Analytische en Klinische Chemie
22 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Wat zijn de vier hoofdvragen die in de analytische chemie gesteld kunnen worden?

Wat is het? Hoeveel is het? In wat voor toestand is het? Hoe actief is het?

Hoe verschilt klinische chemie van analytische chemie?

Klinische chemie omvat naast analytische technieken ook de interpretatie van analyseresultaten voor diagnostische en behandelingsdoeleinden.

Wat is de rol van de klinisch chemicus?

Een klinisch chemicus moet deskundigheid hebben in analytische technieken, resultaten interpreteren en kennis hebben van anatomie, fysiologie en biochemie.

Noem drie eigenschappen die een geschikt onderzoeksmateriaal voor klinische chemie moet hebben.

<p>Het onderzoeksmateriaal moet representatief zijn voor het ziektebeeld, geschikt voor diagnose en gemakkelijk verkrijgbaar.</p> Signup and view all the answers

Waarom is bloed het meest geanalyseerde menselijk materiaal in de diagnostiek?

<p>Bloed heeft een complexe samenstelling en biedt waardevolle informatie over verschillende aandoeningen.</p> Signup and view all the answers

Wat is het verschil tussen bloedserum en bloedplasma?

<p>Bloedserum is de vloeistof die overblijft na bloedstolling, terwijl bloedplasma vloeistof is waarin bloedcellen zijn opgelost, verkregen zonder stolling.</p> Signup and view all the answers

Wat zijn enkele voorbeelden van onderzoeksmaterialen in de klinische chemie?

<p>Voorbeelden zijn bloed, urine, hersenvocht, weefsels, en ontlasting.</p> Signup and view all the answers

Wat is hemolyse en waarom is het belangrijk om dit te vermijden tijdens de bloedanalyse?

<p>Hemolyse is de afbraak van rode bloedcellen, wat leidt tot contaminatie van het bloedserum, en dat kan de analyseresultaten vertekenen.</p> Signup and view all the answers

Wat zijn de componenten die in bloedplasma aanwezig zijn?

<p>Rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes, water, eiwitten, zouten, vetten en suikers.</p> Signup and view all the answers

Wat is elektronegativiteit en welk element is het meest elektronegatief?

<p>Elektronegativiteit is de neiging van een atoom om een bindend elektronenpaar aan te trekken. Fluor is het meest elektronegatieve element.</p> Signup and view all the answers

Noem de drie soorten bindingspolarisatie.

<p>Niet-polaire covalente binding, polaire covalente binding en ionogene binding.</p> Signup and view all the answers

Wat is het verschil tussen een fysische eigenschap en een chemische eigenschap?

<p>Een fysische eigenschap kan gemeten worden zonder de identiteit van de stof te veranderen, terwijl een chemische eigenschap het vermogen beschrijft om een chemische verandering te ondergaan.</p> Signup and view all the answers

Wat geeft het kookpunt aan?

<p>Het kookpunt is de temperatuur waarbij de faseverandering tussen vloeistof en gas plaatsvindt.</p> Signup and view all the answers

Wat betekent lipofiliciteit?

<p>Lipofiliciteit betekent dat stoffen goed oplossen in oliën, vetten en apolaire oplosmiddelen.</p> Signup and view all the answers

Leg uit wat ionisatie is.

<p>Ionisatie is het proces waarbij een ongeladen atoom of molecuul een elektron kwijtraakt of bijkrijgt.</p> Signup and view all the answers

Wat is amfifiliciteit?

<p>Amfifiliciteit is de eigenschap van moleculen die zowel hydrofiele als hydrofobe gedeelten hebben.</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er bij een pH < pKa voor een zuur?

<p>Bij pH &lt; pKa is het zuur neutraal, omdat het een proton kan afstaan.</p> Signup and view all the answers

Wat zijn buffers en wat is hun functie?

<p>Buffers zijn mengsels van een zuur en zijn geconjugeerde base die de pH van een oplossing constant houden.</p> Signup and view all the answers

Hoe beïnvloedt de grootte van moleculen de diffusie door een celmembraan?

<p>De grootte van moleculen heeft invloed op hun diffusiesnelheid; grotere moleculen diffunderen langzamer.</p> Signup and view all the answers

Wat is de rol van dipoolmoment bij de polariteit van een molecuul?

<p>Het dipoolmoment geeft de mate van polariteit aan; hoe groter het moment, hoe polairder het molecuul.</p> Signup and view all the answers

Wat zijn de drie buffering systemen in ons lichaam?

<p>Bicarbonaatsysteem, eiwitsystemen en fosfaatsystemen.</p> Signup and view all the answers

Wat betekent het als een molecule een hoge pKa heeft?

<p>Een hoge pKa betekent dat het zuur bij hogere pH-waarden neutraal is, en dat het moeilijk is om protonen af te staan.</p> Signup and view all the answers

Study Notes

Analytische Chemie

  • Analytische chemie is het verzamelen van informatie over stoffen en moleculen door analytische meettechnieken.
  • Doelen van analytische chemie:
    • Kwalitatieve en identiteitsanalyse ("Wat is het?")
    • Kwantitatieve analyse ("Hoeveel is het?")
    • Structuur/conformatie analyse ("In wat voor toestand is het?")
    • Affiniteits- en activiteitsanalyse ("Hoe actief is het?")
  • Proces van een chemische analyse:
    • De vraag stellen
    • Het object/monster verzamelen
    • Monsteranalyse
    • Resultaten verwerken en interpreteren
    • Informatie naar antwoord vertalen

Klinische Chemie

  • Klinische chemie is analytische chemie toegepast in de klinische diagnose.
  • Meer dan alleen analytische chemie, omvat het de medische interpretatie van de resultaten.
  • Analytisch aspect: Gebruik van analysemethoden en technieken om medisch relevante moleculen/markeringen (biomarkers) te bepalen.
  • Medisch aspect: Interpretatie van de resultaten voor diagnose en behandeling.
  • Vereiste kennis voor klinisch chemici: analysemethoden, betrouwbaarheid, anatomie, fysiologie, biochemie, stofwisseling, pathologie.
  • Essentiële eigenschappen van een monster: representatief voor het probleem, bruikbaar voor de diagnose, eenvoudig te verkrijgen.
  • Voorbeelden van onderzoeksmateriaal: bloed, urine, hersenvocht, weefsels, haar, nagels, ontlasting, zweet, tanden, botten, orale vloeistof. Extra voorbeelden: maagsap, ontlasting, hersenvocht, vruchtwater.
  • Bloed is veel gebruikt voor diagnostiek, maar complex. Er zijn twee belangrijkste bloedfracties:
    • Bloedserum: vloeistof na bloedsstolling, bevat water, opgeloste zouten, eiwitten (zonder fibronogeen). Let op potentiële hemolyse.
    • Bloedplasma: vloeistof met bloedcellen en plaatjes, verkrijgen door onstolbaar te maken en centrifugeren.

Elektronegativiteit en Bindingen

  • Elektronegativiteit: maat voor de atomaire trek naar elektronen in een binding. Fluor is het meest elektronegatief.
  • Bindingspolarisatie: verschillende bindingen hebben verschillende niveaus van polariteit:
    • Niet-polaire covalente binding (0-0.4 elektronegativiteit verschil): elektronen gelijk verdeeld.
    • Polaire covalente binding (0.5-2 elektronegativiteit verschil): elektronen ongelijk verdeeld, partiële lading.
    • Ionogene binding (>2 elektronegativiteit verschil): complete elektronentransfer, ionen met volledige ladingen.
  • Belangrijk*: Bindingspolarisatie ≠ moleculaire polariteit

Fysische en Chemische Eigenschappen

  • Fysische eigenschappen: eigenschappen die je kunt waarnemen zonder de stof te veranderen (bv. kleur, smeltpunt).
  • Chemische eigenschappen: eigenschappen die de capaciteit van een stof beschrijven voor chemische veranderingen.
  • Fysisch-chemische eigenschappen: Eigenschappen die zowel fysisch als chemisch van aard zijn (bv. kookpunt, oplosbaarheid, lading, ionisatie, waterstofbruggen, lipofiliciteit, grootte, vorm, ladingverdeling, amfifiliciteit).

Kookpunt, Smeltpunt en Oplosbaarheid

  • Kookpunt: temperatuur voor vloeistof-gas faseverandering. Hangt af van intermoleculaire krachten.
  • Smeltpunt: temperatuur voor vaste-vloeistof faseverandering. Hangt af van intramoleculaire krachten
  • Oplosbaarheid: veelheid van een substantie die nodig is om een verzadigde oplossing te maken, afhankelijk van temperatuur.

Zuren, Basen en Buffers

  • Zuren: stoffen die protonen (H+) kunnen afstaan.
  • Basen: stoffen die protonen (H+) kunnen opnemen.
  • Sterk zuur: ioniseert volledig in water.
  • Zwak zuur: ioniseert gedeeltelijk in water.
  • Sterke base: ioniseert volledig in water.
  • Zwakke base: ioniseert gedeeltelijk in water.
  • Zuren, basen, en water vormen evenwicht (Ka, Kb, Kw).
  • Buffer: mengsel van een zuur en zijn geconjugeerde base/een base en haar geconjugeerde zuur dat de pH reguleert. Goed buffersysteem heeft hoge concentraties zuur en geconjugeerde base.
  • Buffercapaciteit maximaal als pH = pKa van het zuur, pH beïnvloedt de concentraties van de geprotoneerde/gedeprotoneerde vormen van functionele groepen
  • Er zijn drie belangrijke buffersystemen in het menselijk lichaam.

pH

  • pKa: pH waarbij de concentraties geprotoneerde en gedeprotoneerde vorm gelijk zijn.
  • pH is belangrijk voor: geneesmiddelopname, eiwit structuur, overleving.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Description

Deze quiz behandelt de basisprincipes van analytische chemie en diens toepassing in de klinische chemie. U leert over verschillende analysemethoden, de processen van chemische analyses en de interpretatie van resultaten in een medische context. Test uw kennis en begrip van deze cruciale chemische disciplines.

More Like This

Clinical Chemistry I Week 03&04 Quiz
20 questions
Analytische en Klinische Chemie
22 questions

Analytische en Klinische Chemie

TriumphalJuxtaposition avatar
TriumphalJuxtaposition
Use Quizgecko on...
Browser
Browser