Heupgewricht Beweeglijkheid en Functies

Bewegingsmogelijkheden van de dij in het heupgewricht

• De dij kan bewegen rond drie assen door het caput femoris:
  • Anteflexie en retroflexie rond de laterolaterale as
  • Abductie en adductie rond de anteroposterieure as
  • Endo- en exorotatie rond de longitudinale as
• Circumductie is samengesteld uit componenten van deze drie bewegingen
• Het bekken moet gefixeerd worden om de beweeglijkheid van het heupgewricht te beoordelen
• Ligamenten zoals zona orbicularis worden strakker bij bewegingen die spanning op de ligamenten leggen. Dit drukt de kop stevig in de kom.
• Retroflexie (achterover buigen) van de dij wordt geremd door ligamenten, met name het onderste gedeelte van het iliofemorale ligament en het ischiofemorale ligament. De maximale retroflexie uit de hangende stand bedraagt gemiddeld ± 13°.
• Anteflexie (voorover buigen) wordt geremd door dijspieren, met name als de knie gestrekt is. Vooroverbuigen met gestrekte knie is moeilijker. Met een gebogen knie kan de dij tot tegen de buikwand worden gevouwen.
• Stabiliseerende ligamenten:
  • Het bovenste deel (pars superior) van het iliofemorale ligament remt endo- en exorotatie en adductie.
  • Het onderste deel (pars inferior) van het iliofemorale ligament remt exorotatie.
  • Het pubofemorale ligament remt abductie en exorotatie.
  • Het ischiofemorale ligament remt endorotatie.
• De bewegingen zijn vaak complex en niet puur analytisch, als gevolg van meerdere factoren.
• Bewegingsuitslagen in het transversale vlak zijn vrij groot wanneer het been horizontaal is geheven, dit komt door de schroefvorm van het kapsel.
• Anteflexie zorgt voor ontspanning van het kapsel.
• Geschatte bewegingsuitslagen in het heupgewricht:
  • Anteflexie: 120°; Retroflexie: ± 13°
  • Abductie: 40°; Adductie: ± 20°
  • Exorotatie: 13°; Endorotatie: ± 36°
• De werkelijke bewegingen zijn vaak groter dan de geschatte waarden, door bewegingen van de lendenwervels.

Bewegingsmogelijkheden van het bekken

• Het bekken beweegt om de spina iliaca anterior superior.
• Anteversie (voorwaarts kantelen) zorgt voor toename van de lendenlordose.
• Retroversie (achterwaarts kantelen) zorgt voor afname van de lendenlordose.
• Lateroflexie (zijwaarts kantelen) betekent dat één kant van het bekken daalt, terwijl de andere kant craniaal gaat.
• Deze bewegingen gaan vaak gepaard met lateroflexie van de wervelkolom. Rotatie is ook mogelijk, maar in mindere mate.

Dit quiz gaat over de bewegingsmogelijkheden van de dij in het heupgewricht. Je leert over de verschillende assen van beweging zoals anteflexie, retroflexie, abductie en adductie. Ontdek verder de rol van ligamenten en spieren in het bewegen van het heupgewricht.