Hoofdstuk 10: Consumptie en Aanbodschokken
44 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Wat gebeurt er met het evenwichtsinkomen wanneer de rentevoet daalt en bedrijven meer gaan investeren?

  • Het evenwichtsinkomen fluctueert zonder duidelijke trend.
  • Het evenwichtsinkomen neemt flink toe. (correct)
  • Het evenwichtsinkomen blijft constant.
  • Het evenwichtsinkomen daalt.
  • Wat beschrijft de investeringsmultiplicator?

  • De directe impact van rentevoet op investeringen.
  • De effectiviteit van overheidsuitgaven in de economie.
  • De verhouding tussen de verandering van het evenwichtsinkomen en de verandering van investeringen. (correct)
  • De relatie tussen belastingveranderingen en consumptie.
  • Hoe wordt de investeringsmultiplicator (k1) berekend?

  • k1 = ∆Ye / ∆C
  • k1 = ∆C / ∆Iea
  • k1 = ∆Iea / ∆Ye
  • k1 = ∆Ye / ∆Iea (correct)
  • Welke van de volgende uitspraken is waar over autonome consumptie?

    <p>Een toename in autonome consumptie beïnvloedt de aggregatieve vraag positief. (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat is het effect van een kleinere marginale spaarquote (MSQ) op de investeringsmultiplicator?

    <p>De investeringsmultiplicator neemt toe. (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat beschrijft het mechanisme van de accelerator in het accelerator-multiplicatormodel?

    <p>Het mechanisme verhoogt de gewenste uitgaven afhankelijk van de output. (B)</p> Signup and view all the answers

    Welke term beschrijft de autonome component van de consumptie in de consumptiefunctie?

    <p>C0 (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat gebeurt er met de aggregatieve vraag als de investeringen fluctueren volgens het investeringmultiplicatormodel?

    <p>De aggregatieve vraag fluctuaties worden versterkt. (D)</p> Signup and view all the answers

    Welke beperking heeft effect op de fluctuaties binnen het model?

    <p>Beperkingen in de beschikbare kapitaalvoorraad. (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat weerspiegelt de investeringsfunctie It in het gegeven model?

    <p>De veranderingen in de afzet die de investeringen beïnvloeden. (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de marginaal efficiëntie van investeringen (MEI)?

    <p>Verwachte rendement van een extra geïnvesteerde euro. (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat gebeurt er met investeringen wanneer de rentevoet lager is?

    <p>Er zal meer geïnvesteerd worden. (A)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de relatie tussen de afzet en investeringen op lange termijn?

    <p>Veranderingen in de afzet beïnvloeden investeringen. (B)</p> Signup and view all the answers

    Hoe wordt de omvang van de gewenste netto-investeringen berekend?

    <p>I = α∆Y. (D)</p> Signup and view all the answers

    Welke factor is bepalend voor de investeringen wanneer de output niet wijzigt?

    <p>Er zijn geen uitbreidingsinvesteringen nodig. (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat geeft een hogere outputtoename aan met betrekking tot investeringen?

    <p>Toenemende uitbreidingsinvesteringen. (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat is het effect van een vermindering in de outputtoename op het investeringsniveau?

    <p>Er is een daling in het investeringsniveau. (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat betekent het als de kapitaal-outputratio α groter is dan 1?

    <p>Er zijn meer investeringen nodig voor elke eenheid output. (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de formule voor de aggregatieve vraag?

    <p>Y = C + Iea (A)</p> Signup and view all the answers

    Wat gebeurt er als de aggregatieve vraag groter is dan het binnenlands product?

    <p>Er ontstaat een vraagoverschot. (C)</p> Signup and view all the answers

    Hoe wordt de spaarparadox beschreven in het macro-economisch evenwichtsmodel?

    <p>Een hogere spaarquote kan tijdelijk het nationaal inkomen verlagen. (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de relatie tussen consumptie en nationale inkomen volgens de consumptiefunctie?

    <p>Consumptie neemt toe met een stijging van het nationale inkomen. (C)</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende uitspraken is waar over het evenwichtsmodel?

    <p>De evenwichtsvoorwaarde is dat Y gelijk is aan de som van consumptie en investeringen. (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat vormt de basis van de 'gereduceerde vorm voor Y' in de evenwichtsvoorwaarde?

    <p>Y = C + S (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de grafische representatie van de aggregatieve vraag en het nationaal inkomen?

    <p>De '45°-lijn' toont de gelijke waarden van Y en Yv. (A)</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende uitspraken over marginale consumptiequote (MCQ) is juist?

    <p>Armere gezinnen hebben een hogere MCQ dan rijkere gezinnen. (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de impact van een stijging van de spaarquote op het lange termijn nationaal inkomen volgens de groeitheorie?

    <p>Het nationaal inkomen zal stijgen naar een permanent hoger niveau. (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is een belangrijk element bij het bepalen van de interne rendement?

    <p>De kostprijs van het kapitaalgoed. (A)</p> Signup and view all the answers

    Welke factor beïnvloedt de verwachte rendement van een investering?

    <p>Het inzicht van de ondernemer in de toekomstige opbrengsten. (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat wordt bedoeld met de wet van de afnemende meeropbrengsten?

    <p>Er is een negatief verband tussen de omvang van investeringen en het rendement. (D)</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende elementen is geen factor bij het bepalen van de rendement uit een investering?

    <p>De mate van concurrentie in de markt. (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is een voorbeeld van een project dat door afnemende meeropbrengsten kan worden gekenmerkt?

    <p>Een project dat 10 miljoen euro kost en 3% rendement oplevert. (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat is een gevolg van de verschillende marginale consumptiequote tussen inkomensklassen?

    <p>Ongelijkheid in consumptiegedrag. (A)</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende projecten heeft de laagste verwachte rendement?

    <p>Project 4 met 3% rendement. (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat gebeurt er met het evenwichtsinkomen als alle producenten tegelijkertijd geconfronteerd worden met dezelfde kostenverhoging?

    <p>Het evenwichtsinkomen daalt. (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat stelt de spaarfunctie voor in een economie?

    <p>De relatie tussen totale sparen en het inkomensniveau. (A)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de formule voor het berekenen van de gemiddelde spaarquote (GSQ)?

    <p>GSQ = S/Y (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat gebeurt er met de gemiddelde spaarquote (GSQ) naarmate het inkomen stijgt?

    <p>De GSQ neemt toe. (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de relatie tussen de gemarginaliseerde consumptiequote (MCQ) en de gemiddelde consumptiequote (GCQ) volgens de formules?

    <p>MCQ + MSQ = 1. (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is een invloedrijke factor op de autonome consumptie?

    <p>De leeftijdsopbouw van de bevolking. (A)</p> Signup and view all the answers

    Wat zijn de gevolgen van hoge interestvoeten voor consumptie?

    <p>Minder consumptie en meer sparen. (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat betekent het als de marginale spaarquote (MSQ) constant is?

    <p>De verhouding die aan sparen wordt besteed blijft onveranderd ongeacht het inkomen. (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de formule voor de spaarfunctie?

    <p>S = Y - C0 - cY (A)</p> Signup and view all the answers

    Welk aspect kan de consumptie op korte termijn het meest beïnvloeden?

    <p>Wijzigingen in economische verwachtingen. (B)</p> Signup and view all the answers

    Flashcards

    Verwacht rendement

    De waarde die de extra netto opbrengsten van een investering vertegenwoordigt in de toekomst.

    Intern rendement

    De rentevoet die de actuele waarde van toekomstige opbrengsten gelijk maakt aan de kostprijs van een kapitaalgoed.

    Factoren die het rendement beïnvloeden

    De kostprijs van het kapitaalgoed, het inzicht van de ondernemer in toekomstige opbrengsten en de periode waarin de opbrengsten worden verspreid.

    Wet van de afnemende meeropbrengsten

    Het concept dat de extra opbrengsten van een investering steeds kleiner worden naarmate de omvang van de investering toeneemt.

    Signup and view all the flashcards

    Netto opbrengsten

    De winst die een ondernemer verwacht te behalen met een investering.

    Signup and view all the flashcards

    Kostprijs van het kapitaalgoed

    Het bedrag dat nodig is om een kapitaalgoed aan te schaffen.

    Signup and view all the flashcards

    Periode van de toekomstige opbrengsten

    De periode waarin de toekomstige opbrengsten van een investering worden verspreid.

    Signup and view all the flashcards

    Inzicht in toekomstige opbrengsten

    Het vermogen van een ondernemer om de toekomstige opbrengsten van een investering te schatten.

    Signup and view all the flashcards

    Marginale Efficiëntie van Investeringen (MEI)

    De verwachte rentabiliteit (rendement) van een extra geïnvesteerde euro.

    Signup and view all the flashcards

    b (gevoeligheid investeringen voor rente)

    De gevoeligheid van de geplande investeringen voor veranderingen in de rentevoet.

    Signup and view all the flashcards

    Kapitaal-outputratio (α)

    De verhouding tussen de kapitaalvoorraad en het nationaal inkomen. Het geeft aan hoeveel kapitaal er nodig is om een bepaalde hoeveelheid output te produceren.

    Signup and view all the flashcards

    Vervangingsinvesteringen

    De investeringen die nodig zijn om de kapitaalvoorraad op peil te houden door slijtage en veroudering te compenseren.

    Signup and view all the flashcards

    Uitbreidingsinvesteringen

    De investeringen die nodig zijn om de capaciteit van de economie te vergroten (meer produceren).

    Signup and view all the flashcards

    Accelerator model

    Het verband tussen investeringen en de verandering in de output. Een toename in output leidt tot een toename in investeringen, en vice versa.

    Signup and view all the flashcards

    Bruto-investeringen

    De som van de gewenste netto-investeringen (uitbreidingsinvesteringen) en depreciatie.

    Signup and view all the flashcards

    Autonome investeringen (I0)

    De investering die plaatsvindt zonder rekening te houden met rentevoet, afzet, etc. Het wordt gezien als een constante waarde.

    Signup and view all the flashcards

    Macro-economisch evenwicht

    Het punt waarop de totale vraag (aggregatieve vraag, Yv) gelijk is aan het nationaal inkomen (Y). Met andere woorden, het punt waar het aanbod en de vraag naar goederen en diensten in evenwicht zijn.

    Signup and view all the flashcards

    Aggregatieve vraag (Yv)

    De aggregatieve vraag is de totale vraag naar goederen en diensten in een economie.

    Signup and view all the flashcards

    Sparen (S)

    Het deel van het inkomen dat niet wordt uitgegeven aan consumptie.

    Signup and view all the flashcards

    Gewenste investeringen (Iea)

    De geplande, gewenste uitgaven aan investeringen in kapitaalgoederen, zoals machines, gebouwen en voorraden.

    Signup and view all the flashcards

    Grafische voorstelling macro-economisch evenwicht

    De grafische voorstelling van het macro-economisch evenwicht waarbij het nationaal inkomen (Y) op de horizontale as en de aggregatieve vraag (Yv) op de verticale as worden geplot.

    Signup and view all the flashcards

    Spaarparadox

    De spaarparadox stelt dat een toename van de spaarquote op korte termijn tot een daling van het nationaal inkomen leidt, terwijl op lange termijn een hogere spaarquote een hoger nationaal inkomen stimuleert.

    Signup and view all the flashcards

    Algemene prijswijziging

    De algemene prijswijziging wanneer alle producenten tegelijkertijd met dezelfde kostenverhoging worden geconfronteerd, resulterend in een verschuiving van de aggregatieve aanbodcurve (AA) naar boven.

    Signup and view all the flashcards

    Lager evenwichtsinkomen

    Een verlaging van het evenwichtsinkomen wanneer de algemene prijzen stijgen.

    Signup and view all the flashcards

    Consumptie > Inkomen

    De situatie wanneer consumenten meer consumeren dan hun inkomen, wat resulteert in een grotere consumptie dan inkomen (GCQ > 1).

    Signup and view all the flashcards

    Consumptie = Inkomen

    De situatie wanneer consumenten precies hun inkomen consumeren, wat resulteert in een gelijkheid tussen consumptie en inkomen (GCQ = 1).

    Signup and view all the flashcards

    Consumptie < Inkomen

    De situatie wanneer consumenten minder consumeren dan hun inkomen, wat resulteert in een lagere consumptie dan inkomen (GCQ < 1).

    Signup and view all the flashcards

    Spaarfunctie

    De spaarfunctie legt de relatie uit tussen het totale sparen (S) in een ​​economie in een bepaalde periode en het inkomensniveau van die periode.

    Signup and view all the flashcards

    Totaal sparen (S)

    Het totale sparen in een economie in een bepaalde periode.

    Signup and view all the flashcards

    Gemiddelde spaarquote (GSQ)

    De verhouding tussen sparen en inkomen.

    Signup and view all the flashcards

    Marginale spaarquote (MSQ)

    Een constante waarde die aangeeft hoeveel een extra euro inkomen wordt gespaard.

    Signup and view all the flashcards

    Andere determinanten van consumptie en sparen

    De impact van vermogen, interestvoet, kredietbeschikbaarheid, consumentenverwachtingen en demografische factoren op consumptie en sparen.

    Signup and view all the flashcards

    Gewenste investeringen

    De hoeveelheid investeringen die bedrijven willen doen op een bepaald moment.

    Signup and view all the flashcards

    Accelerator-multiplicatormodel

    Een model dat laat zien hoe fluctuaties in gewenste investeringen een versterkend effect hebben op de totale vraag. Dit effect ontstaat doordat een stijging in output leidt tot een hogere vraag naar consumptiegoederen en dus ook tot meer investeringen.

    Signup and view all the flashcards

    Accelerator

    Een mechanisme dat beschrijft hoe investeringen worden beïnvloed door veranderingen in de aggregatieve vraag.

    Signup and view all the flashcards

    I0

    Een component van de investeringsfunctie die de autonome investeringen voorstelt, oftewel investeringen die niet afhankelijk zijn van de aggregatieve vraag.

    Signup and view all the flashcards

    Marginale consumptiequote (MCQ)

    De verhouding tussen de toename van de consumptie en de toename van het nationaal inkomen.

    Signup and view all the flashcards

    Investeringsmultiplicator

    De investeringsmultiplicator (k1) is de verhouding tussen de verandering in het evenwichtsniveau van het nationaal inkomen (∆Ye) en de verandering in de gewenste investeringen (∆Iea) die deze verandering veroorzaakt. Met andere woorden, het geeft aan hoeveel het nationaal inkomen toeneemt als gevolg van een toename in de investeringen.

    Signup and view all the flashcards

    Investeringsmultiplicator en MSQ

    De investeringsmultiplicator is gelijk aan de inverse van de marginale spaarquote (MSQ). Hoe lager de MSQ, hoe groter de investeringsmultiplicator, omdat een kleiner deel van elk extra inkomen wordt gespaard en een groter deel wordt uitgegeven, wat leidt tot een grotere toename in het nationaal inkomen.

    Signup and view all the flashcards

    Multiplicatormechanisme

    Een toename in investeringen met een bepaald bedrag leidt tot een veel grotere toename in het evenwichtsinkomen. Dit komt doordat de extra bestedingen van de investeerders, ook tot extra bestedingen leiden bij anderen in de economie, wat een kettingreactie van bestedingen in gang zet.

    Signup and view all the flashcards

    Formule voor investeringsmultiplicator

    De formule voor de investeringsmultiplicator is k1 = 1/(1-c), waarbij 'c' de marginale consumptiequote is. Dit betekent dat de investeringsmultiplicator gelijk is aan de inverse van de marginale spaarquote.

    Signup and view all the flashcards

    Autonome Consumptie en Multiplicator

    Een wijziging in de autonome consumptie, zoals een toename in consumentenvertrouwen, kan leiden tot een meervoudige wijziging in de geaggregeerde vraag en het evenwichtsniveau van het nationaal inkomen. Dit is omdat een toename in autonome consumptie leidt tot extra bestedingen, die weer tot extra inkomsten leiden, wat tot nog meer bestedingen leidt enzovoort.

    Signup and view all the flashcards

    Study Notes

    Negatieve en positieve aanbodschokken

    • Een negatieve aanbodschok leidt tot een permanente daling van het potentiële inkomen en een permanente stijging van het algemene prijsniveau.
    • Een positieve aanbodschok leidt tot een permanente daling van het algemene prijsniveau en een permanente toename van het natuurlijke outputniveau.

    Hoofdstuk 10: Consumptie, investeringen en de aggregatieve vraag

    1. Inleiding

    • Investeringen "ex ante" zijn gewenste investeringen aan het begin van de planningsperiode.
    • Investeringen "ex post" zijn de feitelijke gerealiseerde investeringen aan het einde van de planningsperiode.
    • Ongewenste, maar gerealiseerde voorraadinvesteringen zijn verschillen tussen gewenste en gerealiseerde voorraadinvesteringen.
    • In een gesloten economie zonder overheid: Y = C + I (Yv is de gevraagde output)

    2. De consumptiefunctie en de spaarfunctie

    2.1 De consumptiefunctie

    • Consumptie is positief gerelateerd aan het inkomen.
    • Alleen een deel van het extra inkomen wordt geconsumeerd, het overige deel wordt gespaard.
    • De consumptiefunctie beschrijft de relatie tussen consumptie en inkomen en is lineair.
    • C = Co + cY (0 < c < 1)
      • Co: autonome consumptie (onafhankelijk van het inkomen)
      • c: marginale consumptiequote (meet welk percentage van een toename in het inkomen wordt geconsumeerd)
    • Gemiddelde consumptiequote (GCQ): geeft aan welk percentage van het inkomen wordt geconsumeerd.
    • Marginale consumptiequote (MCQ): meet welk percentage van een toename in het inkomen wordt geconsumeerd.
    • De GCQ neemt af naarmate het inkomen toeneemt.
    • De MCQ is constant.

    2.2 De spaarfunctie

    • Spaarfunctie: toont het sparen (S) in de economie als funtie van het inkomen.
    • S = Y-C
    • S = -Co + (1 - c)Y
    • S = -Co + sY
    • s = (1-c): de marginale spaarquote.

    3. De investeringsfunctie

    3.1 De rol van de rentevoet

    • De verwachte opbrengsten (niet zeker) van een investering bepalen de aantrekkelijkheid voor een ondernemer.
    • Rentevoet is een belangrijke factor die investeringsplannen beïnvloedt (hogere rentevoeten, minder investeringen).

    3.2 De rol van de afzet

    • Op lange termijn is de productie (of afzet) een belangrijke factor voor het investeringsniveau.
    • Accelerator: investeringen worden voornamelijk bepaald door veranderingen in de afzet.
    • Kapitaal-outputratio (K/Y): Verhouding tussen kapitaalvoorraad en nationaal product. (1)I = αΔY (legt vast verband tussen gewenste netto-investeringen + verandering in output)
    • (2) le = Io + αΔY

    4. Macro-economisch evenwicht

    4.1 Algebraïsch

    • Y = Yv (evenwicht als vraag naar goederen en diensten gelijk is aan productiecapaciteit.)
    • Y = C + Io
    • Co + Io/(1-c)

    4.2 Grafisch

    • Grafische weergave van macro-economisch evenwicht (vraag=productie)

    5. De investeringsmultiplicator

    • Een verandering in de geplande investeringen heeft een veel grotere invloed op het nationale inkomen dan de directe investering. De multiplicator toont deze grotere impact.

    6. Instabiliteit in de aggregatieve vraag: het accelerator-multiplicatormodel

    • De accelerator suggereert dat investeringen gevoelig zijn voor veranderingen in de output (in het bijzonder de veranderingen daarvan).
    • De multiplicator versterkt de effecten van de accelerator, waardoor schommelingen in de output kunnen worden versterkt.

    Studying That Suits You

    Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

    Quiz Team

    Related Documents

    H11 Quiz PDF

    Description

    Ontdek de impact van positieve en negatieve aanbodschokken op de economie in dit quiz over hoofdstuk 10. Leer over investeringen, de consumptiefunctie en hun relatie met het algemene prijsniveau. Dit hoofdstuk biedt belangrijke inzichten in hoe deze factoren ons inkomen en de economische groei beïnvloeden.

    More Like This

    Stocks and Supply
    4 questions

    Stocks and Supply

    YoungForesight avatar
    YoungForesight
    culture éco thème 3 partie 2
    43 questions
    Economics: Feasibility and Supply Shock
    8 questions

    Economics: Feasibility and Supply Shock

    EngrossingBaritoneSaxophone2011 avatar
    EngrossingBaritoneSaxophone2011
    Use Quizgecko on...
    Browser
    Browser