Podcast
Questions and Answers
Welke eigenschap behoort niet tot de vier basiskenmerken van levende organismen?
Welke eigenschap behoort niet tot de vier basiskenmerken van levende organismen?
Prokaryote cellen hebben een celkern.
Prokaryote cellen hebben een celkern.
False
Noem twee voorbeelden van eukaryote organismen.
Noem twee voorbeelden van eukaryote organismen.
Planten en dieren
De __________ is een gelatineuze laag die de cel omgeeft en een functie heeft in bescherming en aanhechting.
De __________ is een gelatineuze laag die de cel omgeeft en een functie heeft in bescherming en aanhechting.
Signup and view all the answers
Koppel de externe structuren van bacteriële cellen aan hun functies:
Koppel de externe structuren van bacteriële cellen aan hun functies:
Signup and view all the answers
Wat is de functie van cilia in een cel?
Wat is de functie van cilia in een cel?
Signup and view all the answers
De nucleaire envelop is opgebouwd uit één enkele membraanlaag.
De nucleaire envelop is opgebouwd uit één enkele membraanlaag.
Signup and view all the answers
Welke structuur in de cel is verantwoordelijk voor eiwitsynthese?
Welke structuur in de cel is verantwoordelijk voor eiwitsynthese?
Signup and view all the answers
Wat is een kenmerk van de Gram-positieve bacteriële celwand?
Wat is een kenmerk van de Gram-positieve bacteriële celwand?
Signup and view all the answers
Het cytoskelet is opgebouwd uit microtubuli, microfilamenten en __________.
Het cytoskelet is opgebouwd uit microtubuli, microfilamenten en __________.
Signup and view all the answers
Gram-negatieve bacteriën kleuren paars tijdens de gram-kleuring.
Gram-negatieve bacteriën kleuren paars tijdens de gram-kleuring.
Signup and view all the answers
Koppel de volgende structuren aan hun functies:
Koppel de volgende structuren aan hun functies:
Signup and view all the answers
Wat is de functie van Lipide A binnen de lipopolysachariden (LPS)?
Wat is de functie van Lipide A binnen de lipopolysachariden (LPS)?
Signup and view all the answers
De ____________ in de Gram-negatieve celwand bevindt zich in de periplasmatische ruimte.
De ____________ in de Gram-negatieve celwand bevindt zich in de periplasmatische ruimte.
Signup and view all the answers
Koppel de onderdelen van de lipopolysachariden aan hun functies:
Koppel de onderdelen van de lipopolysachariden aan hun functies:
Signup and view all the answers
Welke van de volgende stoffen bewegen zich door gefaciliteerde diffusie?
Welke van de volgende stoffen bewegen zich door gefaciliteerde diffusie?
Signup and view all the answers
Osmose verwijst naar de beweging van watermoleculen tegen hun concentratiegradient.
Osmose verwijst naar de beweging van watermoleculen tegen hun concentratiegradient.
Signup and view all the answers
Wat is het nut van endosporen voor bacteriën?
Wat is het nut van endosporen voor bacteriën?
Signup and view all the answers
De ______ is het vloeibare deel van het cytoplasma waarin het DNA wordt gevonden.
De ______ is het vloeibare deel van het cytoplasma waarin het DNA wordt gevonden.
Signup and view all the answers
Koppel de transportprocessen aan hun eigenschappen:
Koppel de transportprocessen aan hun eigenschappen:
Signup and view all the answers
Wat is een voorbeeld van passief transport?
Wat is een voorbeeld van passief transport?
Signup and view all the answers
In een hypertone oplossing migreert water de cel in.
In een hypertone oplossing migreert water de cel in.
Signup and view all the answers
Wat is het belangrijkste kenmerk van een isotone oplossing?
Wat is het belangrijkste kenmerk van een isotone oplossing?
Signup and view all the answers
De beweging van water door een selectief permeabel membraan wordt genoemd _______.
De beweging van water door een selectief permeabel membraan wordt genoemd _______.
Signup and view all the answers
Koppel de volgende transportprocessen aan hun beschrijvingen:
Koppel de volgende transportprocessen aan hun beschrijvingen:
Signup and view all the answers
Welk proces maakt gebruik van het transporteiwit en vereist energie?
Welk proces maakt gebruik van het transporteiwit en vereist energie?
Signup and view all the answers
Met actieve processen wordt energie (ATP) verbruikt.
Met actieve processen wordt energie (ATP) verbruikt.
Signup and view all the answers
Wat gebeurt er met water in een hypotone oplossing?
Wat gebeurt er met water in een hypotone oplossing?
Signup and view all the answers
Wat voor soort ribosomen hebben prokaryoten?
Wat voor soort ribosomen hebben prokaryoten?
Signup and view all the answers
Glycocalyx is uitsluitend aanwezig in prokaryote cellen.
Glycocalyx is uitsluitend aanwezig in prokaryote cellen.
Signup and view all the answers
Wat is de functie van fimbriae in archaea?
Wat is de functie van fimbriae in archaea?
Signup and view all the answers
De celwanden van archaea zijn niet opgebouwd uit ______.
De celwanden van archaea zijn niet opgebouwd uit ______.
Signup and view all the answers
Welke van de volgende eigenschappen is kenmerkend voor eukaryote cellen?
Welke van de volgende eigenschappen is kenmerkend voor eukaryote cellen?
Signup and view all the answers
Eukaryote cellen hebben een unieke celwand die uitsluitend uit chitine bestaat.
Eukaryote cellen hebben een unieke celwand die uitsluitend uit chitine bestaat.
Signup and view all the answers
Wat zijn de belangrijkste componenten van het cytoplasma van archaea?
Wat zijn de belangrijkste componenten van het cytoplasma van archaea?
Signup and view all the answers
Eukaryote celmembranen bevatten ______ als een component.
Eukaryote celmembranen bevatten ______ als een component.
Signup and view all the answers
Wat voor type bindingen worden gebruikt in de cytoplasmatische membranen van archaea?
Wat voor type bindingen worden gebruikt in de cytoplasmatische membranen van archaea?
Signup and view all the answers
Wat is een functie van de bacteriële celwand?
Wat is een functie van de bacteriële celwand?
Signup and view all the answers
De celwand van bacteriën speelt geen rol bij de interactie met de omgeving.
De celwand van bacteriën speelt geen rol bij de interactie met de omgeving.
Signup and view all the answers
Welke stof kunnen antibiotica gericht aanvallen in de bacteriële celwand?
Welke stof kunnen antibiotica gericht aanvallen in de bacteriële celwand?
Signup and view all the answers
De celwand van bacteriën biedt weerstand tegen __________ stresses.
De celwand van bacteriën biedt weerstand tegen __________ stresses.
Signup and view all the answers
Koppel de bacteriële celwandstructuren aan hun functies:
Koppel de bacteriële celwandstructuren aan hun functies:
Signup and view all the answers
Wat is de belangrijkste functie van de bacteriële celwand?
Wat is de belangrijkste functie van de bacteriële celwand?
Signup and view all the answers
Gram-positieve celwanden zijn dunner dan Gram-negatieve celwanden.
Gram-positieve celwanden zijn dunner dan Gram-negatieve celwanden.
Signup and view all the answers
Noem twee componenten van peptidoglycaan.
Noem twee componenten van peptidoglycaan.
Signup and view all the answers
De __________ in de celwand van Gram-negatieve bacteriën omvat een dunne laag peptidoglycaan.
De __________ in de celwand van Gram-negatieve bacteriën omvat een dunne laag peptidoglycaan.
Signup and view all the answers
Koppel de type celwand aan hun karakteristieken:
Koppel de type celwand aan hun karakteristieken:
Signup and view all the answers
Welk van de volgende is een kenmerk van lipopolysacchariden (LPS) in Gram-negatieve bacteriën?
Welk van de volgende is een kenmerk van lipopolysacchariden (LPS) in Gram-negatieve bacteriën?
Signup and view all the answers
Teichoïnezuren zijn alleen te vinden in de celwanden van Gram-negatieve bacteriën.
Teichoïnezuren zijn alleen te vinden in de celwanden van Gram-negatieve bacteriën.
Signup and view all the answers
Wat maakt Gram-negatieve bacteriën resistenter tegen antibiotica?
Wat maakt Gram-negatieve bacteriën resistenter tegen antibiotica?
Signup and view all the answers
Study Notes
Levensprocessen bij organismen
- Alle levende organismen vertonen tenminste vier basis eigenschappen: groei, reproductie, responsiviteit en metabolisme.
Kenmerken van het leven en hun verspreiding in microben
- Groei: Komt voor bij alle bacteriën, archaea en eukaryoten. Virussen vermeerderen zich niet door groei.
- Reproductie: Komt voor bij alle bacteriën, archaea en eukaryoten. Virussen repliceren zich in gastheercellen.
- Responsiviteit: Reageren op stimuli. Komt voor bij alle bacteriën, archaea en eukaryoten; virussen reageren in sommige gevallen.
- Metabolisme: De gecontroleerde chemische reacties in organismen; komt voor bij alle bacteriën, archaea en eukaryoten. Virussen gebruiken het metabolisme van de gastheercellen.
- Celstructuur: Een membraan-gebonden structuur is aanwezig bij bacteriën, archaea en eukaryoten. Virussen missen een celstructuur.
Prokaryotische en eukaryotische cellen: een overzicht
- Alle levende wezens bestaan uit één of meerdere cellen. Eencellige micro-organismen zijn de eenvoudigste levende organismen.
- Cellen kunnen worden ingedeeld als prokaryotisch of eukaryotisch.
Prokaryotische cellen (bacteriën en archaea)
- Geen celkern
- Geen interne structuren die door een fosfolipide membraan zijn omgeven.
- Ze hebben typisch een diameter kleiner dan 1 µm.
Bacteriële celstructuren - Extrinsieke structuren
- Glycocalyx (kapsel of slijmlaag): Een gelatineuze, slijmerige laag buiten de celwand. Er zijn twee typen: een kapsel (georganiseerd en sterk verbonden) en een slijmlaag (ongeorganiseerd en los). Functies: bescherming tegen uitdroging, hechting aan oppervlakken, vorming van biofilms en bescherming tegen immuuncellen van de gastheer. Voorbeelden omvatten Leuconostoc dextranicum (suikerindustrie) en Streptococcus pneumoniae (pathogeen).
- Flagellen: Filamenteuze aanhangsels buiten de bacteriële cel die beweging (motiliteit) mogelijk maken. Flagellen bestaan uit drie delen: filament (buitenste deel), haak en basaal lichaam. Ze hebben een antigene werking (H-antigenen). De manier waarop flagella zijn gerangschikt (monotrich, amphitrich, lophotrich, peritrich) beïnvloedt hun bewegingen. Axiale filamenten zijn een type flagellen die endoflagellen zijn, spiraalvormig en komen voor in Spirocheten. Voorbeelden omvatten Treponema pallidum (syfilis) en Borrelia burgdorferi (lymeziekte).
- Fimbriae: Korte, dunne, borstelachtige structuren op bacteriën die helpen bij hechting aan oppervlakken en vorming van biofilms.
- Pili: Langere structuren vergelijkbaar met fimbriae, maar vaak specifiek gebruikt voor de overdracht van DNA tussen bacteriecellen (conjugatie). Ook wel bekend als sex pili.
- Hami: Een specifiek type aanhangsel die aanwezig is bij sommige Archaea en helpt bij hechting. Deze zijn vaak meer complex en vertakter dan fimbriae.
Bacteriële celwand
- Verleent bacteriën hun karakteristieke vorm
- Beschermt de celmembraan tegen osmotische lyse
- Samengesteld uit peptidoglycaan: een polymeer van disachariden (N-acetylglucosamine en N-acetylmuraminezuur) die verbonden zijn door polypeptiden.
- Er zijn twee typen bacteriële celwanden: grampositieve en gramnegatieve. Grampositieve wanden zijn dikker en bevatten teichoïnezuur en lipotechoïnezuur. Gramnegatieve wanden zijn dunner en bevatten een buitenmembraan met lipopolysachariden (LPS) en porinen. LPS bestaat uit drie delen: Lipide A, een kernpolysacharide en een O-antigeen.
Bacteriële morfologie (vormen)
- Cellen kunnen verschillende vormen hebben, zoals kokken (rond), bacillen (staafvormig), kokkobacillen (korte staafjes), vibrionen (kommavormig), spirillen (spiraalvormig) en spirocheten (lang, flexibele spiraal).
- Cellen kunnen zich ook groeperen (paren, ketens) of in groepen van 4 of 8 (tetraden, sarcinae) of in clusters (stafylokokken).
Bacteriën zonder celwand
- Enkele bacteriën missen een celwand en hebben in plaats daarvan sterolen in hun plasmamembraan. Voorbeelden zijn Mycoplasma.
Cytoplasma van bacteriën
- Cytosol vormt het vloeibare deel.
- Bevat DNA (nucleoloïd), circulaire DNA, plasmiden.
- Bevat ook inclusies (opslagplaatsen, zoals voor vet, zetmeel en verbindingen).
Endosporen
- Sommige bacteriën kunnen endosporen vormen, dormante structuren die weerstand bieden tegen extreme condities waaronder hitte, uitdroging en chemicaliën. Deze zijn resistent tegen extreme omstandigheden.
Nonmembranous organellen
- Ribosomen: Plaatsen van eiwitsynthese; prokaryoten hebben 70S ribosomen, eukaryoten 80S ribosomen
- Cytoskelet: Geeft vorm aan de cel, verankert organellen en is verantwoordelijk voor celdeling en voortbeweging. Het bestaat uit microtubuli, microfilamenten en intermediaire filamenten.
- Centriolen en centrosoom: Voer een belangrijke rol bij celdeling en de vorming van flagellen en cilia.
Membranaire organellen
- Nucleus (celkern): Grootste organel, bevat het meeste DNA, gestructureerd in chromatine en chromosomen. Het is omgeven door een dubbele membraan.
- Endoplasmatisch reticulum (ER): Transportsysteem in de cel. Ruw ER heeft ribosomen voor eiwitsynthese, glad ER voor vetproductie en transport.
- Golgi-apparaat: Bewerkt eiwitten en vetten afkomstig van het ER en verpakt ze in secretorische blaasjes voor transport naar andere celdelen of de buitenkant van de cel.
- Lysosomen, peroxisomen, vacuolen en vesikels: Opslag en transport van chemicaliën in de cel. Kunnen nutriënten opslaan. Lysosomen bevatten afbraakeiwitten, peroxisomen enzymen voor afbraak giftige elementen.
Mitochondriën
- Energetische centra van de cel dat ATP produceert. Ze bevatten een dubbel membraan met plooiingen (cristae). De matrix bevat 70S ribosomen en circulair DNA.
Chloroplasten
- Licht capterende structuren voor fotosynthese. Ze hebben een dubbel membraan, eigen DNA en 70S ribosomen.
Eukaryotische celwanden en cytoplasmatische membranen
- Celwanden komen voor bij planten, schimmels, algen en sommige protozoa. Ze zijn samengesteld uit verschillende polysachariden (cellulose bij planten, chitine of glucomannaan bij schimmels).
- Membranen zijn aanwezig bij alle eukaryote cellen en vertonen overeenkomsten met prokaryotische cellen, maar met verschillen in sterolen.
(Cyto)plasmamembraan van eukaryoten
- Gelijkend in functie aan prokaryotische membranen, maar selectief permeabel. Enzymen en eiwitten reguleren de doorgang van moleculen.
- Endocytose (fagocytose en pinocytose), het opnemen van vaste en vloeibare substanties dmv celmembraan.
- Diverse beweeglijke organellen (flagellen en cilia). Ribosomen komen vrij in het cytoplasma voor en zijn verbonden met het endoplasmatisch reticulum. Een uitgebreid cytoskelet vormt de cel, ondersteund door microtubuli, microfilamenten en intermediaire filamenten.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Related Documents
Description
Test je kennis over de basiskenmerken van levende organismen en de structuren van cellen. Dit quiz behandelt vragen over prokaryote en eukaryote cellen, evenals de functies van verschillende celcomponenten. Ontdek hoe goed jij de details van celstructuren en hun functies begrijpt!