Cytologie en Histologie Deel 1: Cytologie
28 Questions
1 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Wat is de belangrijkste functie van een zonula adherens?

  • Overbrengen van spanningen tussen cellen (correct)
  • Communicatie tussen cellen
  • Ophouden van de hydrodynamische druk
  • Hechting van cellen aan de basale lamina
  • Waar bevindt een hemidesmosoom zich typisch?

  • Tussen cellen in het hart
  • In de kern van cellen
  • Aan de basale zijde van epitheelcellen (correct)
  • Aan de apicale zijde van epitheelcellen
  • Wat kenmerkt een desmosoom?

  • Het is een gordelvormige structuur
  • Het bevindt zich alleen in spierweefsel
  • Het heeft een schijfvormige membraanzone (correct)
  • Het maakt gebruik van hydrophobe kanalen
  • Wat is het belangrijkste kenmerk van nexus (gap junction)?

    <p>Het maakt communicatie tussen cellen mogelijk</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende processen valt onder passieve diffusie?

    <p>Verplaatsing volgens de concentratiegradiënt</p> Signup and view all the answers

    Hoe wordt de permeabiliteit van een membraan beïnvloed?

    <p>Door cholesterolgehalte in de membraan</p> Signup and view all the answers

    Wat is het effect van connexine in hartcellen?

    <p>Het verlaagt de elektrische weerstand</p> Signup and view all the answers

    Welk type structuur fungeert voor passieve hechting aan onderliggend weefsel?

    <p>Hemidesmosoom</p> Signup and view all the answers

    Wat is het belangrijkste verschil tussen gefaciliteerde diffusie en actief transport?

    <p>Gefaciliteerde diffusie vindt plaats via permeasen.</p> Signup and view all the answers

    Welk type transporteiwit is verantwoordelijk voor het transport van meerdere stoffen in dezelfde richting?

    <p>Symport</p> Signup and view all the answers

    Wat beschrijft het proces van fagocytose het beste?

    <p>Opname van grotere partikels door de cel.</p> Signup and view all the answers

    Wat is het doel van de mechanismen van vloeibare-fase pinocytose?

    <p>Opname van vloeistofdruppels of kleinere partikels.</p> Signup and view all the answers

    Wat is het resultaat van de conformatieverandering van een permease?

    <p>Substraat verplaatst zich van de ingang naar de uitgang.</p> Signup and view all the answers

    Welke type pinocytose betreft het opnemen van vloeistof door minuscule invaginaties van het membraan?

    <p>Micropinocytose</p> Signup and view all the answers

    Wat is een kenmerk van adsorptiepinocytose?

    <p>Het omvat gecoate vesiculaire invaginaties.</p> Signup and view all the answers

    Wat is de algemene regel over celgrootte en metabolisme?

    <p>Hoe lager het metabolisme, hoe groter de cel.</p> Signup and view all the answers

    Wat bevat de celmembraan voornamelijk?

    <p>Georiënteerde lipiden en globulaire eiwitten.</p> Signup and view all the answers

    Welke functie heeft de glycocalyx niet?

    <p>Synthese van eiwitten.</p> Signup and view all the answers

    Wat betreft de celvorm, welke uitspraak is juist?

    <p>Macrofagen hebben een wisselende celvorm.</p> Signup and view all the answers

    Wat zijn cilia en flagellen verantwoordelijk voor?

    <p>Coördinate beweeglijkheid.</p> Signup and view all the answers

    Welke onderdelen vormen de cel volgens de inhoud?

    <p>Celmembraan, cytoplasma, en nucleus.</p> Signup and view all the answers

    Wat is de functie van integrale eiwitten?

    <p>Zij zijn betrokken bij transport over het membraan.</p> Signup and view all the answers

    Wat is de structuur van de perifere fibrillen van cilia?

    <p>Ze zijn samengesteld uit 9 groepen van microtubuli.</p> Signup and view all the answers

    Wat is een functie van de zonula occludens?

    <p>Zij sluit intercellulaire ruimtes af tegen een lumen.</p> Signup and view all the answers

    Wat maakt het apolaire gedeelte van fosfolipiden uniek?

    <p>Het vormt een dubbele laag.</p> Signup and view all the answers

    Wie speelt een rol in het transmembranair transport?

    <p>Integrale eiwitten.</p> Signup and view all the answers

    Wat gebeurt er bij contactinhibitie?

    <p>Cellen onderdrukken verdere deling.</p> Signup and view all the answers

    Waarin verschillen de centrale en perifere fibrillen van cilia?

    <p>Centrale fibrillen zijn verbonden met de basis van het cilium.</p> Signup and view all the answers

    Study Notes

    Celafmetingen

    • Cellen variëren in grootte van 7 tot 40 µm, met uitzonderingen zoals het ei van de struisvogel.
    • Celgrootte hangt af van diffusiecapaciteit en controle van de celkern.
    • Algemeen geldt: bij lager metabolisme is de cel groter.
    • Celvolume is onafhankelijk van de grootte van het organisme.

    Celvorm

    • De vorm van cellen varieert, zoals bij leucocyten en macrofagen (vrije cellen).
    • Constante vormen komen voor bij meercellige organismen, bijvoorbeeld zaadcellen en epitheelcellen.

    Celbouw

    • Cel bestaat uit drie hoofdcomponenten: celmembraan, cytoplasma met celorganellen, en de celkern.

    Celmembraan

    • Dikte van de celmembraan is ongeveer 7,5 nm.
    • Bevat een dubbele laag lipiden en globulaire eiwitten.

    Lipiden

    • Fosfolipiden, zoals fosfatidylcholine en fosfatidylethanolamine, vormen een dubbele laag.
    • Polaire (hydrofiele) delen zijn gericht naar het waterige milieu, terwijl apolaire (hydrofoob) delen naar het midden van de membraan wijzen.

    Eiwitten in de Celmembraan

    • Eiwitten zijn niet alleen aan het oppervlak aanwezig en zijn verdeeld volgens een mozaïekpatroon.
    • Te onderscheiden in integrale eiwitten (die de membraan overspannen) en perifere eiwitten (aan de binnen- of buitenzijde).
    • Eiwitten vervullen diverse functies, waaronder structurele steun, transport, ionenkanalen, receptoren en enzymactiviteit.

    Glycocalyx

    • Dunne filamentachtige laag die de buitenzijde van de celmembraan bedekt.
    • Bestaat voornamelijk uit glycoproteïnen en een klein deel glycolipiden.
    • Functies omvatten bescherming, transmembranair transport, celadhesie, contactinhibitie en herkenning.

    Speciale Vormingen

    • Microvilli en cilia zijn te vinden aan de extracellulaire ruimte.
    • Intercellulaire verbindingen omvatten zonula occludens, zonula adhaerens, macula adhaerens, hemidesmosomen en nexus (gap junction).

    Cilia en Flagellen

    • Gespecialiseerde structuren met gecontroleerde beweeglijkheid.
    • Bestaan uit microtubuli en zijn geconfigureerd met een basaal lichaamtje (kinetosoom).
    • Een dwarsdoorsnede toont 9 groepen perifere fibrillen en 2 centrale fibrillen.

    Zonula Occludens

    • Sluit intercellulaire spleten af en is gordelvormig rond de cel.
    • Verleent plasticiteit en kan variëren in hechting afhankelijk van functie.

    Zonula Adhaerens

    • Parallel aan de intercellulaire spleet met microfilamenten aan de cytoplasmatische zijde.
    • Functie: het overbrengen van mechanische spanningen tussen cellen.

    Macula Adhaerens (Desmosoom)

    • Schijfvormige verbindingen die microfilamenten bevatten en fungeren als hechtingsstructuren.

    Hemidesmosomen

    • Halve desmosomen die voorkomen aan de basale zijde van epitheelcellen.
    • Dienen voor hechting aan de lamina basalis en verdeling van mechanische druk.

    Nexus (Gap Junction)

    • Hydrofiele kanaaltjes tussen cellen, bestaan uit connexine en faciliteren celcommunicatie.
    • Zorgt voor passage van laag-moleculaire verbindingen en verklaart lage elektrische weerstand.

    Transportmechanismen

    • Diffusie: Passieve diffusie volgt concentratie- of elektrische gradiënten.
    • Transporteiwitten: Voor stoffen die niet of moeilijk door de membraan kunnen. Bestaan uit gefaciliteerde diffusie en actief transport.
    • Endocytose en Exocytose: Mechanismen voor opname en afgifte van grote moleculen zonder door de membraan te moeten.
    • Osmose: Doorlatendheid van de membraan voor water afhankelijk van concentraties.

    Endocytose

    • Fagocytose: Opname van grotere deeltjes door vorming van pseudopodia.
    • Pinocytose: Opname van vloeistofdruppels of kleinere deeltjes, met varianten als macropinocytose en micropinocytose.
    • Mechanismen kunnen selectief of niet-selectief zijn, afhankelijk van de aard van de opname.

    Transporteiwitten

    • Type I: Gefaciliteerde diffusie zonder extra energie, Type II: Actief transport met energiebehoefte.
    • Transporteiwitten kunnen uniport (één substans), symport (meerdere in dezelfde richting) en antiport (meerdere in tegengestelde richting) zijn.

    Studying That Suits You

    Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

    Quiz Team

    Related Documents

    Description

    Deze quiz test je kennis over cytologie, inclusief celafmetingen en celvorm. Verken de microscopische wereld van cellen en hun variaties. Ontdek hoe deze factoren samenhangen met metabolisme en functie.

    More Like This

    Use Quizgecko on...
    Browser
    Browser