Podcast
Questions and Answers
Wat is de rol van leukocyten in het immuunsysteem?
Wat is de rol van leukocyten in het immuunsysteem?
- Ze slaan bloedplasma op.
- Ze bestrijden infecties door te fagocyteren. (correct)
- Ze transporteren zuurstof door het lichaam.
- Ze zorgen voor bloedstolling.
Wat kan leiden tot anafylactische shock?
Wat kan leiden tot anafylactische shock?
- Te hoge niveaus van zuurstof in het bloed.
- Een tekort aan glucose in het bloed.
- Onvoldoende aanmaak van rode bloedcellen.
- Overmatige productie van histamine door mastcellen. (correct)
Welke functie heeft hemoglobine in rode bloedcellen?
Welke functie heeft hemoglobine in rode bloedcellen?
- Het opslaan van ijzer in het lichaam.
- Het transporteren van kooldioxide naar de longen.
- Het vervoeren van zuurstof naar de organen. (correct)
- Het reguleren van de bloeddruk.
Waarom is ontsteking belangrijk voor het immuunsysteem?
Waarom is ontsteking belangrijk voor het immuunsysteem?
Wat is de functie van primaire lymfoïde organen?
Wat is de functie van primaire lymfoïde organen?
Flashcards
Rode bloedcellen
Rode bloedcellen
Rode bloedcellen bevatten hemoglobine, een eiwit dat zuurstof bindt. Ze transporteren zuurstof van de longen naar de organen en kooldioxide van de organen terug naar de longen.
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen, ook wel leukocyten genoemd, zijn een belangrijk onderdeel van het immuunsysteem. Ze verdedigen het lichaam tegen infecties en andere ziekteverwekkers.
Antigen
Antigen
Een antigeen is een stof die door het immuunsysteem wordt herkend als vreemd. Het activeert de productie van antilichamen, die de antigenen neutraliseren of vernietigen.
Antilichamen
Antilichamen
Signup and view all the flashcards
Immuunrespons
Immuunrespons
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Bloed - Inleiding
- Bloed vervoert gassen (CO₂, O₂), metabolische stoffen, ionen (pH-buffer), voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen, enzymen, immuunstoffen en antilichamen.
- Bloed vervoert energie.
- Bloed transporteert lichaamswarmte door het lichaam.
Bloed - Samenstelling
- Bloedplasma (56%) bestaat uit:
- Oploste stoffen
- Water
- Plasma-eiwitten (albumine, globulines, fibrinogeen)
- Gassen
- Hormonen
- Glucose
- Lipiden
- Afvalstoffen
- Bloedcellen (44%) bestaan uit:
- Erytrocyten
- Leukocyten
- Thrombocyten
Bloedvorming - Prenatale fasen
- Megaloblastaire fase (2 weken na conceptie, 3 maanden):
- Extra-embryonaal bindweefsel (dooierzak)
- Megaloblasten
- Hepato-liënale fase (lever en milt):
- Actieve bloedvorming in lever en milt
Bloedvorming - Postnatale fase
-
Medullaire (myeloid) fase:
- Beenmerg als permanente bloedvormende plek
-
Differentiatie in reticulair bindweefsel en bloedplasma
-
Multipotente hematopoëtische stamcellen (HSC) uit navelstrengmesenchym
- Differentiëren tot erythrocyten, granulocyten, monocyten en lymfocyten
Erythrocyten
- Bouw:
- Ø 7-8 µm, hoogte 1.9 µm (bij mens)
- Geen nucleus (uitzondering bij Mammalia)
- Mitochondria afwezig
- Celmembraan elastisch
- Hemoglobine (96% van volume)
- Aantal: 5.10⁶ per mm³
- Levensduur: ongeveer 120 dagen
Hemoglobine
- Structuur: tetrameer met haem-groepen (porfirine, Fe-atoom) die O₂ binden.
- Verschillende globintypes: α-globine, β-globine, δ-globine en γ-globine (parig aanwezig).
Bloedgroepen
-
ABO-systeem (chromosoom 9, gen ABO):
- Allel A: N-acetyl-galactosamine-transferase; agglutinogen A
- Allel B: galactosyltransferase; agglutinogen B
- Allel O: geen enzym
-
Oorsprong: antigenen op celmembraanerytrocyten
-
Rh-systeem:
- Fisher systeem: 3 genen, 6 allelen (C, c, D, d, E, e)
- Anti-D is meest courant
- Rh⁺ - geen antilichamen bij contact met Rh⁺ bloed
- Rh⁻ - wel antilichamen bij contact met Rh⁺ bloed
Erytropoëse
- Proces van erythrocytvorming.
- Stappen: pro-erythroblast, erythroblast, normoblast, erythrocyt in het beenmerg.
- Kernloze cel vol hemoglobine.
- Levensduren van 120 dagen
Erfelijke afwijkingen (Sikkelcel anemie)
- Mutatie in β-globine van Hb:
- GAG-codons worden GTG
- Glutaminezuur vervangen door valine
- Sikkelvormige erytrocyten, waardoor verminderde flow via capillaire.
- Anemie (verlaagde hemoglobinewaarde)
Leukocyten
-
Overzicht:
- 3-10 miljard per liter bloed (verschillende soorten leukocyten met verschillende functies).
- Belangrijke rol in het immuunsysteem
-
Granulocyten (neutrofiele, eosinofiele, basofiele):
- Granules
- Fagocytose
-
Agranulocyten (lymfocyten, monocyten)
- Immuniteitsrespons
- Fagocytose
Bloedplaatjes(Thrombocyten)
- Vormen geen echte cellen, maar afsnoeringen (afgeleid van megakaryocyten)
- Functie: Bloedstolling
- Aantal: 200 000-400 000/mm ³
- Levensduur: ≈ 7 dagen.
Hemostase (Bloedstolling)
- Vasculaire spasmen, aggregatie bloedplaatjes en bloedstolling – drie fasen.
- Vasculaire spasmen: vernauwing van de bloedvatdiameter.
- Aggregatie bloedplaatjes: adhesie aan collageen en vorming van een hemostatische prop.
- Bloedstolling: cascade van activeringsreacties en vorming van een fibrine netwerk met twee mechanismes (exogeen en endogeen).
Bloedplasma
- Samenstelling: 90% water, 7% plasma-eiwitten (albumine, globulines, fibrinogeen), en 1% organische zouten
- Functie: transport, uitwisseling en immuunrespons.
Pathologie bloedvaten - Atherosclerose
- Actoren: geoxideerd LDL, monocyten, schuimcellen, plaquevorming
- Plaque-vorming belemmert bloedstroom.
- Vaatwanden worden broos, scheuren en leiden tot bloedstolsels
Vorming hart en bloedvaten
- Mesoderm-hypomere differentieert tot bloedeilandjes in dooierzak en andere lagen.
- Bloedcellen ontwikkelen.
- Er ontstaat een hartbuis die later het hart vormt.
- Bloedvaten ontwikkelen uit bloedeilandjes en andere cellen.
Bloedvaten – Bouw arteria en vena
- Tunica externa, media en interna, van buiten naar binnen.
- Arteria: dikke spierlaag (media) voor pulsatie.
- Vena: dunnere spierlaag, kleppen voorkomen terugstroom.
- Capillairen: ééncellig epitheel, uitwisseling stoffen.
Lymfoidorganen
- Thymus, lymfeknopen, milt, amandelen, platen van Peyer, appendix.
- Functie: productie en rijping lymfocyten en immuunrespons.
Immunologie
- Bescherming tegen lichaamsvreemde stoffen (antigenen).
- Aangeboren immuniteit (macrofagen, NK-cellen, complementsysteem) en verworven immuniteit (lymfocyten).
- Humorale respons (antilichamen) en cellulaire respons (T-cellen).
- Lymfocyten herkennen en reageren op antigenen.
Major Histocompatibility Complex (MHC)
- MHC-moleculen presenteren antigenen aan T-cellen.
- Klasse I MHC zijn in bijna alle lichaamscellen aanwezig en presenteren antigenen van binnenin de cel.
- Klasse II MHC zijn aanwezig op antigen-presenterende cellen en presenteren antigenen van buiten de cel.
Exogene en endogene antigenen
- Exogene antigenen zijn afkomstig van buiten de cellen (vb. bacteriën).
- Endogene antigenen zijn afkomstig van binnen de cellen (vb. virussen, eigen beschadigde cellen.
Immuno-signaalstoffen (cytokines)
- Reguleren interacties tussen immuuncellen.
- Influeren op celdeling, verplaatsing en differentiatie
Allergieën
- Allergieen worden veroorzaakt door allergenen. Allergenen zijn onschadelijke buitenlandse substanties.
- Allergieën leiden tot een immuunreactie.
- Allergieën kunnen leiden tot anafylactische shock.
AIDS
- Oorzaak: HIV infectie.
- Retrovirus.
- Aanval op T-lymfocyten.
- Vernietigt immuunsysteem.
- HIV infectie leidt tot AIDS.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.