Groepsvorming en Sociale Bindingen
46 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Wat zijn affectieve bindingen?

  • Bindingen die ontstaan door kennisverlening
  • Bindingen die voortkomen uit economische afhankelijkheid
  • Bindingen die betrekking hebben op politieke samenwerking
  • Bindingen gebaseerd op emotionele relaties (correct)

Welk type binding heeft betrekking op werk en goederen?

  • Cognitieve bindingen
  • Affectieve bindingen
  • Politieke bindingen
  • Economische bindingen (correct)

Wat gebeurt er in de oriëntatiefase van groepsvorming?

  • Er ontstaat een samenwerking
  • De groepssamenwerking wordt geïnstutionaliseerd
  • Er is veel onzekerheid (correct)
  • Verschillen in opvattingen worden belicht

Welke fase in groepsvorming volgt DIRECT na de conflictfase?

<p>Integratiefase (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het verschil tussen ingroup en outgroup?

<p>Ingroup bestaat uit mensen met een gemeenschappelijke identiteit, outgroup niet. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is informele sociale controle?

<p>Groepsleden wijzen elkaar op waarden en normen (A)</p> Signup and view all the answers

Wat bepaalt de kenmerken van een groep bij groepsvorming?

<p>De gedeelde waarden, interesses en belangen (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is de laatste fase in de groepsvorming?

<p>Ordefase (B)</p> Signup and view all the answers

Wat zijn stereotypen en vooroordelen?

<p>Cultureel aangeleerde beelden en generalisaties over groepen. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende groepen is een voorbeeld van een informele groep?

<p>Een vriendengroep die regelmatig elkaar ontmoet. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat kenmerkt een primaire groep?

<p>De leden hebben persoonlijke en emotionele banden. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke situatie kan leiden tot het einde van groepsbinding?

<p>Wanneer mensen er niet meer bij willen horen. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een duidelijk kenmerk van formele groepen?

<p>Er is sprake van een vastgelegde structuur met hiërarchie. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is het kernconcept van groepsvorming?

<p>De ontwikkeling van sociale relaties tussen individuen in een groep. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat betekent insluiting in de context van groepsbinding?

<p>Het proces waarbij een individu zich bij een groep aansluit. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft de dimensie 'grote versus kleine machtsafstand' het beste?

<p>De mate waarin hiërarchie geaccepteerd wordt. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat betekent het als een cultuur als collectivistisch wordt beschouwd?

<p>De groep staat boven het individuele belang. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende dimensies is NIET een onderdeel van Hofstede's model?

<p>Zwakke versus sterke participatie (D)</p> Signup and view all the answers

Wat geeft de dimensie van 'lange- versus korte termijngerichtheid' aan?

<p>De waarde die gehecht wordt aan traditie versus verandering. (A)</p> Signup and view all the answers

Op welk niveau wordt cultuur gekarakteriseerd door gezinnen en families?

<p>Microniveau (B)</p> Signup and view all the answers

In welke cultuur is er doorgaans een grote machtsafstand te verwachten?

<p>Rusland (A)</p> Signup and view all the answers

Wat betekent het dat een cultuur 'masculien' is?

<p>Geslachten hebben sterk gescheiden rollen. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende landen wordt als individualistisch beschouwd?

<p>Verenigde Staten (D)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft de dimensies van Hofstede het best?

<p>De dimensies helpen bij het analyseren van samenlevingen gebaseerd op culturele kenmerken. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat kan een hoge score op de cultuurdimensies aangeven?

<p>Er is een sterke neiging tot hiërarchie en macht. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke uitspraak betreft de relativiteit van culturen?

<p>Normen en waarden zijn afhankelijk van de context en referentiekaders. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een voorbeeld van institutionalisering?

<p>Het vastleggen van het kostwinnersgezin als maatschappelijk ideaal. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke stelling past het beste bij globalisering?

<p>Globalisering kan zowel binding als ontbinding met zich meebrengen. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft hyperglobalisten het beste?

<p>Zij beschouwen globalisering als een kans voor mondiale samenwerking. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een nadeel van institutionalisering?

<p>Het leidt tot handelen vanuit regels in plaats van vanuit menselijkheid. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt van mannen verwacht in een masculiene cultuur?

<p>Buitenshuis presteren en ambitieus zijn (B)</p> Signup and view all the answers

Hoe wordt onzekerheid gezien in een cultuur met sterke onzekerheidsvermijding?

<p>Als iets dat duidelijk en strak gereguleerd moet worden (D)</p> Signup and view all the answers

Welke waarde wordt hooggehouden in een kortetermijngerichte cultuur?

<p>Respect voor traditie en sociale verplichtingen (D)</p> Signup and view all the answers

Wat betekent hedonisme in een cultuur?

<p>Veel ruimte voor plezier en genieten van het leven (D)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende kenmerken zijn typisch voor een feminiene cultuur?

<p>Ruimte voor seksuele diversiteit en gelijkwaardigheid (A)</p> Signup and view all the answers

Bij welke soort onzekerheidsvermijding voelen mensen zich weinig bedreigd?

<p>Zwakke onzekerheidsvermijding (C)</p> Signup and view all the answers

Wat zijn typische waarden van iemand die langetermijngericht is?

<p>Spaarzaamheid en volharding voor toekomstig succes (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de onderstaande uitspraken weerspiegelt soberheid in een cultuur?

<p>Het is belangrijk om hard te werken en gains om te zetten in beloningen (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is een sociale institutie?

<p>Een complex van regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende kenmerken is NIET typisch voor sociale instituties?

<p>Ze zijn altijd onmisbaar voor de samenleving. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een voorbeeld van hoe sociale instituties sociale cohesie bevorderen?

<p>Door gedeelde waarden en normen te creëren. (C)</p> Signup and view all the answers

Op welke manier worden sociale instituties meestal overgedragen?

<p>Door socialisatie binnen een cultuur. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende opties geeft een situatie aan waarin sociale instituties veranderen?

<p>Bij conflicten zoals het Zwarte Piet debat. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een van de manieren waarop sociale instituties gedrag kunnen sanctioneren?

<p>Via beloningen of straffen. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke factor is verbonden met de stabiliteit van sociale instituties?

<p>Ze zijn gebaseerd op moreel gezag en traditie. (D)</p> Signup and view all the answers

Welk van de volgende zaken benadrukt de relatie tussen cultuur en sociale instituties?

<p>Sociale instituties zijn ingebed in cultuur en beïnvloeden gedrag. (B)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Affectieve binding

Een emotievolle binding tussen mensen.

Cognitieve binding

Een binding gebaseerd op kennisdeling en educatie.

Economische binding

Een verbindende factor gebaseerd op economische interacties, zoals handel of werk.

Politieke binding

Een binding tussen mensen gebaseerd op collectieve belangen, zoals onderwijs, zorg en veiligheid.

Signup and view all the flashcards

Groepsvorming

Het proces waarbij meer dan twee personen bindingen ontwikkelen, elkaar beïnvloeden en gezamenlijke waarden en normen creëren.

Signup and view all the flashcards

Oriëntatiefase

Een fase in de groepsvorming waar mensen onzeker zijn over hun plaats in de groep.

Signup and view all the flashcards

Conflictfase

De fase in de groepsvorming waar verschillende meningen en ideeën botsen.

Signup and view all the flashcards

Integratiefase

De periode waarin mensen zich aanpassen aan de groepsnormen en een gezamenlijke identiteit ontwikkelen.

Signup and view all the flashcards

Stereotype

Een cultureel aangeleerd beeld, generalisatie of veronderstelling over een bepaalde groep mensen.

Signup and view all the flashcards

Vooroordeel

Een negatieve houding of vooroordeel ten opzichte van een bepaalde groep mensen.

Signup and view all the flashcards

Informele groep

Een groep mensen die elkaar kennen en emotioneel verbonden zijn, zonder officiële regels of vaste rollen.

Signup and view all the flashcards

Formele groep

Een groep met vastgelegde regels, een hiërarchie en specifieke taken en rollen.

Signup and view all the flashcards

Primaire groep

Een groep met persoonlijke en emotionele banden, die steun en loyaliteit biedt.

Signup and view all the flashcards

Secundaire groep

Een groep die doelgericht, functioneel en onpersoonlijk is.

Signup and view all the flashcards

Ingroup

De groep waartoe je behoort en waar je je mee identificeert.

Signup and view all the flashcards

Outgroup

De groep waartoe je niet behoort en die je als anders ziet.

Signup and view all the flashcards

Sociale institutie

Een set van regels (formeel of informeel) die het gedrag van mensen en hun relaties in een samenleving bepalen.

Signup and view all the flashcards

Cultuur en sociale instituties

Sociale instituties zijn verweven met de cultuur van een samenleving en worden via socialisatie doorgegeven aan nieuwe generaties.

Signup and view all the flashcards

Sociale cohesie

Sociale instituties zorgen voor voorspelbaarheid in het gedrag van mensen, wat leidt tot saamhorigheid en stabiliteit in de samenleving.

Signup and view all the flashcards

Kenmerken van sociale instituties 1

Sociale instituties bestaan onafhankelijk van individuen en blijven generaties lang bestaan.

Signup and view all the flashcards

Kenmerken van sociale instituties 2

Sociale instituties hebben vaak een lange traditie en zijn gebaseerd op eerdere generaties.

Signup and view all the flashcards

Kenmerken van sociale instituties 3

Hoewel stabiel, veranderen sociale instituties langzaam in de loop van de tijd.

Signup and view all the flashcards

Kenmerken van sociale instituties 4

De kracht van sociale instituties berust niet alleen op wetten, maar ook op morele waarden en gedeelde normen.

Signup and view all the flashcards

Kenmerken van sociale instituties 5

Sociale instituties dwingen gedrag af door middel van beloningen of straffen.

Signup and view all the flashcards

Grote vs kleine machtsafstand

De mate waarin mensen in een cultuur verwachten en accepteren dat macht ongelijk verdeeld is.

Signup and view all the flashcards

Individualistisch vs collectivistisch

De manier waarop culturen omgaan met de vrijheid van het individu ten opzichte van de groep.

Signup and view all the flashcards

Masculien vs feminien

De manier waarop culturen verwachten en accepteren dat genderrollen gescheiden of overlappend zijn.

Signup and view all the flashcards

Zwakke vs sterke onzekerheidsvermijding

De mate waarin een cultuur onzekerheid en onvoorspelbaarheid kan tolereren.

Signup and view all the flashcards

Lange- vs korte termijngerichtheid

De mate waarin een cultuur gericht is op de lange termijn (sparen, investeren) of de korte termijn (voldoening op de korte termijn).

Signup and view all the flashcards

Cultuurniveaus

Cultuurverschillen zijn op verschillende niveaus zichtbaar. Microniveau: individuen, families, Meso-niveau: scholen, werk, Macro-niveau: politiek, religie.

Signup and view all the flashcards

Dimensies van Hofstede

Een indeling van 6 dimensies om culturen te onderscheiden en vergelijken, met scores van 0 (laag) tot 100 (hoog).

Signup and view all the flashcards

Cultuurverschillen

Culturen gaan op verschillende manieren om met maatschappelijke problemen en ontwikkelingen. Hofstede ontwikkelde de dimensies van Hofstede om culturen te vergelijken.

Signup and view all the flashcards

Masculien

Een cultuur waarin de rollen van mannen en vrouwen duidelijk gescheiden zijn. Mannen worden verwacht te presteren buitenshuis, terwijl vrouwen de zorgtaken op zich nemen.

Signup and view all the flashcards

Feminien

Een cultuur waar de rollen van mannen en vrouwen meer overlap hebben. Mannen en vrouwen worden gezien als gelijkwaardig en er is ruimte voor individuele keuzes.

Signup and view all the flashcards

Onzekerheidsvermijding

De mate waarin mensen zich bedreigd voelen door onzekerheid of onbekende situaties.

Signup and view all the flashcards

Zwakke onzekerheidsvermijding

Culturen die openstaan voor nieuwe situaties en onzekerheid beschouwen als onderdeel van het leven en het werk.

Signup and view all the flashcards

Sterke onzekerheidsvermijding

Culturen die duidelijke regels en structuur prefereren in onzekere situaties. Mensen ervaren stress in onzekere omstandigheden.

Signup and view all the flashcards

Kortetermijngerichtheid

Culturen die gefocust zijn op het heden en het verleden, en waarde hechten aan tradities en sociale verplichtingen.

Signup and view all the flashcards

Langetermijngerichtheid

Culturen die gericht zijn op de toekomst en hard werken om een toekomstige beloning te behalen.

Signup and view all the flashcards

Hedonisme

Een cultuur die het belangrijk vindt om te genieten van het leven en plezier te maken.

Signup and view all the flashcards

Cultuurdimensies van Hofstede

Een manier om culturen te vergelijken en te beschrijven aan de hand van 6 verschillende dimensies.

Signup and view all the flashcards

Institutionalisering

Het proces waarbij waarden en regels in een samenleving verankerd raken in gedragspatronen.

Signup and view all the flashcards

Voordelen van institutionalisering

Het gevolg van institutionalisering waarbij gedragspatronen voorspelbaar worden, waardoor mensen meer vrijheid krijgen.

Signup and view all the flashcards

Nadelen van Institutionalisering

Het nadeel van institutionalisering waarbij mensen blind varen op regels in plaats van te denken.

Signup and view all the flashcards

Globalisering

Het verschijnsel waarbij culturen steeds meer verweven raken door technologie, economie en migratie.

Signup and view all the flashcards

Hyperglobalisten

Een positieve visie op globalisering die interculturele samenwerking en uitwisseling van ideeën benadrukt.

Signup and view all the flashcards

Andersglobalisten

Een negatieve visie op globalisering die homogenisering van culturen en verlies van identiteit vreest.

Signup and view all the flashcards

Homogenisering van de (Media)cultuur

De toenemende invloed van media en technologie op het vormen van cultuur over de hele wereld.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Hoofdstuk 2: De samenleving en bindingen

  • Sociale bindingen ontstaan doordat mensen afhankelijk zijn van elkaar.
  • Er zijn vier vormen van sociale bindingen:
    • Affectieve bindingen: emotionele verbindingen
    • Cognitieve bindingen: kennisvorming en kennisoverdracht.
    • Economische bindingen: werk en goederen.
    • Politieke bindingen: zaken die in een samenleving worden geregeld (onderwijs, zorg, verkeer, veiligheid), ook wel collectieve goederen.
  • Groepsvorming is het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee personen die elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.
  • Kenmerken van groepsvorming:
    • Gedeelde interesses, waarden, belangen en ervaringen.
    • Gemeenschappelijke gedragingen of regels.
    • Streven om bij een groep te horen en gedrag aanpassen.
  • Er zijn verschillende fases in groepsvorming:
    • Oriëntatiefase: onzekerheid overheerst.
    • Conflictfase: verschillen in opvattingen worden duidelijk.
    • Integratiefase: ontstaan van evenwicht.
    • Uitvoeringsfase: samenwerking.
    • Ordefase: institutionalisering van groepssamenwerking.
  • Ingroup: de groep waar iemand bij hoort, met een gemeenschappelijke identiteit en binding.
  • Outgroup: de groep waar iemand niet bij hoort, tegen wie men zich afzet en met wie men in strijd of competitie is.
  • Sociale controle is het proces waarbij mensen anderen ertoe aanzetten (of dwingen) zich aan de normen van de groep te houden.
  • Twee soorten sociale controle:
    • Informele controle: groepsleden wijzen elkaar op de normen en waarden.
    • Formele controle: mensen (bijvoorbeeld autoriteiten) wijzen anderen op de regels.
  • Stereotypen en vooroordelen over groepen bestaan binnen samenlevingen. Dit zijn cultureel aangeleerde beelden, generalisaties en veronderstellingen.
    • Voorbeeld: Joodse mensen zijn rijk.
    • Stereotypen en vooroordelen leiden vaak tot afzetting tegen andere groepen, waardoor de binding binnen de groep sterker wordt.
  • Soorten groepen zijn:
    • Informele groepen: emotionele verbindingen, flexibele rollenstructuur (bijvoorbeeld vriendengroepen).
    • Formele groepen: vastgelegde regels, hiërarchie, taken en rollen (bijvoorbeeld een afdeling in een bedrijf).
    • Primaire groepen: persoonlijke en emotionele banden, belangrijk in socialisatie (bijvoorbeeld familie, vriendengroepen).
    • Secundaire groepen: doelgericht, onpersoonlijk, functioneel (bijvoorbeeld collega's bij een kantoor).
  • Bindingen tussen groepsleden bestaan niet altijd en eindigen wanneer mensen er niet meer bij willen of kunnen horen/mogen horen.
  • Leerdoelen Paragraaf 1:
    • Vier typen bindingen kunnen benoemen en herkennen in een bron
    • begrip collectief goed kennen
    • kernconcept groepsvorming kunnen herkennen.
    • vijf fasen in groepsvorming kunnen herkennen.
    • verschil tussen ingroup en outgroup kennen.
    • verschil tussen insluiting en uitsluiting kennen.
    • drie redenen waarom iemand uit een groep kan vertrekken kennen.
    • verschil tussen informele en formele sociale controle en groepen kennen.
    • begrip stereotypen kennen en hoe vooroordelen rol spelen en herkennen in een bron
    • verschil tussen informele en formele groepen kennen en herkennen in een bron
    • het verschil tussen primaire en secundaire groepen kennen en herkennen.

Hoofdstuk 2: Ontstaan van sociale bindingen

  • Er zijn drie sociologische verklaringen voor het ontstaan van sterke sociale bindingen:
    • Gedeelde waarden en normen: promoten saamhorigheid en identiteit.
    • Wederzijdse afhankelijkheid: ‘welbegrepen eigenbelang’ binding.
    • Dwang: afdwingen van gedrag (bijvoorbeeld belasting).
  • Sociale cohesie is het aantal en de kwaliteit van de bindingen tussen mensen in een sociaal kader. Het gaat om het gevoel gemeenschap te delen, verantwoordelijkheid voor elkaar en solidariteit. Het is de 'lijm' van de samenleving.

Hoofdstuk 2: Negatieve gevolgen

  • Sociale cohesie kan negatieve gevolgen hebben, zoals uitsluiting van mensen die als 'anders' worden gezien.
    • Dit kan leiden tot conflict (bijvoorbeeld Hutu's en Tutsi's in Rwanda).
  • Leerdoelen Paragraaf 2:
    • Kernconcept sociale cohesie kennen en herkennen in een bron.
    • Verschillende elementen van sociale cohesie herkennen in bronnen.
    • Drie antwoorden op vraag waarom samenlevingen bijeenhoudt kunnen benoemen en toepassen.
    • Kunnen beargumenteren waarom sociale cohesie negatieve gevolgen kan hebben.

Hoofdstuk 3: Sociale instituties

  • Sociale instituties zijn een complex van min of meer geformaliseerde regels waarmee het gedrag van mensen wordt geregeld.
  • Voorbeeld: huwelijk, met geformaliseerde regels rondom relaties.
  • Sociale normen bepalen voorspelbaar gedrag.

Hoofdstuk 3: Cultuur en sociale instituties

  • Sociale instituties zijn ingebed in cultuur en worden via socialisatie aan mensen overgedragen.
  • Veranderingen in sociale instituties nemen vaak veel tijd in beslag en kunnen gepaard gaan met conflict (bijvoorbeeld zwarte piet debat).
  • Gedrag wordt voorspelbaar, waardoor cohesie ontstaat. Denk bijvoorbeeld aan religie, waarden, normen, taal en rituelen.
  • Sociale instituties zorgen voor voorspelbaarheid en stabiliteit in samenlevingen en nationale cultuur.
  • Kenmerken van sociale instituties:
    • Bestaan buiten het individu om.
    • Vaak een lange traditie.
    • Vrij stabiel maar kunnen veranderen over tijd.
    • Niet alleen gebaseerd op dwingende/wettelijke macht, ook moreel gezag.
    • Gedrag wordt gesanctioneerd (beloning/straf).
  • Leerdoelen Paragraaf 3:
    • Kernconcept sociale institutie herkennen in een bron.
    • Samenhang tussen cultuur, sociale instituties en sociale cohesie kennen.
    • Vijf kenmerken van sociale instituties kunnen herkennen in een bron.

Hoofdstuk 4: Cultuurdimensies

  • Culturele verschillen leiden tot verschillen in gedrag (zoals zorg voor ouders in Italië vs. Nederland).
  • Culturen omgaan op verschillende manieren met maatschappelijke problemen.
  • Volgens Hofstede bestaan er patronen in cultuurverschillen, dimensies om culturen te vergelijken.

Hoofdstuk 4: Cultuurniveaus

  • Cultuurverschillen op verschillende niveaus (micro, meso en macro).
  • Dimensies van Hofstede zijn ook op verschillende niveaus toe te passen.

Hoofdstuk 4: Dimensies van Hofstede

  • Een indeling van 6 dimensies om culturen te vergelijken en te onderscheiden (0 - 100 score):
    • Grote vs. Kleine machtsafstand.
    • Individualistisch vs. Collectivistisch.
    • Masculien vs. Feminien.
    • Zwakke vs. Sterke onzekerheidsvermijding.
    • Lange- vs. Kortetermijngerichtheid.
    • Hedonisme vs. Soberheid.

Hoofdstuk 4: Grote vs. Kleine machtsafstand

  • De mate van acceptatie van ongelijkheid in macht binnen een cultuur.
  • Grote machtsafstand: duidelijke hiërarchie, ongelijkheid is normaal.
  • Kleine machtsafstand: gelijkheid, onderlinge respect en samenwerking. Voorbeeld Zweden.

Hoofdstuk 4: Individualistisch vs. Collectivistisch

  • De manier waarop culturen omgaan met de vrijheid van het individu ten opzichte van de groep.
  • Individualistisch: belang van het individu gaat voor belang van de groep (bijvoorbeeld VS).
  • Collectivistisch: individu onderwerpt zich aan de groep (bijvoorbeeld China).

Hoofdstuk 4: Masculien vs. Feminien

  • De vraag of genderrollen binnen een cultuur gescheiden zijn of overlappen.
  • Masculien: gescheiden genderrollen, mannen succesgericht, vrouwen gericht op zorg en relaties.
  • Feminien: gelijkwaardige genderrollen, flexibiliteit.

Hoofdstuk 4: Onzekerheidsvermijding

  • Hoe culturen omgaan met onzekere of onbekende situaties.
  • Zwakke onzekerheidsvermijding: onzekerheid als deel van leven, accepteren van risico's en uitdagingen.
  • Sterke onzekerheidsvermijding: duidelijke regels en structuur, vermijden van onzekerheid.

Hoofdstuk 4: Lange- vs. Kortetermijngerichtheid

  • De manier waarop culturen met verleden, heden en toekomst omgaan.
  • Langetermijngerichtheid: toekomstgerichte focus, volharding en spaarzaamheid.
  • Kortetermijngerichtheid: heden gericht, tradities en sociale verplichtingen.

Hoofdstuk 4: Hedonisme vs. Soberheid

  • De mate waarin plezier en genot in een cultuur belangrijk zijn.

  • Hedonisme: belangrijkheid van genot en plezier.

  • Soberheid: strenge sociale normen voor wat als acceptabel wordt gezien.

  • Leerdoelen Paragraaf 4:

    • Zes dimensies van Hofstede kennen en kunnen toepassen op samenlevingen.
    • Uitersten van cultuurdimensies kennen.
    • Betekent van hoge/lage score kunnen benoemen.
    • Dimensies kunnen herkennen in een bron.

Hoofdstuk 5: Relativiteit

  • Culturen zijn relatief; wat in één cultuur normaal is, hoeft dat in een andere cultuur niet te zijn.
  • Verschillen in cultuur hangen af van het referentiekader.
  • Voorbeeld: de Inuit gebruiken verschillende woorden voor sneeuw.

Hoofdstuk 5: Institutionalisering

  • Het proces waarbij waarden en regels worden geformaliseerd en in gedragspatronen worden vastgelegd.
  • Voorbeelden: kostwinnersgezin, verzuiling, wetswijzigingen.

Hoofdstuk 5: Voordelen en nadelen van institutionalisering

  • Voordelen: voorspelbaar gedrag, meer vrijheid, betekenis aan gedrag, ontstaan van bindingen.
  • Nadeel: handelen vanuit regels ipv individu.

Hoofdstuk 5: Globalisering

  • Globalisering leidt tot meer binding via social media, maar ook ontbinding via internationale criminaliteit.

  • Hyperglobalisten zien globalisering als een positieve kracht.

  • Andersglobalisten zien globalisering als homogeniserend.

  • Leerdoelen Paragraaf 5:

    • Begrippen institutionalisering en globalisering kennen en herkennen in bronnen.
    • Institutionalisering en globalisering kunnen toepassen om bronnen te verklaren.
    • Instituties kennen en herkennen.
    • Kostwinnersgezin en bevelshuishouding en verzuiling kunnen definiëren.
    • Verandering in instituties (1950-heden) kennen.
    • Verschil tussen institutie en organisatie kennen.
    • Voor- en nadelen van institutionalisering kennen.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Description

Test je kennis over groepsvorming en sociale bindingen. Dit quiz behandelt belangrijke concepten zoals affectieve bindingen, groepsfasen en de kenmerken van verschillende groepsstructuren. Ontdek hoe ingroup en outgroup werken en wat informele sociale controle betekent.

More Like This

Social Class and Interest Groups Analysis
6 questions
Nature and Formation of Groups
12 questions
Group Formation and Human Behavior
40 questions
Use Quizgecko on...
Browser
Browser