Podcast
Questions and Answers
Waarom is de interactie-energie negatief in het opvouwen van eiwitten?
Waarom is de interactie-energie negatief in het opvouwen van eiwitten?
- De interactie-energie heeft geen invloed op eiwitvouwing.
- Het systeem heeft geen voorkeur voor energie.
- Het systeem streeft naar lage energie. (correct)
- Het systeem streeft naar hoge energie.
De hydrofobe groepen in eiwitten zijn gunstig omdat ze zich mengen met water.
De hydrofobe groepen in eiwitten zijn gunstig omdat ze zich mengen met water.
False (B)
Wat is het hydrofobe effect in relatie tot eiwitvouwing?
Wat is het hydrofobe effect in relatie tot eiwitvouwing?
Het hydrofobe effect verwijst naar de neiging van apolaire groepen om zich te scheiden van water, wat leidt tot vrijgekomen watermoleculen en verhoogde entropie.
De ___ vormen een solvatielaag om apolaire stoffen in water.
De ___ vormen een solvatielaag om apolaire stoffen in water.
Koppel de termen aan hun beschrijvingen:
Koppel de termen aan hun beschrijvingen:
Wat gebeurt er met watermoleculen als twee eiwitten dicht genoeg bij elkaar komen?
Wat gebeurt er met watermoleculen als twee eiwitten dicht genoeg bij elkaar komen?
Er bevinden zich watermoleculen aan de binnenkant van een eiwit.
Er bevinden zich watermoleculen aan de binnenkant van een eiwit.
Wat is de rol van polaire groepen aan de buitenkant van een eiwit?
Wat is de rol van polaire groepen aan de buitenkant van een eiwit?
Wat betekent een hoge entropie?
Wat betekent een hoge entropie?
Polaire aminozuren zijn meestal naar binnen gericht in een waterige omgeving.
Polaire aminozuren zijn meestal naar binnen gericht in een waterige omgeving.
Noem twee functies van vetcellen.
Noem twee functies van vetcellen.
Een _______ vetzuur kent uitsluitend enkele bindingen.
Een _______ vetzuur kent uitsluitend enkele bindingen.
Koppel de soorten vetzuren aan hun kenmerken:
Koppel de soorten vetzuren aan hun kenmerken:
Waarom is vet effectiever in het opslaan van energie dan glycogeen?
Waarom is vet effectiever in het opslaan van energie dan glycogeen?
Verzadigde vetzuren hebben doorgaans een hoger kook- en smeltpunt dan onverzadigde vetzuren.
Verzadigde vetzuren hebben doorgaans een hoger kook- en smeltpunt dan onverzadigde vetzuren.
Wat is het belangrijkste verschil tussen olie en boter?
Wat is het belangrijkste verschil tussen olie en boter?
Koolhydraten zijn belangrijk voor de samenstelling van membranen.
Koolhydraten zijn belangrijk voor de samenstelling van membranen.
Wat ontstaat er door een condensatiereactie van glycerol en vetzuren?
Wat ontstaat er door een condensatiereactie van glycerol en vetzuren?
Waarom is cholesterol belangrijk voor celmembranen?
Waarom is cholesterol belangrijk voor celmembranen?
Membraan lipiden bestaan uit glycerol veresterd met __ vetzuren en __ polaire groep.
Membraan lipiden bestaan uit glycerol veresterd met __ vetzuren en __ polaire groep.
Koppel de volgende termen aan hun beschrijving:
Koppel de volgende termen aan hun beschrijving:
Wat gebeurt er met de vloeibaarheid van de membranen als de temperatuur stijgt?
Wat gebeurt er met de vloeibaarheid van de membranen als de temperatuur stijgt?
Boter en olie bestaan uit verschillende stoffen.
Boter en olie bestaan uit verschillende stoffen.
Wat is de dikte van een bilayer?
Wat is de dikte van een bilayer?
Wat is de functie van het golgiapparaat?
Wat is de functie van het golgiapparaat?
Laterale diffusie van membraanlipiden verloopt zeer traag.
Laterale diffusie van membraanlipiden verloopt zeer traag.
Wat wordt gebruikt om de snelheid van laterale diffusie te meten?
Wat wordt gebruikt om de snelheid van laterale diffusie te meten?
Flip-flop diffusie verloopt zeer _______.
Flip-flop diffusie verloopt zeer _______.
Welke van de volgende uitspraken over flippases en floppases is waar?
Welke van de volgende uitspraken over flippases en floppases is waar?
Waarom verloopt flip-flop diffusie traag?
Waarom verloopt flip-flop diffusie traag?
Koppel de volgende enzymen aan hun functie:
Koppel de volgende enzymen aan hun functie:
Bij hogere temperaturen is de ordening van membranen _______.
Bij hogere temperaturen is de ordening van membranen _______.
Wat zijn de kenmerken van enzymen?
Wat zijn de kenmerken van enzymen?
Enzymen verhogen altijd de activatie-energie van een reactie.
Enzymen verhogen altijd de activatie-energie van een reactie.
Wat is de rol van de actieve plaats in een enzym?
Wat is de rol van de actieve plaats in een enzym?
Als delta G negatief is, betekent dit dat de reactie __________ zal verlopen.
Als delta G negatief is, betekent dit dat de reactie __________ zal verlopen.
Koppel de termen aan hun juiste beschrijving:
Koppel de termen aan hun juiste beschrijving:
Wat gebeurt er met de reactiesnelheid als de activatie-energie toeneemt?
Wat gebeurt er met de reactiesnelheid als de activatie-energie toeneemt?
Enzymactiviteit kan niet worden gereguleerd.
Enzymactiviteit kan niet worden gereguleerd.
Wat beïnvloedt de snelheid van een reactie volgens de Arrhenius vergelijking?
Wat beïnvloedt de snelheid van een reactie volgens de Arrhenius vergelijking?
Flashcards are hidden until you start studying
Study Notes
Interactie-energie en Eiwitstructuur
- Interactie-energie is negatief, wat gunstig is voor systemen die streven naar lage energie.
- Bij kleinere afstanden stoten atomen elkaar af.
- H-bruggen en vanderwaalsinteracties zijn ongunstig voor eiwitvouwing omdat ze opnieuw moeten worden gevormd.
- Het hydrofobe effect verhoogt de entropie door vrijgekomen watermoleculen wanneer eiwitten zich vouwen.
Hydrofobe Groepen in Eiwitten
- Eiwitten vouwen om hydrofobe groepen van water te scheiden, wat leidt tot verhoogde entropie.
- Aan de binnenkant van eiwitten bevinden zich voornamelijk apolaire groepen, terwijl de buitenkant polaire groepen bevat.
- Geen watermoleculen aan de binnenkant van een eiwit; polaire groepen daar vereisen H-bruggen.
Peptidebindingen en Entropie
- Peptidebindingen bestaan uit elektrische negatief geladen atomen, die leiden tot gereduceerde wanorde.
- Hoge entropie duidt op meer wanorde en minder organisatie; omgekeerd geldt dit ook.
Vetcellen en Hun Functies
- Vetcellen zijn voornamelijk opgebouwd uit vet en dienen als energieopslag en isolatie.
- Vet slaat meer energie op dan glycogeen door lagere waterinhoud en hogere energiedichtheid.
Vetzuurstructuren
- Triglyceriden bestaan uit glycerol en drie vetzuren via condensatiereacties.
- Verzadigde vetzuren bevatten enkele bindingen; onverzadigde vetzuren bevatten minstens één dubbele binding, wat als een knik in de structuur fungeert.
- Meervoudig onverzadigde vetzuren zijn gezonder en kunnen signaalmoleculen en hormonen vormen.
Membranen en Membraanlipiden
- Membraanlipiden bestaan uit glycerol, twee vetzuren en een grote polaire groep, vormen een dubbele laag die compartimenten scheidt.
- Bilanen zijn 5-8 nanometer dik en essentieel voor celstructuur.
Cholesterol en Membraanvloeibaarheid
- Cholesterol speelt een cruciale rol in de synthese van hormonen en regulering van membraanfluiditeit.
- Cholesterol heeft een structuur van vier ringen, met een OH-groep, die het in staat stelt in de membrandichtheid te nestelen.
Fluid Mosaic Model van Membranen
- Membranen zijn vloeibaar, waardoor moleculen zich vrij kunnen bewegen.
- Laterale diffusie van lipiden is snel, terwijl flip-flop diffusie traag is door de hoge energiebarrière.
Enzym Activiteit
- Enzymen verhogen de reactiesnelheid en zijn specifiek voor substraten, werken optimaal bij milde omstandigheden.
- Enzymen hebben een actieve plaats met cruciale aminozuurpositionering voor katalyse.
Reactie-energie
- Vrije energie (G) van producten moet lager zijn dan die van substraten voor spontane reacties.
- De activatieniveau is bepalend voor de snelheid van reacties; hoge activatie-energie leidt tot langzamere reacties.
Formules
- Reactiesnelheid is afhankelijk van de concentratie van het substraat.
- De Arrhenius-vergelijking toont aan dat een kleine wijziging in activatie-energie kan leiden tot een significante verandering in reactiesnelheid.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.