🎧 New: AI-Generated Podcasts Turn your study notes into engaging audio conversations. Learn more

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Full Transcript

§ 1.4 Beleggen In deze paragraaf komen de volgende onderwerpen aan bod: besloten en open beleggingsfondsen; beleggingscategorieën; crowdfunding; indeling in risico; invloed van rentebewegingen; en vormen van effectendienstverlening. Consu...

§ 1.4 Beleggen In deze paragraaf komen de volgende onderwerpen aan bod: besloten en open beleggingsfondsen; beleggingscategorieën; crowdfunding; indeling in risico; invloed van rentebewegingen; en vormen van effectendienstverlening. Consumenten die geld over hebben kunnen naast of in plaats van sparen ook kiezen voor beleggen. Beleggen is het best te omschrijven als: met geld iets kopen waarvan je hoopt dat het in de toekomst meer waard wordt. Denk bijvoorbeeld aan aandelen in een bedrijf. Als iemand aandelen in een bedrijf koopt, hoopt hij dat de waarde van het bedrijf in de toekomst zal stijgen, want dan stijgt ook de waarde van zijn aandelen. De belegger kan de aandelen dan later tegen een hogere prijs verkopen en behaalt daarmee zijn rendement. In de onderstaande afbeelding staan enkele beleggingsmogelijkheden. In deze paragraaf bieden we verdieping naar diverse beleggingsproducten, risico’s van beleggingen en invloeden erop van buitenaf. Besloten en open beleggingsfondsen 1b.16 De kandidaat kan de verschillen tussen een besloten en open beleggingsfonds noemen. Een beleggingsfonds is een fonds met gemeenschappelijk vermogen van individuele beleggers. Dit noemen we ook wel collectief beleggen. Sitel Pagina 1 van 19 Beleggen in beleggingsfondsen houdt dus in dat meerdere beleggers gezamenlijk in een fonds beleggen. De belegger koopt dus niet zelf een aandeel, maar belegt in een fonds van verschillende aandelen. Bij beleggingsfondsen zien we aan de ene kant een fondsbeheerder. De fondsbeheerder bepaalt de strategie van de beleggingen en bepaalt daarmee ook waarin wordt belegd. Aan de andere kant zien we de bewaarder van het fonds, die de beleggingen van het fonds in bewaring houdt en controleert. Het fondsvermogen wordt onderverdeeld in zogenoemde participaties. Iedere belegger krijgt een aantal participaties (een deel van het vermogen van het fonds). Het aantal participaties is afhankelijk van de hoogte van zijn inbreng in het fonds. Beleggen in een beleggingsfonds heeft een aantal voordelen. Hieronder noemen we er enkele. Het spreiden van risico Door het grote gezamenlijke vermogen kan de effectenportefeuille makkelijker worden gespreid; daarmee worden ook de risicokansen gespreid. Het verdelen van kosten Transactiekosten zijn vaak hoog en bepalen daardoor een groot deel van het beleggingsresultaat van een individuele belegger. Door deze kosten te delen wordt het drukkende effect ervan verlaagd. Professioneel beleggen Beleggingsfondsen worden beheerd door professionele beleggingsinstellingen met actuele marktinformatie en expertise. De gemiddelde particulier beschikt niet over deze informatie, kennis en ervaring. Beleggingsfondsen zijn onderverdeeld in open beleggingsfondsen (open-end) en besloten beleggingsfondsen (closed-end). De verschillen hiertussen leggen we uit in onderstaande tabel: Sitel Pagina 2 van 19 Open beleggingsfondsen (open-end) Gesloten beleggingsfondsen (closed- end) Aanbod De aandelen zijn vrij verhandelbaar De aandelen zijn niet vrij op de beurs en niet op naam. verhandelbaar op de beurs Het fonds wordt dus doorlopend en op naam. aangeboden. Het fonds kan hierdoor Het fonds heeft een vast extra aandelen uitgeven wanneer aantal aandelen. het fonds dat wil. Prijs De prijs van het fondsvermogen De prijs van het daalt en stijgt de gehele dag, omdat fondsvermogen wordt de aandelen vrij verhandelbaar zijn dagelijks bepaald door het op de beurs. beleggingsfonds. Deze prijs is daarom ongeveer gelijk Deze prijs kan daarom aan de werkelijke waarde. afwijken van de werkelijke waarde. Dit is een extra risicofactor! Beheer Het fonds kan actief of passief Het fonds belegt actief. beleggen. Bij actief beleggen zijn er medewerkers die actief aandelen in het fonds kopen en verkopen. Bij passief beleggen volgt het fonds een bepaalde index, zoals de AEX. Sitel Pagina 3 van 19 Praktische tip Beleggingsadvies is ingewikkelde materie. Verwijs je klant tijdig door. Verzamel eventueel alvast productinformatie, zodat de klant zich kan inlezen in de diverse mogelijkheden, productvormen en gevolgen. Examentip Door aan te geven of het beleggingsfonds een open of besloten beleggingsfonds is, weten beleggers of de participaties van het fonds wel of niet worden verhandeld op de beurs. Beleggingscategorieën 1b.17 De kandidaat kan de beleggingscategorieën noemen (aandelen, obligaties, vastgoed, liquide middelen, derivaten en beleggingsobjecten) en op hoofdlijnen omschrijven. Door het te beleggen vermogen goed af te stemmen op het klantprofiel, stelt de adviseur de optimale beleggingsportefeuille samen. Een belegger met een hoge risicoaversie bijvoorbeeld zal zich prettiger voelen bij een portefeuille met veel spaargelden (laag risico) dan bij een portefeuille met veel aandelen (hoog risico). Een beleggingsportefeuille bestaat uit verschillende beleggingscategorieën. In de portefeuille wordt een verdeling gemaakt van het te beleggen vermogen. Spaargeld (liquiditeit) op een spaarrekening kent een lager risico dan beleggen in aandelen van bedrijven. Sitel Pagina 4 van 19 Voorbeeld Een beleggingsportefeuille kan bijvoorbeeld als volgt zijn opgebouwd: 50% aandelen; 35% obligaties; en 15% vastgoed. Examentip De beleggingscategorieën in volgorde van oplopend risico: 1. liquide middelen; 2. obligaties; 3. vastgoed; 4. beleggingsobjecten; 5. aandelen; en 6. derivaten. Liquide middelen Liquide middelen zijn het best te omschrijven als geldmiddelen die direct beschikbaar zijn. Een andere naam hiervoor is geldmarktpapier. We kennen liquide middelen in de vorm van kortlopende schuldbewijzen en deposito’s. Een deposito loopt meestal langer dan een paar jaar. Bij liquide middelen is het rendement laag, maar hier staat ook een laag risico tegenover. Het rendement bestaat uit de rentevergoeding die de belegger hierop ontvangt. Bij beleggingen in liquide middelen bestaat het risico dat de instelling die de kortlopende schuldbewijzen uitgeeft of de bank waar het spaardeposito loopt, het uitgeleende geld niet meer kan terugbetalen. Zoals vermeld is dit risico doorgaans klein. Sitel Pagina 5 van 19 Obligaties Een obligatiehouder leent geld uit aan een onderneming of instelling. Een obligatie is voor de belegger een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij heeft geïnvesteerd in een obligatielening van een onderneming of instelling. De belegger is daarmee obligatiehouder. Obligatieleningen hebben doorgaans betrekking op zeer grote bedragen. De uitgevende partij heeft dan een behoefte om veel geld aan te trekken en hoopt dat te realiseren via de uitgifte van obligaties. Hoe hoger de rentevergoeding op het uitgeleende geld (de couponrente), hoe hoger de waarde van de obligatie. De couponrente wordt vooraf vastgesteld en jaarlijks uitbetaald aan de obligatiehouder. Op de obligatie staat ook het bedrag van de schuldbekentenis (de nominale waarde). Ten slotte is ook de terugbetalingstermijn (looptijd) van tevoren vastgesteld. Meestal is de looptijd van een obligatielening een vastgesteld aantal jaren, maar het is ook mogelijk om een bepaalde termijn overeen te komen. De beurskoers van een obligatie is onder andere afhankelijk van rentebewegingen. De rentevergoeding op de obligatie (de couponrente) staat namelijk vast. Maar als de marktrente na uitgifte van de obligaties stijgt of daalt, kan dat een negatief of positief effect hebben op de obligatiekoers. Deze gevoeligheid van de obligatie voor rentebewegingen noemen we duration. Hoe hoger de duration van de obligatie, des te gevoeliger de obligatie is voor rentebewegingen. Examentip Alleen de rente op de kapitaalmarkt is van invloed op de koers van een obligatie. De rente op de geldmarkt is niet van invloed op de obligatiekoers. Stijgt de rente op de kapitaalmarkt? Dan zorgt dit voor een daling van de obligatiekoers. Daalt de rente op de kapitaalmarkt? Dan zorgt dit voor een stijging van de obligatiekoers. De kapitaalmarkt is de markt waarop vooral obligaties en aandelen met een looptijd van minimaal 2 jaar worden verhandeld. De geldmarkt is de markt waarop vooral kortlopende leningen met een looptijd van maximaal 2 jaar worden verhandeld. Het rendement op obligaties bestaat uit het couponrendement (couponrente) en het koersrendement van de obligatie bij verkoop of uitloting (aflossing van de schuld). Het risico bij de obligatie is afhankelijk van onder andere de uitgevende partij. Het risico bestaat in de mogelijkheid dat de lening aan het einde van de looptijd van de obligatie niet kan worden terugbetaald. De couponrente staat vast bij een obligatie, bijvoorbeeld 5% per jaar op een schuldbewijs van € 1.000,-. Deze obligatie (€ 1.000,-) is verhandelbaar. Iemand kan deze obligatie kopen. Maar de vraag is of deze € 1.000,- met een vaststaande rente van 5% eigenlijk inmiddels meer of minder waard is geworden. Daarvoor kijken beleggers naar de rente op de kapitaalmarkt: Sitel Pagina 6 van 19 Als die namelijk gedaald is van bijvoorbeeld 3% naar 2%, dan maakt dat de obligatie met 5% een stuk aantrekkelijker. De waarde van de obligatie zal dus zijn gestegen. Als die gestegen is van bijvoorbeeld 3% naar 4%, dan maakt dat de obligatie minder aantrekkelijk. De waarde zal dan zijn gedaald. Deze gevoeligheid aan de rente op de kapitaalmarkt, kan worden uitgedrukt in een getal (= duration). Voor de berekening van dit getal wordt gekeken naar de hoogte van de couponrente ten opzichte van de kapitaalmarktrente. Hoe hoger dit getal, des te gevoeliger de obligatie is voor rentebewegingen. Deze waardeveranderingen zullen gemiddeld gezien niet groter zijn dan wat er bij aandelen gebeurt. Daarom blijven obligaties over het algemeen minder risicovol dan aandelen. Daarnaast is de kans op het volledig verliezen van je inleg door faillissement van de uitgever van de obligatie ook een stuk kleiner dan bij aandelen. Examentip Een ander woord voor een obligatie is een schuldbewijs. Vastgoed Een belegging in vastgoed is een belegging in een onverplaatsbaar goed. Denk hierbij aan huizen, kantoren en winkel- en bedrijfspanden. Ook een perceel grond valt onder vastgoedbeleggingen. Deze beleggingen kunnen worden gedaan via vastgoedfondsen, zowel op de beurs (indirect onroerend goed) als buiten de beurs om (direct onroerend goed). De handel in onroerend goed is een ingewikkelde markt met veel regelgeving. Ook is de waarde van onroerend goed moeilijk vast te stellen. Het rendement op een directe vastgoedbelegging is afhankelijk van bijvoorbeeld huuropbrengsten (inkomensrendement) en van de waarde van het vastgoed bij eventuele verkoop van de belegging (vermogensrendement). Het rendement op een indirecte vastgoedbelegging is hetzelfde opgebouwd als bij een beleggingsfonds. Het risico bij beleggingen in vastgoed is de stijging of daling van de waarde van het goed waarin is belegd. Ook kan het inkomensrendement tegenvallen, bijvoorbeeld doordat geen huurder wordt gevonden. Beleggingsobjecten Als een belegger investeert in een beleggingsobject, dan investeert hij bijvoorbeeld in (hard)hout, wijn, goud of zilver, een kavel (landbouw)grond of een vakantiehuis. Sitel Pagina 7 van 19 De belangrijkste kenmerken van een beleggingsobject zijn de volgende: De belegger betaalt voor een waardebewijs; in ruil daarvoor krijgt hij het eigendomsrecht van een zaak of een recht op een zaak, zoals het vruchtgebruik. De belegger onderhoudt en beheert het object niet zelf. De belegging is geen ‘effect’, zoals aandelen of obligaties. De aanbieder van het beleggingsobject benoemt voor de toekomst een rendement over de waarde van het object. Het rendement is afhankelijk van het object. Het risico is afhankelijk van het object en van de aanbieder van het object. Beleggen in een vakantiehuis is eigenlijk een beleggingsobject en vastgoed. Een vakantiehuis valt dus onder de categorie 'beleggingsobject' of 'vastgoed'. Aandelen Aandelen vertegenwoordigen een deel van het eigendom van een onderneming. Aandelen kunnen worden verhandeld. Meestal gebeurt de verhandeling op de aandelenbeurs. De belangrijkste Nederlandse beurs is de AEX. Als een onderneming winst maakt, zal ze aan de aandeelhouders een winstuitkering kunnen doen. Deze winstuitkering heet dividend. Het dividend kan op twee manieren worden uitgekeerd: in geld (cash dividend) en in aandelen (stock dividend). Bij sommige ondernemingen mag de aandeelhouder kiezen tussen geld en aandelen. We spreken dan over keuzedividend. Als de onderneming winst maakt, zal doorgaans ook de koers van het aandeel stijgen. Het aandeel wordt dan dus meer waard en de eigenaar zou het dus eventueel met winst kunnen verkopen. Het rendement op aandelen bestaat uit het dividendrendement en het koersrendement bij verkoop van de aandelen. Het risico van aandelen is, dat de koers ervan afhankelijk is van zeer veel factoren. Over het algemeen is de koersontwikkeling moeilijk te voorspellen. Het risico van aandelen kan dus hoog zijn. Derivaten Een derivaat is een afgeleid product. Het is een contract tussen twee partijen met betrekking tot de onderliggende waarden van dat contract. Denk hierbij aan onderliggende waarden als goud, zilver, vreemde valuta, rentecontracten en beurskoersen. Het meest verhandelde en bekendste derivaat is de optie. Daarnaast bestaan nog zogeheten futures, swaps, forwards en trackers. De optie zullen we hier kort behandelen. Sitel Pagina 8 van 19 Een optiecontract (optie) is een afspraak waarbij de ene partij het recht heeft om binnen een vooraf overeengekomen periode de onderliggende waarde te kopen van de andere partij of juist te vérkopen aan de andere partij. De koper van de optie koopt dus een recht, de verkoper van de optie krijgt een plicht. In ruil voor die plicht, ontvangt de verkoper (‘schrijver’) van de optie een premie: de optiepremie. Calloptie: de koper krijgt het recht om binnen een vastgestelde periode de onderliggende waarde te kopen tegen een vooraf vastgestelde prijs. Putoptie: de koper krijgt het recht om binnen een vastgestelde periode de onderliggende waarde te verkopen tegen een vooraf vastgestelde prijs. In beide situaties kan de koper van de optie het recht van zijn optie ‘uitoefenen’. De koper van een optie kan met een relatief kleine investering een hoog rendement halen. Een optiecontract kan namelijk uit 100 aandelen bestaan, terwijl slechts een optiepremie wordt betaald voor een optiecontract. Hierdoor kan een hefboomwerking ontstaan. Het risico van een optie is, dat de optie waardeloos verloopt en dat de betaalde optiepremie verloren gaat. Dit is het geval als de optie niet wordt uitgeoefend. De verkoper heeft een onbeperkt risico, dat afhankelijk is van het uitvoermoment van het optierecht. De onderliggende waarde bepaalt namelijk of een optie wordt uitgeoefend. Praktische tip Optiebeleggingen zijn zeer risicovol. Een particuliere belegger zou eigenlijk de hele dag achter een handelsscherm moeten kunnen zitten en zou veel kennis van zaken moeten hebben om dit zelf succesvol te kunnen doen. Crowdfunding De AFM omschrijft crowdfunding als een alternatieve manier om een project te financieren. Crowdfunding verloopt zonder financiële intermediairs: er is direct contact tussen investeerders en ondernemers. Crowdfunding kent twee kanten, de lenerskant en de uitlenerskant. Vier vormen van crowdfunding De AFM onderscheidt vier vormen van crowdfunding: Sitel Pagina 9 van 19 1. Doneren: dit gaat over het schenken van geld aan een goed doel. Hierbij hebben schenkers direct zicht op de bestemming van het door hen geschonken geld. 2. Sponsoring of ‘reward-based crowdfunding’: dit gaat over het ondersteunen van een project tegen een niet- financiële tegenprestatie. Het financiële aspect is hierbij ondergeschikt, geldgevers voelen zich vooral verbonden met het doel dat de aanvrager nastreeft. 3. ‘Loan-based crowdfunding’: dit gaat over het uitlenen van geld aan een bedrijf of particulier, met als compensatie de rente op de lening. Bij deze vorm van crowdfunding is het financieel rendement belangrijk. 4. ‘Equity-based crowdfunding’: dit gaat over het investeren in een bedrijf, met als tegenprestatie dividend en waardevermeerdering van het aandeel. Ook hier geldt, dat het rendement op de investering belangrijk is. Vergunning AFM Om de crowdfundingsector op een duurzame en verantwoorde manier te laten groeien, moet hij voldoen aan een aantal randvoorwaarden, zoals: professionele platforms, een minimumniveau aan transparantie en een bepaalde mate van bescherming van geldgever en geldvrager. Wie actief is op het gebied van doneren, sponsoring of reward-based crowdfunding, heeft geen vergunning nodig van de AFM. Bij loan- en equity-based crowdfunding kan men wel te maken krijgen met een ontheffings- of vergunningsplicht. Alle platformen moeten bij consumenten een investeerderstoets afnemen, met als uiteindelijke vraag of de investering wel of niet verantwoord is voor de desbetreffende consument. Examentip De investeerderstoets moet worden afgenomen bij iedere consument die meer dan € 500,- investeert. Het is de verantwoordelijkheid van het platform om – op basis van de antwoorden van de consument – te bepalen of het voor de consument verantwoord is om te investeren; daarbij wordt gekeken naar zijn of haar kennis, ervaring en vrij belegbaar vermogen. De uitslag van de investeerderstoets is niet bindend. De uitslag kan positief of negatief zijn: Positieve uitslag: Als het platform van mening is dat de investering kan plaatsvinden, moet de uitslag object (niet als aanbeveling) worden meegedeeld aan de consument. Negatieve uitslag: Als het platform van mening is dat de investering niet moet plaatsvinden, moet de consument nadrukkelijk worden gewezen op de risico's door middel van een duidelijke waarschuwing. De AFM verwacht dat platforms zorgvuldig te werk gaan bij het weergeven van risico's bij deze negatieve uitslag. Ten slotte nog een aantal voor- en nadelen van crowdfunding voor de gever of de uitlener: Sitel Pagina 10 van 19 Voordelen: laagdrempelig investeren met de mogelijkheid van kleine bedragen; vrije keuze in soorten en aantallen projecten; relatief hoge rente in verband met het hogere risico; vaak veel sociale controle en gebruik van het eigen netwerk, met een kleinere kans op fraude; grotere kans dat een bank het overige deel financiert; en (via een goed uitgevoerde campagne) de mogelijkheid om de (naams)bekendheid van het bedrijf sterk te vergroten en nieuwe klanten aan te trekken. Nadelen: het toezicht op crowdfunding is nog niet geheel gestroomlijnd; beperkte verhandelbaarheid van de investering, door het ontbreken van een algemeen platform hiervoor; en een hoog risico, omdat vaak in beginnende ondernemingen wordt geïnvesteerd. De AFM vindt het belangrijk dat de crowdfundingsector ruimte krijgt om op een duurzame en verantwoorde manier het groeipotentieel te kunnen benutten. Dat betekent dat de sector moet voldoen aan een aantal randvoorwaarden: de platforms moeten professioneel zijn; voldaan moet worden aan een minimumniveau van transparantie; en geldgever en geldvrager moeten een bepaalde mate van bescherming genieten. Let op! Via crowdfundingplatforms wordt géén advies gegeven! Indeling beleggingscategorieën naar risico 1b.18 De kandidaat kan rangorde aanbrengen in de beleggingscategorieën op basis van het risico. We hebben gezien dat het te verwachten rendement van een belegging gekoppeld is aan het risico hiervan. Hoe hoger het risico, des te hoger het te verwachten rendement. In onderstaande afbeelding zijn de verschillende beleggingscategorieën ingedeeld naar het bijbehorende risico. De percentages zijn fictief en bedoeld om een indruk te geven wat de verhoudingen onderling kunnen zijn. Sitel Pagina 11 van 19 Bij risicovolle beleggingen met hoge rendementsverwachting is van groot belang, dat de belegger een lange beleggingshorizon heeft: de periode waarin hij de belegging kan aanhouden, moet lang zijn. Dat gaat dus over de periode die wordt ingezet om het beleggingsdoel te bereiken. Bij een langere beleggingshorizon wordt de kans groter dat het verwachte rendement ook daadwerkelijk wordt behaald. Mensen kunnen verschillende beleggingsdoelen hebben, bijvoorbeeld het aflossen van zijn hypotheek of het sparen voor een wereldreis. We onderscheiden twee soorten beleggingsdoelen: objectieve beleggingsdoelen: deze beleggingsdoelen zijn noodzakelijk, zoals extra inkomen vanaf pensioendatum. Subjectieve beleggingsdoelen: deze beleggingsdoelen zijn wensen, zoals eerder stoppen met werken of sparen voor een wereldreis. Invloed van rente op beleggingen 1b.19 De kandidaat kan uitleggen welke invloed een rentebeweging heeft op aandelen- en obligatiekoersen. Zoals we bij het overzicht van rendement en risico zagen, is het rendement een belangrijk item voor beleggers. Hoe hoger het rendement, des te hoger namelijk het resultaat (de winst) op de belegging. Voorbeeld De rente op liquide middelen (spaargeld) stijgt naar 8%. We weten dat dit een gegarandeerd rendement is. De kans is dan groot, dat beleggers in onroerend goed en aandelen hun risicovolle belegging – met een vergelijkbaar maar onzeker rendement – gaan verplaatsen naar liquide middelen. Gevolg daarvan zou zijn dat de bezittingen in aandelen worden verkocht. De aandelenkoersen zullen dan gaan dalen. Sitel Pagina 12 van 19 Voorbeeld De rente op liquide middelen (spaargeld) is 2%; op dat moment wordt een obligatie uitgegeven met een vaste couponrente van 5%. Na de uitgifte van de obligatie stijgt de rente op liquide middelen naar 8%. Gevolg: obligatiehouders zullen overwegen om hun obligaties te verkopen. Zij kunnen immers zonder risico een rendement van 8% behalen op liquide middelen; bovendien zijn ze niet meer afhankelijk van een vaste looptijd van hun belegging. Denk hierbij ook even aan de duration (de gevoeligheid van een obligatie voor een rentebeweging). Bij een lage rente is het voor bedrijven makkelijker en goedkoper om geld te lenen voor investeringen. Investeringen leiden doorgaans tot groei van het bedrijf, winst en hogere aandelenkoersen. Als de rente hoog is, is het voor bedrijven duurder om geld te lenen en zullen de groeiverwachtingen naar beneden moeten worden bijgesteld. Dat leidt tot dalende koersen van de aandelen. Ook bij bedrijven heeft een rentebeweging dus invloed op het bedrijf en de aandelenkoers. Sitel Pagina 13 van 19 Examentip Een dalende marktrente betekent: Hogere obligatiekoersen: Als de rente daalt, worden nieuwe obligaties uitgegeven met een lagere coupon. Bestaande obligaties met een hogere coupon worden dan relatief aantrekkelijker, waardoor de koersen stijgen. Hogere aandelenkoersen: Als de rente daalt, wordt sparen minder aantrekkelijk. Beleggers zoeken dan naar alternatieven met een hoger potentieel rendement, zoals aandelen. De toegenomen vraag naar aandelen stuwt de koersen omhoog. Een stijgende marktrente betekent: Lagere obligatiekoersen: Als de rente stijgt, kunnen nieuwe obligaties uitgegeven worden met een hogere couponrente. Bestaande obligaties met een lagere couponrente worden dan minder aantrekkelijk, waardoor de koersen dalen. Lagere aandelenkoersen: Als de rente stijgt, wordt sparen aantrekkelijker. Mensen zullen dan minder geneigd zijn om te investeren in aandelen, omdat ze hun geld met minder risico op de bank kunnen laten groeien. Minder vraag naar aandelen leidt tot lagere koersen. Vormen van effectendienstverlening 1f.32 De kandidaat kan de drie verschillende vormen van effectendienstverlening benoemen: execution only, beleggingsadvisering en vermogensbeheer. We onderscheiden drie vormen van effectendienstverlening: Sitel Pagina 14 van 19 1. Execution only Bij execution only wordt geen beleggingsadvies gegeven. Dit moet direct kenbaar worden gemaakt. De beleggingsadviseur voert alleen de opdrachten van de klant uit. De klant bepaalt zelf zijn beleggersprofiel en is en blijft zelf verantwoordelijk voor zijn eigen beleggingsportefeuille. Deze vorm van effectendienstverlening wordt veel aangeboden via internet. 2. Beleggingsadvisering Hierbij ontvangt de klant advies dat moet aansluiten bij zijn profiel. Orders worden getoetst aan dit klantprofiel; de adviseur kan het advies geven om andere orders uit te voeren die beter passen bij het klantprofiel. Het advies kan ook zijn dat wijzigingen moeten worden doorgevoerd in de portefeuille. De klant blijft zelf wel verantwoordelijk voor de beleggingsbeslissingen. 3. Vermogensbeheer Een vermogensbeheerder beheert het vermogen van de klant en voert handelingen uit binnen de overeengekomen opdracht tot dienstverlening. De vermogensbeheerder beslist, maar de klant kan eventueel wel ingrijpen in de portefeuille. Er is sprake van een klantprofiel waaraan de vermogensbeheerder zijn handelingen moet toetsen. Als een klantorder afwijkt van het profiel, mag de vermogensbeheerder een opdracht weigeren. Beloningsbeleid financiële ondernemingen Met de invoer van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo) is het bonusplafond ingevoerd. In de wet zijn regels opgenomen over het beloningsbeleid van ondernemingen in de financiële sector. Deze heeft een einde gemaakt aan onder meer gouden handdrukken van meer dan een jaarsalaris en gegarandeerde bonussen; bovendien biedt de Wbfo ruimte om bonussen achteraf terug te vorderen als die niet terecht waren. Hoge beloningen en bonussen worden wereldwijd gezien als een van de oorzaken van de financiële crisis. Het beloningsbeleid is erop gericht om bij te dragen aan het herstel van vertrouwen in de financiële sector. De regels zijn in Nederland strenger dan in Europa: volgens de overheid zijn excessieve bonussen en vertrekvergoedingen niet meer van deze tijd. Beheerst beloningsbeleid Om excessieve bonussen tegen te gaan, bepaalt de Wbfo onder andere dat iedere onderneming moet beschikken over een schriftelijk vastgelegd beheerst beloningsbeleid. De regels gelden voor alle natuurlijke personen die werken voor – of onder verantwoordelijkheid van – een financiële onderneming met zetel in Nederland. Dit kan ook buitenlandse dochterondernemingen betreffen die zelf niet worden aangemerkt als financiële onderneming. Sitel Pagina 15 van 19 Examentip De variabele beloning (zoals een bonus) die een financiële onderneming toekent aan een natuurlijk persoon (zoals een werknemer) mag maximaal 20% bedragen van de jaarlijkse vaste beloning van die persoon. Dit noemen we het bonusplafond. Bovendien moet minimaal 50% van de variabele beloning zijn gebaseerd op niet-financiële criteria. Voorbeeld Michel werkt als financieel adviseur bij een financiële onderneming. Hij verdient € 2.500,- per maand exclusief 8% vakantiegeld. De werkgever houdt de omzet per werknemer bij. Als Michel in enig jaar een omzet genereert van meer dan € 100.000,-, ontvangt hij een bonus. Deze bonus mag niet meer bedragen dan 20% van het vaste jaarsalaris. Zijn salaris op jaarbasis inclusief vakantiegeld bedraagt € 32.400,- (€ 2.500,- x 12,96). De bonus mag dus niet meer bedragen dan € 6.480,- (20% van € 32.400,-). Daarnaast moet minimaal 50% van de bonus gebaseerd zijn op niet-financiële criteria. Dit betekent dat de werkgever van Michel niet alleen de omzet van Michel mag meewegen, maar ook moet kijken naar bijvoorbeeld de klanttevredenheid en advieskwaliteit. Sitel Pagina 16 van 19 Examentip De wet geeft uitzonderingen op deze 20%-regel. Een van deze uitzonderingen is de ‘gemiddeld 20%- uitzondering’. Een variabele beloning mag meer dan 20% van het jaarsalaris bedragen: als de werknemer hoofdzakelijk in Nederland werkzaam is; als het salaris van deze werknemer niet (geheel) volgt uit een cao; als de variabele beloningen van de onderneming gemiddeld niet meer dan 20% van de vaste beloningen bedragen (gerekend over werknemers die hoofdzakelijk in Nederland werkzaam zijn en van wie het salaris niet (geheel) uit een cao volgt); en als de variabele beloning van de desbetreffende werknemer niet meer bedraagt dan 100% van zijn vaste beloning op jaarbasis. Voorbeeld Michel (uit het vorige voorbeeld) heeft vier collega’s met hetzelfde jaarsalaris. De werknemers vallen niet onder een cao en de onderneming onderneemt alleen in Nederland. Michel is de enige werknemer die een bonus ontvangt bij een goede prestatie. In dit geval kan Michel een bonus ontvangen ter hoogte van 100% van zijn vaste jaarsalaris, wat neerkomt op € 32.400,-. Gemiddeld genomen is de variabele beloning binnen de onderneming dan namelijk 20% (100% / 5 werknemers) van de vaste beloningen. Het gemiddelde bedraagt niet meer dan 20% en de beloning van Michel bedraagt niet meer dan 100% van zijn vaste jaarsalaris. Examentip Voor medewerkers die hoofdzakelijk in het buitenland werken, geldt een plafond van 100% van de vaste beloning. Als medewerkers in hoofdzaak buiten de EU werken, kan dit percentage worden verhoogd tot 200% van de vaste beloning; voorwaarde is dan, dat aandeelhouders hiermee onder speciale voorwaarden instemmen. Beperking vertrekvergoedingen Ook vertrekvergoedingen zijn beperkt. Zo kan een vertrekvergoeding niet meer worden uitgekeerd als iemand zelf besluit te vertrekken bij een onderneming of wanneer iemand ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Sitel Pagina 17 van 19 Examentip Voor zogeheten beleidsbepalers wordt de vertrekvergoeding beperkt tot 100% van het vaste jaarsalaris, dus maximaal één basisjaarsalaris. Bonusverbod bij staatssteun Daarnaast geldt een bonusverbod bij staatssteun. Dit verbod eindigt pas op het moment dat de staat geen enkel aandeel van de onderneming meer in handen heeft. Terugvorderen bonussen Buitensporige bonussen kunnen worden aangepast of teruggevorderd. Dat geldt voor bonussen die, achteraf bezien, zijn toegekend op basis van onjuiste informatie ('claw back') en voor bonussen die wegens onredelijkheid en onbillijkheid niet kunnen worden gerechtvaardigd. De regeling geldt voor bestuurders van alle naamloze vennootschappen (nv's) en van alle financiële ondernemingen (waaronder banken, verzekeraars en beleggingsondernemingen). Voor financiële ondernemingen geldt bovendien dat ook beleidsbepalers worden geraakt. De raad van commissarissen kan de hoogte van de bonus aanpassen als die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Als achteraf blijkt dat de doelen waarop de bonus is gebaseerd in werkelijkheid niet zijn bereikt, is ook terugvordering mogelijk. Voorbeeld In bedrijf X is jarenlang sprake geweest van economische groei. De hoogte van bonussen steeg in evenredig tempo. Aan een van de bestuurders werd een bonus beloofd, die over 3 jaar zou worden uitgekeerd. Alleen de groei daalde, terwijl bonussen niet verhoudingsgewijs werden aangepast. De bonus werd in 3 jaar later toch uitgekeerd aan de bestuurder. Onder de Wbfo kan ook na uitkering deze bonus nog (deels) worden teruggevorderd. Sitel Pagina 18 van 19 Praktische tip Afhankelijk van de behoefte en de risicobereidheid kan de klant kiezen voor sparen, beleggen of investeren. Beleggingen en investeringen worden doorgaans gedaan met overtollig spaargeld. Het risico bestaat namelijk dat de belegging of investering in waarde daalt of zelfs geheel waardeloos wordt. Bekijk dus altijd goed of je klant het geld daadwerkelijk kan missen en hoe groot de schade is als de belegging of investering verloren zou gaan. Het is belangrijk om altijd een klant- en risicoprofiel op te stellen. Adviseren over beleggingen en investeringen is vaak ingewikkeld; doorverwijzing van de klant naar een beleggingsadviseur is vrijwel altijd aan te bevelen. Hoe hoger het verwachte rendement, des te hoger doorgaans het risico van de belegging. Als een belegging qua rendement te mooi lijkt om waar te zijn, is die belegging dat meestal ook. Blijf dus scherp in de beoordeling van aanbiedingen. Beleggen met geleend geld is extra risicovol! Er is een oefening beschikbaar waarmee je kan checken of je de stof beheerst. Klik hier om naar je persoonlijke digitale leeromgeving te gaan en deze oefening te doorlopen. Sitel Pagina 19 van 19

Use Quizgecko on...
Browser
Browser