Anatomie en Geheugen Quiz
47 Questions
3 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Match de volgende begrippen met hun bijbehorende beschrijvingen:

Affectieve functies = Betrekken zich op het 'voelen', zoals stemmingen en emoties. Basale kernen = Structuren die rond de thalamus liggen en een rol spelen bij het reguleren van cognitieve, conatieve en affectieve functies. Cognitieve functies = Betrekken zich op het 'kennen', zoals waarnemen, geheugen en redeneren. Conatieve functies = Betrekken zich op het 'willen', zoals motivatie, aandrift en initiatief.

Match de volgend anatomische structuren met hun bevindingsplaats in de hersenen:

Cerebrale cortex = Buitenste deel van de hersenen, voornamelijk grijze stof, gevouwen in gyri en sulci. Subcorticale structuren = Delen van de hersenen onder de cerebrale cortex, zoals de basale kernen en thalamus. Basale kernen = Aan elkaar verbonden structuren die rond de thalamus gelegen zijn. Thalamus = Een centraal gelegen structuur in de hersenen, die verschillende informatie verwerkt.

Match de volgende hogere cerebrale functies met hun corresponderende categorie:

Waarnemen = Cognitieve functie Motivatie = Conatieve functie Geheugen = Cognitieve functie Emoties = Affectieve functie

Match de volgende begrippen met hun bijbehorende definitie:

<p>Functies = Complexe taken, zoals zien, lezen, geheugen en spraak. Deelfuncties = Specifieke onderdelen van een functie, zoals het zien van vorm, kleur en beweging. Distributie van deelfuncties = De locatie van de hersengebieden die betrokken zijn bij een complexe functie. Specialisatie = Verschillende hersengebieden zijn gespecialiseerd in specifieke taken, zoals het verwerken van visuele informatie.</p> Signup and view all the answers

Verbind de volgende medische termen met hun juiste omschrijving:

<p>Hemianopsie = Het verlies van zicht in één helft van het gezichtsveld. Hemiparese = Een halfzijdige zwakte van de spieren. Anterograde amnesie = Het onvermogen om nieuwe informatie te onthouden. Retrograde amnesie = Het onvermogen om herinneringen uit het verleden op te halen.</p> Signup and view all the answers

Match de volgende hersengebieden met hun rol in de visuele perceptie:

<p>Occipitale cortex = Verwerkt visuele informatie, waaronder vorm, kleur en beweging. Temporale cortex = Verwerkt visuele informatie, waaronder gezichten en objecten. Pariëtale cortex = Verwerkt visuele informatie, waaronder ruimtelijke relaties en beweging. Frontale cortex = Betrokken bij plannen, beslissingen en motorische controle.</p> Signup and view all the answers

Match de volgende begrippen met hun betekenis:

<p>Gyri = Vormingen die de hersenschors vertonen. Sulci = Groeven die de hersenschors vertonen. Grijze stof = De buitenste laag van de hersenschors, die rijk is aan neuroncellichamen. Witte stof = De binnenste laag van de hersenschors, bestaande uit axonen van neuronen. Synapsen = De contactpunten tussen neuronen, waar signalen worden overgedragen.</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende omschrijvingen matcht met het concept van het episodisch geheugen?

<p>Het vermogen om persoonlijke, met een bepaalde context verbonden gebeurtenissen te herinneren. = Episodisch geheugen Het vermogen om automatische handelingen uit te voeren, zoals fietsen. = Impliciete geheugen Het vermogen om algemene kennis te onthouden, zoals historische feiten. = Semantisch geheugen Het vermogen om een beperkte hoeveelheid informatie gedurende enkele seconden te onthouden. = Werkgeheugen</p> Signup and view all the answers

Match de volgende termen met hun korte beschrijving:

<p>Neurologie = Het gebied van de geneeskunde dat zich richt op ziekten van het zenuwstelsel. Anatomie = De studie van de structuur van het lichaam. Fysiologie = De studie van de functie van het lichaam. Pathologie = De studie van ziekten. Neuropathologie = De studie van ziekten van het zenuwstelsel.</p> Signup and view all the answers

Welke termen zijn gerelateerd aan de manier waarop we nieuwe informatie opslaan en onthouden?

<p>Anterograde episodisch geheugen = Het vermogen om nieuwe informatie voor een langere tijd op te slaan. Werkgeheugen = Het vermogen om een beperkte hoeveelheid informatie gedurende enkele seconden te onthouden. Semantisch geheugen = Het vermogen om algemene kennis te onthouden. Retrograde episodisch geheugen = Het vermogen om eerdere herinneringen op te halen.</p> Signup and view all the answers

Match de volgende symptomen met hun mogelijke oorzaak:

<p>Verlies van spraak = Schade aan de taalgebieden in de hersenen, zoals de Broca- of Wernicke-gebieden. Verlies van geheugen = Schade aan de hippocampus, een hersengebied dat belangrijk is voor geheugenvorming. Vermoeidheid = Diverse oorzaken, waaronder depressie, slaapstoornissen of fysieke aandoeningen. Duizeligheid = Diverse oorzaken, waaronder problemen met het evenwichtsorgaan, bloeddrukdaling of medicijnen.</p> Signup and view all the answers

Welke term beschrijft het onvermogen om nieuwe informatie te onthouden?

<p>Hemiparese = Een halfzijdige zwakte van de spieren. Anterograde amnesie = Het onvermogen om nieuwe informatie te onthouden. Retrograde amnesie = Het onvermogen om herinneringen uit het verleden op te halen. Hemianopsie = Het verlies van zicht in één helft van het gezichtsveld.</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende omschrijvingen is van toepassing op het impliciete geheugen?

<p>Het vermogen om nieuwe informatie voor een langere tijd op te slaan. = Anterograde episodisch geheugen Het vermogen om eerdere herinneringen op te halen. = Retrograde episodisch geheugen Het vermogen om algemene kennis te onthouden. = Semantisch geheugen Het vermogen om automatische handelingen uit te voeren, zoals fietsen. = Impliciete geheugen</p> Signup and view all the answers

Welke term beschrijft het vermogen om eerdere herinneringen op te halen?

<p>Retrograde amnesie = Het onvermogen om herinneringen uit het verleden op te halen. Retrograde episodisch geheugen = Het vermogen om eerdere herinneringen op te halen. Anterograde amnesie = Het onvermogen om nieuwe informatie te onthouden. Werkgeheugen = Het vermogen om een beperkte hoeveelheid informatie gedurende enkele seconden te onthouden.</p> Signup and view all the answers

Welk type geheugen is het vermogen om een reeks opgenoemde nummers te onthouden gedurende enkele seconden?

<p>Werkgeheugen = Het vermogen om een beperkte hoeveelheid informatie gedurende enkele seconden te onthouden. Semantisch geheugen = Het vermogen om algemene kennis te onthouden. Episodisch geheugen = Het vermogen om persoonlijke gebeurtenissen te herinneren. Impliciete geheugen = Het vermogen om automatische handelingen uit te voeren.</p> Signup and view all the answers

Welke term beschrijft het vermogen om nieuwe informatie op te slaan voor een langere tijd?

<p>Anterograde episodisch geheugen = Het vermogen om nieuwe informatie voor een langere tijd op te slaan. Werkgeheugen = Het vermogen om een beperkte hoeveelheid informatie gedurende enkele seconden te onthouden. Semantisch geheugen = Het vermogen om algemene kennis te onthouden. Retrograde episodisch geheugen = Het vermogen om eerdere herinneringen op te halen.</p> Signup and view all the answers

Match de aandoeningen met hun typerende geheugenstoornis:

<p>Delier = Herstel van anterograde geheugenstoornis Contusio cerebri = Herstel van anterograde geheugenstoornis Ziekte van Alzheimer = Geen herstel van anterograde geheugenstoornis Syndroom van Korsakov = Geen herstel van anterograde geheugenstoornis</p> Signup and view all the answers

Match de aandoeningen met de tijdsduur voor het ontstaan van geheugenproblemen:

<p>Contusio cerebri = Acuut Syndroom van Korsakov = Subacuut Ziekte van Alzheimer = Sluipend Delier = Onbekend</p> Signup and view all the answers

Match de aandoeningen met hun oorzaak of kenmerk:

<p>Syndroom van Korsakov = Vitamine B tekort (thiamine) Ziekte van Alzheimer = Dood van zenuwcellen in de hippocampus Contusio cerebri = Hersenschudding Delier = Acute verwardheid</p> Signup and view all the answers

Match de geheugenstoornis met het desbetreffende type amnesie:

<p>Anterograde amnesie = Onvermogen om nieuwe informatie op te slaan Retrograde amnesie = Verlies van eerder opgeslagen herinneringen Syndroom van Korsakov = Groot geheugen 'gat' Ziekte van Alzheimer = Progressieve retrograde amnesie</p> Signup and view all the answers

Match de aandoeningen met hun herstelcapaciteit:

<p>Delier = Herstel mogelijk Contusio cerebri = Herstel mogelijk Ziekte van Alzheimer = Geen herstel mogelijk Syndroom van Korsakov = Geen herstel mogelijk</p> Signup and view all the answers

Match de symptomen met de juiste aandoening:

<p>Onvermogen om nieuwe mensen te leren kennen = Delier Langdurige alcoholverslaving = Syndroom van Korsakov Verlies van recente herinneringen = Ziekte van Alzheimer Acute verwardheid en geheugenstoornis = Contusio cerebri</p> Signup and view all the answers

Match de hersengebieden met de desbetreffende aandoening:

<p>Hippocampus = Ziekte van Alzheimer Temporopariëtale cortex = Retrograde amnesie bij Alzheimer Oude hersencellen = Syndroom van Korsakov Schade aan beide kanten = Delier en contusio cerebri</p> Signup and view all the answers

Match de tijdsfactor van geheugenstoornissen met het soort van geheugen:

<p>Acute tijdsduur = Anterograde amnesie Subacute tijdsduur = Retrograde amnesie Langdurige tijd = Syndroom van Korsakov Sluipende tijd = Ziekte van Alzheimer</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende typen afasie aan hun kenmerken:

<p>Motorische afasie = Spreekt in korte zinnen met moeite en begrijpt wel wat ze willen zeggen Sensorische afasie = Kan praten, maar de woorden kloppen niet en ze zijn zich daar niet van bewust Globale afasie = Ernstige spraakproblemen met veel moeite om simpele woorden te begrijpen Conductieafasie = Moeite met herhalen van woorden en zinnen, maar kan vloeiend spreken</p> Signup and view all the answers

Match de hersengebieden met de gevolgen van een laesie:

<p>Broca's gebied = Ernstige spraak- en schrijfstoornis, maar begrip van taal intact Temporale cortex = Verstoord taalbegrip en spraak, maar op andere manier dan bij Broca's laesie Frontale cortex = Moeite met zinnen formuleren en problemen met plannen en concentratie Wernicke-fasciculus arcuatus = Circuits blijven intact waardoor nazeggen mogelijk is</p> Signup and view all the answers

Koppel de types van afasie aan hun beschrijving:

<p>Amnetische afasie = Problemen met woordvindings, maar weten het juiste woord wel Globale afasie = Schade in het hersengebied dat over taal gaat, met ernstige spraak- en begripstoornissen Conductieafasie = Begrijpen woorden maar hebben moeite met herhalen ervan Sensorische afasie = Lagere bewustheid van de onjuiste woorden die ze gebruiken</p> Signup and view all the answers

Match de symptomen met het type afasie:

<p>Motorische afasie = Parese van rechterarm en been Sensorische afasie = Heeft moeite met woorden begrijpen of nazeggen Globale afasie = Ernstige moeilijkheden met zowel spraak als begrip Amnetische afasie = Kan de woorden tekenen of gebaren om zich uit te drukken</p> Signup and view all the answers

Koppel de hersengebieden aan hun invloed op taal:

<p>Broca's gebied = Verantwoordelijk voor het formuleren van spraak Wernicke's gebied = Betrokken bij het begrijpen van taal Temporale cortex = Speelt een rol in het opslaan van de betekenis van woorden Pariëtale cortex = Betrokken bij het integreren van sensorische informatie met taal</p> Signup and view all the answers

Match de symptomen met hun eerder genoemde kenmerken:

<p>Moeite met aandacht en concentratie = Frontale laesie Spreken kost moeite, korte zinnen = Motorische afasie Moeite met begrijpen van gesproken taal = Sensorische afasie Verlies van woorden maar weten ze wel = Amnetische afasie</p> Signup and view all the answers

Koppel de soorten afasie aan hun dagelijkse impact:

<p>Motorische afasie = Moeilijkheden bij communicatie maar wel begrip Sensorische afasie = Vloeiende spraak maar onbegrijpelijke woorden Globale afasie = Bijna geen spraak mogelijk en ernstig begrip Conductieafasie = Vlot spreken met problemen in herhalen</p> Signup and view all the answers

Koppel de kenmerken van laesies aan hun locatie:

<p>Laesie in Broca's gebied = Ernstige spraakstoornissen met goed begrip Laesie in de temporale cortex = Verlies van taalbegrip en afwisselend spraakproblemen Laesie in de frontale cortex = Moeite met denken, plannen en formuleren van zinnen Laesie in de a.cerebri media = Hernia- en afasie-incidenten</p> Signup and view all the answers

Match de delen van de rechter pariëtale cortex met hun specialisatie:

<p>Ruimtelijke lokalisatie = Herkennen van geluiden of beelden Visuoperceptie = Klok kijken Visuomotoriek = Tafel dekken Kledingapraxie = Aankleden</p> Signup and view all the answers

Match de functies met hun beschrijvingen:

<p>Instrumentele functies = Cognitieve functies zoals geheugen en taalgebruik Uitvoerende functies = Aandacht richten en vasthouden Cognitieve domeinen = Apathie en initiatiefloosheid Visuele perceptie = Informatie uit de omgeving verwerken</p> Signup and view all the answers

Match de hersengebieden met hun functie:

<p>Linker frontale kwab = Motorische spraakcentrum Linker temporale kwab = Sensorische spraakcentrum Rechter pariëtale cortex = Planning van bewegingen Basale kernen = Regulatie van executieve functies</p> Signup and view all the answers

Match de symptomen met de bijbehorende stoornissen:

<p>Broca-afasie = Weinig, langzaam en niet vloeiend spreken Visuomotoriekstoornis = Moeite met sleutel in het slot steken Apathie = Afname van initiatief Geheugenstoornis = Moeite met het onthouden van informatie</p> Signup and view all the answers

Match de soorten zenuwfunctionaliteit met hun categorie:

<p>Sensorische netwerken = Somatosensibel, visueel en auditief Motorische netwerken = Oogmotoriek en handbewegingen Cognitieve functies = Verwerken van informatie en geheugen Executieve functies = Aandacht en flexibiliteit</p> Signup and view all the answers

Match de effecten van rechter pariëtale laesies met de bijbehorende activiteiten:

<p>Visuoperceptie stoornissen = Klok kijken Ondersteunen van bewegingen = Tafel dekken Kledingapraxie = Aankleden Visuomotorische planning = Sleutel in het slot steken</p> Signup and view all the answers

Match de beschrijvingen met de soorten functies:

<p>Uitvoerende functies = Beginnen en stoppen van activiteiten Instrumentele functies = Gebruik van taal en geheugen Cognitieve functies = Mentale processen zoals aandacht Apathie = Afname van motivatie en initiatief</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende termen aan hun beschrijvingen:

<p>Perseveratie = Het herhaaldelijk terugkeren naar dezelfde handeling of gedachte, niet afmaken van een taak of eindeloos doorgaan. Lateralisatie = De specialisatie van de hemisferen, waarbij de cortexgebieden voor hogere cerebrale functies niet symmetrisch over de linker- en rechterhemisfeer zijn verdeeld. Aandacht = Het vermogen om gericht bezig te zijn met een waarneming of een mentale/motorische taak, waarbij irrelevante prikkels in de omgeving worden genegeerd. Concentratie = Het vermogen om je aandacht voor een taak lang vol te houden.</p> Signup and view all the answers

Match de gevolgen van laesies met hun effecten op het gedrag:

<p>Prefrontale laesies = Verlies van mentale flexibiliteit Basale kernen aandoeningen = Apathie ervaren Linker frontale schade = Moeite met gesproken taal Rechter pariëtale schade = Stoornissen in ruimtelijke herkenning</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende symptomen aan de bijbehorende aandoening:

<p>Afasie = Taalstoornis, veroorzaakt door een laesie in de linkerhemisfeer. Aprosodie = Vlakke en monotone spraak, veroorzaakt door een laesie in de rechterhemisfeer. Hemineglect = Een aandachtsstoornis waarbij 1 helft van het lichaam (meestal links) wordt beïnvloed, het onvermogen om aandacht te richten op één zijde van de omgeving. Desoriëntatie = Verwarring over tijd en plaats, kan optreden bij aandachtsstoornissen.</p> Signup and view all the answers

Koppel deze hersengebieden aan hun rol bij aandacht en concentratie:

<p>Lobulus parietalis inferior (vooral rechts) = Speelt een belangrijke rol bij het richten van de aandacht. Gyrus cinguli (beiderzijds) = Speelt een belangrijke rol bij het richten van de aandacht. Cerebrale cortex = De gecoördineerde activiteit van deze hersengebied is nodig voor een goede aandacht. Bewustzijn = Essentieel voor aandacht en concentratie.</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende oorzaken aan de beschrijvingen:

<p>Subacute diffuse aandoeningen = Vaak veroorzaakt aandachtsstoornissen. Focale laesies = Veroorzaken minder vaak aandachtsstoornissen. Schade aan de rechterhemisfeer, met name de pariëtale kwab = Veroorzaakt vaak halfzijdige verwaarlozing. Hemianopsie = Een gezichtsveldstoornis die kan samengaan met halfzijdige verwaarlozing, maar geen directe oorzaak is.</p> Signup and view all the answers

Koppel deze symptomen aan de bijbehorende oorzaak:

<p>Niet kunnen concentreren, snel afgeleid zijn = Aandachtsstoornis. Snel afgeleid zijn, moeite met het wisselen van aandacht = Aandachtsstoornis. Opdrachten niet afmaken, neiging tot perseveratie = Aandachtsstoornis. Desoriëntatie in tijd en plaats = Aandachtsstoornis.</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende symptomen aan de beschrijvingen:

<p>Niet opmerken van voorwerpen of mensen aan de linkerzijde van het gezichtsveld = Symptoom van halfzijdige verwaarlozing. Het eten laten liggen op de helft van het bord = Symptoom van halfzijdige verwaarlozing. Tekenen van cijfers alleen op de rechterhelft van de klok = Symptoom van halfzijdige verwaarlozing. Het niet gebruiken van een hand of arm, ondanks geen verlamming = Symptoom van halfzijdige verwaarlozing.</p> Signup and view all the answers

Koppel deze beweringen aan de juiste categorie:

<p>De linkerhemisfeer is de dominante hemisfeer bij de meeste mensen. = Lateralisatie van de hemisferen. Aandachtsstoornissen kunnen leiden tot desoriëntatie. = Aandachtsstoornissen. Halfzijdige verwaarlozing wordt veroorzaakt door schade aan de linkerhemisfeer. = Fout. Halfzijdige verwaarlozing gaat altijd gepaard met halfzijdige uitvalsverschijnselen. = Juist.</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Hogere cerebrale functies

Complexe processen in de hersenen zoals waarnemen, herinneren en redeneren.

Cognitieve functies

Functionele processen zoals waarnemen, geheugen en redeneren die te maken hebben met kennis.

Conatieve functies

Functies zoals motivatie en initiatief die te maken hebben met iemands wensen en doelen.

Affectieve functies

Functies gerelateerd aan gevoelens zoals stemmingen en emoties.

Signup and view all the flashcards

Basale kernen

Structuren in de hersenen die een rol spelen bij het reguleren van cognitieve functies.

Signup and view all the flashcards

Cerebrale cortex

Het buitenste deel van de hersenen, voornamelijk grijze stof, betrokken bij hogere functies.

Signup and view all the flashcards

Deelfuncties

Specifieke functies zoals zien van vorm of kleur, onderdeel van bredere functies.

Signup and view all the flashcards

Distributie van deelfuncties

De ligging van de cortexgebieden die bij complexe functies betrokken zijn.

Signup and view all the flashcards

Hemiparese

Halfzijdige spierzwakte door hersenbeschadiging.

Signup and view all the flashcards

Hemianopsie

Verlies van zicht in de helft van het gezichtsveld.

Signup and view all the flashcards

Geheugen

Vermogen om informatie op te nemen, op te slaan en op te roepen.

Signup and view all the flashcards

Impliciete geheugen

Automatische, niet-bewuste vaardigheden zoals fietsen en zwemmen.

Signup and view all the flashcards

Expliciete geheugen

Bewuste herinneringen, beschikbaar voor reflectie.

Signup and view all the flashcards

Werkgeheugen

Vermogen om beperkte informatie kortstondig te onthouden.

Signup and view all the flashcards

Episodisch geheugen

Herinneringen aan persoonlijke gebeurtenissen in tijd of context.

Signup and view all the flashcards

Anterograde amnesie

Probleem met nieuwe herinneringen vormen door tekortkomingen in korte termijn naar lange termijn.

Signup and view all the flashcards

Rechter pariëtale cortex

Controleert de ruimtelijke lokalisatie van prikkels en bewegingen.

Signup and view all the flashcards

Sensorische netwerken

Verwerken zintuiglijke informatie, met focus op temporaal, pariëtaal en occipitaal.

Signup and view all the flashcards

Motorische netwerken

Beheren bewegingen, gevestigd in de frontale cortex.

Signup and view all the flashcards

Executieve functies

Cognitieve processen voor planning, aandacht en controle.

Signup and view all the flashcards

Instrumentele functies

Cognitieve functies zoals visuele perceptie en taalgebruik.

Signup and view all the flashcards

Broca-afasie

Spreekstoornis door schade aan de linker frontale cortex.

Signup and view all the flashcards

Centrum van Broca

Motorisch spraakcentrum in de linker frontale kwab.

Signup and view all the flashcards

Apathie

Gebrek aan interesse of initiatie door uitvoerende functieproblemen.

Signup and view all the flashcards

Persevereren

Het herhaaldelijk terugkeren naar dezelfde handeling of gedachte, of het eindeloos doorgaan zonder een taak af te maken.

Signup and view all the flashcards

Specialisatie van de hemisferen

De niet-symmetrische verdeling van functies over de linker- en rechterhemisfeer, met links vaak dominant.

Signup and view all the flashcards

Afasie

Een taalstoornis door een laesie in de linkerhemisfeer.

Signup and view all the flashcards

Aprosodie

Vlakke en monotone spraak door schade aan de rechterhemisfeer.

Signup and view all the flashcards

Aandacht

Het vermogen om je te concentreren op een waarneming of taak, terwijl je irrelevante prikkels negeert.

Signup and view all the flashcards

Concentratie

Het vermogen om je aandacht voor langere tijd vast te houden.

Signup and view all the flashcards

Stoorniis van aandacht

Een aandoening waarbij de patiënt zich niet kan concentreren en snel afgeleid is, of juist moeilijk kan wisselen van aandacht.

Signup and view all the flashcards

Hemineglect

Een aandachtstoornis die leidt tot het negeren van één helft van de omgeving, meestal links.

Signup and view all the flashcards

Delier

Een acute verwarringstoestand met inprentingsstoornis van aandacht en geheugen.

Signup and view all the flashcards

Contusio cerebri

Een acute hersenschudding waarbij het werkgeheugen onmiddellijk is aangetast.

Signup and view all the flashcards

Syndroom van Korsakov

Een geheugenstoornis door langdurig vitamine B1-tekort, vaak door alcoholmisbruik.

Signup and view all the flashcards

Ziekte van Alzheimer

Een progressieve hersenaandoening die begint met geheugenverlies en toeneemt over tijd.

Signup and view all the flashcards

Retrograde amnesie

Het onvermogen om eerder opgeslagen herinneringen te herinneren na een hersenaandoening.

Signup and view all the flashcards

Hippocampus laesie

Beschadiging van de hippocampus die geheugen problemen veroorzaakt.

Signup and view all the flashcards

Langetermijngeheugenstoornis

Problemen met het onthouden van gebeurtenissen en informatie over langere perioden.

Signup and view all the flashcards

Centra van Broca en Wernicke

Hersengebieden betrokken bij spraak en taalbegrip.

Signup and view all the flashcards

Afasie van Broca

Motorische afasie, moeite met spreken maar goed begrip.

Signup and view all the flashcards

Afasie van Wernicke

Sensorische afasie, vloeiend praten maar met verkeerde woorden.

Signup and view all the flashcards

Globale afasie

Ernstige taalstoornis door brede hersenschade, grote problemen met zowel spreken als begrijpen.

Signup and view all the flashcards

Conductieafasie

Problemen met herhalen van woorden ook al is begrip intact.

Signup and view all the flashcards

Amnetische afasie

Woordvindingsproblemen, weten wat ze willen zeggen maar kunnen het niet oproepen.

Signup and view all the flashcards

Laesie in de frontale cortex

Moeite met spreken, plannen en veranderingen in gedrag en aandacht.

Signup and view all the flashcards

Laesie in de temporale cortex

Verstoord taalbegrip en spraak op een andere manier dan bij Broca.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Hogere Cerebrale Functies

  • De hersenen verwerken informatie eerst in de cerebrale cortex.
  • Voorbeelden van hogere cerebrale functies zijn: waarnemen, herinneren, redeneren, een plan uitvoeren en kwaad worden.
  • Deze functies worden ingedeeld in cognitieve, conatieve en affectieve functies.

Cognitieve Functies

  • Cognitieve functies zijn kennis- of intellectuele functies.
  • Waarnemen en redeneren zijn voorbeelden van cognitieve functies.
  • Geheugen is ook een belangrijke cognitieve functie.

Conatieve Functies

  • Conatieve functies zijn willen-functies.
  • Voorbeelden zijn motivatie, aandrift, initiatief en wilsbesluiten.

Affectieve Functies

  • Affectieve functies zijn voelen-functies.
  • Meestal gecategoriseerd als stemmingen en emoties.

Basale Kernen

  • Basale kernen (basale ganglia) bestaan uit verbonden structuren rond de thalamus.
  • Zij spelen een rol bij het reguleren van cognitieve, conatieve en affectieve functies.
  • Beschadigingen aan de basale kernen kunnen leiden tot stoornissen in deze functies.

Cerebrale Cortex

  • De cerebrale cortex is het buitenste deel van de hersenen, gevouwen in gyri en sulci.
  • Samen met subcorticale structuren (basale kernen en thalamus) is het betrokken bij hogere cerebrale functies.

Cerebrale Cortex: Anatomie

  • De cerebrale cortex is samengesteld uit gyri en sulci.
  • Er zijn anatomische lichaamsvlakken.

Functies, Deelfuncties en Distributie van Deelfuncties

  • Functies zoals zien, lezen, geheugen en spraak worden onderverdeeld in deelfuncties. (zien van vorm, kleur en beweging bijvoorbeeld.)
  • De distributie beschrijft de ligging van de cortexgebieden die verbonden zijn met complexe functies (bijvoorbeeld, occipitale, temporale en pariëtale corticale gebieden voor visuele perceptie).
  • De verschillende deelfuncties werken samen in elk complexe functie.

Visuele Perceptie: Problemen

  • Problemen in de visuele perceptie omvatten miskenning van vorm, kleur en beweging.
  • Gebrek aan herkenning van objecten op de juiste manier (als grijstinten) kan problemen veroorzaken.

Visuele Perceptie: Oorzaken

  • Problemen met het zien van vorm, kleur en beweging kunnen worden veroorzaakt door schade in de hersenen. Deze schade kan een gevolg van bijvoorbeeld een hersenbeschadiging, een tumor of een ongeluk.
  • De schade kan in de hersenen zijn lokaal of gehele systemen kunnen zijn aangedaan.

Alexie zonder agrafie

  • Een voorbeeld van een situatie waarbij verschillende delen in de hersenen niet meer met elkaar verbonden zijn (symptoon), en niet meer kunnen lezen, maar wel nog kunnen schrijven.

Lateralisatie

  • De hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor hogere cerebrale functies zijn niet altijd symmetrisch verdeeld in de linker- en rechterhemisfeer.
  • Meestal is de linkerhemisfeer de dominante hemisfeer bij rechtshandige personen.

Stoornissen in aandacht en concentratie

  • Problemen met aandacht en concentratie zijn vaak een gevolg van schade aan de prefrontale cortex, soms ook aan andere delen.
  • Sommige soorten schade kunnen leiden tot perseveratie, een herhaling van dezelfde handelingen, of juist niet in staat zijn om iets af te maken.

Stoornissen in aandacht en concentratie: soorten

  • Halfzijdige verwaarlozing is een voorbeeld van een aandachtstoornis waarbij een kant van het lichaam is genegeerd.
  • Deze kan zowel motorisch als bij waarneming optreden.

Halfzijdige verwaarlozing

  • Heeft te maken met aandacht en kan meerdere vormen aannemen.
  • Vooral aan de linkerkant waarneming van het lichaam wordt genegeerd.

Geheugen

  • Impliciete geheugen: automatische en complexe acties.
  • Expliciete of declaratieve geheugen: bewust herstel van informatie
  • Verklaring van de soorten geheugen, en de onderverdeling ervan in onderdelen.
  • Voorbeelden.
  • De functies van het geheugen zijn complex en omvatten impliciete en expliciete geheugencomponenten.

Geheugen: Typen

  • Episodisch geheugen: voor gebeurtenissen uit het verleden.
  • Semantisch geheugen: voor feiten en kennis.
  • Impliciete geheugen.

Anterograde amnesie

  • Een tijdelijk onvermogen om nieuwe informatie in het geheugen op te slaan.

Retrograde amnesie

  • Een tijdelijk onvermogen om informatie uit het verleden op te halen.
  • Oorzaken en specifieke vormen van amnesie zijn ook vastgelegd.

Visuele agnosie

  • Het niet kunnen herkennen van voorwerpen, ondanks goede zicht

Emotionele labiliteit

  • Het snel wisselen van emoties zonder duidelijke reden.
  • Vaak onbehaaglijk, oppervlakkig en niet altijd langdurig

Afasie

  • Stoornissen in taalvaardigheden.
  • Typen en hun anatomische correlaties.

Motorische stoornissen

  • Stoornissen in motorische functies en hun relaties tot de frontale cortex.
  • En verschillende soorten mogelijke parese.

Temporoparietale cortex

  • Beschadiging in deze cortexgebied leidt tot stoornissen bij bepaalde functies, zoals het combineren van informatie, taal en sociale omgang.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Description

Test je kennis van anatomische structuren in de hersenen en hogere cerebrale functies. Koppel termen aan hun definities en ontdek meer over episodisch en impliciet geheugen. Deze quiz helpt je inzicht te krijgen in de complexe werking van onze hersenen.

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser