Hondengedrag PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
Dit document gaat over hondengedrag en communicatie. Het beschrijft verschillende gedragingen van honden en hoe je ze kunt interpreteren. Er worden kalmerende signalen en verschillende levensfases van honden besproken. Het biedt waardevolle informatie voor hondeneigenaren.
Full Transcript
6 Hondengedrag Hondengedrag is complex. Honden zijn vriendelijke, sociale en conflictvermijdende dieren. Hun communicatie is vaak subtiel. Maar als er niet naar ze wordt geluisterd, dan kunnen ze gegrom laten horen, een lip optrekken en zelfs uitvallen/’snappen’. Als dit gebeurt, heb je als mens la...
6 Hondengedrag Hondengedrag is complex. Honden zijn vriendelijke, sociale en conflictvermijdende dieren. Hun communicatie is vaak subtiel. Maar als er niet naar ze wordt geluisterd, dan kunnen ze gegrom laten horen, een lip optrekken en zelfs uitvallen/’snappen’. Als dit gebeurt, heb je als mens langere tijd niet opgelet of begrijp je de taal van de hond niet voldoende. Het vervelende hiervan is dat de hond eigenlijk altijd de dupe zijn. Mensen komen naar de praktijk met verzoek tot herplaatsing of zelfs euthanasie. Het vergt training en samenwerking om een dier te begrijpen. In dit hoofdstuk leggen we de basisprincipes uit. Observeer honden in de praktijk. Vanaf het moment dat zij de wachtkamer betreden tot het moment dat zij de praktijk verlaten, vertellen zij je veel. Aan de blik in de ogen, in combinatie met de houding van het lijf, de staart, de oren, de werking van het snuffelmechanisme van de neus en de geluiden die zij produceren, kun je van alles te weten komen over de gevoelens van de hond op dat moment. 6.1 Geproduceerde geluiden Blaffen Honden kunnen om verschillende redenen blaffen. De ene hond blaft meer dan de andere. Sommige rassen zijn gefokt om vocaal te zijn. Die honden zul je vaker horen blaffen. Elke reden kent een andere blaf. Een hond die blaft uit opwinding omdat iemand thuis komt, klinkt anders dan de hond die waarschuwt voor vreemden op het erf. Let op de toonhoogte, de intensiteit en het ritme. Honden blaffen uit enthousiasme, uit angst, uit opwinding, om te waarschuwen, om te verdedigen of uit onzekerheid. Honden blaffen met een reden. Het is communicatie. Blaffen kun je niet afleren. Mocht de hond overdadig blaffen en is het geen ras dat hiervoor gefokt is, dan is het verstandig om een professional in te schakelen. Piepen Piepen is vaak een uiting van pijn, ongemak of stress. Als de hond piept onderzoek dan of hij lichamelijke ongemak of pijn ervaart. Twijfel je, dan is een bezoek aan de dierenarts zinvol. Het kan gebeuren dat een hond piept als je weggaat. Alleen zijn geeft honden vaak angst of stress. Als roedeldier willen ze graag iedereen bij elkaar hebben. Puppy’s en honden die onzeker zijn, hebben vaak last van verlatingsangst en uiten dat met piepen. Grommen Als je een hond hoort grommen is dat minstens de tweede stap in de communicatie. Honden grommen niet vaak. Zij proberen eerst met andere signalen aan te geven dat ze niet comfortabel zijn in de situatie op dat moment. Ze creëren afstand. Als daar geen respons op komt, kan de hond grommen als waarschuwing aan de ander. Wordt hier niet naar geluisterd? Dan wordt de intensiteit van het grommen vaak heftiger. Daarna kan de hond uitvallen. Een spelgrom is vaker hoorbaar, maar geeft een ander geluid. Bekijk dus ook de situatie bij het geluid. Huilen Honden kunnen, net als hun voorouders de wolven, huilen. Wolven doen dat om de roedel bij elkaar te roepen voor de jacht. Het is dus ongeveer: ‘hier ben ik, kom bij mij’. Er zijn hondenrassen, bijvoorbeeld de poolhonden, die meer huilen dan andere rassen. Honden kunnen huilen om elkaar te waarschuwen, dan is het een langere kreet. We horen dit ook bij honden met © Capabel Onderwijs DAA_REA_01_H6_1v0 1 van 8 verlatingsangst die stress hebben. Zij roepen om hulp en laten horen dat zij zich slecht voelen. Er zijn ook honden die meehuilen met het geluid van de sirenes van de politieauto of van de ziekenauto. Blijkbaar komen die tonen deels overeen met de geluiden van soortgenoten. 6.2 Communicatie van honden Turid Rugaas, een internationaal hondentrainer uit Noorwegen, heeft jarenlang onderzoek gedaan naar de taal van de hond. Zij heeft bijzondere ontdekkingen gedaan over de ‘kalmerende signalen’. Honden geven signalen en communiceren met ons en hun soortgenoten. Met kalmerende signalen maken honden aan elkaar en aan ons duidelijk hoe zij zich voelen. Je ziet deze signalen als zij zich niet op hun gemak voelen of als zij proberen een ander te kalmeren. Als jij deze signalen herkent, kun je de situatie voor het dier aangenamer maken. Of jezelf anders gaan gedragen als de hond jou probeert te kalmeren. Dan is een conflict niet nodig en is het veilig om bij elkaar te zijn. Meestal geldt: hoe meer signalen er optreden, hoe meer stress de hond ervaart. Voorbeelden van ‘kalmerende signalen’ zijn: lippen likken geeuwen ogen toeslaan snel knipperen met de ogen wegkijken uitrekken gaan liggen vertragen in gang mond sluiten pootje heffen smakken gaan zitten © Capabel Onderwijs DAA_REA_01_H6_1v0 2 van 8 Niet elke hond die dit laat zien, voelt zich gestrest. Kijk ook naar de context. Elke hond heeft zijn eigen voorkeur voor het gebruik van de signalen. Het is een beetje zoals wij ‘dialecten’ kennen. Er zijn honden, zoals de Jack Russel terriër, die vaker het pootje heffen bij stress dan andere honden. Ken je hond en observeer. Voorbeeld: heeft de hond net gegeten en likt hij over de neus, dan zit er vast nog iets lekkers op. Knuffelt een kind met een hond en slaat het hierbij zijn armen om de hals van de hond, en de hond haalt dan zijn tong over zijn neus, dan geeft hij aan dat hij de situatie niet prettig vindt. Voorbeeld: gaapt je hond in zijn mand voordat hij gaat slapen, dan is er niks aan de hand. Wordt de hond opgetild en gaapt hij dan, dan vindt hij deze actie niet leuk. We kennen in hondentaal een ‘stressladder’: gedragingen volgen zich in deze volgorde op: 1. Overspronggedrag snuffelen, rollen, krabben 2. Kalmerende signalen lippen likken, geeuwen, ogen toeslaan, knipperen met de ogen, wegkijken, uitrekken, gaan zitten, gaan liggen, vertragen, mond sluiten, smakken, pootje heffen 3. Stressreacties hijgen met opgetrokken mondhoeken, fronsen, oogwit tonen, afschudden, zweetpootjes, trillen, blaffen, verwijde pupillen 4. Focus kalmerende signalen worden niet meer getoond, mond sluit zich helemaal, bevriezen 5. Klaar om aan te vallen grommen, staren, tanden laten zien 6. Uitvallen snappen, uitvallen 7. Bijten (meermaals) bijten Er bestaan diverse ‘fabels’ over hondentaal: Fabel: honden met een hoge houding (verhoogde staart/oren, extra naar voren gericht/gewicht naar voren) zijn dominant/zelfverzekerd. Veel mensen beweren dit stellig, maar het is meestal onjuist. Een hond die zelfverzekerd is, voelt bij nieuwe ontmoetingen niet de noodzaak om zich 'groter te maken' richting anderen. Zelfverzekerde honden zijn eerder ontspannen en weinig onder de indruk. Zij hoeven zichzelf niet 'te bewijzen'. Een hond die zijn houding verhoogt, probeert te imponeren en uit zich eerder gespannen en onzeker dan zelfverzekerd. Het hangt af van de context en de onderliggende emotie kan per situatie verschillend zijn. Zo kunnen honden hun staart ook hoger gaan dragen dan anders, wanneer zij zich bedreigd voelen. Een hoge staart kan ook een teken van opwinding zijn. Honden kunnen hun oren extra naar voren richten wanneer zij meer informatie willen vergaren (alert). Het opnemen van extra informatie is ook aan de orde wanneer honden zich onzeker voelen over wat zij waarnemen. Meer informatie geeft meer zekerheid. Ook kan een hond, door middel van leerervaringen en succes, kiezen voor een verhoogde houding als gedrag, waarbij dit los kan komen te staan van de onderliggende emotie. Zo kan een hond die zich onzeker en angstig voelt, zich verhoogd gaan opstellen als een aangeleerd overlevingsmechanisme. Wanneer je in zo’n geval bovenstaande aanname hanteert, dan zit je er compleet naast. © Capabel Onderwijs DAA_REA_01_H6_1v0 3 van 8 Fabel: een hond die kwispelt is per definitie blij. Was het maar zo simpel. Helaas is ook deze aanname in lang niet alle situaties juist. Zo kunnen honden die in een agressief gevecht belanden ook druk kwispelen. Een hond kan kwispelen vlak voordat hij aanvalt, of tijdens de jacht. Een hond kan ook kwispelen terwijl hij onzeker is, of ambivalente gevoelens heeft over datgene waarmee er interactie is. Er zijn vele vormen van kwispelen. Kwispelen met ontspannen spieren en een ontspannen lichaam, waarbij de kont heen en weer wiegt en de staart alle kanten op zwiept, neigt naar blijdschap. Een gespannen kwispel die stijf heen en weer zwaait binnen een korte afstand, neigt naar agressie. Een staart kan cirkelvormig rondgeslingerd worden als een soort propeller, of juist overdreven zijwaarts kwispelen waarbij het schijnbaar ook nog uit kan maken welke kant er op gekwispeld wordt. Elke vorm van kwispelen heeft zijn eigen communicatieve doel en dat gaat veel verder dan alleen het uiten van blijdschap. Kwispelen kan dus ook gelinkt worden aan agressie, opwinding, spanning en gevoelens van onzekerheid en/of twijfel. Fabel: een hond die borstelt is agressief en bereid om een conflict aan te gaan. Borstelen (waarbij de rug- en nekharen van een hond overeind komen te staan) kan vergeleken worden met mensen die plotseling kippenvel krijgen. Het is een reflex die meestal voorkomt uit een scheut opwinding/spanning. Deze spanning hoeft zeker niet gelinkt te zijn aan agressie. Een hond die heftig schrikt kan ook plotseling borstelen. Een hond die nieuwe ontmoetingen aangaat, kan borstelen en deze borstel kan 'ontdooien' zodra er rustig contact heeft plaatsgevonden. Sommige honden borstelen ook tijdens heftig spel, waarmee spanning ook weer ontladen kan worden en de borstel wegtrekt. Het is dus eerder een reflex uiting van plotselinge spanning, waarbij de onderliggende emotie compleet verschillend kan zijn per situatie. Honden hebben hier overigens geen controle op, want het is een reflex. Er is een hondenras die hier problemen mee heeft en dat is de Rhodesian Ridgeback. Deze honden hebben een ‘ridge’ (een streep waar de haren de verkeerde kant op groeien) op de plek waar andere honden borstelen en bij hen werkt het mechanisme minder goed. Deze honden hebben overigens vaker communicatiestoornissen met andere honden omdat het bij deze honden altijd lijkt alsof hij borstelt. 6.3 Handvatten om te leren observeren Honden communiceren de hele dag via hun lichaam. Alle onderdelen van het lichaam vertellen iets. Kijk goed naar de oren, de ogen, de stand van de kop/hals, het lijf en de staart en de samenhang hierin. Betrek ook de omgeving bij je beoordeling. Houd rekening met de rasstandaard. Je weet dan bijvoorbeeld hoe de staart wordt gedragen in een ontspannen situatie, en de oren. Kijk ook goed naar de context. Wat gebeurt er op dat moment en wat is er voorafgaand aan deze situatie gebeurd? Pas als je het geheel overziet en je alle signalen hebt gelezen, trek je een conclusie. Maak filmpjes als ondersteuning van je leerproces. Leer het verschil tussen spanning en ontspanning. Een ontspannen houding noemen we ‘neutraal’. Een ontspannen hond is zacht en soepel. Er zit een ‘swing’ in de tred, de ogen zijn rond en zacht en de staart wordt soepel gedragen. De mondhoeken zijn rond als het dier hijgt. Een gespannen hond toont dit. De lippen sluiten strak, de mondhoeken zijn hoekig. Het lijf is recht en hard, de staart gaat stijf heen en weer en de gang is recht en strak. Kijk of er kalmerende signalen zijn en koppel deze aan de context. Hier zie je een illustratie van verschillende houdingen van de hond: © Capabel Onderwijs DAA_REA_01_H6_1v0 4 van 8 6.4 De levensfases van de hond In dit hoofdstuk bespreken we de levensfases van de pup tot senior hond. Vegetatieve fase/neonatale fase Vanaf 0-14 dagen. De pup is blind en doof. Hij kan wel ruiken, drinken en slapen. Hij is compleet afhankelijk van de moeder. Alles gaat op instinct. Pups zijn nestblijvers. Ze moeten dus nog een tijd door moeder verzorgt en opgevoed worden, voordat zij zelfstandig kunnen functioneren. De ogen gaan tussen de 10e en 13e dag open, maar het zicht is nog slecht. Transitionele fase/overgangsfase De overgangsfase omvat de 3e levensweek. In deze week gaan alle zintuigen functioneren. Ook de motoriek wordt ontwikkeld, ze beginnen met opstaan. In de voorgaande levensweken moest de moeder de buikjes likken om de stoelgang op gang te brengen, in deze fase kunnen de pups dat alleen. Pups zoeken onderling contact en maken nieuwe geluiden, zoals grommen. © Capabel Onderwijs DAA_REA_01_H6_1v0 5 van 8 Primaire socialisatiefase/inprentingsfase Vanaf 4-12 weken. In deze periode gaan de pups over van moedermelk op vaste voeding. In deze periode wordt nog steeds ingeprent op soortgenoten, maar vindt ook de belangrijke socialisatie op ‘de wereld’ plaats. Alles wat de pup meemaakt wordt ervaren als normaal en niet meer vergeten. Vaak zijn de pups tot en met de 8e week bij de fokker. Idealiter is dat 12 weken. Een goede fokker laat de pup kennis maken met veel van wat de pup in zijn latere leven tegenkomt. Kinderen, katten, de auto, dagelijkse geluiden zoals de stofzuiger, de televisie enz. Dat gaat gemakkelijk want pas rond de 7e week is het vluchtinstinct volledig ontwikkeld. Daarna wordt het socialiseren moeilijker. Als er bij de fokker slecht ingeprent en/of gesocialiseerd is, is het soms zelfs onmogelijk. Meestal mogen de toekomstige eigenaren van de pups op bezoek komen. Veel fokkers laten ook andere honden bij het nest komen. Zolang dit medisch verantwoord is en de moederhond er niet door van slag raakt, is dit een goed idee. Zo leren de pups dat er honden zijn met flaporen, staande oren, grote en kleine honden, met krulhaar, lang haar, zwart, bruin en meer verschillen. Als het goed is, gaan de pups ook mee de straat op. Ze maken kennis met het verkeer. Puppy’s gaan de wereld open, nieuwsgierig en vol vertrouwen in, als er niets mis is met de erfelijke aanleg en de eerste inprentings- en socialisatiefase goed zijn verlopen. Hopelijk went de fokker de pup ook al aan een halsbandje of tuig en aan het lopen aan de riem. Dat gaat het makkelijkst tussen de zes en negen weken. Het is belangrijk om pups bloot te stellen aan deze prikkels. Dat is de enige manier om ervoor te zorgen dat hij de rest van zijn leven bestand is tegen diezelfde prikkels. Pups leren op deze leeftijd niet alleen wat de omgeving betekent maar leren ook hondentaal. Ze oefenen via spel dat je niet te hard mag bijten want dan spelen je nestgenootjes niet meer mee. Ze vertonen al copulatiebewegingen, machtsvertoon en onderdanigheid. Het is oefenen voor later. De moederhond is de spelleider en bepaalt de grenzen. Als het er te ruig aan toe gaat, grijpt ze in. Secundaire socialisatiefase Vanaf 12 weken tot ongeveer 6 maanden. Vaak wordt gedacht dat de socialisatie ophoudt met 12 weken. Dit is niet correct. Socialisatie gaat verder, eigenlijk een leven lang. In deze tijd is de pup bij de nieuwe eigenaar. Deze eigenaar moet aan de slag met het opvoeden en het ontwikkelen van de pup. In de primaire socialisatiefase is het socialiseren van de pup wat gemakkelijker dan in deze secundaire fase. Het is daarom belangrijk dat de rest van de socialisatie georganiseerd verloopt. Geef de pup in kleine beetjes nieuwe informatie (prikkels) en geef het dier de tijd om eraan te wennen en te reageren. Naast het toevoegen van prikkels, is rust ook belangrijk. Alleen met rust kan de pup de nieuwe informatie verwerken. De nieuwe prikkels moeten positieve ervaringen worden. Als eigenaar ben je verantwoordelijk om de situatie zo te maken dat er geen ruimte is voor negatieve ervaringen. Dit is natuurlijk niet te garanderen. Een enkele nieuwe prikkel eenmalig aanbieden is niet genoeg om de pup eraan te laten wennen. Meermaals herhalen is noodzakelijk. Juveniele fase/puberteitsfase. Ergens tussen de 6-18 maanden. De jonge hond wordt geslachtsrijp. De hond kan zich gaan verzetten en ongehoorzaam zijn. Het dier ’Oost-Indisch doof’ en daagt iedereen uit. Ze kunnen zelfverzekerd worden, maar ook angstig. Hormonen komen tot ontwikkeling en ze moeten zichzelf opnieuw leren kennen. Soms lijkt het net of hij alle oefeningen en regels die je voorheen zo goed samen had geoefend, vergeten is. Blijf consequent. Zet een stapje terug met de oefeningen om die © Capabel Onderwijs DAA_REA_01_H6_1v0 6 van 8 later weer op te bouwen. Word nooit ongeduldig, zeker niet in deze fase. Een hond moet dit proberen, hij kan niet anders. Door vriendelijk en consequent te handelen, help je de hond door deze, ook voor hem moeilijke periode. In de puberteit treden hormonale veranderingen op. Reuen gaan onder invloed van het hormoon testosteron mannelijk gedrag vertonen. Ze beginnen hun poot op te tillen en te markeren. Ook kunnen ze gaan krabben nadat ze hun behoefte hebben gedaan. Sommige reuen gaan, tot schrik en ergernis van hun eigenaren, in de puberteit voor het eerst vechten met soortgenoten, meestal met andere reuen. Het is afhankelijk van de fysieke kracht, de hoeveelheid winnaar- en verlieservaringen én van de houding van de eigenaar, hoe dit gedrag zich verder ontwikkelt. Teven worden in deze periode voor het eerst loops. Ook teven kunnen gedragsveranderingen laten zien. Honden zijn volwassen tussen de 9-12 maanden. Dit is een beetje afhankelijk van het ras. De golden retriever bijvoorbeeld, is heel laat pas volwassen. Dit duurt ongeveer 2,5 jaar. Volwassen fase De volwassen fase is het grootste deel van het leven van de hond. Het verschilt per hond op welke leeftijd de hond aan een nieuwe fase begint. Dat kan per ras, maar ook per individu verschillen. Globaal genomen houden we de volgende richtlijnen aan: kleine honden: van 9 maanden t/m 7 jaar; middelgrote honden: van 11 maanden t/m 6 jaar; grote honden: van 16 maanden t/m 5 jaar. De mentale ontwikkeling loopt soms niet synchroon met de fysieke ontwikkeling of andersom. Voor de training van honden geldt: wat het langzaamst ontwikkelt, bepaalt het tempo van de training. Als we een hond volwassen noemen, is het lichaam uitgegroeid. De botten en spieren zijn ontwikkeld en kunnen lichamelijke belasting aan. Je kunt nu gaan sporten met de hond of lekkere wandelingen maken. Let er wel op dat een hond die is uitgegroeid, minder voeding nodig heeft dan jonge honden. Blijf nieuwe uitdagingen aangaan en bouw rustperiodes in. De honden zijn meestal psychisch stabieler dan in de puppyfases. Als de socialisatie goed is gegaan, kun je in deze fase heerlijk samenleven met de volwassen hond. Seniorfase We noemen een hond een senior hond als deze ongeveer 75-80% van zijn levensverwachting heeft bereikt. Grote honden hebben een minder hoge levensverwachting dan kleine honden. Dit verschilt per het ras en individu. In deze fase zien we vaker ziektes. Sommige mensen noemen dit ‘ouderdomskwalen’. Maar het is geen vaststaand feit dat deze in de seniorenfase ontstaan. Goede voeding, passend bij de hond en met de juiste verhoudingen nutriënten, in combinatie met een goede verzorging en wat geluk, kunnen deze kwalen worden uitgesteld of voorkomen. Wel is het een gegeven dat het lichaam slijt. Dat de hersenen wat schade oplopen en dat de conditie langzaam achteruit gaat. De dieren zijn doorgaans wat eerder moe, het uithoudingsvermogen wordt minder en ze slapen wat meer. Bejaarde fase Een bejaarde hond is een hond die zijn levensverwachting ruim heeft overschreden. De laatste levensfase dus. In deze fase zie je vaker ‘ouderdomskwalen’ zoals artrose en staar (cataract) en fysieke als mentale achteruitgang. De wereld van de hond wordt kleiner. Het is verstandig om (liever al in de seniorenfase) om wat aanpassingen in huis te doen om de hond zo comfortabel te © Capabel Onderwijs DAA_REA_01_H6_1v0 7 van 8 houden. Een goed ligbed, wat meer warmte, bescherming tegen wind en kou en zon. Een rustige plek waar hij kan slapen. Minder beweging, maar wel nog leuk samenzijn want aandacht blijft prettig. Dit is ook een fase waarin je je moet voorbereiden op een naderend einde. Puppy Junior Volwassen Senior 4-21 wk. 5-8 mnd. 9 mnd. – 7 jr. Vanaf 8 jr. 4-26 wk. 6-10 mnd. 11 mnd. – 6 jr. Vanaf 7 jr. 4-29 wk. 7-15 mnd. 16 mnd. – 5 jaar Vanaf 6 jr. 6.5 Opvoeden van honden Als eigenaren aan de balie komen om informatie te krijgen over het opvoeden van een hond, is het zinvol om de volgende punten aan bod te laten komen: de verschillende levensfasen van de hond, van pup tot senior; wat is socialiseren en hoe moet dat?; regels bepalen; zindelijkheidstraining; belonen tijdens het leren; omgang mens/hond, omgang kind/hond; tips om eigenaren een goede band met hun hond op te laten bouwen; rust, ritme en regelmaat; hondencursus. Verschillende praktijken organiseren informatieavonden over puppy’s. In een paar uur kun je verschillende kersverse pupeigenaren informeren over de belangrijkste punten. Een andere optie is om een voorlichtingsbrief vanuit de praktijk samen te stellen die je mee kunt geven aan de eigenaren. Het is nogal veel informatie om zo even over de balie te vertellen. De kans dat de mensen alles onthouden is niet groot. Daarom is het prettig om alles nog eens na te lezen. © Capabel Onderwijs DAA_REA_01_H6_1v0 8 van 8