere leerling zo. Leeractiviteiten De leeractiviteiten is datgene wat een leerling moet doen om de leerstof eigen te maken. Bij een rijopleiding moet je uiteraard denken aan de rijlessen of theorielessen. Veder kun je denken aan diverse vormen van huiswerkopdrachten. Onderwijs leermiddelen: Het gebruik van onderwijsleermiddelen dient altijd ondersteunend te gebeuren. Het is dus nooit een doel op zich om hulpmiddelen te gebruiken, maar zij zijn bedoeld om je verhaal te verduidelijken aan de leerling. Enkele veel gebruikte leermiddelen in de lesauto zijn - de tablet met filmpjes of ondersteunende tekeningen. - de praktijkinstructieset met situatietekeningen - miniatuur auto - foto’s van moeilijke locaties - dashcam - de instructievorderingen kaart 7 De didactische principes Het geleidelijksheidsprincipe Verdeel de lesstof in kleine stapjes. Op die manier kun je de leerstof op een overzichtelijke manier aanbieden aan je leerling en ervaart de leerling dat hij vooruit gaat. Opklimmend in moeilijksheidsgraad: Bouw de lesstof op in moeilijkheid. Begin gemakkelijk en maak de lessen steeds moeilijker. Een les geven exact op het juiste niveau voor de leerling is een van de moeilijkste taken van een rijinstructeur. Een goede leergang op de instructiekaart is een ideaal hulpmiddel om de juiste structuur te behouden. Opleidingsniveau, Routekeuze, Hoeveelheid aanwijzingen Van enkelvoudig naar complex Leg nieuwe, complexe handelingen eerst uit in deelstapjes en oefen dan de deelstapjes. Later kun je met een leerling het geheel gaan oefenen. Een mooi voorbeeld is de les Bocht achteruit. Eerst oefen je de bocht technisch, daarna ga je het kijkgedrag erbij nemen. Activiteitsprincipe: Probeer zoveel mogelijk de leerling actief bij de les te betrekken. Dit kun je doen door hem gericht vragen te stellen (onderwijsleergesprek) waardoor de leerling zelf actief gaat nadenken over zijn eigen rijgedrag. Hulpmiddelen zoals het zelfreflectie formulier kunnen je helpen om de leerling actief te betrekken bij zijn opleiding. Aanschouwelijkheidsprincipe: Probeer zoveel mogelijk zintuigen van de leerling te betrekken. Gebruik bij een uitleg bijvoorbeeld niet alleen je stem, maar laat de leerling ook een tekening zien terwijl je uitlegt. Hoe meer zintuigen je activeert hoe gemakkelijker de leerling leert. Herhalingsprincipe: Leren is herhalen wordt vaak gezegd en dat is helemaal waar. Blijf de leerstof herhalen totdat de leerling de lesstof beheerst. Bij traag lerende leerlingen is het prettig als de instructeur verschillende oefeningen gebruikt, zodat de leerling op een gevarieerde manier zich de leerstof eigen kan maken. Belangstellingsprincipe: Breng variatie aan in de rijles, zodat de leerling zijn belangstelling niet verliest. Ga bijvoorbeeld niet 2 uur achter elkaar fileparkeren. Dit is erg saai voor de leerling, waardoor zijn belangstelling zal afnemen. 8 Integratie principe: Sluit de les zoveel mogelijk aan bij hetgeen de leerling al kan of weet. Op die manier ervaart een leerling dat een nieuw instructieonderdeel niet helemaal nieuw is, maar bestaat uit een aantal reeds bekende handelingen. Bijvoorbeeld bij de les bocht achteruit rijden is de voorgaande les recht achteruit rijden. Het eerste gedeelte van de bocht bestaat dan uit recht achteruit rijden, net zoals het laatste gedeelte van de opdracht. Het enige dat de leerling dan nog moet leren is het kleine stukje bocht. Een instructeur die dit zo aan de leerling overbrengt voert het integratieprincipe uitstekend uit. Individualisatie principe: Stem de les zoveel mogelijk af op de capaciteiten van de leerling. Aangezien de rijles bestaat uit het geven van les aan 1 kandidaat is de rijinstructeur als geen ander in de mogelijkheid om dit principe toe te passen. 9 De opbouw van een rijopleiding De rijopleiding is grofweg verdeelt over 5 fasen namelijk de bedieningsfase, de fase van de bijzondere verrichtingen, de fase van de eenvoudige verkeerssituaties, de fase van de complexe verkeerssituaties en de examenvoorbereidingsfase. In onderstaand schema tref je een voorbeeld hoe de fases staan ten opzichte van de rijopleiding van een gemiddelde leerling, die 40 rijlessen nodig heeft voor zijn eerste examen. Veel rijscholen gaan veel te snel door de opleiding heen. Zij beginnen bijvoorbeeld al na enkele lessen met eenvoudige verkeerssituaties. Deze leerlingen moeten dan al heel veel “kijkwerk”uitvoeren, terwijl de voertuigbediening nog niet goed genoeg wordt beheerst. Voor veel leerlingen is dit uiteraard te moeilijk, waardoor de voertuigbediening van deze leerlingen nog vaak te wensen overlaat. Deze leerlingen maken dan niet zozeer fouten in de voertuigbeheersing, maar zijn in hun hoofd er nog dusdanig mee bezig, waardoor zij andere taken niet goed kunnen uitvoeren. Hoewel het uiteraard verschilt per leerling kun je de opbouw van een rijopleiding grofweg weergeven zoals in onderstaand schema staat vermeld. Hoewel het uiteraard verschilt per leerling kun je de opbouw van een rijopleiding grofweg weergeven zoals in onderstaand schema staat vermeld. Fase Onderwerp Onderdelen Bedieningsfase In deze fase staat de beheersing van het Vooruit kijken (als voorwaarde om te kunnen sturen) voertuig centraal Sturen Rijles 1-20 Gas geven Remmen Ontkoppelen, Koppelen Schakelen Wegrijden Stoppen Eenvoudige In deze fase worden eenvoudige Ruimtekussen Verkeerssituaties verkeerssituaties aangeboden. Inhalen Rijles 20-27 Belangrijk in deze fase is dat de Zijdelingse verplaatsingen verkeersituaties niet te moeilijk zijn en dat de Rijstrook wissel hoeveelheid verkeer beperkt is. Kruispunten In principe hoeft de leerling enkel Afslaan standaardhandelingen te verrichten en Hellingproef nauwelijks rekening te houden met ander Recht achteruit rijden verkeer Bocht achteruit rijden Vooruit en Achteruit in het parkeervak parkeren Tevens vinden hier de bijzondere verrichtingen Vooruit en achteruit fileparkeren plaats in eenvoudige verkeerssituaties Keren in een halve draai Keren d.m.v. steken Complexe In deze fase worden complexe Verder uitwerken lesonderwerpen van de eenvoudige verkeersituaties verkeerssituaties aangeboden. verkeerssituaties plus (Rijles 27-35) Belangrijk in deze fase is dat de verkeersituatie Rotonde moeilijk is. Kies dus voor complexe, niet In en Uitvoegen standaard uitziende verkeersituaties met een Autosnelweg hoge verkeersintensiteit. VOP Bushalte Verkeersgevaarlijke plaatsen, zoals scholen, winkelcentra, smalle straten, industrieterreinen, stadscentra en drukke snelwegen zijn bijvoorbeeld ideaal. Tip: Kies ook eens routes in een nabijgelegen stad waar de leerling de weg niet kent Examen voorbereiding In deze fase staat het examen centraal. Alle lesonderdelen lessen Laat de leerling rijden in een zo complex (Rijles 35-40) mogelijke omgeving. 10 De Opbouw van een Rijles Het lesplan: Elk onderdeel van de instructievorderingenkaart wordt door de rijinstructeur apart beoordeeld. Zo kan het best zijn dat een leerling het gas geven op een hoger niveau beheerst dan het koppelen. Als rijinstructeur heb je meerdere kandidaten. Dan is het voor een rijinstructeur natuurlijk niet exact bij te houden hoe elke leerling zijn rijtaak vervult. Daarom werken we in de rijschoolwereld met een instructievorderingenkaart. Op deze kaart kun je per lesonderdeel precies aflezen hoever de leerling gevorderd is. De onderwerpen van de instructievorderingen kaart moeten in basis gezien worden als een leergang. Bij een goede instructievorderingenkaart kun je dus de onderwerpen die op de kaart staan vermeld 1 voor 1 behandelen. In de rijschoolwereld worden diverse systemen gebruikt om instructievorderingenkaarten in te vullen. De meest gebruikte methode is de door de RIS geïntroduceerde beoordeling in stappen. De gebruikte cijfers moeten niet gezien worden als schoolcijfers maar als getallen, die aangeeft hoever de leerling gevorderd is. Hoe hoger de stap, hoe verder de leerling bij dat onderdeel gevorderd is. 1 Huiswerk Indien je de leerling huiswerk hebt gegeven kun je dit noteren door stap 1 te noteren op de instructievorderingenkaart 2 Demo Nadat de leerling zich thuis heeft voorbereid geef je een demonstratie van het lesonderwerp. De rijinstructeur gaat achter het stuur zitten en doet de handeling een keertje voor. 3 DMMM (Doe Met Mij Mee) In deze fase gaat de leerling voor de eerste keer het nieuwe onderdeel uitvoeren. De rijinstructeur zegt in deze fase exact wat de leerling moet doen. De leerling doet de handeling dus eigenlijk volledig met de rijinstructeur mee. In deze fase is de kijktechniek (bij bediening en bijzondere verrichtingen) van minder belang. Het gaat erom om de technische beheersing onder controle te krijgen. 4 DOA (Doe op aanwijzingen) In deze fase geeft de rijinstructeur nog steeds heel veel aanwijzingen en probeert de leerling de aanwijzingen op te volgen. Echter nu wordt van de leerling verwacht dat hij zelf meekijkt. 5 DOMA (Doe op minder aanwijzingen) In deze fase geeft de rijinstructeur steeds minder aanwijzingen. De rijinstructeur laat delen van de instructie weg en van de leerling wordt verwacht dat hij de handelingen die niet verteld worden toch uitvoert. 6 DZA (Doe zonder aanwijzingen) Nu geeft de rijinstructeur geen aanwijzingen meer. De leerling voert zelfstandig de handeling uit. Er kan worden gekozen om in deze fase de hardop denkmethode toe te passen. De leerling moet dan hardop vertellen welke handelingen hij uitvoert. Dit geeft de rijinstructeur een mooi inkijkje in de gedachten gang van de leerling. Voor de leerling heeft de DZA fase het voordeel dat de leerstof beter beklijft. 7 Beheersing in iets gewijzigde situaties De leerling beheerst het onderdeel ook als de omgeving iets gewijzigd wordt 11 8 Beheersing in moeilijk situaties De leerling beheerst het onderdeel in alle moeilijke situaties. In de rijopleiding zal stap 8 voornamelijk voorkomen bij de voertuigbediening en de bijzondere verrichtingen. Aanwijzingen of correcties: Om de stappen goed te kunnen begrijpen is het belangrijk dat het goed duidelijk is wat aanwijzingen en wat correcties zijn. Aanwijzingen is helpen voordat de handeling is uitgevoerd. Corrigeren is achteraf de leerling aanspreken op handelingen die niet goed zijn gegaan. Op een moment dat een leerling een onderdeel nog beheerst op stap 3,4 zul je deze leerling veel aanwijzingen geven, maar zelden corrigeren op dat onderdeel. Als een leerling een onderdeel beheerst op stap 6,7,8 geef je de leerling helemaal geen aanwijzingen meer. Uiteraard moet je als rijinstructeur wel corrigeren als de leerling het lesonderdeel toch foutief uitvoert. Bij stap 5 krijg je een mix tussen aanwijzingen en correcties. De stappen en de rijinstructeur: Voor de rijinstructeur geven de stappen een mooi houvast. Door het noteren van de stappen legt de rijinstructeur niet alleen het niveau van de leerling vast, maar weet hij ook exact hoeveel hulp hij de leerling moet bieden. In het dynamische verkeer is het voor een rijinstructeur vaak heel moeilijk om exact die begeleiding te geven die een leerling nodig heeft. Afleiding ligt in deze dynamische omgeving al snel op de loer. Daarom is het zaak om de instructievorderingenkaart steeds goed in te vullen en goed te bestuderen, voordat je aan de rijles begint. Als je de leerling te weinig begeleid zal de leerling in een te moeilijke verkeerssituatie terecht komen, die hij niet meer krijgt opgelost. Het gevolg is dan vaak dat de rijinstructeur moet ingrijpen om een gevaarlijk verkeerssituatie te voorkomen. Je begrijpt wel dat dit geen ideale situatie is en dat de leerling in dit geval veel stress kan ervaren. Als dit te vaak gebeurt loop je het risico dat de leerling angstig wordt in het verkeer of dat de leerling een gevoel krijgt dat hij steeds faalt. Als je de leerling te veel begeleid rem je de ontwikkeling van de leerling af. Je steelt door jou goedbedoelde hulp als het ware leermomenten van de leerling. Als je te vaak de leerling te veelhelpt loop je het risico dat de leerling minder zelfstandig wordt. Ook kan de leerling zich niet serieus genomen voelen en loop je het risico dat de motivatie van de leerling daalt. 12 De beheersingsniveaus Cognitieve beheersingsniveau In het cognitieve beheersingsniveau kent een leerling de leerstof. Indien hij de handeling wilt uitvoeren moet hij echter nog heel goed nadenken welke handelingen hij allemaal moet doen. In het cognitieve beheersingsniveau maakt de leerling als het ware kennis met het nieuwe onderdeel Associatieve beheersingsniveau (regelniveau) In het associatieve beheersingsniveau kan de leerling de handeling uitvoeren volgens een vaste set van regels. Dit is de reden dat deze fase regelniveau genoemd wordt. In deze fase is de handeling nog geen automatisme en wordt een deel van de hersencapaciteit gebruikt om te bedenken wat je moet gaan doen. Dit niveau wordt ook wel het regelniveau of het Half geautomatiseerde niveau genoemd. Geautomatiseerde beheersingsniveau: In het geautomatiseerde beheersingsniveau kan een leerling de handeling volledig automatisch uitvoeren. Hij doet de handeling zonder dat hij erbij na hoeft te denken. In het verkeer wordt door een ervaren chauffeur eigenlijk alleen maar de voertuigbediening geautomatiseerd uitgevoerd. 13 In het onderstaande schema zie je in 1 oogopslag wat per stap van de leerling en de instructeur verwacht wordt. Stap 1 Huiswerk Zelfwerkzaamheid Motivatiefase Cognitieve beheersingsniveau Stap 2 Demonstratie De instructeur Demonstratiefase Cognitieve doet voor beheersingsniveau Stap 3 DMMM De instructeur Mentorfase Cognitieve neemt de leerling beheersingsniveau aan de hand Stap 4 DOA De instructeur Mentorfase Half automatisch geeft alle beheersingsniveau aanwijzingen aan de leerling Associatieve beheersingsniveau Regelniveau Stap 5 DOMA De instructeur Mentorfase Half automatisch laat aanwijzingen beheersingsniveau weg; De leerling moet dit zelf Associatieve invullen beheersingsniveau Regelniveau Stap 6 DZA De leerling doet Mentorfase Half automatisch de handeling beheersingsniveau zelfstandig en vertelt hardop Associatieve wat hij doet beheersingsniveau De instructeur Regelniveau geeft geen aanwijzingen Stap 7 Iets gewijzigde De leerling Corrector fase Geautomatiseerde situaties handelt beheersingsniveau zelfstandig De instructeur geeft geen aanwijzingen maar corrigeert indien nodig Stap 8 Moeilijke De leerling Corrector Fase Geautomatiseerde situaties handelt beheersingsniveau zelfstandig De instructeur geeft geen aanwijzingen maar corrigeert indien nodig 14 De Leerling types Intra- en inter-individuele verschillen: Elke leerling is verschillend, dit wordt ook wel inter individuele leerling verschillengenoemd. De luxe van een rijinstructeur ten opzichte van andere docenten is dat rijinstructeurs in de meeste gevallen 1 op 1 werken met hun kandidaten. Dit zorgt ervoor dat een rijinstructeur als geen ander kan inspelen op al deze verschillende leerling types. Grofweg kun je inter-individuele leerling verdelen in auditief ingestelde leerlingen, visueel ingestelde leerlingen en motorisch ingestelde leerlingen. Indien je weet met welk leerling-type je te maken hebt kun je de les hierop aanpassen. Aan te raden is echter dat je probeert zoveel mogelijk zintuigen van de leerling te stimuleren. Bij voorkeur dus een combinatie van visueel, auditief en motorisch. Dan weet je altijd zeker dat de voorkeurmethode van de leerling erbij zit. Om het rijles geven nog wat ingewikkelder te maken heb je ook nog te maken met intra individuele verschillen. Dit zijn verschillen binnen een leerling. Een leerling kan de ene les top presteren, maar een les later bijvoorbeeld erg moe zijn, waardoor zijn prestaties erg achter blijven bij de verwachting. Naast vermoeidheid kunnen ook emoties, houding en motivatie van een leerling per dag verschillen. Leerling types: Faalangst leerling Faalangst is de angst die mensen ervaren om niet aan bepaalde verwachtingen te voldoen. Deze verwachtingen kunnen voortkomen uit verwachtingen van de leerling zelf of van verwachtingen van zijn omgeving. Bij rijscholen komt faalangst het meest voor tijdens of vlak voor het CBR examen. De angst om het examen niet te halen is op zich een reële angst. Landelijk gezien slaagt immers slechts 50% van alle leerlingen de eerste keer voor zijn rijexamen. Faalangst kan echter ook voorkomen tijdens de rijopleiding, met name bij de eerste rijlessen of bij door de rijinstructeur afgenomen toetsen. Positieve faalangst: Faalangst kun je verdelen in positieve en negatieve faalangst. Bij positieve faalangst komen 2 vormen voor. Bij een deel van de mensen met positieve faalangst zorgt de stress en de spanning ervoor dat ze boven zichzelf uitstijgen. Deze leerlingen hebben de spanning en de stress nodig om op een hoger niveau te presteren. Een ander type positieve faalangst leerling is de leerling die vooral last heeft van faalangst voorafgaand aan het examen. Deze leerling is bang om te falen en bereid zich daarom overdreven goed voor op zijn examen. Het resultaat is dat deze leerling, weliswaar overdreven veel voorbereidingstijd heeft genomen, maar wel een zeer goed resultaat behaald op examen. Negatieve faalangst: Hoewel positieve faalangst best vervelend kan zijn is negatieve faalangst een veel groter probleem. Bij negatieve faalangst heeft de faalangst een desorganiserend karakter op de prestatie van de leerling. De stress die optreedt door de negatieve faalangst zorgt ervoor dat de leerling niet tot normale prestaties kan komen. Negatieve faalangst kan dusdanig heftig zijn dat een leerling zelfs een handeling die hij allang beheerst niet meer normaal kan uitvoeren. Een rijinstructeur kan faalangst leerlingen helpen door met een duidelijke structuur te werken. Op deze manier weet een faalangst leerling exact waar hij aan toe is. Belangrijk bij een faalangst leerling 15 is dat je de doelstelling niet te hoog legt. Werk met kleine stapjes, zodat een faalangst leerling gedurende de opleiding veel succeservaringen ervaart. Uiteraard is het faalangstleerlingen van belang om hem regelmatig te bemoedigen. Gemeende complimentjes kunnen voor niemand kwaad en zeker niet voor faalangst leerlingen. Motivatie en leerlingen: Hoewel de meeste leerlingen het leuk vinden om een rijbewijs te halen en met veel plezier naar de rijlessen komen, geldt dit helaas niet voor iedereen. Motivatie kun je verdelen in intrinsiek gemotiveerde leerlingen extrinsiek gemotiveerde leerlingen. Intrinsiek gemotiveerde leerlingen zijn gemotiveerd van binnenuit. Zij willen graag hun rijbewijs halen en willen vanuit zichzelf graag veilig leren autorijden. Extrinsiek gemotiveerde leerlingen zijn gemotiveerd van buitenaf. Zij moeten bijvoorbeeld van hun ouders of van hun werkgever het rijbewijs halen. Het zal duidelijk zijn dat intrinsiek gemotiveerde leerlingen vaak meer gemotiveerd zijn dan extrinsiek gemotiveerde kandidaten. Nerveuze leerling De nerveuze leerling is een type kandidaat die zeer zenuwachtig is tijdens een rijles. Bij dit type leerling heb je een grote kans dat er ook een faalangst problematiek speelt, maar dit hoeft zeker altijd zo te zijn. Het gevaar bij nerveuze leerlingen is dat zij soms snel en ondoordacht handelen in bepaalde situaties. Een nerveuze leerling kan van iets onbenulligs erg schrikken, waardoor gevaarlijke verkeerssituaties kunnen ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan onnodig hard remmen of plotseling het stuur omgooien. Voor de veiligheid, maar ook om het leereffect van een nerveuze leerling te vergroten is het van groot belang om deze leerling op zijn gemak te stellen. Je kunt deze leerlingen pas echt wat leren als de zenuwen een beetje gezakt zijn. Stel de leer doelen bij een nerveuze leerling dus niet al te hoog. Angstige leerling Deze leerling is bang in het verkeer. Dit kan te maken hebben met faalangst, maar het kan ook een vorm van rijangst zijn. Sommige leerlingen zijn zich erg bewust van hun verantwoordelijkheid in het verkeer en zijn bang dat door hun fout een verkeersongeval ontstaat, waardoor schade of letsel optreedt. Bij sommige leerlingen komt deze angst voort uit vervelende ervaringen uit het verleden, zoals verkeersongevallen, waarbij ze betrokken zijn geweest. Als rijinstructeur is het van belang om deze leerlingen zoveel mogelijk op hun gemak te stellen en begrip te tonen voor hun situatie. Probeer voor jezelf duidelijk te krijgen waar de angst vandaan komt, waardoor je er gemakkelijker op in kunt spelen. Reageer in ieder geval rustig op deze leerlingen. Besef dat het behalen van inhoudelijke doelstellingen moeilijk is voor deze leerlingen, zolang ze kampen met de angsten. Nonchalante leerling De nonchalante leerling is een type leerling die erg slordig is in het uitvoeren van hun taak. Zij kijken bijvoorbeeld heel slordig in hun spiegels of houden zich amper aan hun maximumsnelheid. Het kan zijn dat een nonchalante leerling zich verdeelt, doordat de leerdoelen van de rijinstructeur te laag zijn gesteld. De leerling haalt dan veel te gemakkelijk zijn leerdoel, waardoor hij slordig wordt. Indien dit het geval is zal de rijinstructeur zijn leerdoelen dus moeten aanpassen. Bij dit type leerling moet je als rijinstructeur streng zijn en eisen dat hij zijn taken goed uitvoert. Trage leerling Een trage leerling is zoals de naam al zegt erg traag in het uitvoeren van zijn handelingen. Bij dit type 16 kandidaat heb je mensen die motorisch traag zijn maar ook mensen die mentaal traag zijn. Bij motorisch trage mensen verlopen de bewegingen heel erg traag en loom. Bij mentaal trage mensen verlopen met name de denkprocessen erg traag. Deze leerlingen hebben veel tijd nodig om in hun hersenen bepaalde prikkels te verwerken. Voor de rijinstructeur is het van belang om deze leerlingen voldoende tijd om de lesstof te verwerken Onhandige leerling De onhandige leerling is een leerling die moeite heeft met zijn motoriek. Deze leerling heeft vooral moeite met de voertuigbediening. Geef deze leerling dus ruim de tijd om de bediening onder controle te krijgen. Haastige leerling Deze leerling is van het onrustige type. Ze willen het allerliefst hun handelingen zo snel mogelijk uitvoeren. Ze zijn vaak erg onrustig en ongeduldig. Tijdens het autorijden kijken zij bijvoorbeeld vaak slordig in hun spiegels, hebben ze moeite met op hun beurt wachten ook als ze geen voorrang hebben of rijden ze vaak te hard. Het zal duidelijk zijn dat het de taak van de rijinstructeur is om dit type af te remmen en hem op zijn verantwoordelijkheden te wijzen. Prikkelbare leerling Een prikkelbare leerling is een leerling die snel boos of geïrriteerd raakt. Ze raken snel uit hun evenwicht en kunnen soms agressief reageren op anderen. Tevens geven zij snel de schuld van hun eigen fouten aan anderen. Het zal duidelijk zijn dat dit soort gedrag niet bijdraagt aan de verkeersveiligheid. Voor een rijinstructeur is het dan ook een taak om deze leerlingen te kalmeren en te wijzen op hun verantwoordelijkheden. Introverte leerling De introverte leerling is ene leerling die erg in zichzelf is gekeerd. Ze hebben moeite om zich te uiten en praten over het algemeen weinig. Dit wil overigens niet zeggen dat deze leerlingen minder gemotiveerd zijn. Als rijinstructeur is het van belang om dit type leerling toch voldoende aandacht te geven ondanks dat zij weinig reactie teruggeven. Een handig hulpmiddel om deze leerlingen te laten reageren is het stellen van open vragen. Extraverte leerling Dit type leerling zijn vaak erg gezellige praters in de rijles. Het gevaar bij extraverte leerlingen is echter dat het zo gezellig wordt in de lesauto dat de leerprestaties achteruitgaan. Voor de rijinstructeur is het van groot belang dat hij de grens tussen gezelligheid en leerprestaties goed bewaakt. Indien nodig zal hij de extraverte leerling moeten afremmen. De intake of intest Bij een intest kun je door middel van gericht vragen te stellen en te toetsen erachter komen met welk soort leerling je te maken hebt. De intest is voor veel leerlingen de eerste kennismaking met de rijschool. Het is dus van belang om de leerling en eventueel zijn ouders goed op de hoogte te stellen van de gang van zaken bij de rijschool. Kortom wat kan een leerling die met de rijopleiding begint verwachten. Een goede intest zorgt voor meer begrip tussen de rijinstructeur, de leerling en zijn ouders. Sommige rijscholen gebruiken de intest om aan te geven hoeveel rijlessen een leerling nodig heeft. In de praktijk blijkt dit een enorm lastige klus. Het is immers bijna ondoenlijk om bij les 1 al aan te geven hoelang een rijopleiding exact gaat duren. 17 Het WRM Lesplan De inleiding van de praktijkles Begroeting Begroet de leerling Vraag of de leerling er zin in heeft en laat ook jouw enthousiasme blijken en maak een gezellig praatje over alledaagse zaken Samenvatting cursus Pak de instructiekaart erbij en bekijk die samen met de leerling. Vorige les hebben we ……….behandeld. Ik zie dat je de vorige les met stap ….. hebt afgesloten. Heb je nog vragen tot zover? Naar oefengebied Je gaat zo rijden en dan controleer ik alles wat we behandeld hebben en zal ik je begeleiden bij alles wat je nog niet hebt geleerd. Als het kan mag je gaan. Begeleiden: Bij de onderdelen die de leerling nog niet beheerst volgens de instructiekaart moet je hem begeleiden. Hij heeft immers dit onderdeel nog niet geoefend. Je geeft de hoeveelheid begeleiding die de leerling volgens de instructiekaart nodig heeft. De leerling hoeft in sommige gevallen niet zelf mee te kijken. Zorg dat je de leerling tijdig waarschuwt voor gevaren. Corrigeren: Bij onderdelen die de leerling al dient te beheersen moet je de leerling niet vooraf begeleiden.Wel dien je eventuele fouten van de leerling te corrigeren. Verkeersinzicht Hierbij vertel je over zaken die je onderweg tegenkomt. Doe dit op een moment dat je geen andere instructies moet geven. Gebruik bij het verkeersinzicht voornamelijk het onderwijsleer gesprek. Op die manier zet je de leerling aan het denken en krijg je zelf een beeld van het verkeersinzicht van de kandidaat. Het geven van verkeersinzichtelijk instructie is aan te raden op momenten dat je weinig tijd hebt. Controle huiswerk Vorige les heb je een huiswerk opdracht gekregen, heb je daar wat aan gedaan? Heb je nog vragen over het huiswerk? Stel enkele controlevragen over de komende en de vorige lessen 18 Meting vorige les Geef een “bedoelingopdracht” en sluit af op de plaats waar de nieuwe les wordt gegeven. De praktische meting moet volgens vaste regels gebeuren. Tijdens de meting pas je jouw aanwijzingen aan op het niveau dat op de instructiekaart staat genoteerd. Productevaluatie Na de toets ga je indien nodig op een veilige plaats parkeren. Daarna pak je de tekening erbij en vraag je aan de leerling wat hij er zelf van vond. Bespreek hier door middel van een onderwijsleergesprek wat goed en fout gaat. Bespreek niet alleen de toets, maar ook zaken die je tijdens het rijden bent tegengekomen. Tenslotte vul je samen met de leerling de instructiekaart in. Doel van de les Vandaag gaan we de les............ behandelen De belangrijkste hoofdpunten hierbij zijn veiligheid, voertuigbeheersing, doorstroming en kijktechniek. Aan het einde van de les kun je deze oefening minimaal 1 keer vlot, verkeersveilig en zelfstandig uitvoeren op stap ………. Motivatie Praktijkvoorbeeld Veiligheid, zonder schade Vloeiend, verkeer observeren, geen hinder of gevaar veroorzaken. Onderwijsleergesprek Lesplan (Structuur werkwijze) We gaan deze les als volgt aanpakken: Ik geef een uitleg Ik doe de oefening een keer voor Jij gaat de oefening doen op mijn aanwijzingen waarbij ik het overige verkeer in de gaten houd. We gaan de oefening op mijn aanwijzingen doen waarbij jij ook moet kijken. Vervolgens geef ik minder aanwijzingen zodat je steeds zelfstandiger wordt. De laatste mentorfase geef ik geen aanwijzingen maar dan moet jij me vertellen wat je gaat doen. Tenslotte doen we nog een correctorfase, waarbij je de oefening geheel zelfstandig uitvoert Aan het einde van de les evalueren we de rijles. 19 De kern van de praktijkles - Uitleg Geef een duidelijke uitleg conform de rijprocedure. Beschrijf hoe concrete deelstappen uitgevoerd moeten worden en geef aan waar bij de uitvoering eventueel fouten kunnen ontstaan. Vervolgens dien je aan te geven wat de gevolgen van mogelijke fouten kunnen zijn. Je legt duidelijke verbanden tussen de nieuwe les en de reeds behandelde lessen. Deze verbanden maak je door gebruik te maken van de instructiekaart. Tenslotte geef je een beknopte samenvatting van de uitleg door de kritieke punten te benoemen. - Demonstratie Geef een duidelijke demonstratie conform de rijprocedure. Stop eventueel op de kritieke punten, zodat de leerling deze punten duidelijk kan zien. Vraag de leerling of hij nog een tweede demonstratie wil zien. Indien de demonstratie de eerste keer mislukt vertel je de leerling wat er fout ging en doe je de demonstratie nogmaals. DMMM Voer de handeling uit volgens de rijprocedure. Bij de lessen bijzondere verrichtingen of bediening hoeft de leerling in deze fase niet mee te kijken. VERTEL: Het is de bedoeling dat je alle handelingen die ik vertel uitvoert. Je hoeft hierbij het overige verkeer niet in de gaten te houden, dat doe ik voor je. Evalueer door middel van een onderwijsleergesprek - DOA Voer de handeling uit volgens de rijprocedure. Bij dit onderdeel dient de leerling wel mee te kijken. VERTEL: We gaan nu hetzelfde doen als net maar nu ga je ook mee kijken. Dus net wat meer handelingen. Evalueer door middel van een onderwijsleergesprek DOMA Voer de handeling nogmaals uit volgens de rijprocedure, maar geef minder aanwijzingen. VERTEL: We gaan de oefening nog een keertje doen maar nu krijg je van mij minder aanwijzingen. Het is de bedoeling dat, wanneer ik niets zeg, je de handelingen die gedaan moeten worden toch uitvoert. Evalueer door middel van een onderwijsleergesprek DZA (Hardop denk methode) Laat de leerling de handeling uitvoeren volgens de rijprocedure. Bij deze fase zegt de instructeur niks en moet de leerling hardop zeggen wat hij gaat doen (hardop denk methode). Bij voorkeur gebeurt deze fase op een moeilijkere plaats dan de voorgaande fases. VERTEL: Nu doen we het nog een keer zonder aanwijzingen. Dus helemaal zelfstandig. Wel wil ik dat je vertelt wat je gaat doen dus je moet hardop denken. Evalueer door middel van een onderwijsleergesprek Correctorfase Laat de leerling de handeling uitvoeren. Zowel de instructeur als de leerling hoeven in deze fase niks meer te zeggen. 20 De afsluiting van de praktijkles Samenvatting (Wat) We hebben vandaag de les ….. behandeld. Eerst hebben we de feitelijke beginsituatie bepaald. Vervolgens heb ik je uitgelegd wat we deze les gaan behandelen en waarom dat belangrijk is. Daarna heb ik je een uitleg gegeven en het een keer voorgedaan. Tenslotte hebben we de …. fases doorlopen, waarbij ik de moeilijkheidsgraad steeds meer heb opgebouwd. Heb je hier nog vragen over? Productevaluatie (Hoe) Hoe vond je het gaan vandaag Evalueer kort de hele les (dus niet enkel het nieuwe instructie onderdeel, maar ook bijvoorbeeld het sturen, gas geven en andere onderwerpen die aan bod zijn geweest) door middel van een onderwijsleergesprek. Vul de instructiekaart volledig in. Hierbij kun je de volgende codering gebruiken 1= uitleg 2 = Demo 3 = DMMM 4 = DOA 5 = DOMA 6= DZA 7= Gewijzigde situaties 8= Wisselende omstandigheden Procesevaluatie Open vragen + Doorvragen Waar heb je het meeste van geleerd van de uitleg, de demonstratie of het zelf oefenen? Heb je nog tips, waarmee ik de les voor jou nog leerzamer kan maken? Wat vond je van mijn tekening? Wat is het verschil met je vaste instructeur? Wat vind je van de opleiding tot nu toe? Onderwerp volgende les (instructiekaart) Volgende les gaan we................ behandelen. De belangrijkste punten hierbij zijn veiligheid, doorstroming, voertuigbeheersing en de kijktechniek Het is de bedoeling dat je dit aan het einde van de les minimaal beheerst op stap …… Motivatie Praktijkvoorbeeld Veiligheid, zonder schade Vloeiend, verkeer observeren, geen hinder of gevaar veroorzaken. Onderwijsleergesprek Huiswerkopdracht Bestudeer hoofdstuk 6 van het Risboekje en maak je debijbehorende vragen. Afsluiting - Bedankt voor je inzet en tot ziens 21

Use Quizgecko on...
Browser
Browser