Bewegingsopvoeding Samenvatting

Bewegingsopvoeding Samenvatting

• Bewegingsopvoeding stimuleert fysieke activiteit bij jonge kinderen, gericht op ontwikkeling en plezier. Het verschilt van enkel sport.
• Een leerkracht bewegingsopvoeding moet gespecialiseerd zijn. Een kleuterleidster kan indien ze de juiste vaardigheden en kennis heeft, bewegingsopvoeding geven.
• Doel van de CAO (collectieve arbeidsovereenkomst) bij bewegingsopvoeding is het vastleggen van afspraken over wie bewegingsopvoeding geeft, met nadruk op professionalisering, maar ook verschillen in kennis en ervaring.
• Valkuilen bij uitvoering van bewegingsopvoeding kunnen zijn: onvoldoende materiaal, te kleine ruimte, of verschillende verwachtingen tussen leerkrachten en scholen.
• Voorbeelden van bewegingsopvoeding zijn: spelen in het bos, ritmische bewegingen, en parcours in de gymzaal.
• Bij het observeren van bewegingsactiviteiten, is het belangrijk te kijken naar de activiteiten van de kinderen, welke materialen ze gebruiken, en hoe ze deze activiteiten in groep uitvoeren.
• Thema's zoals verkeer kunnen ingezet worden in bewegingsactiviteiten, door ruimtelijk oriëntatie, samenwerking en probleemoplossend denken te stimuleren.
• Was klemmetjes kunnen gebruikt worden in bewegingsactiviteiten, om voor- en achterkant van het lichaam te benadrukken, of als een oefening om andere kinderen te "vervangen".
• De progressieve relaxatiemethode van Jacobson wordt aanbevolen als relaxatiemethode.
• Verschillen tussen bewegen, sporten en turnen liggen in de mate van competitie en focus op prestaties. Turnen is een specifieke vorm van bewegen met specifieke focus op technieken en controle.
• Zin In Leren (ZILL) is een pedagogisch kader waarin beweging en leren worden gecombineerd om de holistische ontwikkeling van kinderen te bevorderen.
• Omgeving en kansen, zoals thuissituatie, beschikbare ruimte, of technologische invloeden beïnvloeden zowel de fysieke als mentale ontwikkeling van kinderen.
• Motorische competenties, gezond en veilige levensstijl en sociaal functioneren zijn belangrijke doelen volgens de Vlaamse onderwijsdoelen binnen bewegingsopvoeding.
• Een leerkracht dient in beweging een positief rolmodel te zijn voor een actieve levensstijl.
• Hoepels kunnen gebruikt worden voor individuele of groep opdrachten, zoals een spel waarbij kinderen moeten coördineren om hoepels te laten tollen.
• Stokken in bewegingsopvoeding kunnen gebruikt worden voor coördinatie oefenen en focus.
• Bewegingschema's zijn mentale representaties van motorische bewegingen die efficiënt uit te voeren zijn.
• Motorische ontwikkeling van kinderen verloopt in drie fasen: van binnen naar buiten, van hoofd naar voeten, en van grote naar kleine spieren.
• Kleuters ontwikkelen belangrijke motorische vaardigheden zoals rennen, springen en balanceren.

Klein Motorische Ontwikkeling

• Ontwikkelingsdoelen voor klein motorische vaardigheden omvatten handig gebruiken van handen en vingers, precisie en zorgvuldigheid. Het gebruiken van vingers op de juiste manier om dingen vast te houden is een belangrijk punt.
• Drie niveaus van klein motorische ontwikkeling worden onderscheiden: hand, voet en mond.
• Vier ontwikkelingslijnen voor klein motorische vaardigheden zijn verfijning, eenhandig grijpen naar opponeerbare duim, intramanuele lateralisatie, en samenwerking van de duimzijde en pinkzijde van de hand.

Bewegingsopvoeding Praktijk

• Aandachtspunten bij het gebruik van groot materiaal in bewegingsopvoeding omvatten risico's, rugpreventie bij heffen en tillen, en bewegingservaring in onbekende situaties.
• Massage met vingers en het spelen van instrumenten zijn ontspanningsoefeningen.
• Twee theorieën van motorisch leren, die van informatieverwerking en de ecologisch-dynamische theorie, worden gebruikt om motorische vaardigheden te begrijpen.
• Factoren die de ontwikkeling van beweging bij kinderen bevorderen, zijn regelmatige oefening, prikkeling en een stimulerende omgeving.
• Impliciet en expliciet leren is een belangrijk onderscheid; impliciet leren door ervaring, en expliciet leren door duidelijke instructies en begeleiding.

Veiligheid en Rustmomenten

• Soorten veiligheid (materiaal, fysiek, emotioneel) zijn belangrijk.
• Voorbeelden van rustmomenten voor verschillende leeftijden, via fantasiebeelden/oefeningen.

Activiteiten

• Verschillende activiteiten kunnen in bewegingslessen gebruikt worden, zoals dieren uitbeelden in het bos, tikt-toe, en het combineren van fantasie en fysieke beweging.
• Risico-competentie is belangrijk voor kleuters, zodat ze leren omgaan met risico's.
• Rustmomenten (ademhalingsoefeningen, massages, eenvoudige yoga) integreren zijn van belang in de lessen.
• Integratie van fantasie in de lessen door verhalen en rollen te spelen bevordert zelfstandigheid and zelfredzaamheid.

Deze quiz biedt een samenvatting van de kernprincipes van bewegingsopvoeding voor jonge kinderen. Je leert over de rol van de leerkracht, de doelen van de CAO, en mogelijke valkuilen bij de uitvoering. Test je kennis over verschillende activiteiten en observatietechnieken binnen dit vakgebied.