Naamloos document-2.pdf PDF

Summary

This document appears to be lecture notes or study material, focusing on the methodology of replicating psychological studies, specifically those related to memory. It discusses concepts such as the serial position effect, primacy effect, recency effect, and the modal model of memory.

Full Transcript

Methodologie Week 1 HC1 Replicatiecrisis: Waarom is replicatie belangrijk en waarom is het ‘falen’ ervan een reden tot zorgen? Wat kunnen we hieraan doen? Studies / experimenten opzetten die dezelfde (of erg vergelijkbare) condities gebruiken als de originele studies. Waarom heet het de ‘free rec...

Methodologie Week 1 HC1 Replicatiecrisis: Waarom is replicatie belangrijk en waarom is het ‘falen’ ervan een reden tot zorgen? Wat kunnen we hieraan doen? Studies / experimenten opzetten die dezelfde (of erg vergelijkbare) condities gebruiken als de originele studies. Waarom heet het de ‘free recall taak’? Omdat je ‘vrij’ de woorden opschrijft die je nog weet. We zijn met name geïnteresseerd of de geheugenprestatie afhankelijk is van de ‘seriële plek’ van een woord. Wat wordt er met ‘seriële plek’ bedoeld? De plek van het woord in de lijst. Hoe zal de geheugenprestatie (van jullie) gemeten worden? Percentage van alle deelnemers dat het woord correct heeft herinnerd. Het modal-model: Een theorie over menselijk geheugen. Atkinson and Shiffrin (1968) schreven een artikel over een voorstel voor eenmodel over dit concept. Dit heet het modal model (het standaard model). Korte termijn geheugen: -> Heet tegenwoordg het werkgeheugen. Capaciteit= beperkt. Duur: ongv. 30 sec (zonder herhaling). Lange termijn geheugen: Capaciteit= Onbeperkt. Duur: levenslang (door herhaling) Herhaling: items welke worden geoefend (herhaling door “stem in hoofd”) blijven vaak langer in KTG en hebben meer kans om opgeslagen te worden in LTG Decay: unrehearsed items will disappear from STM in ~30 s. Uiteindelijk wordt informatie teruggehaald van LTG naar KTG, op die manier wordt het bewust gebruikt voor een taak. Het modal-model Waarom mogen we dit model een theorie noemen? Complexe hypothesis met een logische, samenhangende structuur. Neemt verschillende constructen aan (e.g. LTG) en de bijbehorende controle processen (e.g. herhaling). Is de theorie wetenschappelijk toepasbaar? Is het falsificeerbaar? Ja -> voorspellingen obv de theorie moeten waar zijn. Komt vaak niet uit wanneer theorie niet waar is. Opdracht Opdracht 4: Indeling van de artikelen De artikelen van Glanzer & Cunitz (1966) en Atkinson & Shiffrin (1968) zijn primaire wetenschappelijke bronnen. Dit betekent dat ze originele onderzoeken beschrijven, met eigen data en resultaten van de auteurs. In de tekst van Morling wordt dit type bronnen gekarakteriseerd door een typische opbouw: inleiding, methode, resultaten, en discussie. Dat komt overeen met deze artikelen. Opdracht 5: Globaal lezen van Glanzer & Cunitz (1966) Bij globaal lezen richt je je op: - Algemeen doel: Te vinden in de inleiding gaat over het onderzoeken van geheugen en hoe factoren zoals vertraging van invloed zijn. - Hypothese: Ook in de inleiding; ze verwachten dat vertraging het geheugen beïnvloedt. - Onderzoeksaanpak: Staat in de 'Methode'-secties van de experimenten, waar wordt uitgelegd wat ze deden. - Belangrijkste bevindingen: In de 'Resultaten'-secties wordt beschreven wat de belangrijkste resultaten zijn. - Conclusie: In de discussie aan het eind worden de resultaten samengevat en hun betekenis uitgelegd. Opdracht 6: Intensief lezen van Glanzer & Cunitz (1966) Focus op: - Inleiding (p. 351-352): Achtergrondinformatie en de hypothese. - Experiment II (p. 356): Beschrijving van hoe dit experiment is uitgevoerd. - Resultaten van Experiment II (p. 356-357): De belangrijkste bevindingen worden hier samengevat. - Figuur 2 (p. 358): Laat de resultaten visueel zien, met nadruk op geheugenpatronen. 1. Overeenkomsten en verschillen met Atkinson & Shiffrin: - Overeenkomst: Beide modellen gaan over korte- en langetermijngeheugen. - Verschil: Glanzer en Cunitz focussen meer op de invloed van tijd op geheugen. 2. Belangrijkste verschil in de methode van Experiment II: - Experiment II varieerde specifiek de tijd tussen leren en terugroepen van woorden. 3. Belangrijkste kenmerk van Figuur 2: - De figuur laat zien dat het onthouden beter is voor woorden aan het begin (primacy effect) en aan het eind (recency effect) van de lijst, wat past bij het idee van aparte geheugensystemen. Review van Atkinson & Shiffrin (1968) 1. Organisatie van de review: - De tekst is opgedeeld in delen die verschillende aspecten van het geheugen bespreken. 2. Belangrijkste verschil met de les: - De theorie in het artikel is uitgebreider en bevat meer details dan de versie die in de les is behandeld. Week 2 HC2 De bevindingen van het experiment kunnen we onderdelen in het primacy effect en recency effect. Primacy effect= Wanneer worden in het begin van de lijst beter worden onthouden dan woorden in het midden van de lijst Recency effect= Wanneer woorden aan het einde van de lijst beter worden onthouden dan de woorden in het midden van de lijst. Er zijn binnen een wetenschappelijk artikel eenaantal onderdelen te onderscheiden: 1.Introductie 2.Methoden 3.Resultaten 4.Discussie De volgende informatie komt terug in de Introductie: - Het begint met het definiëren van het probleem en de beschrijving van de onderzoeksvraag. - Theoretische achtergrond: overzicht van relevante studies. - Doel van deze studie. - Korte beschrijving van onderzoeksopzet. - Resultaten die je verwacht te zien in het onderzoek (hypothesen). Opdracht Algemene vragen over de Introductie 1. Zoek naar afwijkingen in de structuur, zoals volgorde of ontbrekende delen. 2. Werktitel in plaats van definitieve titel: Een werktitel kan later aangepast worden om beter bij de inhoud te passen. 3. Introductie eerst schrijven: De Introductie biedt achtergrondinformatie en onderbouwing, terwijl het Abstract later als samenvatting dient. 4. Andere secties eerst schrijven: Methode of Resultaten kunnen soms eerst geschreven worden; dit geeft concrete details maar kan aanpassingen vereisen. 5. Voldoende gedocumenteerd?: Zoek naar uitspraken die beter onderbouwd moeten worden met literatuur. 6. Consistentie met academisch schrijven: Controleer of de tekst helder, objectief en goed onderbouwd is. Vragen over het schrijven 7. Herkennen van een alinea: Een wetenschappelijke alinea bevat een hoofdzin, ondersteunende zinnen en een slotzin. 8. Onderwerp van elke alinea: Geef het kernidee van elke alinea aan. 9. Vuistregel van drie tot zeven zinnen: Dit zorgt voor balans tussen diepte en leesbaarheid. 10. Overgangen tussen zinnen/alinea's: Voorbeeld geven waar oude informatie naar nieuwe leidt. 11. Zandlopermodel: Begin breed, ga naar specifieke details, en verbreed weer naar de onderzoeksvraag. 12. Narratief vs. parenthetisch citaat: Narratief integreert de auteur in de zin, parenthetisch plaatst de bron aan het einde. 13. Verwijzing naar Glanzer en Cunitz zonder jaartal: Dit kan volgens APA-regels als consistent wordt verwezen. 14. Getallen als tekst of cijfers: Gebruik woorden voor getallen onder 10 en cijfers voor 10 en hoger. 15. Gebruik van verschillende tijden: Tegenwoordige tijd voor algemene feiten, verleden tijd voor specifieke studies. 16. Kwesties uitgesteld tot Methode**: Details dienen ter context maar worden in de Methode verder uitgewerkt. 17. **Inhoud laatste alinea**: Vermeld de onderzoeksvraag of hypothese. ### Vragen over de inhoud 18. **WM en LTM**: Dit zijn constructen, geen direct meetbare variabelen. 19. **Controleprocessen**: Voorbeelden zijn herhaling, codering en ophalen. 20. **Controleprocessen als constructen**: Deze beschrijven mechanismen, niet specifieke variabelen. 21. **Beschrijving van regelprocessen**: Dit ondersteunt het theoretisch kader van de inleiding. 22. **Seriële positie**: Een ordinale variabele met twee niveaus: primacy en recency. 23. **Vergelijking met Atkinson en Shiffrin**: Controleer of de verklaring van effecten overeenkomt met het oorspronkelijke model. 24. **Selectieve modificatie**: Doelbewuste aanpassing van bepaalde geheugencomponenten. 25. **Alternatief voor "manipulatie"**: Gebruik woorden als "aanpassing" of "wijziging". 26. **Modificatie van primacy-effect**: Methoden zoals gespreide herhaling of variabele presentatiesnelheden kunnen gebruikt worden. Week 3 Onderzoeksopzet en Methodesectie De methodesectie van het replicatieonderzoek beschrijft hoe het experiment is uitgevoerd en welke methodologische keuzes zijn gemaakt. De belangrijkste subsecties van een methodesectie zijn: - Participanten: In het onderzoek deden 20 participanten mee, verdeeld over twee groepen (10 per groep). De ene groep voerde een onmiddellijke herinneringstaak uit, terwijl de andere groep een afleidende taak kreeg en daarna werd gevraagd de woordenlijst te herinneren (uitgestelde recall). Er was geen volledige willekeurige toewijzing, maar de groepen waren toch redelijk goed verdeeld. - Materialen: De presentatie benadrukt het belang van het zorgvuldig kiezen van woorden voor de woordenlijst, met aandacht voor kenmerken zoals emotionele valentie, frequentie en concreetheid. Idealiter zouden alle 15 woorden gelijkwaardig moeten zijn op deze dimensies om ervoor te zorgen dat de resultaten niet worden vertekend door het gebruik van gedenkwaardige woorden. - Procedure: De participanten kregen een woordenlijst te zien en werden vervolgens gevraagd om deze onmiddellijk of na een afleidende taak te herinneren, afhankelijk van hun conditie. Er werd geen compensatie toegepast, wat betekent dat elke deelnemer slechts één van de twee condities ervoer (onmiddellijke of uitgestelde recall). - Data-analyse: Het onderzoek gebruikte een mixed factorial design: - 2 x 15 design: Dit betekent dat er twee condities waren (onmiddellijke en uitgestelde recall) en 15 seriële posities (de volgorde van de woorden in de lijst). - De afhankelijke variabele was het percentage correct herinnerde woorden per groep. Vergelijking met Glanzer en Cunitz (1966) Het originele experiment van Glanzer en Cunitz had een ander onderzoeksontwerp, namelijk een within-subjects design, waarbij elke deelnemer zowel lijsten met onmiddellijke als uitgestelde recall condities kreeg. Dit betekent dat elke deelnemer in hun experiment meerdere lijsten kreeg en deze condities zelf ervoer. - Within-subjects design: In dit ontwerp worden de variabelen binnen dezelfde proefpersonen gemanipuleerd, wat betekent dat elke deelnemer meerdere condities ervaart. Dit helpt om de effecten van individuele verschillen te minimaliseren, omdat elke deelnemer fungeert als zijn eigen controle. - Between-subjects design: In jullie replicatieonderzoek werd echter een between-subjects design gebruikt. Dit betekent dat elke deelnemer slechts één conditie ervaart (ofwel onmiddellijke, ofwel uitgestelde recall). Dit ontwerp vereist meer deelnemers om vergelijkbare resultaten te bereiken, maar met een grotere steekproef (zoals in jullie onderzoek) blijft de nauwkeurigheid van de resultaten behouden. Methodologische keuzes en beperkingen - Randomisatie van de woordvolgorde: Glanzer en Cunitz gebruikten volledige randomisatie van de woordvolgorde voor elke deelnemer, wat helpt om orde-effecten (de volgorde waarin woorden verschijnen) te elimineren. In jullie replicatieonderzoek was de woordvolgorde echter maar gedeeltelijk gerandomiseerd, met slechts drie verschillende volgordes. Dit wordt als een beperking beschouwd omdat het minder controle biedt over volgorde-effecten. - Grote steekproefomvang: Omdat jullie replicatieonderzoek een relatief grote steekproef had (N = 20), werden de verschillen tussen de ontwerpen als minder belangrijk beschouwd. De presentatie stelt dat het verschil in ontwerp (between-subjects in plaats van within-subjects) waarschijnlijk geen significante invloed heeft gehad op de uitkomsten. Resultatensectie In de resultatensectie wordt besproken welke resultaten je kunt verwachten op basis van het experiment. De belangrijkste afhankelijke variabele is het **percentage correct herinnerde woorden** in elke conditie. Het primacy effect (beter onthouden van de eerste woorden) en het recency effect (beter onthouden van de laatste woorden) zijn de focus van de analyse. Verwacht wordt dat het **recency effect** minder sterk zal zijn in de uitgestelde recall conditie, wat consistent zou zijn met de bevindingen van Glanzer en Cunitz. Conclusie De presentatie benadrukt dat jullie replicatieonderzoek goed de methoden van Glanzer en Cunitz volgt, maar met enkele methodologische aanpassingen: - Designverschillen: Jullie gebruikten een between-subjects design in plaats van een within-subjects design. Hoewel dit verschil belangrijk is, heeft de grotere steekproef de potentiële nadelen hiervan geminimaliseerd. - Randomisatie: De randomisatie van de woordvolgorde was minder uitgebreid dan in het originele onderzoek, maar dit werd gezien als acceptabel binnen de context van jullie experiment. - Repliceerbaarheid: De sectie benadrukt het belang van voldoende details in de methodesectie, zodat andere onderzoekers het experiment kunnen repliceren en de bevindingen kunnen controleren. Samenvatting: Jullie replicatiestudie van het experiment van Glanzer en Cunitz onderzoekt het primacy en recency effect in geheugenonderzoek. Ondanks methodologische verschillen, zoals het gebruik van een between-subjects design in plaats van het oorspronkelijke within-subjects design, worden de bevindingen van Glanzer en Cunitz waarschijnlijk met succes gerepliceerd. De woordvolgorde was gedeeltelijk gerandomiseerd, wat als een kleine beperking werd beschouwd. De resultaten zullen waarschijnlijk een afname in het recency effect laten zien bij uitgestelde recall, net zoals in het originele onderzoek. Week 4 Typische subsecties van de Methodesectie: - Participanten: Beschrijving van de steekproef, zoals de omvang (aantal deelnemers) en kenmerken van de deelnemers. Dit is belangrijk om de representativiteit voor de beoogde populatie te beoordelen. - Materialen: Hier wordt uitgelegd welke materialen of instrumenten zijn gebruikt, inclusief de manier waarop abstracte concepten (zoals geheugen) meetbaar zijn gemaakt. - Procedure: Dit omvat een gedetailleerde beschrijving van wat de deelnemers tijdens het onderzoek precies hebben gedaan, van begin tot eind. - Design: De experimentele opzet wordt beschreven, inclusief de onafhankelijke en afhankelijke variabelen en of het onderzoek een binnen- of tussen-proefpersonenontwerp is. - Data-analyse: Beschrijving van de stappen die worden ondernomen om de verzamelde data te analyseren en hypotheses te toetsen. Besproken onderwerpen: - Repliceerbaarheid als criterium: Een goed opgestelde Methodesectie bevat voldoende details zodat andere onderzoekers het experiment exact kunnen nabootsen. Dit is essentieel voor de wetenschappelijke waarde van het onderzoek. - Toewijzing van deelnemers aan condities: In dit experiment werden de groepen toegewezen op basis van hun nummering; oneven groepen kregen onmiddellijke herinnering, even groepen kregen uitgestelde herinnering. Hoewel geen willekeurige toewijzing werd toegepast, was deze methode praktisch gezien een goede benadering. - Het belang van willekeurige toewijzing: Idealiter worden deelnemers willekeurig toegewezen aan condities om groepen vergelijkbaar te maken en de invloed van confounders te minimaliseren. Overwegingen bij het ontwerp: - Between-subjects design: Het onderzoek gebruikte een tussen-proefpersonen ontwerp met twee condities (onmiddellijke vs. uitgestelde herinnering), waarbij de deelnemers in twee groepen werden verdeeld. - Mixed factoriaal design (2x15): Dit ontwerp bevatte twee niveaus voor de conditie (tussen-proefpersonen) en vijftien niveaus voor de seriële positie (binnen-proefpersonen). Elk niveau van conditie werd gecombineerd met elk niveau van seriële positie. Vergelijking met Glanzer & Cunitz (1966): - In de originele studie van Glanzer & Cunitz werd een volledig binnen-proefpersonen ontwerp gebruikt, waarbij zowel de conditie als de seriële positie varieerden binnen dezelfde deelnemers. Dit betekent dat iedere deelnemer zowel de onmiddellijke als de uitgestelde herinneringscondities ervoer. In het huidige onderzoek werd conditie als een tussen-proefpersonen variabele behandeld. Procedurele en ontwerpkeuzes: - Achterwaarts tellen: In de Methodesectie wordt beschreven wat er gedaan is en hoe het is uitgevoerd, maar niet waarom. De verklaring voor keuzes zoals achterwaarts tellen zou in de inleiding besproken moeten worden. - Kenmerken van de woorden: De eigenschappen van de woorden (bijv. emotionele waarde, frequentie) moeten beschreven worden, aangezien deze kenmerken het geheugen kunnen beïnvloeden. Dit helpt bij het kiezen van woorden die zoveel mogelijk gelijkwaardig zijn om vertekening in de resultaten te voorkomen. - Tegenwicht en randomisatie: Tegenwicht werd toegepast om de volgorde van de woorden te balanceren en verstorende effecten te verminderen. Hoewel randomisatie van iedere lijst, zoals in Glanzer & Cunitz, een betere controle bood, werd tegenwicht gezien als een acceptabele methode voor dit onderzoek. Rapportage van resultaten: - De resultaten moeten duidelijk en gestructureerd worden gepresenteerd, met relevante gegevens en zonder overbodige details. De focus ligt op het verduidelijken van de bevindingen en hun betekenis voor het onderzoek. Extra informatie: Overzicht van de methodologische keuzes en resultaten. De presentatie richt zich op het begeleiden van studenten bij het kritisch omgaan met methodologische keuzes en het effectief repliceren van experimentele ontwerpen. Hierdoor krijgen studenten een beter begrip van hoe wetenschappelijk onderzoek betrouwbaar kan worden uitgevoerd en gerapporteerd. De gekozen methoden zijn bedoeld om resultaten te genereren die kunnen worden vergeleken met die van eerdere studies, zoals Glanzer & Cunitz, terwijl tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de praktische beperkingen van het onderzoeksontwerp. 1. Specifieke uitleg over het ontbreken van tegenwicht voor de conditie Zoals eerder aangegeven, is het belangrijk om uit te leggen waarom tegenwicht niet werd toegepast. De conditie was een tussen-proefpersonen variabele, wat betekent dat elke deelnemer slechts één conditie ervoer, waardoor er geen verschillende volgordes van condities waren. Tegenwicht is alleen relevant bij binnen-proefpersonen designs om orde-effecten te verminderen. 2. Het belang van de steekproefomvang en de invloed op het design De samenvatting vermeldt wel dat er een between-subjects design is gebruikt, maar het specifieke voordeel van dit ontwerp bij een grote steekproefomvang (>600 deelnemers) wordt niet genoemd. In het experiment werd gekozen voor een between-subjects design omdat de grote steekproefomvang voldoende statistische kracht bood, waardoor betrouwbare resultaten konden worden verkregen zonder een within-subjects design te hoeven gebruiken. 3. Bespreking van seriële positie en de impact op geheugenprestaties De presentatie vermeldde het belang van de seriële positie van de woorden en hoe dit van invloed kan zijn op geheugenprestaties (bijvoorbeeld het seriële positie-effect, waarbij woorden aan het begin en einde van een lijst vaak beter worden herinnerd). Dit aspect is nog niet specifiek opgenomen in de samenvatting. 4. De vergelijking tussen counterbalancing en randomisatie In de samenvatting wordt tegenwicht vermeld, maar de vergelijking met randomisatie zoals toegepast door Glanzer & Cunitz, waarbij de woordvolgorde voor elke deelnemer werd gerandomiseerd, komt niet volledig aan bod. Het is relevant om te benadrukken dat de methode van Glanzer & Cunitz als superieur werd beschouwd, hoewel de gekozen methode in dit onderzoek als redelijk werd gezien. 5. Beperkingen van het huidige ontwerp Het verschil tussen het gebruik van een tussen-proefpersonen ontwerp in dit onderzoek en een binnen-proefpersonen ontwerp door Glanzer & Cunitz is besproken, maar de mogelijke beperkingen van dit ontwerp worden niet expliciet uitgelegd. Bijvoorbeeld, een binnen-proefpersonen ontwerp vereist minder deelnemers om betrouwbare resultaten te verkrijgen omdat elke deelnemer zijn/haar eigen controle is. Week 5 Methodologie: Onderzoeksopzet De Methodesectie beschrijft hoe het onderzoek is opgezet, zodat het experimenteel ontwerp duidelijk is en repliceerbaar blijft. Belangrijke onderdelen zijn: 1. Participanten: Informatie over de steekproef is essentieel om te beoordelen of de bevindingen gegeneraliseerd kunnen worden naar de beoogde populatie. In deze studie werden deelnemers willekeurig toegewezen aan condities. 2. Materialen: Details over de gebruikte meetinstrumenten en de manier waarop abstracte concepten (zoals geheugen) werden geoperationaliseerd. 3. Procedure: Het experiment werd chronologisch beschreven, met aandacht voor de volgorde van gebeurtenissen die deelnemers ervoeren. Bijvoorbeeld, er werd uitgelegd dat sommige groepen woorden onmiddellijk moesten herinneren (onmiddellijke recall), terwijl anderen na een tijdsvertraging moesten herinneren (uitgestelde recall). 4. Design: ○ Between-subjects ontwerp: De conditie (onmiddellijke vs. uitgestelde herinnering) was een variabele tussen proefpersonen, waarbij elke deelnemer slechts één conditie onderging. ○ Within-subjects variabele: Seriële positie van de woorden werd binnen de proefpersonen gemanipuleerd, wat betekende dat de volgorde van woorden varieerde. Belangrijke Begrippen en Uitleg 1. Beschrijvende vs. Inferentiële Statistieken: ○ Beschrijvende statistieken worden gebruikt om gegevens binnen een steekproef samen te vatten. Dit omvat gemiddelden, standaarddeviaties en het gebruik van tabellen en grafieken om patronen te visualiseren. ○ Inferentiële statistieken gaan verder door de gegevens van de steekproef te gebruiken om conclusies te trekken over de gehele populatie. Dit omvat het gebruik van statistische tests zoals t-toetsen en ANOVA om te beoordelen of de waargenomen effecten significant zijn. 2. Primacy- en Recency-effecten: ○ Het primacy-effect houdt in dat items aan het begin van een lijst beter worden onthouden, omdat ze meer tijd hebben om in het langetermijngeheugen te worden opgeslagen. ○ Het recency-effect verwijst naar het beter herinneren van items aan het einde van een lijst, die nog vers in het kortetermijngeheugen zijn. Bij uitgestelde herinnering verdwijnt het recency-effect vaak, omdat de tijdsvertraging deze items moeilijker toegankelijk maakt. 3. Significantie en p-waarden: ○ P-waarde is een statistische maatstaf die aangeeft hoe waarschijnlijk het is om de waargenomen resultaten te krijgen als de nulhypothese waar is (geen echt effect). Een lage p-waarde (p <.05) duidt op een statistisch significant resultaat, wat betekent dat de kans dat de resultaten door toeval zijn veroorzaakt klein is. ○ Als p >.05, wordt de nulhypothese niet verworpen, wat suggereert dat de resultaten niet significant genoeg zijn om aan te nemen dat er een echt effect is. Resultaten: Analyse en Interpretatie De resultaten worden gepresenteerd door zowel beschrijvende statistieken als inferentiële statistieken te gebruiken: Hoofdeffecten: ○ Er werd een hoofdeffect gevonden voor seriële positie: woorden op verschillende posities in de lijst werden niet even goed herinnerd, wat wijst op het bestaan van het primacy- en recency-effect. ○ Het hoofdeffect van conditie was klein, wat betekent dat het verschil in geheugenprestaties tussen onmiddellijke en uitgestelde herinnering niet sterk was. Interactie-effecten: ○ Er was een interactie tussen conditie en seriële positie: tot positie 12 was er weinig verschil tussen de twee condities, maar vanaf positie 13-15 was er een significant groter verschil, wat aangeeft dat de conditie het effect van seriële positie beïnvloedde. Vergelijking met Glanzer & Cunitz (1966) De studie probeerde de bevindingen van Glanzer & Cunitz te repliceren, die een volledig within-subjects designgebruikten: In het oorspronkelijke onderzoek kregen deelnemers lijsten met woorden die zowel onmiddellijk als na een vertraging werden herinnerd, wat leidde tot een betere controle over individuele verschillen. In deze replicatie werd een tussen-proefpersonen ontwerp gebruikt, wat kon hebben bijgedragen aan verschillen in de resultaten. Discussie: Reflectie op de Bevindingen De Discussiesectie geeft een overzicht van de belangrijkste bevindingen en bespreekt mogelijke oorzaken voor afwijkende resultaten: 1. Replicatie van Glanzer & Cunitz: ○ De bevindingen over het primacy-effect waren consistent met het originele onderzoek, maar het recency-effect werd geëlimineerd bij uitgestelde recall, zoals verwacht. ○ Mogelijke oorzaken voor afwijkingen kunnen liggen in verschillen in proefopzet (tussen-proefpersonen vs. binnen-proefpersonen ontwerp) en variaties in de toegepaste methodologie. 2. Sterke en Zwakke Punten van de Studie: ○ Sterke punten: Gebruik van een groot aantal deelnemers, waardoor de resultaten statistisch betrouwbaar zijn. ○ Zwakke punten: Beperkingen door het gebruik van een tussen-proefpersonen ontwerp en minder controle over volgorde-effecten vergeleken met het originele within-subjects design. 3. Toekomstige Richtingen: ○ Aanbevelingen voor het gebruik van randomisatie en binnen-proefpersonen ontwerpen in toekomstig onderzoek om de controle over storende variabelen te verbeteren. Week 6 1. Werkgeheugen (WM) en Langetermijngeheugen (LTM) Werkgeheugen (WM): Dit is een actief systeem dat een beperkte capaciteit heeft van ongeveer vier informatie-eenheden of "chunks" en een korte duur van ongeveer 30 seconden. Zonder actieve herhaling vervalt informatie snel. Langetermijngeheugen (LTM): Dit is een passief systeem met een onbeperkte capaciteit en een levenslange duur. Hoewel informatie in het LTM soms moeilijker toegankelijk kan zijn, vervalt het nooit volledig. 2. Primacy en Recency Effecten Primacy effect: Woorden die aan het begin van een lijst worden gepresenteerd, worden beter onthouden doordat ze door herhaling in het LTM terechtkomen. Recency effect: Woorden die aan het einde van een lijst worden gepresenteerd, worden beter onthouden omdat ze nog vers in het werkgeheugen zitten tijdens de herroeping. 3. Modal Model van Atkinson & Shiffrin (1968) Het modal model verklaart geheugenprocessen door een onderscheid te maken tussen WM en LTM. Het primacy effect wordt verklaard door het feit dat woorden in het LTM terechtkomen door herhaling, terwijl het recency effect ontstaat doordat woorden nog in het WM zitten op het moment van herroeping. 4. Proactieve Interferentie Proactieve interferentie verwijst naar het effect waarbij oude informatie die al in het geheugen is opgeslagen, het leren en herinneren van nieuwe informatie verstoort. Dit speelt vooral een rol wanneer meerdere herhalingen van dezelfde taak worden uitgevoerd. Eerdere lijsten met woorden kunnen het moeilijker maken om nieuwe lijsten te onthouden, omdat de oude informatie interfereert met de opname van nieuwe informatie. Voorbeeld: Als een deelnemer eerst een lijst A leert en daarna lijst B, kan de herinnering aan lijst A de herinnering aan lijst B verstoren. In de replicatie van Glanzer & Cunitz (1966) werd gesuggereerd dat deelnemers die veel meer herhalingen kregen, meer last hadden van proactieve interferentie, wat leidde tot een afname van hun prestaties bij latere herroepingsrondes. 5. Replicatie en de Replicatiecrisis De replicatie van het onderzoek van Glanzer & Cunitz (1966) liet zien dat hun bevindingen, zoals het recency en primacy effect, zelfs onder suboptimale omstandigheden konden worden gerepliceerd. Dit is belangrijk binnen de context van de replicatiecrisis in de psychologie, waarbij veel klassieke bevindingen niet succesvol kunnen worden herhaald, zelfs met nauwgezette herhaling van de originele experimenten. 6. Zandlopermodel in Discussie De discussie van een onderzoeksverslag volgt vaak een zandlopermodel, waarbij de tekst begint met concrete resultaten dicht bij de onderzoeksvraag. Naarmate de discussie vordert, wordt de informatie breder en abstracter, met als doel de resultaten in een bredere context te plaatsen. 7. Robuustheid van de Bevindingen Het document benadrukt dat de resultaten van de replicatie robuust waren. Dit betekent dat de bevindingen consistent bleven, zelfs onder minder optimale omstandigheden. Het repliceren van het onderzoek toonde aan dat de effecten sterk genoeg waren om stand te houden, ondanks variaties in de omstandigheden. 8. Recency Effect en Uitgestelde Herroeping Bij uitgestelde herroeping neemt het recency effect af, omdat de woorden niet meer in het werkgeheugen zijn tijdens de herroeping. Dit verschilt van onmiddellijke herroeping, waarbij het recency effect sterker is doordat de woorden nog actief in het werkgeheugen aanwezig zijn. 9. Statistische Beperkingen in Vergelijking met het Originele Onderzoek Het oorspronkelijke onderzoek van Glanzer & Cunitz kan niet direct statistisch worden vergeleken met de replicatie, omdat de originele dataset niet meer beschikbaar is. Desondanks zijn de verschillen tussen de studies substantieel genoeg om een reflectie waard te zijn, vooral met betrekking tot de robuustheid van de resultaten en het proactieve interferentie-effect. Conclusie: Dit document bespreekt de methodologie en theorieën rondom geheugenonderzoek, waaronder het onderscheid tussen WM en LTM, de replicatie van klassieke bevindingen zoals die van Glanzer & Cunitz, en de impact van proactieve interferentie op prestaties bij geheugentaken. Daarnaast wordt ingegaan op de replicatiecrisis in de psychologie en de manieren waarop onderzoeksresultaten worden gestructureerd en bediscussieerd. Week 7 Titels moeten: - Informatief en duidelijk zijn - kort zijn (Morling suggereert niet meer dan 12 woorden) - aansprekend zijn (de lezer uitnodigen om te beginnen met lezen) Bijvoorbeeld: Onze titel: A filler task cancels the recency effect but not the primacy effect in free recall: a replication of Glanzerand Cunitz (1966) - is informatief - brengt de conclusie over (wetenschappers hebben geen bezwaar tegen spoilers!) - is misschien wat lang - maar het is duidelijk Het Abstract - dient om de lezer snel te informeren over de inhoud van de studie. - in niet meer dan 250 woorden - en op een evenwichtige manier (alle secties behandelen). - Als gevolg daarvan is het Abstract zeer information dense - er wordt geen enkel woord verspilt aan bijzaken - kan vrij moeilijk te begrijpen zijn. Het Abstract - is een integraal onderdeel van het artikel, maar - dient ook een zefstandige functie: het verschijnt los van het artikel in open-access databanken Dus, - Het Abstract moet begrijpelijk zijn zonder de hoofdonderdelen van het artikel te raadplegen - Daarom moeten afkortingen worden geïntroduceerd (of helemaal vermeden worden!) Abstract Dit onderzoek richt zich op de replicatie van het onderzoek van Glanzer en Cunitz (1966), waarbij het seriële-positie-effect in het geheugen werd onderzocht. Het doel is om de geldigheid van de oorspronkelijke bevindingen te bevestigen en inzicht te verschaffen in de onderliggende geheugenmechanismen. Deelnemers voltooien een free recall taak onder twee verschillende condities, vergelijkbaar met de opzet van Glanzer en Cunitz (1966). Resultaten toonden een duidelijk "primacy-effect" in beide groepen en een "recency-effect" in de immediate recall groep. De bevindingen benadrukken het belang van herhaling en langetermijngeheugenopslag voor het "primacy-effect" en de kwetsbaarheid van het kortetermijngeheugen voor het "recency-effect." Deze resultaten dragen bij aan ons begrip van geheugenprocessen, ongeacht de specifieke context of benadering. Toekomstig onderzoek kan zich richten op demografische verschillen en variabiliteit in woordvolgorde om een dieper inzicht te verkrijgen in het seriële-positie-effect en de toepasbaarheid van geheugenmodellen. Het onderzoek bevestigt de consistentie van het "primacy-effect" en biedt theoretische inzichten in geheugenfenomenen. Introductie In de wereld van de psychologie heeft het menselijk geheugen altijd tot de verbeelding gesproken. Het vermogen om informatie op te slaan en later op te halen is een fundamenteel aspect van het cognitieve functioneren. Een intrigerend aspect van geheugenonderzoek is het zogenaamde seriële-positie-effect, waarbij de volgorde van presentatie van informatie een opvallende invloed heeft op het vermogen om die informatie te onthouden. Het kan nuttig zijn voor verdere verdieping in de concepten die verband houden met het seriële-positie-effect en hoe de volgorde van informatiepresentatie het geheugen beïnvloedt (Kahana, 1996). Dit effect is in twee duidelijke patronen op te splitsen: Het primacy-effect en het recency-effect. Aan het begin van een reeks hebben mensen de neiging om de eerste items beter te onthouden dan de middelste items, wat het primacy-effect wordt genoemd. Aan het einde van de reeks onthouden mensen de laatste items beter, wat het recency-effect wordt genoemd. Deze twee patronen suggereren dat er iets diepgaands aan de hand is in het proces van het opslaan en terughalen van informatie (Anderson, 2014). Een van de meest invloedrijke studies over het seriële-positie-effect werd uitgevoerd door Glanzer en Cunitz (1966). Zij stelden dat het primacy-effect werd veroorzaakt door de tijd die deelnemers hebben om de eerste items te herhalen en te oefenen, wat resulteert in een sterkere opslag in het langetermijngeheugen. Het recency-effect daarentegen wordt toegeschreven aan de versheid van de recente items in het korte-termijngeheugen. Dit model was een cruciale stap in het begrijpen van het seriële-positie-effect en vormde de basis voor veel latere onderzoeken en theoretische ontwikkelingen. Bovendien is het modale model van Atkinson en Shiffrin (1968) een ander toonaangevend model in de studie van het geheugen. Dit model biedt inzicht in de organisatie en verwerking van geheugeninformatie en benadrukt het bestaan van drie belangrijke geheugencomponenten: sensorisch geheugen, kortetermijngeheugen en langetermijngeheugen. Het sensorisch geheugen vangt kortstondig zintuiglijke informatie op, het kortetermijngeheugen is verantwoordelijk voor tijdelijke opslag en verwerking van informatie, en het langetermijngeheugen slaat informatie permanent op. Deze benadering van geheugenprocessen vormt een belangrijk referentiepunt voor ons onderzoek. Verder is bij dit onderzoek een onderzoeksvraag: In hoeverre verschillen de resultaten van ons onderzoek met betrekking tot het seriële-positie-effect van de modellen van Glanzer en Cunitz (1966) en Atkinson en Shiffrin (1968) in termen van de onderliggende mechanismen die dit fenomeen beïnvloeden? Het onderzoek heeft als doel de hypothese te testen dat het eigen uitgevoerde onderzoek aanzienlijke verschillen zou laten zien ten opzichte van het model van Glanzer en Cunitz (1966) en het model van Atkinson en Shiffrin (1968) wat betreft de onderliggende mechanismen die verantwoordelijk zijn voor het seriële-positie-effect. De benaderingen worden vergeleken door middel van een experiment. In het experiment worden deelnemers gevraagd om een reeks woorden te onthouden. Eén groep wordt geïnstrueerd volgens de methode die vergelijkbaar is met de opzet in het onderzoek van Glanzer en Cunitz (1966), terwijl de andere groep de methode volgt die meer in lijn is met het model van Atkinson en Shiffrin (1968). Tegelijkertijd zullen metingen en analyses worden uitgevoerd om de veronderstelde mechanismen van het seriële-positie-effect te onderzoeken, waaronder herhaling en oefening, versheid en tijdsfactor, interferentie en concurrentie, en verwerkingstijd en aandacht. Deze metingen omvatten onder andere het monitoren van de reactietijden van deelnemers bij het onthouden van de woorden in de reeks. In het kort, het fenomeen van het seriële-positie-effect daagt uit om dieper na te denken over hoe ons geheugen werkt en hoe verschillende theoretische modellen dit complexe fenomeen benaderen. Dit onderzoek heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het begrip van deze aspecten van cognitie en psychologie, en in het bijzonder de rol van verschillende geheugenmodellen bij het verklaren van het seriële-positie-effect. Discussie Dit onderzoek beoogt de replicatie van het onderzoek van Glanzer en Cunitz (1966), dat zich richtte op het fenomeen van seriële positie-effecten in het geheugen. Het doel is om te bepalen of de bevindingen van Glanzer en Cunitz (1966) kunnen worden herhaald in een nieuwe context met nieuwe deelnemers. Dit replicatieonderzoek is van waarde omdat het de geldigheid van de oorspronkelijke bevindingen kan bevestigen en ons begrip van geheugenprocessen in de psychologie kan verfijnen. Gebaseerd op de resultaten van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het onderzoek van Glanzer en Cunitz (1966) succesvol kon worden gerepliceerd. De bevindingen tonen aan dat beide groepen deelnemers een duidelijk "primacy-effect" vertoonden. Bovendien blijkt uit de resultaten dat het "recency-effect" alleen optrad bij de groep waarin deelnemers onmiddellijk de woorden moesten opschrijven die ze zich herinnerden (immediate recall group). De hypothese was dat het eigen uitgevoerde onderzoek aanzienlijke verschillen zou laten zien ten opzichte van het model van Glanzer en Cunitz (1966) en het model van Atkinson en Shiffrin (1968) wat betreft de onderliggende mechanismen die verantwoordelijk zijn voor het seriële positie-effect. De resultaten suggereren echter dat er overeenkomsten zijn tussen de twee modellen, aangezien het "primacy-effect" in beide groepen werd waargenomen. Het feit dat het "primacy-effect" in beide groepen werd waargenomen, ongeacht de benadering die werd gevolgd, benadrukt de kracht van de herhaling van informatie aan het begin van een reeks. Deze bevinding ondersteunt het idee dat het langetermijngeheugen een cruciale rol speelt in het verklaren van waarom de eerste items in een reeks beter worden onthouden. Het model van Atkinson en Shiffrin (1968) benadrukt de overgang van informatie van het kortetermijngeheugen naar het langetermijngeheugen als een essentiële factor bij het vormgeven van het "primacy-effect." Hoewel de resultaten van dit onderzoek vergelijkbaar lijken met die van Glanzer en Cunitz (1966), zijn er enkele belangrijke overwegingen die dieper inzicht vergen. Ten eerste verschillen de deelnemers in dit onderzoek van die in het onderzoek van Glanzer en Cunitz (1966). Hier werden studenten van de Vrije Universiteit betrokken, terwijl het oorspronkelijke onderzoek zich richtte op veteranen. Deze demografische verschillen kunnen invloed hebben op geheugenprestaties, aangezien ervaring en training een rol kunnen spelen. Een andere overweging betreft de variabiliteit in de woordvolgorde. In dit zelf uitgevoerde onderzoek werden slechts drie verschillende woordvolgordes gebruikt, terwijl het oorspronkelijke onderzoek elke deelnemer een willekeurige volgorde presenteerde. Dit gebrek aan variatie in woordvolgorde kan de resultaten beïnvloeden, aangezien het deelnemers in staat stelde een bepaald patroon te herkennen. Deze overwegingen benadrukken het belang van zorgvuldige methodologische keuzes in geheugenonderzoek. Om toekomstig onderzoek te verbeteren en betrouwbaardere resultaten te verkrijgen, is het raadzaam om een diverse groep deelnemers te betrekken en willekeurige woordvolgordes te gebruiken. Hierdoor kan een dieper begrip worden verkregen van de complexe mechanismen achter het seriële-positie-effect. De resultaten werpen licht op de relatie tussen de waargenomen effecten en het modaliteitsmodel van Atkinson en Shiffrin (1968). Het "primacy-effect" lijkt consistent met het idee dat herhaling en opslag in het langetermijngeheugen cruciaal zijn, zoals benadrukt in het model. Het ontbreken van het "recency-effect" in bepaalde omstandigheden benadrukt de kwetsbaarheid van het kortetermijngeheugen, overeenkomstig met het model. Dit suggereert dat het modaliteitsmodel waardevolle inzichten biedt voor de verklaring van de geobserveerde effecten, met name het "primacy-effect" en de rol van het kortetermijngeheugen. Het model biedt een theoretisch kader voor de bevindingen. Kortom, het onderzoek van Glanzer en Cunitz (1966) kon met succes worden gerepliceerd, wat de geloofwaardigheid van de oorspronkelijke bevindingen versterkt en het begrip van geheugenprocessen in de psychologie verder kan verdiepen. Dit omdat het bevestigt dat het "primacy-effect" een consistente bevinding is die in verschillende contexten kan worden waargenomen. Het onderzoek van Sander Los aan de Vrije Universiteit Amsterdam was een replicatie van het klassieke experiment van Glanzer en Cunitz (1966). Dit onderzoek richtte zich op de verschillen tussen werkgeheugen (WM) en langetermijngeheugen (LTM), met specifieke aandacht voor het primacy-effect en het recency-effect in vrije-herinneringstaken. Hieronder volgt een uitgebreide en gedetailleerde weergave van alle bevindingen, methodologieën, begrippen en verschillen. Achtergrond en Doel Het originele experiment van Glanzer en Cunitz (1966) maakte onderscheid tussen twee effecten in het geheugen: 1. Primacy-effect: Woorden aan het begin van een lijst worden beter herinnerd omdat ze meer herhaling krijgen en daardoor worden opgeslagen in het LTM. 2. Recency-effect: Woorden aan het einde van een lijst worden beter herinnerd omdat ze nog actief zijn in het WM tijdens het herinneringsproces. Het doel van deze replicatie was om te bevestigen dat deze effecten voortkomen uit verschillende geheugensystemen, namelijk LTM voor het primacy-effect en WM voor het recency-effect. De replicatie voerde een experiment uit waarin werd getest of een afleidende taak (het terugtellen in stappen van drie gedurende 30 seconden) het recency-effect zou verminderen zonder het primacy-effect te beïnvloeden, zoals in het oorspronkelijke experiment werd aangetoond. Onderzoeksmethode - Deelnemers: 674 studenten van de Vrije Universiteit Amsterdam, verdeeld over 42 klassen (gemiddelde groepsgrootte: 15,67 studenten). Twee condities werden getest: - Onmiddellijke herinneringsconditie/immediate recall: De deelnemers moesten de woorden direct na presentatie herinneren. - Vertraagde herinneringsconditie/delayed recall: De deelnemers voerden eerst een afleidende taak uit (30 seconden lang terugtellen) voordat ze de woorden moesten herinneren. - Woordenlijsten: Twee lijsten met elk 15 niet-gerelateerde, frequent gebruikte Engelse woorden werden gebruikt voor een oefentrial en een experimentele trial. De woorden werden in zwart getoond op een witte achtergrond, één voor één, met intervallen van twee seconden. Procedure: 1. In de onmiddellijke herinneringsconditie/immediate recall werd de woordenlijst direct gevolgd door de herinneringstaak. 2. In de vertraagde herinneringsconditie/delayed recall moesten deelnemers eerst een afleidende taak uitvoeren, waarbij ze terugtelden vanaf een gegeven getal in stappen van drie, voor 30 seconden. - Vulopdracht (filler task): In de vertraagde conditie was deze taak bedoeld om het WM te bezetten, waardoor de woorden die aan het einde van de lijst waren gepresenteerd, mogelijk uit het WM verdwenen voordat de herinnering begon. Begrippen - Werkgeheugen (WM): Een actief geheugensysteem met beperkte capaciteit (ongeveer vier informatie-eenheden, of “chunks”) dat informatie slechts kort vasthoudt (meestal minder dan 30 seconden). - Langetermijngeheugen (LTM): Een passief geheugensysteem met een onbeperkte capaciteit en een vrijwel onbeperkte duur, waarin informatie niet volledig verdwijnt, hoewel deze minder toegankelijk kan worden. - Primacy-effect: Het effect dat woorden die aan het begin van een lijst worden gepresenteerd, beter worden herinnerd, waarschijnlijk omdat ze meer herhaling ontvangen en dus worden opgeslagen in het LTM. - Recency-effect: Het effect dat woorden die aan het einde van een lijst worden gepresenteerd, beter worden herinnerd, omdat ze nog actief zijn in het WM op het moment van herinnering. Resultaten Primacy-effect: - In beide condities (onmiddellijke en vertraagde herinnering) was er een duidelijk primacy-effect. Dit effect was vergelijkbaar tussen beide condities, wat suggereert dat het primacy-effect voortkomt uit herhaling van de vroege woorden in de lijst, die daardoor worden opgeslagen in het LTM. Recency-effect: - Het recency-effect was sterk aanwezig in de onmiddellijke herinneringsconditie: woorden die aan het einde van de lijst stonden, werden beter herinnerd dan de woorden in het midden van de lijst. - In de vertraagde herinneringsconditie was het recency-effect bijna volledig verdwenen, wat bevestigt dat het recency-effect voortkomt uit WM, dat werd verstoord door de afleidende taak. Analyseresultaten: - De data werden verder geanalyseerd door de woorden op te splitsen in drie groepen: woorden in de posities 1-5 (vroege woorden), 6-10 (midden) en 11-15 (laatste woorden). - Geen significante verschillen tussen de condities voor de vroege en middelste woorden. Dit bevestigde dat de afleidende taak geen invloed had op de woorden die in het LTM terechtkwamen. - Significant betere herinnering van de laatste woorden in de onmiddellijke herinneringsconditie in vergelijking met de vertraagde herinneringsconditie (t(40) = 3.84, p =.001). Dit toonde aan dat het recency-effect werd geëlimineerd door de afleidende taak. Filler-task: - Ongeveer 63% van de deelnemers in de vertraagde conditie voltooide de terugteltaak correct, wat aantoont dat de deelnemers serieus meewerkten en de afleidende taak effectief was in het bezetten van het WM. Verschillen met het Originele Experiment - Setting: Het oorspronkelijke experiment van Glanzer en Cunitz (1966) werd uitgevoerd in een gecontroleerde laboratoriumomgeving, terwijl de replicatie plaatsvond in klaslokalen tijdens een cursusonderdeel. Ondanks deze verschillen in setting, werd hetzelfde effect gevonden, wat de robuustheid van het oorspronkelijke experiment benadrukt. Dit betekent dat de bevindingen consistent bleven, zelfs onder minder optimale omstandigheden. - Aantal Trials: In het originele experiment voltooiden de deelnemers 18 trials, terwijl in de replicatie slechts twee trials werden uitgevoerd (één oefentrial en één experimentele trial). Dit verschil kan hebben geleid tot betere prestaties in de replicatie, omdat eerdere studies hebben aangetoond dat de prestaties en het primacy-effect afnemen naarmate deelnemers meer trials voltooien, waarschijnlijk door proactieve interferentie (=wanneer eerdere informatie het leren van nieuwe informatie belemmert) van eerdere woordenlijsten. - Prestaties: De deelnemers in de replicatie presteerden over het algemeen beter dan de deelnemers in het originele experiment. Dit verschil kan worden toegeschreven aan de lagere belasting van proactieve interferentie door het kleinere aantal trials. Interpretatie en Implicaties 1. Bevestiging van het Modale Model van Geheugen: De resultaten ondersteunen het modale model van geheugen (Atkinson & Shiffrin, 1968), dat suggereert dat LTM en WM verschillende geheugensystemen zijn met verschillende functies. Het modale model verklaart het primacy-effect door de herhaling van vroege woorden in WM, die zo de kans krijgen om in LTM te worden opgeslagen. Het recency-effect ontstaat doordat late woorden nog actief zijn in WM wanneer de herinnering begint. 2. Selectieve Beïnvloeding van Geheugenprocessen: Het feit dat de afleidende taak specifiek het recency-effect verstoorde zonder het primacy-effect te beïnvloeden, benadrukt dat LTM en WM op verschillende manieren worden aangesproken door free recall tasks. 3. Replicatie in de Context van de Replicatiecrisis: Het onderzoek benadrukt de robuustheid (consistentie) van de bevindingen van Glanzer en Cunitz, wat opmerkelijk is gezien de replicatiecrisis in de psychologie, waarbij veel klassieke bevindingen niet opnieuw bevestigd kunnen worden, zelfs onder nauwkeurig gecontroleerde omstandigheden. Conclusie De studie replicatie bevestigde het onderscheid tussen LTM en WM en liet zien dat het primacy-effect onafhankelijk is van het WM, terwijl het recency-effect verdwijnt wanneer het WM wordt afgeleid. Dit biedt sterke ondersteuning voor het idee dat deze twee geheugenprocessen verschillende geheugensystemen weerspiegelen. Ondanks verschillen in methodologie en omgeving tussen de replicatie en het oorspronkelijke experiment, blijft de robuustheid van deze bevindingen een bemoedigende bevestiging voor het modale model van geheugen.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser