Scheikunde Samenvatting H8 PDF

8.1: Bij reacties, bij faseovergangen en bij oplossen treedt een energie-effect op. Het verschil tussen de chemische energie van de beginstoffen en de reactieproducten is de reactiewarmte, Δ*E*. Bij exotherme reacties is de reactiewarmte Δ*E* negatief en bij endotherme reacties positief. Om een r...

8.1: Bij reacties, bij faseovergangen en bij oplossen treedt een energie-effect op. Het verschil tussen de chemische energie van de beginstoffen en de reactieproducten is de reactiewarmte, Δ*E*. Bij exotherme reacties is de reactiewarmte Δ*E* negatief en bij endotherme reacties positief. Om een reactie te starten is de activeringsenergie *E*act nodig. In een energiediagram worden de energieniveaus voor en na de reactie weergegeven. 8.2: De vormingswarmte van een stof is Δ*E* van de vormingsreactie per mol uit de niet-ontleedbare stoffen. Δ*E*(ontleding) = −Δ*E*(vorming) De reactiewarmte Δ*E* is de som van de ontledingswarmten van de beginstoffen en de vormingswarmten van de reactieproducten. De eenheid van de reactiewarmte Δ*E* is J/mol. De vormings- en ontledingswarmte van een niet-ontleedbare stof is nul. 8.3: Op macroniveau hangt de reactiesnelheid af van: de soort stoffen, de concentratie, de temperatuur en de verdelingsgraad. Het botsende-deeltjesmodel geeft een verklaring op microniveau voor veranderingen van de reactiesnelheid. Er vindt een reactie plaats als deeltjes van de beginstoffen effectief botsen. Een groter aantal effectieve botsingen zorgt voor een hogere reactiesnelheid. 8.4: Een katalysator is een stof die de snelheid van een bepaalde reactie beïnvloedt. Een katalysator wordt in een reactie *ge*bruikt, maar niet *ver*bruikt. Een katalysator verlaagt de activeringsenergie, *E*act, van een reactie. 8.5: Een reactiesnelheid bepaal je aan de hand van proeven. Je meet hoeveel reactieproduct er per tijdeenheid ontstaat. De eenheid van reactiesnelheid is mol/s of mol/L/s.