Auto Theorieboek 2023 VekaBest PDF

Document Details

EthicalSitar7758

Uploaded by EthicalSitar7758

The Hague University of Applied Sciences

2023

Tags

auto theorie verkeersregels auto rijbewijs verkeerskunde

Summary

This document is an auto theory book for the 2023 exam. It provides a comprehensive overview of traffic rules, including road signs, maneuvers, and regulations. This book is suitable for secondary school students preparing for their driving license.

Full Transcript

Inhoudsopgave Het theorie- en praktijkexamen B 5 Hoofdstuk 1 Veilig autorijden 11 1.1 Algemeen 11 1.2 Zintuigen 12 1.3 Geestelijke en lic...

Inhoudsopgave Het theorie- en praktijkexamen B 5 Hoofdstuk 1 Veilig autorijden 11 1.1 Algemeen 11 1.2 Zintuigen 12 1.3 Geestelijke en lichamelijke gesteldheid 13 1.4 Aangepast en besluitvaardig gedrag 18 Hoofdstuk 2 Wettelijke bepalingen 21 2.1 Rijbewijs en kentekenbewijs 21 2.2 Begrippen verkeersdeelnemers 25 2.3 Begrippen voertuigen 27 2.4 Begrippen wegen en weggedeelten 30 2.5 Overige begrippen en bepalingen 35 2.6 Opsporing en rechtspraak 40 2.7 Aansprakelijkheid en bevoegdheid 43 2.8 Educatieve maatregelen 44 Hoofdstuk 3 Verkeerstekens en aanwijzingen 46 3.1 Verkeersborden 46 3.2 Verkeerstekens op het wegdek 51 3.3 Verkeerslichten 54 3.4 Aanwijzingen 57 Hoofdstuk 4 Wegen 60 4.1 Tegemoetkomend verkeer 60 4.2 (Snor)fietsers en bromfietsers 62 4.3 Rijden op enkelbaanswegen 64 4.4 Rijden in bochten 67 4.5 Rijden op dijkwegen 69 4.6 Rijden in de bergen 69 4.7 Rijden op autowegen en autosnelwegen 70 4.8 Bewegwijzering 76 4.9 Wegmarkering met snelheidsinformatie 78 4.10 Duurzaam veilig 80 1 Inhoudsopgave Hoofdstuk 5 Bijzondere weggedeelten 82 5.1 Rotondes 82 5.2 Inrit en uitrit 88 5.3 Erf 89 5.4 30 km-zone 90 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.7 Overwegen 94 5.8 Brug en viaduct 97 5.9 Tunnel 98 Hoofdstuk 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 6.2 Voorrangsregeling 105 6.3 Afslaan 110 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.6 Voorrangsvoertuig 116 Hoofdstuk 7 Snelheid en afstand houden 117 7.1 Maximumsnelheden 117 7.2 Afstand houden 123 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 Hoofdstuk 8 Andere weggebruikers 127 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 8.2 Overige weggebruikers 131 Hoofdstuk 9 Rijmanoeuvres 133 9.1 In- en uitstappen 133 9.2 Wegrijden 134 9.3 Voorsorteren 135 9.4 Rechts afslaan 137 9.5 Links afslaan 138 9.6 Inhalen 140 9.7 Invoegen 148 9.8 Uitvoegen 151 9.9 Weven 153 9.10 Ritsen 154 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 10 Stilstaan, parkeren, file rijden, pech, slepen, gedrag bij ongevallen 159 10.1 Stilstaan of parkeren 159 10.2 Verboden door borden 160 10.3 Stilstaanverboden 162 10.4 Parkeerverboden 163 10.5 Filerijden 167 10.6 Pech 168 10.7 Gedrag bij ongevallen 170 10.8 Hulp bij auto te water 178 Hoofdstuk 11 Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 181 11.1 Communicatie 181 11.2 Rijden met licht 183 11.3 Rijden in regen en wind 187 11.4 Rijden in mist 190 11.5 Sneeuw, ijzel en ijs 192 Hoofdstuk 12 Milieuaspecten 197 12.1 Katalysator en roetfilter 200 12.2 Geen onnodig geluid 201 12.3 Milieu, reiniging en onderhoud 201 12.4 Milieuzones 202 12.5 Bandenlabel 202 Hoofdstuk 13 Technische aspecten 203 13.1 Voertuigeisen 203 13.2 Algemene periodieke keuring (APK) 206 13.3 Voorbereidings- en controlehandelingen 207 13.4 Dashboard 210 13.5 Advanced Driver Assistance Systems (ADAS) 218 13.6 Veel voorkomende defecten 224 13.7 Lading en aanhangwagen 226 13.8 Definities en wettelijke eisen aanhangwagens 229 13.9 Lengtes van vrachtauto’s en bussen 235 Hoofdstuk 14 Verkeersborden en verkeersregels 238 3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Hoofdstuk 5 Bijzondere weggedeelten 82 Hoofdstuk 5 5.1 Rotondes 82 Bijzondere weggedeelten 82 5.2 Inrit en uitrit 88 5.1 Rotondes 82 5.3 Erf 89 5.2 Inrit en uitrit 88 5.4 30 km-zone 90 5.3 Erf 89 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.4 30 km-zone 90 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.7 Overwegen 94 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.8 Brug en viaduct 97 5.7 Overwegen 94 5.9 Tunnel 98 5.8 Brug en viaduct 97 5.9 Tunnel 98 Hoofdstuk 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 Hoofdstuk 6 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 6.2 Voorrangsregeling 105 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 6.3 Afslaan 110 6.2 Voorrangsregeling 105 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.3 Afslaan 110 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.6 Voorrangsvoertuig 116 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.6 Voorrangsvoertuig 116 Hoofdstuk 7 Snelheid en afstand houden 117 Hoofdstuk 7 7.1 Maximumsnelheden 117 Snelheid en afstand houden 117 7.2 Afstand houden 123 7.1 Maximumsnelheden 117 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 7.2 Afstand houden 123 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 Hoofdstuk 8 Andere weggebruikers 127 Hoofdstuk 8 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 Andere weggebruikers 127 8.2 Overige weggebruikers 131 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 8.2 HOOFDSTUK Overige weggebruikers 131 1 Hoofdstuk 9 Rijmanoeuvres 133 Hoofdstuk 9 9.1 In- en uitstappen 133 Rijmanoeuvres 133 9.2 Wegrijden 134 9.1 In- en uitstappen 133 9.3 Voorsorteren 135 9.2 Wegrijden 134 9.4 Rechts afslaan 137 9.3 Voorsorteren 135 9.5 Links afslaan 138 9.4 Rechts afslaan 137 9.6 Inhalen 140 9.5 Links afslaan 138 9.7 Invoegen 148 9.6 Inhalen 140 9.8 Uitvoegen 151 9.7 Invoegen 148 9.9 Weven 153 9.8 Uitvoegen 151 9.10 Ritsen 154 9.9 Weven 153 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 9.10 Ritsen 154 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 2 2 1 Hoofdstuk 1 Veilig autorijden In de Wegenverkeerswet en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens staat beschreven welke regels er gelden in het verkeer en hoe verkeersdeelnemers zich moeten gedragen. Het fundament is artikel 5 van de Wet: < het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Veiligheid en doorstroming zijn dus een verantwoordelijkheid van iedereen die aan het verkeer deelneemt. We beginnen met een aantal grondbeginselen voor veilig autorijden, want daar komt meer bij kijken dan alleen de juiste bediening van het voertuig. 1.1 Algemeen Ken je beperkingen... en die van anderen Wanneer je een auto bestuurt, moet je rekening houden met je eigen kenmerken (bv. rijervaring, gezondheid of gemoedstoestand) en je eigen sterke en zwakke plekken... maar ook met die van andere weggebruikers. Je moet samen met alle andere bestuurders zorgen voor een veilige en vlotte doorstroming van het verkeer. Ken de zichtbeperkingen van je voertuig Hoewel er rondom ruiten in je auto zitten, heb je niet rondom zicht. Deur- en raamstijlen, hoofdsteunen en passagiers kunnen je (een deel van) je zicht ontnemen. En via je spiegels is je zicht naar achteren sowieso beperkt. Realiseer je ook dat je met je auto het zicht van andere bestuurders op een situatie kunt ontnemen. 11 Veilig autorijden 1 Verkeersituaties inschatten Een situatie kan binnen enkele seconden veranderen van veilig in gevaarlijk of andersom. Je inschattings- en reactievermogen zijn daarom erg belangrijk, zeker als je bedenkt dat bij negen van de tien ongevallen het rijgedrag van de bestuurder mede de oorzaak is. Erger je niet Soms gedragen andere weggebruikers zich zo irritant, dat je je groen en geel kunt ergeren. Maar daarmee schiet je niets op. Het gaat alleen maar ten koste van je concentratie. Erger je niet, maar kies voor veiligheid. Deze situatie heb je niet goed ingeschat. Hier geef je te weinig ruimte aan de fietser. 1.2 Zintuigen Je gebruikt je zintuigen om situaties waar te nemen en te herkennen en om vervolgens je handelingen erop af te stemmen: < het belangrijste zijn je ogen, zoals je zult begrijpen, < je oren attenderen je op bijvoorbeeld een sirene, een claxon, piepende remmen of een vreemd geluid van je auto, < met je neus kun je gevaar soms letterlijk ruiken. Denk maar eens aan gassen in de auto door een kapotte uitlaat, lekkende brandstof of een nog aangetrokken handrem tijdens het rijden, < je gevoel, tenslotte, gebruik je voor het opmerken van de trillingen van je auto, de centrifugaalkracht in bochten en de aard van het wegdek. Je zintuigen moeten goed functioneren, anders ben je een gevaar op de weg. Twijfel je aan je zicht, laat dan je ogen controleren. Kleuren- en nachtblindheid hoeven geen belemmering te zijn om te rijden, zolang je je rijstijl erop aanpast. 12 1 Veilig autorijden Zorg ervoor dat je zintuigen niet worden belemmerd. Het is bijvoorbeeld niet slim om tijdens het rijden naar harde muziek te luisteren, omdat je belangrijke geluiden dan niet hoort. En let er bijvoorbeeld ook op dat de ruiten niet beslagen zijn, je goed passende kleding en schoenen draagt en je conditie goed is. Alle zintuigen werken als radertjes samen om informatie te verwerken. 1.3 Geestelijke en lichamelijke gesteldheid Als je je niet lekker voelt of moe bent, rijd je minder veilig. Maar ook emoties, bijvoorbeeld boosheid, stress of verdriet, beïnvloeden je rijstijl. En tenslotte hebben ook alcohol, drugs en bepaalde medicijnen een grote invloed op je gedrag. Concentratie Houd je hoofd bij het verkeer. Afleiding, vooral door sociale media, is een belangrijke oorzaak van ongevallen. Ook bellen tijdens het rijden is gevaarlijk. Stel vóór vertrek je spiegels en navigatie in; dan hoef je dat tijdens het rijden niet meer te doen. Je concentratie vasthouden valt niet mee. Zeker als er iets bijzonders te zien is, bijvoorbeeld bij het passeren van een ongeval, letten veel bestuurders niet goed op het verkeer. Ook een vertrouwde route kan ervoor zorgen dat je concentratie vermindert, net als het rijden op lange, rechte wegen door een eentonig polderlandschap. Dit wordt ook wel ‘polderblindheid’ genoemd. 13 Veilig autorijden 1 Handsfree of niet; bellen is altijd risicovol. Conditie Een goede conditie is prettig bij het autorijden. Wanneer je regelmatig beweegt, gezond eet en zorgt dat je ontspannen en uitgerust bent, rijd je een stuk veiliger en prettiger. Je blijft makkelijker geconcentreerd en raakt minder snel vermoeid. Vermoeidheid Bij 15 procent van de ongevallen is vermoeidheid de hoofdoorzaak. Als je vermoeid bent, heb je minder reactievermogen, schat je verkeerssituaties minder goed in en neem je vaker verkeerde beslissingen. Vermoeidheid merk je aan zware oogleden, voortdurend gapen, plotseling opschrikken, dubbel zien of zelfs even wegdutten. Alleen rusten helpt. Neem na iedere twee uur rijden een pauze van minimaal 15 minuten. Emoties Als je bijvoorbeeld erg blij (opgewonden), boos of verdrietig bent: < rijd je minder geconcentreerd, < reageer je later, < neem je eerder een verkeerde beslissing. Ga daarom niet rijden als je heftig geëmotioneerd bent en laat je tijdens het rijden bijvoorbeeld niet opjutten door een agressieve medeweggebruiker. 14 INKIJKEXEMPLAAR de rest van dit hoofdstuk is niet beschikbaar in het inkijkexemplaar Inhoudsopgave Inhoudsopgave Hoofdstuk 5 Bijzondere weggedeelten 82 Hoofdstuk 5 5.1 Rotondes 82 Bijzondere weggedeelten 82 5.2 Inrit en uitrit 88 5.1 Rotondes 82 5.3 Erf 89 5.2 Inrit en uitrit 88 5.4 30 km-zone 90 5.3 Erf 89 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.4 30 km-zone 90 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.7 Overwegen 94 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.8 Brug en viaduct 97 5.7 Overwegen 94 5.9 Tunnel 98 5.8 Brug en viaduct 97 5.9 Tunnel 98 Hoofdstuk 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 Hoofdstuk 6 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 6.2 Voorrangsregeling 105 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 6.3 Afslaan 110 6.2 Voorrangsregeling 105 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.3 Afslaan 110 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.6 Voorrangsvoertuig 116 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.6 Voorrangsvoertuig 116 Hoofdstuk 7 Snelheid en afstand houden 117 Hoofdstuk 7 7.1 Maximumsnelheden 117 Snelheid en afstand houden 117 7.2 Afstand houden 123 7.1 Maximumsnelheden 117 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 7.2 Afstand houden 123 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 Hoofdstuk 8 Andere weggebruikers 127 Hoofdstuk 8 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 Andere weggebruikers 127 8.2 Overige weggebruikers 131 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 8.2 HOOFDSTUK Overige weggebruikers 131 2 Hoofdstuk 9 Rijmanoeuvres 133 Hoofdstuk 9 9.1 In- en uitstappen 133 Rijmanoeuvres 133 9.2 Wegrijden 134 9.1 In- en uitstappen 133 9.3 Voorsorteren 135 9.2 Wegrijden 134 9.4 Rechts afslaan 137 9.3 Voorsorteren 135 9.5 Links afslaan 138 9.4 Rechts afslaan 137 9.6 Inhalen 140 9.5 Links afslaan 138 9.7 Invoegen 148 9.6 Inhalen 140 9.8 Uitvoegen 151 9.7 Invoegen 148 9.9 Weven 153 9.8 Uitvoegen 151 9.10 Ritsen 154 9.9 Weven 153 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 9.10 Ritsen 154 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 2 2 2 Hoofdstuk 2 Wettelijke bepalingen 2.1 Rijbewijs en kentekenbewijs Op je (verplichte) rijbewijs staan de volgende gegevens: < je naam, pasfoto, BSN-nummer en woonplaats, < voor welke voertuigcategorie(ën) het rijbewijs geldig is, < tot hoe lang het rijbewijs geldig is. Als de geldigheidsduur is verstreken, of als het rijbewijs slecht leesbaar is, mag je niet rijden. Je moet dan eerst een nieuw rijbewijs aanvragen. Je mag ook niet rijden met een kopie van je rijbewijs. Rijbewijs A (motorfiets) Rijbewijs A heb je nodig voor het besturen van: < motorvoertuigen op twee wielen, < motorvoertuigen op twee wielen met zijspan of aanhangwagen, < gemotoriseerde driewielers. Er zijn drie varianten van dit rijbewijs: A1 (lichte motoren), A2 (middel- zware motoren) en A (zware motoren). Welk rijbewijs een bestuurder kan behalen, is afhankelijk van zijn leeftijd en van eventuele rijervaring op een lichtere categorie. Rijbewijs A1 Rijbewijs A2 Rijbewijs A lichte motoren. middelzware motoren. zware motoren. 21 Wettelijke bepalingen 2 Rijbewijs AM (bromfiets) Rijbewijs AM heb je nodig voor het besturen van: < speed-pedelecs (extra snelle elektrische fietsen), < snorfietsen, < bromfietsen, bromscooters en brombakfietsen, < brommobielen. Als je al een A of B rijbewijs hebt, hoef je geen bromfietsexamen af te leggen. Bij het aanvragen of verlengen van je A of B rijbewijs krijg je de categorie AM er automatisch bij. Rijbewijs B (personenauto) Met rijbewijs B mag je personenauto’s en lichte bestelauto’s besturen. Er geldt: < de toegestane maximummassa2 van je voertuig mag maximaal 3.500 kg zijn, < je voertuig mag zijn ingericht voor het vervoer van de bestuurder + maximaal 8 passagiers, < je mag een aanhangwagen trekken waarvan de toegestane maximummassa maximaal 750 kg is3. Rijbewijs C (vrachtauto) Dit rijbewijs voor vrachtauto’s is er in twee varianten: < C1 voor voertuigen met een toegestane maximummassa tussen 3.500 kg en 7.500 kg (kleine vrachtauto), < C voor voertuigen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg (grote vrachtauto). Met beide varianten mag je een aanhangwagen trekken waarvan de toegestane maximummassa maximaal 750 kg is. 2 Onder toegestane maximummassa wordt verstaan: het ledig gewicht van het voertuig (gewicht van een ‘rijklaar’ voertuig zonder bestuurder) vermeerderd met het maximum toegestane gewicht aan lading. 3 Voor het trekken van zwaardere aanhangwagens met rijbewijs B gelden speciale voorwaarden, maar vaak is hiervoor rijbewijs BE vereist; in hoofdstuk 13 van dit boek lees je daar meer over. 22 2 Wettelijke bepalingen Rijbewijs D (autobus) Ook dit rijbewijs is er in twee varianten: < D1 voor voertuigen waarmee meer dan 8 passagiers en maximaal 16 passagiers kunnen worden vervoerd (kleine autobus), < D voor voertuigen waarmee meer dan 8 passagiers kunnen worden vervoerd (grote autobus). Met beide varianten mag je een aanhangwagen trekken waarvan de toegestane maximummassa maximaal 750 kg is. Rijbewijs E (aanhangwagen) Als je met een zwaardere aanhangwagen of oplegger wilt rijden dan met je B, C of D rijbewijs is toegestaan, heb je rijbewijs E nodig. Hier moet je een apart praktijkexamen voor afleggen. Rijbewijs T (tractor) Voor het rijden met een landbouw- of bosbouwtrekker (LBT) of een mobiele machine heb je rijbewijs T nodig, behalve in een paar uitzonderingsgevallen die je voor het auto theorie-examen niet hoeft te kennen. Bijzonderheden Het kan zijn dat er extra eisen of beperkingen gelden voor het gebruik van je rijbewijs. Die eisen kunnen voor joú of voor je voertuig gelden. Op je rijbewijs wordt dit met een code aangegeven. Code 01.06 betekent bijvoorbeeld dat je alleen een voertuig mag besturen als je een bril of contactlenzen draagt. Code 42.03 betekent bijvoorbeeld Als je een bril of lenzen moet dragen, dat je alleen mag rijden in een dan wordt dat op je rijbewijs vermeld. voertuig dat is uitgerust met een extra hulpmiddel voor zijdelings zicht. 23 Wettelijke bepalingen 2 Geldigheidsduur Het B-rijbewijs is: < tot je 65ste bij verlenging standaard 10 jaar geldig4, < tussen je 65e en 70e bij verlenging maximaal 10 jaar geldig5, < vanaf je 70e bij verlenging maximaal 5 jaar geldig. Vanaf je 75e moet je medisch gekeurd worden als je je rijbewijs wilt vernieuwen. Behalve door het verstrijken van de geldigheidsduur wordt een rijbewijs o.a. ook ongeldig als je geboortegegevens wijzigen, als je het Nederlandse rijbewijs inwisselt voor een buitenlands rijbewijs en als je fraudeert met de gegevens op het rijbewijs. Als je bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd, is je rijbewijs tijdelijk ongeldig. Rijbewijs kwijt? Als je je rijbewijs kwijt bent (verloren of gestolen), kun je bij je gemeente een verklaring invullen en meteen een nieuw rijbewijs aanvragen. Na 5 werkdagen kun je dat ophalen. Tot die tijd mag je niet rijden. Kentekencard Motorrijtuigen en aanhangwagens waarmee op de openbare weg wordt gereden, moeten een kentekencard (officiële naam: kentekenbewijs) hebben. Je moet die card altijd bij je hebben als je met een auto op de openbare weg rijdt. De kentekencard is het identiteitsbewijs van je voertuig. Op de card staan: < de gegevens van het voertuig, zoals de kleur, het vermogen en de toegestane maximummassa, < de gegevens van de eigenaar. NB: Sommige voertuigen, bijvoorbeeld aanhangwagens tot 750 kg en gehandicaptenvoertuigen hebben geen kentekenbewijs 4 Om medische redenen kan het CBR bepalen dat je rijbewijs korter geldig is. 5 Als je je rijbewijs vernieuwt tussen je 65e en 70e, krijg je standaard een rijbewijs dat geldig is tot je 75e. 24 INKIJKEXEMPLAAR de rest van dit hoofdstuk is niet beschikbaar in het inkijkexemplaar Inhoudsopgave Inhoudsopgave Hoofdstuk 5 Bijzondere weggedeelten 82 Hoofdstuk 5 5.1 Rotondes 82 Bijzondere weggedeelten 82 5.2 Inrit en uitrit 88 5.1 Rotondes 82 5.3 Erf 89 5.2 Inrit en uitrit 88 5.4 30 km-zone 90 5.3 Erf 89 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.4 30 km-zone 90 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.7 Overwegen 94 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.8 Brug en viaduct 97 5.7 Overwegen 94 5.9 Tunnel 98 5.8 Brug en viaduct 97 5.9 Tunnel 98 Hoofdstuk 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 Hoofdstuk 6 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 6.2 Voorrangsregeling 105 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 6.3 Afslaan 110 6.2 Voorrangsregeling 105 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.3 Afslaan 110 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.6 Voorrangsvoertuig 116 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.6 Voorrangsvoertuig 116 Hoofdstuk 7 Snelheid en afstand houden 117 Hoofdstuk 7 7.1 Maximumsnelheden 117 Snelheid en afstand houden 117 7.2 Afstand houden 123 7.1 Maximumsnelheden 117 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 7.2 Afstand houden 123 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 Hoofdstuk 8 Andere weggebruikers 127 Hoofdstuk 8 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 Andere weggebruikers 127 8.2 Overige weggebruikers 131 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 8.2 HOOFDSTUK Overige weggebruikers 131 3 Hoofdstuk 9 Rijmanoeuvres 133 Hoofdstuk 9 9.1 In- en uitstappen 133 Rijmanoeuvres 133 9.2 Wegrijden 134 9.1 In- en uitstappen 133 9.3 Voorsorteren 135 9.2 Wegrijden 134 9.4 Rechts afslaan 137 9.3 Voorsorteren 135 9.5 Links afslaan 138 9.4 Rechts afslaan 137 9.6 Inhalen 140 9.5 Links afslaan 138 9.7 Invoegen 148 9.6 Inhalen 140 9.8 Uitvoegen 151 9.7 Invoegen 148 9.9 Weven 153 9.8 Uitvoegen 151 9.10 Ritsen 154 9.9 Weven 153 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 9.10 Ritsen 154 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 2 2 Hoofdstuk 3 3 Verkeerstekens en aanwijzingen De basisafspraken in het verkeer zijn de zogenaamde verkeersregels, bijvoorbeeld dat je op een gelijkwaardig kruispunt voorrang moet verlenen aan een bestuurder die van rechts komt. In veel situaties zijn de verkeersregels niet voldoende om de veiligheid en de doorstroming te regelen. Dan worden verkeerstekens gebruikt. Er zijn drie soorten: < verkeersborden, < verkeerstekens op het wegdek, < verkeerslichten. 3.1 Verkeersborden De belangrijkste verkeersborden vind je in hoofdstuk 14 van dit boek. Bestudeer ze goed ter voorbereiding op je theorie-examen. Werkingsgebied Meestal gelden verkeersborden voor de hele breedte van de weg. Een uitzondering zijn de borden met een verbod tot stilstaan of parkeren; die gelden alleen voor de kant van de rijbaan waar ze zijn geplaatst. Als er boven een verkeersbord het woord ‘zone’ staat, geldt het bord voor een heel gebied. Als niet direct duidelijk is waar de zone eindigt, wordt aan het einde het bord ‘einde zone’ geplaatst. Bord links: parkeerverbod. Dit bord geldt alleen aan de kant van de weg waar het staat. Bord rechts: dit parkeerverbod geldt in de hele zone én (let op!) aan beide zijden van de weg. 46 3 Verkeerstekens en aanwijzingen Onderborden Met onderborden kan worden aangegeven: < wanneer het verkeersbord geldt, < voor wie het verkeersbord geldt, < voor wie het verkeersbord niét geldt, < waar het verkeersbord geldt, < extra informatie. Categorieën verkeersborden A Snelheidsborden Deze borden geven een maximumsnelheid of adviessnelheid aan (of het einde daarvan). Er zijn ook snelheidsborden die voor een hele zone gelden. B Voorrangsborden Deze borden regelen de voorrang op kruispunten en op sommige afbuigende wegen. 47 Verkeerstekens en aanwijzingen 3 C Geslotenverklaringen Deze borden bepalen wie een weg niet in mag. Op de borden kun je aan de symbolen zien voor wie ze bedoeld zijn. D Rijrichtingsborden Bij deze borden moet je verplicht de aangegeven richting volgen. E Parkeer- en stilstaanborden Deze borden regelen waar je wel of niet mag stilstaan of parkeren. F Overige geboden en verboden Deze borden vertellen je waar en wie je mag inhalen (of juist niet), wanneer je tegenliggers voor moet laten gaan of wanneer andere verboden worden opgeheven. 48 3 Verkeerstekens en aanwijzingen G Borden ter aanduiding van verkeersregels Deze borden duiden een auto(snel)weg, erf, voetpad, fiets-/bromfietspad of ruiterpad aan. H Borden die aanduiden dat je de bebouwde kom binnenrijdt of verlaat J Waarschuwingsborden Waarschuwingsborden wijzen je op dreigend gevaar, zodat je daar rekening mee kunt houden. Waarschuwingsborden zie je vaak op plaatsen waar ook ervaren en oplettende bestuurders de gevaren snel over het hoofd zien. K Bewegwijzeringsborden en L Informatieborden Deze borden geven je informatie over de richting die je moet nemen, het verloop van je route, de wegindeling (bijvoorbeeld de indeling van rijstroken), etc. 49 INKIJKEXEMPLAAR de rest van dit hoofdstuk is niet beschikbaar in het inkijkexemplaar Inhoudsopgave Inhoudsopgave Hoofdstuk 5 Bijzondere weggedeelten 82 Hoofdstuk 5 5.1 Rotondes 82 Bijzondere weggedeelten 82 5.2 Inrit en uitrit 88 5.1 Rotondes 82 5.3 Erf 89 5.2 Inrit en uitrit 88 5.4 30 km-zone 90 5.3 Erf 89 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.4 30 km-zone 90 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.7 Overwegen 94 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.8 Brug en viaduct 97 5.7 Overwegen 94 5.9 Tunnel 98 5.8 Brug en viaduct 97 5.9 Tunnel 98 Hoofdstuk 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 Hoofdstuk 6 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 6.2 Voorrangsregeling 105 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 6.3 Afslaan 110 6.2 Voorrangsregeling 105 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.3 Afslaan 110 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.6 Voorrangsvoertuig 116 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.6 Voorrangsvoertuig 116 Hoofdstuk 7 Snelheid en afstand houden 117 Hoofdstuk 7 7.1 Maximumsnelheden 117 Snelheid en afstand houden 117 7.2 Afstand houden 123 7.1 Maximumsnelheden 117 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 7.2 Afstand houden 123 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 Hoofdstuk 8 Andere weggebruikers 127 Hoofdstuk 8 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 Andere weggebruikers 127 8.2 Overige weggebruikers 131 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 8.2 HOOFDSTUK Overige weggebruikers 131 4 Hoofdstuk 9 Rijmanoeuvres 133 Hoofdstuk 9 9.1 In- en uitstappen 133 Rijmanoeuvres 133 9.2 Wegrijden 134 9.1 In- en uitstappen 133 9.3 Voorsorteren 135 9.2 Wegrijden 134 9.4 Rechts afslaan 137 9.3 Voorsorteren 135 9.5 Links afslaan 138 9.4 Rechts afslaan 137 9.6 Inhalen 140 9.5 Links afslaan 138 9.7 Invoegen 148 9.6 Inhalen 140 9.8 Uitvoegen 151 9.7 Invoegen 148 9.9 Weven 153 9.8 Uitvoegen 151 9.10 Ritsen 154 9.9 Weven 153 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 9.10 Ritsen 154 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 2 2 Hoofdstuk 4 4 Wegen 4.1 Tegemoetkomend verkeer Rechts houden Je moet zoveel mogelijk rechts houden, maar rijd niet te dicht bij het trottoir of de berm. Als de weg te smal is voor jou en een tegenligger, moeten jullie allebei uitwijken. Als je tegenligger (bijna) geen uitwijkruimte heeft, moet jij extra ruim uitwijken. Pas op bij uitwijken Lang niet elke berm is geschikt om naar uit te wijken. Vaak is dat moeilijk in te schatten en moet je het zekere voor het onzekere nemen. Wees ook alert op een gevaarlijke rijbaankant. Wijk uit voor de vrachtauto. Stop Hier is weinig ruimte; passeer de fietser zonodig even in de berm. zeer voorzichtig. Rijbaanversmalling Bij een versmalling regelen de verkeersborden F5-F6 meestal wie er eerst mag. Als je in de richting van de rode pijl rijdt, moet je stoppen. Rijd je in de richting van de witte pijl, dan moeten de tegemoetkomende bestuurders stoppen. Deze borden gelden alleen voor bestuurders onderling. Wanneer je voetgangers nadert in een nauwe doorgang, moet je ze dus altijd voor laten gaan. 60 4 Wegen Je moet stoppen omdat je in de richting Nu mag je doorrijden. van de rode pijl rijdt. Je kunt ook één van deze drie borden tegenkomen: J18 J19 J17 Als de versmalling aan jouw kant van de weg zit, moet je stoppen voor een tegenligger. Als de versmalling aan beide kanten van de weg zit, moeten jij en je tegenligger samen een oplossing zoeken. Het is dan sociaal als je vrachtauto’s en bussen voor laat gaan. Obstakels Voor obstakels gelden dezelfde basisregels: als er onvoldoende ruimte is voor jou en je tegenligger: < moet jij stoppen als het obstakel op jouw weghelft staat, < moet je tegenligger stoppen als het obstakel op zijn weghelft staat. Je moet wachten omdat het obstakel De fietser had moeten wachten, maar zich op jouw weggedeelte bevindt. nu toon je inzicht door zelf te stoppen. 61 Wegen 4 Eenrichtingsweg De eenrichtingsweg mag je maar van een kant inrijden. Je mag op een eenrichtingsweg niet achteruitrijden en je mag ook niet keren. Wel mag je achterwaarts inparkeren. Op veel eenrichtingswegen geldt een uitzondering voor fietsers, snorfietsers en bromfietsers. 4.2 (Snor)fietsers en bromfietsers Het kan zijn dat je op de rijbaan met fietsers, snorfietsers of bromfietsers te maken krijgt. Hieronder kun je zien in welke situaties. Positie van fietsers Positie van en snorfietsers bromfietsers Geen gescheiden pad Rijbaan Rijbaan Gescheiden fietspad Fietspad Rijbaan Gescheiden fiets-/bromfietspad Fiets-/bromfietspad Fiets-/bromfietspad Rechts inhalende (snor)fietsers Is er geen vrijliggend pad, houd er dan rekening mee dat fietsers en snorfietsers je rechts mogen inhalen op de rijbaan. Bromfietsers mogen dat niet, maar doen het vaak wel. 62 4 Wegen Bord links: fietsers en snorfietsers moeten op het fietspad rijden, bromfietsers op de rijbaan. Bord rechts: fietsers, snorfietsers en bromfietsers moeten op het fiets-/ bromfietspad rijden. G11 G12a Als het verplichte fiets-/bromfietspad eindigt, moeten bromfietsers op de rijbaan gaan rijden. G12b Fietsstroken Een fietsstrook is een door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan waarop afbeeldingen van een fiets zijn aangebracht. Voor het gebruik van fietsstroken gelden de volgende regels (in het overzicht hebben we de busstrook toegevoegd, omdat daarvoor vergelijkbare regels gelden): Fietsstrook met Fietsstrook met Gedrag van auto doorgetrokken onderbroken Busstrook streep streep Op rijden NEE NEE NEE Op voorsorteren NEE JA mits* NEE Kruisen om bijv. JA JA JA een inrit in te rijden * Alleen als het beter is voor de doorstroming en je geen gevaar of hinder veroorzaakt. Fietsers, snorfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen maken gebruik van de fietsstrook. Houd er rekening mee dat ze zich daar ‘veilig wanen’ en minder goed op het overige verkeer letten. 63 INKIJKEXEMPLAAR de rest van dit hoofdstuk is niet beschikbaar in het inkijkexemplaar Inhoudsopgave Inhoudsopgave Hoofdstuk 5 Bijzondere weggedeelten 82 Hoofdstuk 5 5.1 Rotondes 82 Bijzondere weggedeelten 82 5.2 Inrit en uitrit 88 5.1 Rotondes 82 5.3 Erf 89 5.2 Inrit en uitrit 88 5.4 30 km-zone 90 5.3 Erf 89 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.4 30 km-zone 90 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.7 Overwegen 94 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.8 Brug en viaduct 97 5.7 Overwegen 94 5.9 Tunnel 98 5.8 Brug en viaduct 97 5.9 Tunnel 98 Hoofdstuk 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 Hoofdstuk 6 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 6.2 Voorrangsregeling 105 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 6.3 Afslaan 110 6.2 Voorrangsregeling 105 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.3 Afslaan 110 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.6 Voorrangsvoertuig 116 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.6 Voorrangsvoertuig 116 Hoofdstuk 7 Snelheid en afstand houden 117 Hoofdstuk 7 7.1 Maximumsnelheden 117 Snelheid en afstand houden 117 7.2 Afstand houden 123 7.1 Maximumsnelheden 117 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 7.2 Afstand houden 123 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 Hoofdstuk 8 Andere weggebruikers 127 Hoofdstuk 8 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 Andere weggebruikers 127 8.2 Overige weggebruikers 131 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 8.2 HOOFDSTUK Overige weggebruikers 131 5 Hoofdstuk 9 Rijmanoeuvres 133 Hoofdstuk 9 9.1 In- en uitstappen 133 Rijmanoeuvres 133 9.2 Wegrijden 134 9.1 In- en uitstappen 133 9.3 Voorsorteren 135 9.2 Wegrijden 134 9.4 Rechts afslaan 137 9.3 Voorsorteren 135 9.5 Links afslaan 138 9.4 Rechts afslaan 137 9.6 Inhalen 140 9.5 Links afslaan 138 9.7 Invoegen 148 9.6 Inhalen 140 9.8 Uitvoegen 151 9.7 Invoegen 148 9.9 Weven 153 9.8 Uitvoegen 151 9.10 Ritsen 154 9.9 Weven 153 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 9.10 Ritsen 154 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 2 2 Hoofdstuk 5 5 Bijzondere weggedeelten 5.1 Rotondes Op een rotonde moet je altijd ‘rechtsom’ rijden. Op het middeneiland staat bord ‘rotonde’ (D1). Vaak staat dat op een roodwit hek of een zogenaamd bochtschild D1 J9 met pijlen die naar rechts wijzen. Op de toeleidende weg staat vaak het waarschuwingsbord ‘rotonde’ (J9). Voorrangsrotonde met één rijstrook Veel kruispunten zijn in de afgelopen jaren vervangen door minirotondes met één rijstrook. Hierdoor is het aantal (ernstige) ongelukken behoorlijk gedaald. Houd er rekening mee dat kleine rotondes meestal nogal krap zijn uitgevoerd. De bocht die je bij het oprijden of verlaten van de rotonde moet nemen, is vaak erg scherp. Rijd daar dus niet te hard. Verder kun je op de rijbaan van een rotonde binnen de bebouwde kom een fietsstrook of een (fiets)suggestiestrook tegenkomen. Voorrangsrotonde met twee rijstroken In drukke gebieden liggen rotondes met twee rijstroken. Vaak zijn dat rotondes waar regionale wegen elkaar kruisen of rotondes aan de rand van de bebouwde kom. Voor en op deze rotondes staan er pijlen op de rijstroken. Deze pijlen geven aan hoe je moet voorsorteren. Turborotonde Op drukke rotondes met twee rijstroken kunnen de veiligheid en doorstroming in gevaar komen als bestuurders op de rotonde van rijstrook wisselen. 82 5 Bijzondere weggedeelten Om dat te voorkomen wordt: < vóór de rotonde de rijrichting en de rijstrookkeuze geregeld, met een voorwegwijzer en/of met pijlen op het wegdek, < op de rotonde zelf tussen de rijstroken een betonnen rand aangebracht. Als je zo’n rotonde nadert moet je dus goed opletten en tijdig voorsorteren. Alleen als je de linkerrijstrook volgt, kun je richting Maasdam rijden via deze rotonde. De pijlen op het wegdek geven aan Door de betonnen rand kun je op de welke rijstrook je moet kiezen. turborotonde niet meer van rijstrook wisselen. Inhalen Vlak voor en op een rotonde mag je: < zowel links als rechts rijden, < zowel links als rechts inhalen, maar natuurlijk alleen als het veilig mogelijk is. Houd er rekening mee dat andere bestuurders meer aan- dacht voor de rotonde dan voor Je mag hier rechts inhalen. Houd wel jou hebben. rekening met de dode hoek van de andere bestuurder. 83 Bijzondere weggedeelten 5 Voorrang Als er geen borden bij een rotonde staan, hebben bestuurders die de rotonde oprijden voorrang. Deze situatie kom je niet vaak meer tegen. Op bijna alle rotondes wordt namelijk met borden geregeld dat bestuurders op de rotonde voorrang hebben. Als je op de toeleidende weg rijdt, moet je hen voorrang verlenen. Nu moet je voorrang verlenen aan de rode bestelauto. Verkeerslichten Op grote, drukke rotondes wordt de voorrang vaak geregeld door verkeerslichten. Deze gaan boven de voorrangsborden en tekens op het wegdek. Rechtsaf op de rotonde Als je de rotonde al bij de eerste zijweg weer wilt verlaten, blijf je op de toeleidende weg rechts rijden en geef je richting aan naar rechts. Halfrond op de rotonde Als je bij de tweede zijweg de rotonde wilt verlaten en dus eigenlijk rechtdoor gaat, volg je op de toeleidende weg: < de rechterstrook als er twee rijstroken zijn, < de middelste strook als er drie rijstroken zijn. Ter hoogte van de eerste zijweg geef je richting aan naar rechts en ga je rechts rijden (of blijf je rechts rijden). Driekwart rond op de rotonde Als je bij de derde zijweg de rotonde wilt verlaten, dan volg je op de toeleidende weg de linkerstrook en geef je richting aan naar links: 84 5 Bijzondere weggedeelten < op een grote rotonde schakel je de richtingaanwijzer uit, < op een minirotonde laat je je richtingaanwijzer naar links aanstaan. Ter hoogte van de tweede zijweg geef je richting aan naar rechts en ga je rechts rijden om af te slaan. Let op: je moet altijd richting aangeven als je de rotonde verlaat, dus ook als je op een turborotonde rijdt en ‘gedwongen’ moet afslaan. Rotonde met fietsers ‘in de voorrang’ In onderstaande afbeelding geven gekleurde lijnen de juiste plaats op de weg aan. < volg de gele lijn als je de rotonde een kwart rond gaat, < volg de rode lijn als je de rotonde half rond gaat, < volg de blauwe lijn als je de rotonde driekwart rond gaat. Als je de rotonde wilt verlaten, moet je het verkeer dat de rotonde blijft volgen voor laten gaan. Die verplichting geldt ook ten opzichte van (snor) fietsers, bromfietsers en voetgangers die op een fietsstrook, fietspad, een fiets-/bromfietspad of een voetpad de rotonde blijven volgen. De basisregel is: bij het verlaten van de rotonde moet je voetgangers, (snor)fietsers en bromfietsers die de rotonde blijven volgen voor laten gaan. 85 INKIJKEXEMPLAAR de rest van dit hoofdstuk is niet beschikbaar in het inkijkexemplaar Inhoudsopgave Inhoudsopgave Hoofdstuk 5 Bijzondere weggedeelten 82 Hoofdstuk 5 5.1 Rotondes 82 Bijzondere weggedeelten 82 5.2 Inrit en uitrit 88 5.1 Rotondes 82 5.3 Erf 89 5.2 Inrit en uitrit 88 5.4 30 km-zone 90 5.3 Erf 89 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.4 30 km-zone 90 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.7 Overwegen 94 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.8 Brug en viaduct 97 5.7 Overwegen 94 5.9 Tunnel 98 5.8 Brug en viaduct 97 5.9 Tunnel 98 Hoofdstuk 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 Hoofdstuk 6 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 6.2 Voorrangsregeling 105 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 6.3 Afslaan 110 6.2 Voorrangsregeling 105 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.3 Afslaan 110 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.6 Voorrangsvoertuig 116 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.6 Voorrangsvoertuig 116 Hoofdstuk 7 Snelheid en afstand houden 117 Hoofdstuk 7 7.1 Maximumsnelheden 117 Snelheid en afstand houden 117 7.2 Afstand houden 123 7.1 Maximumsnelheden 117 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 7.2 Afstand houden 123 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 Hoofdstuk 8 Andere weggebruikers 127 Hoofdstuk 8 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 Andere weggebruikers 127 8.2 Overige weggebruikers 131 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 8.2 HOOFDSTUK Overige weggebruikers 131 6 Hoofdstuk 9 Rijmanoeuvres 133 Hoofdstuk 9 9.1 In- en uitstappen 133 Rijmanoeuvres 133 9.2 Wegrijden 134 9.1 In- en uitstappen 133 9.3 Voorsorteren 135 9.2 Wegrijden 134 9.4 Rechts afslaan 137 9.3 Voorsorteren 135 9.5 Links afslaan 138 9.4 Rechts afslaan 137 9.6 Inhalen 140 9.5 Links afslaan 138 9.7 Invoegen 148 9.6 Inhalen 140 9.8 Uitvoegen 151 9.7 Invoegen 148 9.9 Weven 153 9.8 Uitvoegen 151 9.10 Ritsen 154 9.9 Weven 153 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 9.10 Ritsen 154 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 2 2 Hoofdstuk 6 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 6.1 Gedrag bij kruispunten Naderen en beoordelen Nader een kruispunt met aangepaste snelheid, zodat je op tijd en op de juiste manier op de situatie kunt reageren. Stel vast met welk type kruispunt je te maken hebt, bijvoorbeeld: < een gelijkwaardig kruispunt, < een kruispunt met een voorrangsweg, < een kruispunt met verkeerslichten, < een kruispunt met een onverharde weg. De voorrangsweg waar je op rijdt, buigt hier af naar links. Je moet voorrang krijgen van de autobus. Stel ook vast: < hoe druk het is, < waar je te maken kunt krijgen met fietsers en voetgangers, < hoe goed of hoe slecht je de situatie kunt overzien (en ook hoe andere bestuurders dat kunnen), < waar je je moet opstellen als je moet stoppen om ander verkeer voor te laten gaan. 102 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan Fietsers en snorfietsers kunnen zowel van links als van rechts naderen. Let daar op! Basisregel: kruispunt niet blokkeren Als je moet stoppen om ander verkeer voor te laten, moet je de doorgang voor het kruisende verkeer zoveel mogelijk vrij houden. Je mag een kruispunt daarom alleen oprijden: < als je meteen kunt doorrijden of weer snel het kruispunt vrij kunt maken, < als je je voertuig tussen de kruisende verkeersstromen kunt opstellen, < als je ziet dat een bestuurder aan wie je voorrang moet verlenen toch niet kan doorrijden omdat hij op zijn beurt aan een rij andere bestuurders voorrang moet verlenen. Dat laatste noemen we ook wel gelegenheidsvoorrang. Je mag er alleen van gebruikmaken als je zeker weet dat je het kruispunt veilig kunt oversteken, zonder anderen te hinderen. Op dit kruispunt kun je je tussen de Hier kun je ook na het kruisende fietspad kruisende verkeersstromen opstellen. nog stoppen als het nodig is. 103 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 6 Stoppen op kruispunt In deze gevallen mag je wél op een kruispunt stoppen: < als je op een voorrangsweg rijdt en links wilt afslaan, < als je een voorrangsvoertuig voor moet laten gaan. Je wilt linksaf de voorrangsweg af en Op een voorrangsweg mag je op moet wachten voor een tegenligger. Nu het kruispunt stoppen. Zo kan het mag je wel op het kruispunt stoppen. achteropkomend verkeer doorrijden. Doorgang voor (snor)fietsers en voetgangers blokkeren Om uitzicht te krijgen op de kruisende weg, kan het soms nodig zijn dat je even stopt op een fietspad, zebrapad of voetpad. Doe dat alleen als je vanaf een stopplaats vóór het pad onvoldoende zicht op de situatie hebt, en probeer gevaar of hinder voor (snor)fietsers en voetgangers zoveel mogelijk te voorkomen. Stop op de juiste plaats Als je voorrang moet verlenen aan voertuigen, stop dan op een zodanige plaats dat die voertuigen gemakkelijk hun weg kunnen vervolgen. Hier sta je te ver naar voren en teveel... nu sta je goed opgesteld. De autobus naar links. Er is te weinig ruimte voor de kan ongehinderd zijn weg vervolgen. autobus die linksaf wil... 104 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan Kijk ook naar de overkant Je moet zeker weten dat een fietspad of voetgangersoversteekplaats (zebrapad) die achter het kruispunt liggen, vrij zijn voordat je het kruispunt oprijdt. Anders loop je het risico dat je op het kruispunt moet stoppen en daarmee het kruisende verkeer blokkeert. 6.2 Voorrangsregeling Ongehinderd voorrang verlenen Het uitgangspunt is dat verkeersdeelnemers die voorrang moeten krijgen, ongehinderd hun weg moeten kunnen vervolgen. Gedraag je altijd ‘beslist’ en ‘duidelijk’ als je een kruispunt nadert. Dan voorkom je dat jouw gedrag de andere verkeersdeelnemers in verwarring brengt. Kom je in een situatie terecht waarvan je niet weet hoe de voorrang er is geregeld: < stop dan voor alle zekerheid, < zoek oogcontact met de andere bestuurders, < communiceer met (vriendelijke) handgebaren. Nadering gelijkwaardig kruispunt Bij gelijkwaardige kruispunten staan geen borden of tekens die de voorrang regelen. Het zijn altijd kruispunten waar alleen verharde of alleen onverharde wegen elkaar kruisen. Hier geldt: < bestuurders moeten voorrang verlenen aan alle bestuurders die van rechts komen, < bestuurders moeten voorrang verlenen aan trams (ongeacht uit welke richting de tram komt). Als meerdere bestuurders uit verschillende richtingen tegelijk een gelijkwaardig kruispunt naderen, zijn vaak ook meerdere oplossingen mogelijk voor de voorrang. Kies dan samen met de andere bestuurders voor de meest praktische oplossing. Voor het kruispunt kunnen snelheidsremmende drempels liggen. Of het hele kruisingsvlak is als een drempel uitgevoerd. Dit heeft geen invloed op de voorrangsregeling; het blijft een gelijkwaardig kruispunt. 105 INKIJKEXEMPLAAR de rest van dit hoofdstuk is niet beschikbaar in het inkijkexemplaar Inhoudsopgave Inhoudsopgave Hoofdstuk 5 Bijzondere weggedeelten 82 Hoofdstuk 5 5.1 Rotondes 82 Bijzondere weggedeelten 82 5.2 Inrit en uitrit 88 5.1 Rotondes 82 5.3 Erf 89 5.2 Inrit en uitrit 88 5.4 30 km-zone 90 5.3 Erf 89 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.4 30 km-zone 90 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.7 Overwegen 94 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.8 Brug en viaduct 97 5.7 Overwegen 94 5.9 Tunnel 98 5.8 Brug en viaduct 97 5.9 Tunnel 98 Hoofdstuk 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 Hoofdstuk 6 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 6.2 Voorrangsregeling 105 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 6.3 Afslaan 110 6.2 Voorrangsregeling 105 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.3 Afslaan 110 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.6 Voorrangsvoertuig 116 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.6 Voorrangsvoertuig 116 Hoofdstuk 7 Snelheid en afstand houden 117 Hoofdstuk 7 7.1 Maximumsnelheden 117 Snelheid en afstand houden 117 7.2 Afstand houden 123 7.1 Maximumsnelheden 117 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 7.2 Afstand houden 123 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 Hoofdstuk 8 Andere weggebruikers 127 Hoofdstuk 8 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 Andere weggebruikers 127 8.2 Overige weggebruikers 131 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 8.2 HOOFDSTUK Overige weggebruikers 131 7 Hoofdstuk 9 Rijmanoeuvres 133 Hoofdstuk 9 9.1 In- en uitstappen 133 Rijmanoeuvres 133 9.2 Wegrijden 134 9.1 In- en uitstappen 133 9.3 Voorsorteren 135 9.2 Wegrijden 134 9.4 Rechts afslaan 137 9.3 Voorsorteren 135 9.5 Links afslaan 138 9.4 Rechts afslaan 137 9.6 Inhalen 140 9.5 Links afslaan 138 9.7 Invoegen 148 9.6 Inhalen 140 9.8 Uitvoegen 151 9.7 Invoegen 148 9.9 Weven 153 9.8 Uitvoegen 151 9.10 Ritsen 154 9.9 Weven 153 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 9.10 Ritsen 154 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 2 2 7 Hoofdstuk 7 Snelheid en afstand houden Rijd met aangepaste snelheid Je moet je snelheid (en volgafstand) aanpassen aan de omstandigheden en aan het overige verkeer. Dit betekent: < als ergens een maximumsnelheid van (bijvoorbeeld) 50 km/u geldt, < maar het is niet veilig om 50 km/u te rijden, < dan moet je snelheid lager dan 50 km/u zijn. Jeugdige bestuurders Jongere bestuurders zijn vier keer vaker betrokken bij verkeersongevallen dan oudere bestuurders. Te hard rijden en het overschatten van hun eigen rijvaardigheid zijn vaak de oorzaak. Wees je daarvan bewust en kies voor veiligheid. 7.1 Maximumsnelheden Maximumsnelheid binnen de bebouwde kom Binnen de bebouwde kom mag je als automobilist maximaal 50 km/u rijden, tenzij met borden een ander maximum staat aangegeven. Zowel het begin als het einde van de bebouwde kom wordt met een bord aangegeven: Begin: Einde: Hoger maximum dan 50 km/u Ook op een autoweg binnen de bebouwde kom geldt in principe de maximumsnelheid van 50 km/u, maar in de praktijk wordt vaak met borden aangegeven dat je sneller mag rijden. Autoweg binnen de bebouwde kom met een afwijkende maximumsnelheid van 70 km/u. 117 Snelheid en afstand houden 7 Lager maximum dan 50 km/u Bijzondere weggedeelten binnen de bebouwde kom zijn de 30 km-zone (max. 30 km/u) en het erf (max. 15 km/u). In een 30 km-zone is de In een erf is de maximumsnelheid maximumsnelheid 30 km/u. 15 km/u. Maximumsnelheid buiten de bebouwde kom Buiten de bebouwde kom is de maximumsnelheid afhankelijk van het soort weg waarop je rijdt: < op overige wegen 80 km/u : < op autowegen 100 km/u : Ook hier geldt dat met (elektronische) borden een lager maximum kan worden aangegeven. Weg buiten de bebouwde kom met Autoweg buiten de bebouwde kom met afwijkende maximumsnelheid. afwijkende maximumsnelheid. Op autosnelwegen is de maximumsnelheid afhankelijk van wáár je rijdt en wannéér je er rijdt. 118 7 Snelheid en afstand houden De standaard maximumsnelheid op autosnelwegen is 130 km/u. Overdag tussen 6.00 uur en 19.00 uur is deze snelheid teruggebracht naar standaard 100 km/u. Tussen 19 uur ‘s avonds en 6 uur ‘s ochtends geldt de standaard maximumsnelheid van 130 km/u, tenzij verkeersborden een lagere snelheid aangeven. Op sommige ringwegen bij steden geldt echter een permanent lager maximum van 80 km/u. 60 km-zones buiten de bebouwde kom Op wegen buiten de bebouwde kom rijdt snel en langzaam verkeer vaak door elkaar. Er gebeuren veel ongevallen. Daarom zijn in veel gebieden zones ingesteld, waar een lagere maximumsnelheid van 60 km/u geldt. Een 60 km-zone herken je aan het zonebord. Ook de wegmarkering is een indicatie dat je op een weg rijdt waar je maximaal 60 km/u mag rijden. Pas op voor brommobielen Een brommobiel rijdt zowel binnen als buiten de bebouwde kom op de rijbaan met een maximumsnelheid van 45 km/u. Dit geldt ook voor een gehandicaptenvoertuig met een motor. Houd daar rekening mee als je deze voertuigen nadert. Vooral buiten de bebouwde kom kunnen ze je verrassen door hun lage snelheid. 119 Snelheid en afstand houden 7 Maximumsnelheid met aanhangwagen Als je een aanhangwagen of caravan trekt, zijn de maximumsnelheden: < binnen de bebouwde kom: 50 km/u, < buiten de bebouwde kom: 80 km/u, < op autowegen en autosnelwegen: 90 km/u, maar alleen als de toegestane maximummassa van je aanhangwagen of caravan niet meer is dan 3.500 kg. Maximaal 80 km/u of 90 km/u afhankelijk van het gewicht van je aanhangwagen. Adviessnelheden Behalve maximumsnelheden zijn er ook adviessnelheden. Deze worden aangegeven met borden. Veiligheid De adviessnelheden zijn afgestemd op de plaatselijke omstandigheden, bijvoorbeeld een scherpe bocht. Als je je aan het advies houdt, kom je onder normale omstandigheden niet in de problemen. Doorstroming Adviessnelheden kunnen ook als doel hebben de doorstroming te verbeteren. Een voorbeeld zijn de wisselende adviessnelheden bij een reeks opeenvolgende verkeerslichten. Door de geadviseerde snelheden aan te houden, profiteer je van een ‘groene golf’. Dit wil zeggen dat je geen rood verkeerslicht tegenkomt. 120 INKIJKEXEMPLAAR de rest van dit hoofdstuk is niet beschikbaar in het inkijkexemplaar Inhoudsopgave Inhoudsopgave Hoofdstuk 5 Bijzondere weggedeelten 82 Hoofdstuk 5 5.1 Rotondes 82 Bijzondere weggedeelten 82 5.2 Inrit en uitrit 88 5.1 Rotondes 82 5.3 Erf 89 5.2 Inrit en uitrit 88 5.4 30 km-zone 90 5.3 Erf 89 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.4 30 km-zone 90 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.5 Voetgangersoversteekplaats (zebrapad) 91 5.7 Overwegen 94 5.6 Bushalte en tramhalte 92 5.8 Brug en viaduct 97 5.7 Overwegen 94 5.9 Tunnel 98 5.8 Brug en viaduct 97 5.9 Tunnel 98 Hoofdstuk 6 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 Hoofdstuk 6 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 102 6.2 Voorrangsregeling 105 6.1 Gedrag bij kruispunten 102 6.3 Afslaan 110 6.2 Voorrangsregeling 105 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.3 Afslaan 110 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.4 Voorrangsregels tram 112 6.6 Voorrangsvoertuig 116 6.5 Voorrangsregeling militaire colonne en uitvaartstoet 114 6.6 Voorrangsvoertuig 116 Hoofdstuk 7 Snelheid en afstand houden 117 Hoofdstuk 7 7.1 Maximumsnelheden 117 Snelheid en afstand houden 117 7.2 Afstand houden 123 7.1 Maximumsnelheden 117 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 7.2 Afstand houden 123 7.3 Reactieseconde, remweg en stopafstand 125 Hoofdstuk 8 Andere weggebruikers 127 Hoofdstuk 8 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 Andere weggebruikers 127 8.2 Overige weggebruikers 131 8.1 Kwetsbare weggebruikers 127 8.2 HOOFDSTUK Overige weggebruikers 131 8 Hoofdstuk 9 Rijmanoeuvres 133 Hoofdstuk 9 9.1 In- en uitstappen 133 Rijmanoeuvres 133 9.2 Wegrijden 134 9.1 In- en uitstappen 133 9.3 Voorsorteren 135 9.2 Wegrijden 134 9.4 Rechts afslaan 137 9.3 Voorsorteren 135 9.5 Links afslaan 138 9.4 Rechts afslaan 137 9.6 Inhalen 140 9.5 Links afslaan 138 9.7 Invoegen 148 9.6 Inhalen 140 9.8 Uitvoegen 151 9.7 Invoegen 148 9.9 Weven 153 9.8 Uitvoegen 151 9.10 Ritsen 154 9.9 Weven 153 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 9.10 Ritsen 154 9.11 Bijzondere manoeuvres 155 2 2 8 Hoofdstuk 8 Andere weggebruikers Elke verkeersdeelnemer is verantwoordelijk voor zijn eigen veiligheid, maar ook voor die van anderen. Roekeloos of agressief gedrag past daar niet bij! Hoewel je aan het gedrag van andere weggebruikers vaak kunt afleiden of ze je gezien hebben en wat ze van plan zijn te gaan doen, moet je rekening houden met het onverwachte en voortdurend klaar zijn om te reageren als het nodig mocht zijn. Extra bescherming Zwakke verkeersdeelnemers worden door de wet extra beschermd. Als je als automobilist een aanrijding met bijvoorbeeld een voetganger of fietser krijgt, ben je in principe altijd aansprakelijk. Wees voorbereid op onverwachte gebeurtenissen. 8.1 Kwetsbare weggebruikers Voetgangers Voetgangers nemen vaak onbewust deel aan het verkeer en houden zich daardoor lang niet altijd aan de regels. Ook zijn ze vaak zó druk met hun telefoon bezig, dat ze totaal niet in de gaten hebben wat er om hen heen gebeurt in het verkeer. 127 Andere weggebruikers 8 Kinderen Let extra goed op bij plaatsen waar (kleine) kinderen zomaar de weg op kunnen lopen, zoals bij scholen en speelterreinen. Ze gaan zó op in hun spel, dat ze er niet aan denken om uit te kijken. Als er geparkeerde auto’s staan, is het helemaal uitkijken geblazen. De kinderen kunnen jou niet zien aankomen... en jij ziet hen niet! Kinderen zijn de meest kwetsbare soort Kinderen gaan op in hun spel en letten voetgangers. niet op het verkeer. Ouderen en mensen met een beperking Deze groep weggebruikers heeft (vaak) een beperkt waarnemings- en reactievermogen. Ze merken je dan pas laat op en zijn niet in staat om snel te reageren. Ook hebben ze voor bepaalde handelingen (bijvoorbeeld oversteken) meer tijd nodig. Zorg dat je vroegtijdig je gedrag aanpast Gedraag je sociaal en houd rekening in de buurt van ouderen en mensen met met de beperkingen van andere een beperking. weggebruikers. 128 8 Andere weggebruikers Het lastige is dat je van een afstandje vaak niet kunt zien of iemand een beperking heeft. Fietsers met een gehoorbeperking hebben daarom vaak (maar niet altijd!) een bordje achterop hun fiets. Rijd voorspelbaar en zorg er Markering achterop de fiets laat zien dat (extra) voor dat je niet onverwacht je te maken hebt met een bestuurder in de buurt van de slechthorende

Use Quizgecko on...
Browser
Browser