Podcast
Questions and Answers
Wat zijn affectieve bindingen?
Wat zijn affectieve bindingen?
- Bindingen die ontstaan door kennisverlening
- Bindingen die voortkomen uit economische afhankelijkheid
- Bindingen die betrekking hebben op politieke samenwerking
- Bindingen gebaseerd op emotionele relaties (correct)
Welk type binding heeft betrekking op werk en goederen?
Welk type binding heeft betrekking op werk en goederen?
- Cognitieve bindingen
- Affectieve bindingen
- Politieke bindingen
- Economische bindingen (correct)
Wat gebeurt er in de oriëntatiefase van groepsvorming?
Wat gebeurt er in de oriëntatiefase van groepsvorming?
- Er ontstaat een samenwerking
- De groepssamenwerking wordt geïnstutionaliseerd
- Er is veel onzekerheid (correct)
- Verschillen in opvattingen worden belicht
Welke fase in groepsvorming volgt DIRECT na de conflictfase?
Welke fase in groepsvorming volgt DIRECT na de conflictfase?
Wat is het verschil tussen ingroup en outgroup?
Wat is het verschil tussen ingroup en outgroup?
Wat is informele sociale controle?
Wat is informele sociale controle?
Wat bepaalt de kenmerken van een groep bij groepsvorming?
Wat bepaalt de kenmerken van een groep bij groepsvorming?
Wat is de laatste fase in de groepsvorming?
Wat is de laatste fase in de groepsvorming?
Wat zijn stereotypen en vooroordelen?
Wat zijn stereotypen en vooroordelen?
Welke van de volgende groepen is een voorbeeld van een informele groep?
Welke van de volgende groepen is een voorbeeld van een informele groep?
Wat kenmerkt een primaire groep?
Wat kenmerkt een primaire groep?
Welke situatie kan leiden tot het einde van groepsbinding?
Welke situatie kan leiden tot het einde van groepsbinding?
Wat is een duidelijk kenmerk van formele groepen?
Wat is een duidelijk kenmerk van formele groepen?
Wat is het kernconcept van groepsvorming?
Wat is het kernconcept van groepsvorming?
Wat betekent insluiting in de context van groepsbinding?
Wat betekent insluiting in de context van groepsbinding?
Wat beschrijft de dimensie 'grote versus kleine machtsafstand' het beste?
Wat beschrijft de dimensie 'grote versus kleine machtsafstand' het beste?
Wat betekent het als een cultuur als collectivistisch wordt beschouwd?
Wat betekent het als een cultuur als collectivistisch wordt beschouwd?
Welke van de volgende dimensies is NIET een onderdeel van Hofstede's model?
Welke van de volgende dimensies is NIET een onderdeel van Hofstede's model?
Wat geeft de dimensie van 'lange- versus korte termijngerichtheid' aan?
Wat geeft de dimensie van 'lange- versus korte termijngerichtheid' aan?
Op welk niveau wordt cultuur gekarakteriseerd door gezinnen en families?
Op welk niveau wordt cultuur gekarakteriseerd door gezinnen en families?
In welke cultuur is er doorgaans een grote machtsafstand te verwachten?
In welke cultuur is er doorgaans een grote machtsafstand te verwachten?
Wat betekent het dat een cultuur 'masculien' is?
Wat betekent het dat een cultuur 'masculien' is?
Welke van de volgende landen wordt als individualistisch beschouwd?
Welke van de volgende landen wordt als individualistisch beschouwd?
Wat beschrijft de dimensies van Hofstede het best?
Wat beschrijft de dimensies van Hofstede het best?
Wat kan een hoge score op de cultuurdimensies aangeven?
Wat kan een hoge score op de cultuurdimensies aangeven?
Welke uitspraak betreft de relativiteit van culturen?
Welke uitspraak betreft de relativiteit van culturen?
Wat is een voorbeeld van institutionalisering?
Wat is een voorbeeld van institutionalisering?
Welke stelling past het beste bij globalisering?
Welke stelling past het beste bij globalisering?
Wat beschrijft hyperglobalisten het beste?
Wat beschrijft hyperglobalisten het beste?
Wat is een nadeel van institutionalisering?
Wat is een nadeel van institutionalisering?
Wat wordt van mannen verwacht in een masculiene cultuur?
Wat wordt van mannen verwacht in een masculiene cultuur?
Hoe wordt onzekerheid gezien in een cultuur met sterke onzekerheidsvermijding?
Hoe wordt onzekerheid gezien in een cultuur met sterke onzekerheidsvermijding?
Welke waarde wordt hooggehouden in een kortetermijngerichte cultuur?
Welke waarde wordt hooggehouden in een kortetermijngerichte cultuur?
Wat betekent hedonisme in een cultuur?
Wat betekent hedonisme in een cultuur?
Welke van de volgende kenmerken zijn typisch voor een feminiene cultuur?
Welke van de volgende kenmerken zijn typisch voor een feminiene cultuur?
Bij welke soort onzekerheidsvermijding voelen mensen zich weinig bedreigd?
Bij welke soort onzekerheidsvermijding voelen mensen zich weinig bedreigd?
Wat zijn typische waarden van iemand die langetermijngericht is?
Wat zijn typische waarden van iemand die langetermijngericht is?
Welke van de onderstaande uitspraken weerspiegelt soberheid in een cultuur?
Welke van de onderstaande uitspraken weerspiegelt soberheid in een cultuur?
Wat is een sociale institutie?
Wat is een sociale institutie?
Welke van de volgende kenmerken is NIET typisch voor sociale instituties?
Welke van de volgende kenmerken is NIET typisch voor sociale instituties?
Wat is een voorbeeld van hoe sociale instituties sociale cohesie bevorderen?
Wat is een voorbeeld van hoe sociale instituties sociale cohesie bevorderen?
Op welke manier worden sociale instituties meestal overgedragen?
Op welke manier worden sociale instituties meestal overgedragen?
Welke van de volgende opties geeft een situatie aan waarin sociale instituties veranderen?
Welke van de volgende opties geeft een situatie aan waarin sociale instituties veranderen?
Wat is een van de manieren waarop sociale instituties gedrag kunnen sanctioneren?
Wat is een van de manieren waarop sociale instituties gedrag kunnen sanctioneren?
Welke factor is verbonden met de stabiliteit van sociale instituties?
Welke factor is verbonden met de stabiliteit van sociale instituties?
Welk van de volgende zaken benadrukt de relatie tussen cultuur en sociale instituties?
Welk van de volgende zaken benadrukt de relatie tussen cultuur en sociale instituties?
Flashcards
Affectieve binding
Affectieve binding
Een emotievolle binding tussen mensen.
Cognitieve binding
Cognitieve binding
Een binding gebaseerd op kennisdeling en educatie.
Economische binding
Economische binding
Een verbindende factor gebaseerd op economische interacties, zoals handel of werk.
Politieke binding
Politieke binding
Signup and view all the flashcards
Groepsvorming
Groepsvorming
Signup and view all the flashcards
Oriëntatiefase
Oriëntatiefase
Signup and view all the flashcards
Conflictfase
Conflictfase
Signup and view all the flashcards
Integratiefase
Integratiefase
Signup and view all the flashcards
Stereotype
Stereotype
Signup and view all the flashcards
Vooroordeel
Vooroordeel
Signup and view all the flashcards
Informele groep
Informele groep
Signup and view all the flashcards
Formele groep
Formele groep
Signup and view all the flashcards
Primaire groep
Primaire groep
Signup and view all the flashcards
Secundaire groep
Secundaire groep
Signup and view all the flashcards
Ingroup
Ingroup
Signup and view all the flashcards
Outgroup
Outgroup
Signup and view all the flashcards
Sociale institutie
Sociale institutie
Signup and view all the flashcards
Cultuur en sociale instituties
Cultuur en sociale instituties
Signup and view all the flashcards
Sociale cohesie
Sociale cohesie
Signup and view all the flashcards
Kenmerken van sociale instituties 1
Kenmerken van sociale instituties 1
Signup and view all the flashcards
Kenmerken van sociale instituties 2
Kenmerken van sociale instituties 2
Signup and view all the flashcards
Kenmerken van sociale instituties 3
Kenmerken van sociale instituties 3
Signup and view all the flashcards
Kenmerken van sociale instituties 4
Kenmerken van sociale instituties 4
Signup and view all the flashcards
Kenmerken van sociale instituties 5
Kenmerken van sociale instituties 5
Signup and view all the flashcards
Grote vs kleine machtsafstand
Grote vs kleine machtsafstand
Signup and view all the flashcards
Individualistisch vs collectivistisch
Individualistisch vs collectivistisch
Signup and view all the flashcards
Masculien vs feminien
Masculien vs feminien
Signup and view all the flashcards
Zwakke vs sterke onzekerheidsvermijding
Zwakke vs sterke onzekerheidsvermijding
Signup and view all the flashcards
Lange- vs korte termijngerichtheid
Lange- vs korte termijngerichtheid
Signup and view all the flashcards
Cultuurniveaus
Cultuurniveaus
Signup and view all the flashcards
Dimensies van Hofstede
Dimensies van Hofstede
Signup and view all the flashcards
Cultuurverschillen
Cultuurverschillen
Signup and view all the flashcards
Masculien
Masculien
Signup and view all the flashcards
Feminien
Feminien
Signup and view all the flashcards
Onzekerheidsvermijding
Onzekerheidsvermijding
Signup and view all the flashcards
Zwakke onzekerheidsvermijding
Zwakke onzekerheidsvermijding
Signup and view all the flashcards
Sterke onzekerheidsvermijding
Sterke onzekerheidsvermijding
Signup and view all the flashcards
Kortetermijngerichtheid
Kortetermijngerichtheid
Signup and view all the flashcards
Langetermijngerichtheid
Langetermijngerichtheid
Signup and view all the flashcards
Hedonisme
Hedonisme
Signup and view all the flashcards
Cultuurdimensies van Hofstede
Cultuurdimensies van Hofstede
Signup and view all the flashcards
Institutionalisering
Institutionalisering
Signup and view all the flashcards
Voordelen van institutionalisering
Voordelen van institutionalisering
Signup and view all the flashcards
Nadelen van Institutionalisering
Nadelen van Institutionalisering
Signup and view all the flashcards
Globalisering
Globalisering
Signup and view all the flashcards
Hyperglobalisten
Hyperglobalisten
Signup and view all the flashcards
Andersglobalisten
Andersglobalisten
Signup and view all the flashcards
Homogenisering van de (Media)cultuur
Homogenisering van de (Media)cultuur
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Hoofdstuk 2: De samenleving en bindingen
- Sociale bindingen ontstaan doordat mensen afhankelijk zijn van elkaar.
- Er zijn vier vormen van sociale bindingen:
- Affectieve bindingen: emotionele verbindingen
- Cognitieve bindingen: kennisvorming en kennisoverdracht.
- Economische bindingen: werk en goederen.
- Politieke bindingen: zaken die in een samenleving worden geregeld (onderwijs, zorg, verkeer, veiligheid), ook wel collectieve goederen.
- Groepsvorming is het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee personen die elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.
- Kenmerken van groepsvorming:
- Gedeelde interesses, waarden, belangen en ervaringen.
- Gemeenschappelijke gedragingen of regels.
- Streven om bij een groep te horen en gedrag aanpassen.
- Er zijn verschillende fases in groepsvorming:
- Oriëntatiefase: onzekerheid overheerst.
- Conflictfase: verschillen in opvattingen worden duidelijk.
- Integratiefase: ontstaan van evenwicht.
- Uitvoeringsfase: samenwerking.
- Ordefase: institutionalisering van groepssamenwerking.
- Ingroup: de groep waar iemand bij hoort, met een gemeenschappelijke identiteit en binding.
- Outgroup: de groep waar iemand niet bij hoort, tegen wie men zich afzet en met wie men in strijd of competitie is.
- Sociale controle is het proces waarbij mensen anderen ertoe aanzetten (of dwingen) zich aan de normen van de groep te houden.
- Twee soorten sociale controle:
- Informele controle: groepsleden wijzen elkaar op de normen en waarden.
- Formele controle: mensen (bijvoorbeeld autoriteiten) wijzen anderen op de regels.
- Stereotypen en vooroordelen over groepen bestaan binnen samenlevingen. Dit zijn cultureel aangeleerde beelden, generalisaties en veronderstellingen.
- Voorbeeld: Joodse mensen zijn rijk.
- Stereotypen en vooroordelen leiden vaak tot afzetting tegen andere groepen, waardoor de binding binnen de groep sterker wordt.
- Soorten groepen zijn:
- Informele groepen: emotionele verbindingen, flexibele rollenstructuur (bijvoorbeeld vriendengroepen).
- Formele groepen: vastgelegde regels, hiërarchie, taken en rollen (bijvoorbeeld een afdeling in een bedrijf).
- Primaire groepen: persoonlijke en emotionele banden, belangrijk in socialisatie (bijvoorbeeld familie, vriendengroepen).
- Secundaire groepen: doelgericht, onpersoonlijk, functioneel (bijvoorbeeld collega's bij een kantoor).
- Bindingen tussen groepsleden bestaan niet altijd en eindigen wanneer mensen er niet meer bij willen of kunnen horen/mogen horen.
- Leerdoelen Paragraaf 1:
- Vier typen bindingen kunnen benoemen en herkennen in een bron
- begrip collectief goed kennen
- kernconcept groepsvorming kunnen herkennen.
- vijf fasen in groepsvorming kunnen herkennen.
- verschil tussen ingroup en outgroup kennen.
- verschil tussen insluiting en uitsluiting kennen.
- drie redenen waarom iemand uit een groep kan vertrekken kennen.
- verschil tussen informele en formele sociale controle en groepen kennen.
- begrip stereotypen kennen en hoe vooroordelen rol spelen en herkennen in een bron
- verschil tussen informele en formele groepen kennen en herkennen in een bron
- het verschil tussen primaire en secundaire groepen kennen en herkennen.
Hoofdstuk 2: Ontstaan van sociale bindingen
- Er zijn drie sociologische verklaringen voor het ontstaan van sterke sociale bindingen:
- Gedeelde waarden en normen: promoten saamhorigheid en identiteit.
- Wederzijdse afhankelijkheid: ‘welbegrepen eigenbelang’ binding.
- Dwang: afdwingen van gedrag (bijvoorbeeld belasting).
- Sociale cohesie is het aantal en de kwaliteit van de bindingen tussen mensen in een sociaal kader. Het gaat om het gevoel gemeenschap te delen, verantwoordelijkheid voor elkaar en solidariteit. Het is de 'lijm' van de samenleving.
Hoofdstuk 2: Negatieve gevolgen
- Sociale cohesie kan negatieve gevolgen hebben, zoals uitsluiting van mensen die als 'anders' worden gezien.
- Dit kan leiden tot conflict (bijvoorbeeld Hutu's en Tutsi's in Rwanda).
- Leerdoelen Paragraaf 2:
- Kernconcept sociale cohesie kennen en herkennen in een bron.
- Verschillende elementen van sociale cohesie herkennen in bronnen.
- Drie antwoorden op vraag waarom samenlevingen bijeenhoudt kunnen benoemen en toepassen.
- Kunnen beargumenteren waarom sociale cohesie negatieve gevolgen kan hebben.
Hoofdstuk 3: Sociale instituties
- Sociale instituties zijn een complex van min of meer geformaliseerde regels waarmee het gedrag van mensen wordt geregeld.
- Voorbeeld: huwelijk, met geformaliseerde regels rondom relaties.
- Sociale normen bepalen voorspelbaar gedrag.
Hoofdstuk 3: Cultuur en sociale instituties
- Sociale instituties zijn ingebed in cultuur en worden via socialisatie aan mensen overgedragen.
- Veranderingen in sociale instituties nemen vaak veel tijd in beslag en kunnen gepaard gaan met conflict (bijvoorbeeld zwarte piet debat).
- Gedrag wordt voorspelbaar, waardoor cohesie ontstaat. Denk bijvoorbeeld aan religie, waarden, normen, taal en rituelen.
- Sociale instituties zorgen voor voorspelbaarheid en stabiliteit in samenlevingen en nationale cultuur.
- Kenmerken van sociale instituties:
- Bestaan buiten het individu om.
- Vaak een lange traditie.
- Vrij stabiel maar kunnen veranderen over tijd.
- Niet alleen gebaseerd op dwingende/wettelijke macht, ook moreel gezag.
- Gedrag wordt gesanctioneerd (beloning/straf).
- Leerdoelen Paragraaf 3:
- Kernconcept sociale institutie herkennen in een bron.
- Samenhang tussen cultuur, sociale instituties en sociale cohesie kennen.
- Vijf kenmerken van sociale instituties kunnen herkennen in een bron.
Hoofdstuk 4: Cultuurdimensies
- Culturele verschillen leiden tot verschillen in gedrag (zoals zorg voor ouders in Italië vs. Nederland).
- Culturen omgaan op verschillende manieren met maatschappelijke problemen.
- Volgens Hofstede bestaan er patronen in cultuurverschillen, dimensies om culturen te vergelijken.
Hoofdstuk 4: Cultuurniveaus
- Cultuurverschillen op verschillende niveaus (micro, meso en macro).
- Dimensies van Hofstede zijn ook op verschillende niveaus toe te passen.
Hoofdstuk 4: Dimensies van Hofstede
- Een indeling van 6 dimensies om culturen te vergelijken en te onderscheiden (0 - 100 score):
- Grote vs. Kleine machtsafstand.
- Individualistisch vs. Collectivistisch.
- Masculien vs. Feminien.
- Zwakke vs. Sterke onzekerheidsvermijding.
- Lange- vs. Kortetermijngerichtheid.
- Hedonisme vs. Soberheid.
Hoofdstuk 4: Grote vs. Kleine machtsafstand
- De mate van acceptatie van ongelijkheid in macht binnen een cultuur.
- Grote machtsafstand: duidelijke hiërarchie, ongelijkheid is normaal.
- Kleine machtsafstand: gelijkheid, onderlinge respect en samenwerking. Voorbeeld Zweden.
Hoofdstuk 4: Individualistisch vs. Collectivistisch
- De manier waarop culturen omgaan met de vrijheid van het individu ten opzichte van de groep.
- Individualistisch: belang van het individu gaat voor belang van de groep (bijvoorbeeld VS).
- Collectivistisch: individu onderwerpt zich aan de groep (bijvoorbeeld China).
Hoofdstuk 4: Masculien vs. Feminien
- De vraag of genderrollen binnen een cultuur gescheiden zijn of overlappen.
- Masculien: gescheiden genderrollen, mannen succesgericht, vrouwen gericht op zorg en relaties.
- Feminien: gelijkwaardige genderrollen, flexibiliteit.
Hoofdstuk 4: Onzekerheidsvermijding
- Hoe culturen omgaan met onzekere of onbekende situaties.
- Zwakke onzekerheidsvermijding: onzekerheid als deel van leven, accepteren van risico's en uitdagingen.
- Sterke onzekerheidsvermijding: duidelijke regels en structuur, vermijden van onzekerheid.
Hoofdstuk 4: Lange- vs. Kortetermijngerichtheid
- De manier waarop culturen met verleden, heden en toekomst omgaan.
- Langetermijngerichtheid: toekomstgerichte focus, volharding en spaarzaamheid.
- Kortetermijngerichtheid: heden gericht, tradities en sociale verplichtingen.
Hoofdstuk 4: Hedonisme vs. Soberheid
-
De mate waarin plezier en genot in een cultuur belangrijk zijn.
-
Hedonisme: belangrijkheid van genot en plezier.
-
Soberheid: strenge sociale normen voor wat als acceptabel wordt gezien.
-
Leerdoelen Paragraaf 4:
- Zes dimensies van Hofstede kennen en kunnen toepassen op samenlevingen.
- Uitersten van cultuurdimensies kennen.
- Betekent van hoge/lage score kunnen benoemen.
- Dimensies kunnen herkennen in een bron.
Hoofdstuk 5: Relativiteit
- Culturen zijn relatief; wat in één cultuur normaal is, hoeft dat in een andere cultuur niet te zijn.
- Verschillen in cultuur hangen af van het referentiekader.
- Voorbeeld: de Inuit gebruiken verschillende woorden voor sneeuw.
Hoofdstuk 5: Institutionalisering
- Het proces waarbij waarden en regels worden geformaliseerd en in gedragspatronen worden vastgelegd.
- Voorbeelden: kostwinnersgezin, verzuiling, wetswijzigingen.
Hoofdstuk 5: Voordelen en nadelen van institutionalisering
- Voordelen: voorspelbaar gedrag, meer vrijheid, betekenis aan gedrag, ontstaan van bindingen.
- Nadeel: handelen vanuit regels ipv individu.
Hoofdstuk 5: Globalisering
-
Globalisering leidt tot meer binding via social media, maar ook ontbinding via internationale criminaliteit.
-
Hyperglobalisten zien globalisering als een positieve kracht.
-
Andersglobalisten zien globalisering als homogeniserend.
-
Leerdoelen Paragraaf 5:
- Begrippen institutionalisering en globalisering kennen en herkennen in bronnen.
- Institutionalisering en globalisering kunnen toepassen om bronnen te verklaren.
- Instituties kennen en herkennen.
- Kostwinnersgezin en bevelshuishouding en verzuiling kunnen definiëren.
- Verandering in instituties (1950-heden) kennen.
- Verschil tussen institutie en organisatie kennen.
- Voor- en nadelen van institutionalisering kennen.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Related Documents
Description
Test je kennis over groepsvorming en sociale bindingen. Dit quiz behandelt belangrijke concepten zoals affectieve bindingen, groepsfasen en de kenmerken van verschillende groepsstructuren. Ontdek hoe ingroup en outgroup werken en wat informele sociale controle betekent.