Thema 1: Wat is de rol van geld in de economie? (p. 6-26) PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
Dit document behandelt het thema 'Wat is de rol van geld in de economie' en bespreekt de geschiedenis van geld, monetaire overheden, functies van geld, en de verschillen tussen chartale en girale geld. Het bespreekt concepten zoals intrinsieke waarde, nominale waarde, tokenmunten en pasmunt, en de evolutie van geld door de geschiedenis heen.
Full Transcript
**Thema 1 : Wat is de rol van geld in de economie? (p. 6-26)** [OV1 Wat is de rol van geld in de economie? ] 1. De geschiedenis van het geld - **De intrinsieke waarde** = de waarde van het materiaal dat in een muntstuk vervat zit - **Nominale waarde** = de waarde die op het muntstuk sta...
**Thema 1 : Wat is de rol van geld in de economie? (p. 6-26)** [OV1 Wat is de rol van geld in de economie? ] 1. De geschiedenis van het geld - **De intrinsieke waarde** = de waarde van het materiaal dat in een muntstuk vervat zit - **Nominale waarde** = de waarde die op het muntstuk staat - **Standaardmunten** wanneer intrinsieke waarde = nominale waarde Vroeger : men trachtte te betalen met een soort goederengeld: vee, tabak, schelpjes \... Tegenwoordig : de waarde op een muntstuk \> de waarde van het materiaal dat werd gebruikt om de munt te maken - **tekenmunten** = munten die gemaakt zijn uit edele materialen zoals goud of zilver - **Pasmunten** = munten die gemaakt zijn uit onedele materialen (bv. koper, zink of nikkel) - Alleen de monetaire overheid kan teken- en pasmunten aanmunten. - **De monetaire overheid** = verantwoordelijk voor het monetaire beleid en het beheer van de geldhoeveelheid in een land (in de meeste landen valt die verantwoordelijkheid onder een centrale bank) - Vanaf 17^e^ eeuw : papiergeld kwam in omloop in Europa kooplieden in Londen lieten hun edele metalen achter bij goudsmid (voorlopers banken) - Die gaf op zijn beurt een schuldbekentenis (**\'promesse\'**) in papier, die tegen de volledige hoeveelheid gedeponeerd goud inwisselbaar was, ofwel **100% goudconvertibel** - Uit winstbejag leenden de Goudsmits het ingeleverde geld ook weer uit ze deden aan geldschepping en het geld was niet meer volledig gedekt - Later werden er meer promesses uitgeschreven, ook via banken, dan dat er goud aanwezig was er kon daardoor geen volledige gouddekking meer zijn (niet 100% goudconvertibel) - **fiduciair papiergeld / fiatgeld / vertrouwensgeld** = de waarde is gebaseerd op het vertrouwen in de overheid of nationale bank - Bank Zweden : 1668 (1ste nationale bank Riksbank) - Bank England : 1694 - Bank Frankrijk : 1800 - Bank België : 1850 - **RISICO**: het vertrouwen zou kunnen worden beschaamd in tijden van crisis of oorlog, wanneer mensen al hun goud zouden opnemen overheden beslissen om gouddekking af te schaffen conventioneel papiergeld werd een officieel en algemeen aanvaard betaalmiddel werd, om een bankencrisis te voorkomen. - 10 mei 1940 : de inwisselbaarheid van papiergeld voor goud wordt in België opgeheven - Eind 1988 : de minimale gouddekking wordt afgeschaft - In 1998 heeft de ECB (Europese Centrale Bank) veel verantwoordelijkheden van de nationale banken van de landen van de eurozone overgenomen. - 1 januari 2002 : de euro is in omloop via de centrale banken van de landen van de eurozone. - 7 verschillende coupures (groottes waarin bankbiljetten worden uitgegeven) - 8 verschillende munten - 1 maart 2002 : de Belgische frank is geen wettig betaalmiddel meer - Zie schema p. 11 wb. 2. Functies van geld - **Directe ruil**: Goederen of diensten worden rechtstreeks geruild zonder tussenmiddel - **Indirecte ruil**: Geld wordt als tussenmiddel gebruikt bij de ruil van goederen of diensten - Functies geld : - **Een waardemeter** en rekeneenheid van de economie: alle economische goederen en diensten uitdrukken in dezelfde waarde-eenheid - **Een bewaarmiddel** van koopkracht: je kunt een deel van je geld sparen of oppotten door het nog niet onmiddellijk uit te geven - **Een ruilmiddel** 3. Chartaal en giraal geld - **Chartaal geld** (tastbaar geld) = het geheel van munten en biljetten in handen van het publiek (ondernemingen en gezinnen) - **Giraal geld** = het geld van het publiek dat op rekeningen of deposito\'s bij banken en andere financiële instellingen staat - Het zijn tegoeden die vrijwel onmiddellijk opneembaar zijn door de gezinnen of ondernemingen bij de financiële instellingen **primaire liquiditeiten** - Hoe meer liquide een financieel activum is, des te sneller het kan worden omgezet in geld, en dat zonder verlies van waarde. Zo is onroerend goed, bv. een huis, veel minder liquide dan geld op je zichtrekening bijvoorbeeld. - **Quasigeld** = financiële activa die niet meteen voor een transactie kunnen worden gebruikt, maar die vrij eenvoudig en gewoonlijk binnen 1 jaar kunnen worden omgezet in betaalmiddelen **M1** **De totale maatschappelijke geldhoeveelheid** het totaal van het chartale en girale geld -------- ------------------------------------------------ --------------------------------------------------- **M2** **Secundaire liquiditeiten** M1 + deposito\'s die op KT omzetbaar zijn in geld **M3** **Geld hoeveelheid in ruime zin** M2 + deposito's die op LT omzetbaar zijn in geld - De nominale waarde overtreft de metaalwaarde - Munten mogen niet vrij worden geproduceerd (alleen centrale bank) - Ze hebben een beperkte betaalkracht - **Chartale geld** **=** bankbiljetten die in de handen van het publiek zijn (gezinnen en ondernemingen) - **Bankreserves =** bankbiljetten die de banken aanhouden - **Geldschepping** / **geldcreatie** **=** elke handeling waardoor de maatschappelijke geldhoeveelheid in een land aangroeit - **Emissie van bankbiljetten en munten**: De ECB werkt samen met nationale banken (zoals De Nederlandsche Bank) om bankbiljetten te produceren. De nationale banken schatten hoeveel biljetten nodig zijn, en de ECB maakt een centrale voorspelling. De productie vindt plaats in 11 streng beveiligde drukkerijen, waarna de biljetten naar de nationale banken gaan. - **Geldschepping door:** - [Aankoop van vreemde valuta:] De centrale bank kan vreemde valuta kopen, waardoor basisgeld wordt gecreëerd en internationale reserves worden opgebouwd. - [Aankoop van overheidsobligaties door de centrale bank.] - [Kredietverstrekkingen aan commerciële banken door de CB]: Commerciële banken kunnen geld lenen bij de centrale bank als ze een tekort hebben, dit heet de \"**lender** of **last resort**\"-functie. Hierdoor blijft het financiële systeem stabiel. - **Phishing** = een moderne vorm van zakkenrollen waarbij internetfraude wordt gepleegd en valse berichten worden verstuurd om je creditcardinformatie, inloggegevens, pincodes of andere persoonlijke gegevens te verkrijgen - Elektronisch betalen werd populair sinds de jaren '80 - SEPA opgericht in de jaren '90 door ECB en Europese Commissie - Volledige implementatie in 2016 - Betalingen binnen SEPA zijn net zo eenvoudig en goedkoop als binnen eigen land - IBAN ingevoerd met landcode, controlegetal en nationaal rekeningnummer - IBAN-lengte verschilt per land: 18 tekens in NL, 16 tekens in BE. - **SEPA** = Single Euro Payments Area - de 36 SEPA-landen = 27 lidstaten van de EU + 4 EVA-landen - IJsland - Liechtenstein - Noorwegen - Zwitserland - Verenigd Koninkrijk - Andorra - San Marino - Monaco - Vaticaanstad - vaste of draagbare betaalterminals - contactloze betalingen via smartphone of smartwatch - overschrijvingen - **De kasreservecoëfficiënt =** het deel van het geld op rekeningen dat een bank in reserve moet houden - de omvang van de deposito\'s - de **kasreservecoëfficiënt** - een deel van het geld toch in chartale vorm zal worden opgenomen naargelang de liquiditeits- voorkeur van de klanten - er ook een vraag naar kredieten moet zijn - Zie schema p.18 WB UITDIEPEN : Elektronisch geld - **Elektronische betaalinstrumenten**: kredietkaarten (VISA, Mastercard), debetkaart (Bancontact), prepaidkaarten (bpaid), elektronische overschrijvingen - **Elektronisch geld** (**e-money**): digitaal alternatief voor contant geld, valt onder giraal geld - Volgens Europese richtlijn: geld op chipkaart moet direct opeisbaar zijn - Toepassing: kleine betalingen via smartphone, e-ID, QR-code (Payconiq), contactloos betalen - Debet kaart : geld onmiddellijk eraf - Kredietkaart : op het einde van de maand geld eraf - Publiek geld : overheid centrale bank geld - Privaat geld : commerciële banken niet fysiek geld [OV2 Hoe beïnvloedt inflatie de economie? ] 1. Inflatie - **Normale inflatie**: om en bij de 2 % =\> prijsstabiliteit - **Creeping inflation** (kruipende inflatie): een gestage inflatie van max 4% - **Galopping inflation** (galopperende inflatie): vanaf inflatiepercentages \> 10% - **Hyperinflatie**: een zeer snelle en steile inflatie, die desastreuze gevolgen heeft voor de economie - Prijsindex : die de inflatie meten : - Consumptieprijsindex (CPI) - Geharmoniseerde consumptieprijsindex (Harmonized Index of Consumer Prices =\> HICP) - Gezondheidsindex - Tot 2014: Korf goederen en diensten bleef onveranderd tot nieuw basisjaar (geen aanpassing aan veranderende voorkeuren of nieuwe producten) - Vanaf 2014: Index werd **kettingindex**, met jaarlijkse aanpassing van referentieperiode. Prijzen en hoeveelheden worden nu vergeleken met tussentijdse periode, wat jaarlijkse updates van korf, wegingsschema en berekening toelaat. - Meet inflatie actueler en dynamischer (belangrijk in snel veranderende economie) - Geeft beleidsmakers een nauwkeuriger beeld van prijsevoluties en helpt bij economisch beleid - **Jaarlijkse inflatie**: vergelijk CPI van huidige maand met dezelfde maand vorig jaar - **Maandelijkse evolutie**: vergelijk CPI van huidige maand met vorige maand Verdrag van Maastricht (1992) verplichtte EU-lidstaten tot stabiele inflatie van 2% : - Elk land had een andere methode voor inflatieberekening - Geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) werd ontwikkeld voor uniforme berekening in de eurozone - HICP is een belangrijke basis voor het monetaire beleid van de ECB 2. Oorzaken van inflatie - **Conjuncturele oorzaken :** - Vraaginflatie : de vraag stijgt en het aanbod gelijk blijft **Oorzaken** van vraagstijging kunnen zijn: - Stijging van consumptie door gezinnen - Stijging van investeringen door ondernemingen - Verhoging van overheidsuitgaven - Stijging van netto-export - **Structurele oorzaken :** - ![](media/image2.png)Aanbodinflatie : productiekosten van goederen of diensten stijgen - **Loonkosteninflatie** of **grondstoffeninflatie** =\> bv. de loonkost of de prijs van grondstoffen stijgen - **Winstinflatie** =\> bv. de prijzen worden verhoogd door de producenten om een grotere winst te verkrijgen - **Ingevoerde inflatie** =\> bv. de prijs van ingevoerde producten stijgt - **Monetaire oorzaken :** - er moet worden gewerkt aan een evenwicht tussen de reële economie en de monetaire economie - De **kwantiteitstheorie van het geld** moet aan de **ruilverhouding van Fisher** worden voldaan: De kwantiteitstheorie van het geld stelt 2 stromen voor in de economie: - De geldstroom (M \* V) =\> de monetaire zijde van de kwantiteitsvergelijking - De goederenstroom (P\* T) =\> de reële zijde van de kwantiteitsvergelijking 3. Gevolgen van inflatie - Gezinnen kopen sneller, om prijsstijgingen te vermijden - Bedrijven kunnen meer winst maken als prijsstijgingen groter zijn dan loonkosten - Schuldenaars profiteren doordat ze relatief minder terugbetalen - Snellere inflatie dan in het buitenland vermindert export en verhoogt import, zet werkgelegenheid onder druk - Sterkere loonstijgingen dan productiviteitsgroei schaden bedrijfsrendabiliteit en verhogen werkloosheid - Inflatiefluctuaties creëren onzekerheid, verhogen ROI-eisen, en ontmoedigen investeringen - Dalende koopkracht bij lage loonindexering - Loon-prijsspiraal versterkt inflatie - Niet-geïndexeerde belastingschalen verlagen reëel inkomen - Inflatie vermindert waarde van vaste spaar- en beleggingsproducten - Hogere overheidsuitgaven door stijgende loonkosten - Beleidsrente verhogen : spaargeld aantrekkelijker, lenen duurder → economie afremmen - Prijsstabiliteit : ECB bewaakt inflatie via Maastricht-verdrag, inflatie onder 2% - Middel van inkomens- en prijsbeleid - Overheid kan 'prijsblokkeringen' invoeren - Moeilijk om nieuwe producten van bedrijven te weren als er maximumprijzen zijn - **Automatische na-indexering**: de lonen, wedden en sociale uitkeringen worden pas na een periode aangepast aan de prijsveranderingen - Sinds 1994 worden de lonen geïndexeerd o.b.v. de afgevlakte (gezondheid) index - De ambtenarenlonen en de sociale uitkeringen worden automatisch geïndexeerd wanneer een bepaalde waarde van de index (spilindex) wordt overschreden