Podcast
Questions and Answers
Wat zijn de vier hoofdvragen die in de analytische chemie gesteld kunnen worden?
Wat zijn de vier hoofdvragen die in de analytische chemie gesteld kunnen worden?
Wat is het? Hoeveel is het? In wat voor toestand is het? Hoe actief is het?
Hoe verschilt klinische chemie van analytische chemie?
Hoe verschilt klinische chemie van analytische chemie?
Klinische chemie omvat naast analytische technieken ook de interpretatie van analyseresultaten voor diagnostische en behandelingsdoeleinden.
Wat is de rol van de klinisch chemicus?
Wat is de rol van de klinisch chemicus?
Een klinisch chemicus moet deskundigheid hebben in analytische technieken, resultaten interpreteren en kennis hebben van anatomie, fysiologie en biochemie.
Noem drie eigenschappen die een geschikt onderzoeksmateriaal voor klinische chemie moet hebben.
Noem drie eigenschappen die een geschikt onderzoeksmateriaal voor klinische chemie moet hebben.
Waarom is bloed het meest geanalyseerde menselijk materiaal in de diagnostiek?
Waarom is bloed het meest geanalyseerde menselijk materiaal in de diagnostiek?
Wat is het verschil tussen bloedserum en bloedplasma?
Wat is het verschil tussen bloedserum en bloedplasma?
Wat zijn enkele voorbeelden van onderzoeksmaterialen in de klinische chemie?
Wat zijn enkele voorbeelden van onderzoeksmaterialen in de klinische chemie?
Wat is hemolyse en waarom is het belangrijk om dit te vermijden tijdens de bloedanalyse?
Wat is hemolyse en waarom is het belangrijk om dit te vermijden tijdens de bloedanalyse?
Wat zijn de componenten die in bloedplasma aanwezig zijn?
Wat zijn de componenten die in bloedplasma aanwezig zijn?
Wat is elektronegativiteit en welk element is het meest elektronegatief?
Wat is elektronegativiteit en welk element is het meest elektronegatief?
Noem de drie soorten bindingspolarisatie.
Noem de drie soorten bindingspolarisatie.
Wat is het verschil tussen een fysische eigenschap en een chemische eigenschap?
Wat is het verschil tussen een fysische eigenschap en een chemische eigenschap?
Wat geeft het kookpunt aan?
Wat geeft het kookpunt aan?
Wat betekent lipofiliciteit?
Wat betekent lipofiliciteit?
Leg uit wat ionisatie is.
Leg uit wat ionisatie is.
Wat is amfifiliciteit?
Wat is amfifiliciteit?
Wat gebeurt er bij een pH < pKa voor een zuur?
Wat gebeurt er bij een pH < pKa voor een zuur?
Wat zijn buffers en wat is hun functie?
Wat zijn buffers en wat is hun functie?
Hoe beïnvloedt de grootte van moleculen de diffusie door een celmembraan?
Hoe beïnvloedt de grootte van moleculen de diffusie door een celmembraan?
Wat is de rol van dipoolmoment bij de polariteit van een molecuul?
Wat is de rol van dipoolmoment bij de polariteit van een molecuul?
Wat zijn de drie buffering systemen in ons lichaam?
Wat zijn de drie buffering systemen in ons lichaam?
Wat betekent het als een molecule een hoge pKa heeft?
Wat betekent het als een molecule een hoge pKa heeft?
Flashcards
Analytische Chemie
Analytische Chemie
Het verzamelen van informatie over moleculen en stoffen door middel van analytische meettechnieken.
Klinische Chemie
Klinische Chemie
De toepassing van analytische chemie in de medische wereld om diagnoses te stellen.
Kwalitatieve Analyse
Kwalitatieve Analyse
Een chemische analyse waarbij de identiteit van een stof wordt vastgesteld.
Kwantitatieve Analyse
Kwantitatieve Analyse
Signup and view all the flashcards
Structuur / Conformatie Analyse
Structuur / Conformatie Analyse
Signup and view all the flashcards
Affiniteits- en Activiteit Analyse
Affiniteits- en Activiteit Analyse
Signup and view all the flashcards
Bloedserum
Bloedserum
Signup and view all the flashcards
Bloedplasma
Bloedplasma
Signup and view all the flashcards
Oplosbaarheid
Oplosbaarheid
Signup and view all the flashcards
Ionisatie
Ionisatie
Signup and view all the flashcards
Waterstofbrug
Waterstofbrug
Signup and view all the flashcards
Lipofiliciteit
Lipofiliciteit
Signup and view all the flashcards
Kookpunt
Kookpunt
Signup and view all the flashcards
Smeltpunt
Smeltpunt
Signup and view all the flashcards
Elektronegativiteit
Elektronegativiteit
Signup and view all the flashcards
Polaire moleculen
Polaire moleculen
Signup and view all the flashcards
Buffer
Buffer
Signup and view all the flashcards
pKa
pKa
Signup and view all the flashcards
Amfifiliciteit
Amfifiliciteit
Signup and view all the flashcards
Dipool-dipoolbinding
Dipool-dipoolbinding
Signup and view all the flashcards
Dipoolmoment
Dipoolmoment
Signup and view all the flashcards
Ionisatiegraad
Ionisatiegraad
Signup and view all the flashcards
Lading van een molecuul
Lading van een molecuul
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Analytische Chemie
- Analytische chemie is het verzamelen van informatie over stoffen en moleculen door analytische meettechnieken.
- Doelen van analytische chemie:
- Kwalitatieve en identiteitsanalyse ("Wat is het?")
- Kwantitatieve analyse ("Hoeveel is het?")
- Structuur/conformatie analyse ("In wat voor toestand is het?")
- Affiniteits- en activiteitsanalyse ("Hoe actief is het?")
- Proces van een chemische analyse:
- De vraag stellen
- Het object/monster verzamelen
- Monsteranalyse
- Resultaten verwerken en interpreteren
- Informatie naar antwoord vertalen
Klinische Chemie
- Klinische chemie is analytische chemie toegepast in de klinische diagnose.
- Meer dan alleen analytische chemie, omvat het de medische interpretatie van de resultaten.
- Analytisch aspect: Gebruik van analysemethoden en technieken om medisch relevante moleculen/markeringen (biomarkers) te bepalen.
- Medisch aspect: Interpretatie van de resultaten voor diagnose en behandeling.
- Vereiste kennis voor klinisch chemici: analysemethoden, betrouwbaarheid, anatomie, fysiologie, biochemie, stofwisseling, pathologie.
- Essentiële eigenschappen van een monster: representatief voor het probleem, bruikbaar voor de diagnose, eenvoudig te verkrijgen.
- Voorbeelden van onderzoeksmateriaal: bloed, urine, hersenvocht, weefsels, haar, nagels, ontlasting, zweet, tanden, botten, orale vloeistof. Extra voorbeelden: maagsap, ontlasting, hersenvocht, vruchtwater.
- Bloed is veel gebruikt voor diagnostiek, maar complex. Er zijn twee belangrijkste bloedfracties:
- Bloedserum: vloeistof na bloedsstolling, bevat water, opgeloste zouten, eiwitten (zonder fibronogeen). Let op potentiële hemolyse.
- Bloedplasma: vloeistof met bloedcellen en plaatjes, verkrijgen door onstolbaar te maken en centrifugeren.
Elektronegativiteit en Bindingen
- Elektronegativiteit: maat voor de atomaire trek naar elektronen in een binding. Fluor is het meest elektronegatief.
- Bindingspolarisatie: verschillende bindingen hebben verschillende niveaus van polariteit:
- Niet-polaire covalente binding (0-0.4 elektronegativiteit verschil): elektronen gelijk verdeeld.
- Polaire covalente binding (0.5-2 elektronegativiteit verschil): elektronen ongelijk verdeeld, partiële lading.
- Ionogene binding (>2 elektronegativiteit verschil): complete elektronentransfer, ionen met volledige ladingen.
- Belangrijk*: Bindingspolarisatie ≠moleculaire polariteit
Fysische en Chemische Eigenschappen
- Fysische eigenschappen: eigenschappen die je kunt waarnemen zonder de stof te veranderen (bv. kleur, smeltpunt).
- Chemische eigenschappen: eigenschappen die de capaciteit van een stof beschrijven voor chemische veranderingen.
- Fysisch-chemische eigenschappen: Eigenschappen die zowel fysisch als chemisch van aard zijn (bv. kookpunt, oplosbaarheid, lading, ionisatie, waterstofbruggen, lipofiliciteit, grootte, vorm, ladingverdeling, amfifiliciteit).
Kookpunt, Smeltpunt en Oplosbaarheid
- Kookpunt: temperatuur voor vloeistof-gas faseverandering. Hangt af van intermoleculaire krachten.
- Smeltpunt: temperatuur voor vaste-vloeistof faseverandering. Hangt af van intramoleculaire krachten
- Oplosbaarheid: veelheid van een substantie die nodig is om een verzadigde oplossing te maken, afhankelijk van temperatuur.
Zuren, Basen en Buffers
- Zuren: stoffen die protonen (H+) kunnen afstaan.
- Basen: stoffen die protonen (H+) kunnen opnemen.
- Sterk zuur: ioniseert volledig in water.
- Zwak zuur: ioniseert gedeeltelijk in water.
- Sterke base: ioniseert volledig in water.
- Zwakke base: ioniseert gedeeltelijk in water.
- Zuren, basen, en water vormen evenwicht (Ka, Kb, Kw).
- Buffer: mengsel van een zuur en zijn geconjugeerde base/een base en haar geconjugeerde zuur dat de pH reguleert. Goed buffersysteem heeft hoge concentraties zuur en geconjugeerde base.
- Buffercapaciteit maximaal als pH = pKa van het zuur, pH beïnvloedt de concentraties van de geprotoneerde/gedeprotoneerde vormen van functionele groepen
- Er zijn drie belangrijke buffersystemen in het menselijk lichaam.
pH
- pKa: pH waarbij de concentraties geprotoneerde en gedeprotoneerde vorm gelijk zijn.
- pH is belangrijk voor: geneesmiddelopname, eiwit structuur, overleving.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.