WvdR-Lespakket De Rechtsstaat PDF 2024 Universiteit Antwerpen

Document Details

WorthyNarcissus

Uploaded by WorthyNarcissus

Universiteit Antwerpen

2024

Prof. Dr. Patricia Popelier, Anton Buyens, Maxim Dijckmans, Ahad Eshaghzey, Ticha Goossens, Marie Janssens, Jonas Maes, Dietrich Rosiers, Yara Santoro, Anne Schrauwen, Maxime Van Eegeren

Tags

law studies legal studies political science education material

Summary

This document provides a lesson plan for teaching the concept of a rule of law or Rechtsstaat (in Dutch), designed for secondary school students, created by the University of Antwerp in 2024. The document includes a table of contents and introductory material.

Full Transcript

Lespakket ‘De Rechtsstaat’ Auteurs: Docent en studenten van de Grondige Studie Grondwettelijk Recht, Universiteit Antwerpen Docent: Prof. Dr. Patricia Popelier Studenten: Anton Buyens Maxim Dijckmans Ahad Eshaghzey Ticha Goossens Mari...

Lespakket ‘De Rechtsstaat’ Auteurs: Docent en studenten van de Grondige Studie Grondwettelijk Recht, Universiteit Antwerpen Docent: Prof. Dr. Patricia Popelier Studenten: Anton Buyens Maxim Dijckmans Ahad Eshaghzey Ticha Goossens Marie Janssens Jonas Maes Dietrich Rosiers Yara Santoro Anne Schrauwen Maxime Van Eegeren Universiteit Antwerpen, 2024 1 Inhoudstafel I. Handleiding voor deze bundel? 3 II. Scenario 4 III. Theorieblokken 5 Bouwblok 1. Wat is de rechtsstaat? 6 Bouwblok 2. Middelen van de rechtsstaat 8 Bouwblok 3. Grondrechten 10 Bouwblok 3. De rechtsstaat en de rechter 13 Bouwblok 4. De rechtsstaat en andere regimes 17 Bouwblok 5. De rechtsstaat en democratie 19 IV. Leerlingen activeren 22 Stellingen 23 Wordcloud 24 Puntenpakkers 25 Workshop ‘De grondwet herschrijven’ 26 Discussie 27 Quiz 28 V. Tips 29 2 I. Handleiding voor deze bundel Waarom deze bundel? Eind 2023 deed de vzw 400, naar aanleiding van haar jaarlijkse Dag van de Rechtsstaat, een oproep aan studenten en rechtsfaculteiten om een les te geven over de rechtsstaat aan leerlingen in middelbare scholen. Dit lespakket is bedoeld om inspiratie te geven aan al wie daaraan wil deelnemen. De bundel kwam tot stand tijdens de Masteropleiding die voor deze gelegenheid was toegespitst op ‘de rechtsstaat’. Ze is het product van deze Grondige Studie, van de lessen die onze studenten zelf hebben ontworpen als groepsopdracht, en van de feedback die we kregen van de leerlingen en leerkrachten van de scholen die deelnamen aan ons proefproject: avAnt, campus Rivierenhof, Het Onze-Lieve-Vrouw College plus, en het Sint-Michielscollege Brasschaat, en van de magistraten van Magistratuur en Maatschappij die met onze studenten in gesprek gingen. Hoe gebruik je dit lespakket? Het lespakket biedt bouwblokjes met theorie, tips, en methodes om studenten toe te laten interactief met de leerlingen te werken. Het geheel vormt geen volledig en pasklaar script, maar is eerder een menu waaruit geselecteerd kan worden, met recepten die men verder moet invullen. Zo kan je niet alle theorieblokken geven in een interactieve les van twee lesuren: je selecteert best wat nuttig is voor de discussiepunten die je wil aanbrengen. Ook is het nodig om casussen steeds aan te passen, met nieuwe voorbeelden uit de praktijk. Doorheen de bundel vind je tips. Achteraan brengen we ze samen, voor een beter overzicht. Leerdoelen De leerdoelen staan per onderdeel aangeduid. Alles samen gaat het om de volgende leerdoelen: 1. De leerlingen weten wat een rechtsstaat is en waarin die verschilt van andere regimes 2. Ze kennen enkele technieken waarmee de rechtsstaat overheidswillekeur wil tegengaan 3. Ze maken concreet kennis met noties die met de rechtsstaat gelinkt zijn 4. Ze reflecteren over waarden die aan de rechtsstaat ten grondslag liggen 5. Ze zien dat de rechtsstaat fragiel is, niet perfect, en steeds bewaakt moet worden Tip Leerlingen houden van structuur. Geef hen aan het begin van de les gerust mee wat de doelen zijn, wat ze kunnen verwachten en wat jullie van hen verwachten. Koppel tijdens de les (bv. bij een nieuwe lesfase) gerust nog eens (kort) terug naar die doelen en het doel dat dan van toepassing is. 3 II. Scenario De opdracht beslaat twee lesuren: 2 x 50 minuten. De les vangt aan met een activerend moment om de aandacht van de studenten te vangen, en sluit af met een samenvattende quiz. Daartussen wisselen theorieblokken en activerende momenten elkaar af, om de leerlingen scherp te houden. Denk op voorhand na over de timing, en hoeveel activerende momenten je op twee lesuren kan organiseren, of hoeveel casussen je kan bespreken. Bijvoorbeeld: 1. Inleiding en voorstelling 3 minuten 2. Activerende oefening 20 minuten 3. Theorie 15 minuten 4. Activerende oefening 20 minuten 5. Theorie 15 minuten 6. Activerende oefening 20 minuten 7. Afsluitende quiz 7 minuten Tip Activerende oefeningen nemen tijd. Wees voorbereid om delen van de les in te korten of te schrappen eerder dan een levendige discussie af te breken. 4 III. Theorieblokken Leerdoelen: 1 De leerlingen weten wat een rechtsstaat is en waarin die verschilt van andere regimes 2 Ze kennen enkele technieken waarmee de rechtsstaat overheidswillekeur tegen wil gaan 5 Ze begrijpen dat de rechtsstaat fragiel is, niet perfect, en steeds bewaakt moet worden De theorieblokken geven de leerlingen een basis om de casussen te bespreken die tijdens activerende momenten aan bod komen. De volgende blokken geven de essentie weer. Je kan ze korter maken, of juist verder uitwerken, afhankelijk van wat je nodig hebt voor de discussiepunten die je wil aanbrengen. Niet alle bouwblokken moeten gebruikt worden. Ze hoeven niet in deze volgorde te blijven. En je hoeft ze niet noodzakelijk allemaal als ‘theorieblok’ te geven: ze kunnen ook verwerkt worden in activeringsoefeningen. Tips Met lange theoretische blokken en abstracte begrippen ben je de leerlingen snel kwijt. Geef zo veel mogelijk concrete voorbeelden uit hun leefwereld. Vraag hen wat ze zelf denken, en neem dat mee in je uitleg. Leerlingen slaan informatie die zowel via woorden als via beeld wordt gepresenteerd, gemakkelijker op dan wanneer je alleen maar woorden gebruikt. Verrijk woorden dus met beelden, maar zorg dat ze passen bij je boodschap, en vermijd overbelasting. 5 Bouwblok 1. Wat is de rechtsstaat (Leerdoel 1) De rechtsstaat is een politiek systeem dat voortdurend poogt om overheidswillekeur te beperken door de binding van de overheid aan het recht, om persoonlijke vrijheid van eenieder mogelijk te maken. Doel … poogt om overheidswillekeur te beperken …, om persoonlijke vrijheid van eenieder mogelijk te maken. De rechtsstaat gaat uit van wantrouwen tegen de overheid. De overheid is nodig om een samenleving te ordenen, maar tegelijk weten we dat macht corrumpeert. De rechtsstaat wil dat risico beperken. De rechtsstaat is gericht op personen. Ze wil hun vrijheid om te handelen en zich te ontwikkelen beschermen. De rechtsstaat houdt dus ook een bescherming in van grondrechten die ons toelaten de persoon te worden die we willen zijn, bv door de vrijheid van ondernemen, het recht op privéleven en gezinsleven, de vrijheid van religie, het recht op onderwijs, enz. Doelwit … de binding van de overheid … Het wantrouwen dat de rechtsstaat voedt, is gericht tot eenieder die macht uitoefent ten aanzien van andere personen. Dat zijn: de Koning, het parlement, de regering, rechters, gemeentebesturen, de NMBS, … De rechtsstaat is dus ook gericht tegen de wetgever, ook al heeft die democratische legitimiteit, omdat het parlement door het volk is verkozen. En ook ten aanzien van de rechter zelf. De rechter is een van de voornaamste actoren om de rechtsstaat te beschermen. Maar de rechter oefent zelf ook macht uit. Ook hier moeten dus beschermingsmechanismes ingebouwd worden. Middel … door de binding van de overheid aan het recht … In een rechtsstaat is de overheid gebonden door het recht. ‘Het recht’ doelt op bindende regels die algemeen van aard zijn, bekend zijn, en enkel voor de toekomst werken. - ‘Bindende regels’: regels die verplichtingen opleggen of rechten toekennen. o Je mag niet eten in de klas. Als je dat toch doet, krijg je een uur strafstudie. - ‘Algemeen’: ze gelden niet voor één bepaald persoon die geviseerd wordt 6 o Geen enkele leerling mag eten in de klas. - ‘Bekend’: we kunnen de regels terugvinden, zodat we op voorhand weten wat we mogen of moeten doen, en welke gevolgen (straffen, subsidies, …) de overheid eraan zal hechten o De regel staat in het schoolreglement, dat je mee naar huis krijgt - ‘Voor de toekomst’: ze kunnen geen nieuwe gevolgen hechten aan gedrag dat dateert van vroeger, toen de regel nog niet bestond. o Als je vorige week in de klas hebt gegeten, toen deze regel nog niet gold, dan kan je daar geen strafstudie voor krijgen. De binding aan het recht betekent dat de overheid moet handelen zoals de wet het voorschrijft. Dat maakt haar handelen voorspelbaar. Het betekent ook dat als de overheid een fout maakt, ze net zoals gewone burgers aansprakelijk gesteld kan worden: ze moet dan de schade vergoeden. Weetje. De wetgever heeft al wel eens bewust de grondwet geschonden. Kort na de Eerste Wereldoorlog voerde de wetgever het algemeen enkelvoudig stemrecht in: elke man kreeg één stem. Voordien kregen sommige mensen, bv rijke mensen, meer stemmen. Zo stond het ook in de grondwet. Maar om de grondwet te wijzigen, moet je eerst verkiezingen houden – en die zouden dan bij meervoudig stemrecht moeten gebeuren. De wetgever vreesde dat de bevolking dan in opstand zou komen. De mannen die in de oorlog moesten vechten, zouden immers minder tellen. Die ongrondwettigheid was echter bedoeld om het land democratischer te maken. Ze werd ook snel hersteld: de grondwet zegt nu dat elke kiezer één stem heeft. Sinds 1948 mogen ook vrouwen stemmen. 7 Bouwblok 2. Middelen van de rechtsstaat (Leerdoel 2) De rechtsstaat steunt op een hiërarchie van normen, het legaliteitsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, grondrechten, en de onafhankelijkheid van de rechter. Grondrechten worden in bouwblok 3 besproken, de onafhankelijkheid van de rechter in bouwblok 4. De hiërarchie van de normen Rechtsregels staan in een rangorde: ze staan hoger of lager in de ‘hiërarchie’ van de normen. Centraal staat de grondwet. Die bepaalt de spelregels: welke overheidsmachten er zijn, hoe ze tot stand komen, welke macht ze hebben, en hoe ze moeten functioneren. Ze bepaalt ook welke grondrechten personen hebben. Nationaal staat de grondwet bovenaan. Daaronder wetten die door het parlement zijn gestemd. Die staan boven besluiten van de regering, omdat ze meer legitimiteit hebben: het parlement is immers door het volk verkozen. Onderaan staan besluiten van gemeentebesturen. Boven de grondwet staan regels van internationaal en Europees recht. Bijvoorbeeld grondrechten die in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens staan. Maar die staan enkel bovenaan, omdat de grondwet dat toelaat. De overheid is gebonden door rechtsregels. Maar ze vaardigt die regels zelf uit. Ze kan dus zelf haar eigen grenzen weer wijzigen of afschaffen. Dat kan echter niet zomaar. Ze moet procedures volgen om een regel te kunnen wijzigen. En ook als ze een regel wijzigt, moet die regel in overeenstemming zijn met andere regels, die hoger in de hiërarchie liggen. Dat zijn soms moeilijke procedures. Een politieke partij wil de doodstraf invoeren voor wie dronken rijdt op de openbare weg, met auto, fiets of step, en een ongeval veroorzaakt. Dan moet ze het strafwetboek aanpassen: dat vereist een meerderheid in het parlement. Maar dat zou in strijd zijn met art. 14bis van de grondwet, dat de doodstraf afschaft. Om die te wijzigen, moet je dat artikel opnemen in een lijst, volgen er verkiezingen, en heb je vervolgens een 2/3 meerderheid nodig in het parlement. Ook dat mag niet zomaar: België is immers gebonden door verdragen die de doodstraf verbieden. Dan moet je ofwel het verdrag wijzigen, met instemming van alle landen die partij zijn. Of België moet die verdragen opzeggen, waarmee het zich isoleert in de wereld. 8 Het legaliteitsbeginsel Het legaliteitsbeginsel wordt ook wel het wettelijkheidsbeginsel genoemd. Het betekent dat de overheid niets mag doen, tenzij de wet (of de grondwet) het toelaat. Dat maakt het overheidsgedrag voorspelbaar. Voor personen geldt het omgekeerde: die mogen alles doen, tenzij een rechtsregel het verbiedt. In sommige gevallen moet de essentie van een regeling in de wet zelf staan. Dan heb je de garantie dat het parlement zich daarover heeft gebogen. Dat geldt bijvoorbeeld voor straffen, grondrechten, of belastingen. Het rechtszekerheidsbeginsel Het rechtszekerheidsbeginsel wil dat elke persoon die iets wil doen (of niet wil doen) op voorhand moet weten welke gevolgen de wet eraan hecht. Je hebt honger en wil een snack eten in de klas. Je weet op voorhand dat dit verboden is, en dat je strafstudie riskeert als je het toch doet. Je kan dus voorspellen wat de leerkracht zal doen als die merkt dat je aan het eten bent in de klas. Daaruit volgt dat: 1. de wet moet bekendgemaakt worden op een plek waar iedereen ze kan vinden. Bij ons is dat het Belgisch Staatsblad voor wetten en besluiten. 2. de wet duidelijk moet zijn. Minstens moet ze duidelijk zijn voor de doelgroep, of voor advocaten die je advies kunnen geven. 3. de wet niet mag terugwerken, en dus enkel voor de toekomst mag werken (bouwblok 1). 4. de wet eventueel een overgangstermijn moet laten, zodat je je kan aanpassen aan de nieuwe regel. o Je hebt een snack mee, maar plots wordt meegedeeld dat je vanaf vandaag niet mag eten in de klas. Als je dat eerder had geweten, zou je op voorhand meer gegeten hebben. Een overgangsregel betekent dan dat de regel vandaag wordt bekendgemaakt, maar pas morgen begint te gelden. Grondrechten: Zie bouwblok 3. De onafhankelijkheid van de rechter: Zie bouwblok 4. Weetje. Onze grondwet is een van de oudste ter wereld. Ze werd in 1831 opgesteld door jonge twintigers. Ze gold toen als een voorbeeld van een progressieve grondwet, en vormde de inspiratie voor andere grondwetten in die tijd, bijvoorbeeld in Griekenland, Luxemburg, Roemenië en Bulgarije. 9 Bouwblok 3. Grondrechten (Leerdoelen 2 en 5) In een rechtsstaat worden grondrechten geformuleerd die personen op twee manieren beschermen tegen overheidswillekeur. Ze houden de overheid weg: die mag niet ingrijpen in de kern van die grondrechten. En ze formuleren positieve verplichtingen: de overheid moet soms actief optreden om ervoor te zorgen dat personen hun grondrechten kunnen uitoefenen. Waarover gaat het Grondrechten zijn rechten die we als fundamenteel beschouwen om onszelf te kunnen zijn, om een menswaardig leven te leiden, en om ons in alle vrijheid te kunnen ontwikkelen. Voorbeelden zijn: het recht op vrije meningsuiting, het recht op privéleven en gezinsleven, het recht op eigendom, het recht om niet gediscrimineerd te worden, het recht op onderwijs, het recht op sociale bijstand, het recht op bescherming van een gezond leefmilieu, … We begrepen pas echt wat grondrechten betekenen, wanneer we ze verliezen. Dat bleek duidelijk tijdens de coronacrisis. De overheid nam toen maatregelen om twee grondrechten te beschermen: het recht op leven, en het recht op een goede gezondheid. Daarvoor perkte het echter andere grondrechten drastisch in: We moesten mondmaskers dragen: niet zelf mogen oordelen hoe we verschijnen, betreft ons recht op privéleven. We mochten niet zomaar buiten komen, vrienden en familie ontvangen of elders ontmoeten: dat zijn inperkingen op de vrijheid van beweging, het recht op privéleven, het recht op gezinsleven, en het recht van vergadering. Daardoor werd het ook moeilijk om op straat te demonstreren: een inperking van het recht op vrije meningsuiting en van vergadering. De meeste winkels moesten sluiten: dat perkt de vrijheid van ondernemen in. Hetzelfde gold voor cinema’s, theaters en culturele centra: dat perkt het recht op culturele ontplooiing in. Ook scholen sloten de deuren, en moesten overgaan op onderwijs op afstand: dat perkt het recht op onderwijs in. Het was verboden om erediensten te houden, of dit werd beperkt tot een klein aantal personen, ook bij een huwelijk of begrafenis: dat perkt de vrijheid van religie in. Het gelijkheidsbeginsel Het uitgangspunt is dat alle personen gelijkwaardig zijn, en van dezelfde grondrechten genieten. Daarom moet de overheid iedereen gelijk behandelen: ze mag niet discrimineren. Een wet legt dat ook op aan mensen onder mekaar. Werkgevers of verhuurders bijvoorbeeld, mogen niemand weigeren louter op basis van bijvoorbeeld geslacht, afkomst of religie. 10 Daarbij moeten we wel rekening houden met de situatie waarin ze zich bevinden. o Een leerkracht lichamelijke opvoeding kan niet altijd dezelfde opdrachten geven aan een leerling met een motorische beperking of deze op dezelfde manier testen als leerlingen zonder zo’n beperking. Als personen zich in een vergelijkbare situatie bevinden, mag de overheid enkel onderscheid maken als dat gerechtvaardigd is: het onderscheid is relevant om een wettig doel te dienen, en is proportioneel, dat wil zeggen dat de voordelen opwegen tegen de nadelen. Een ongelijke behandeling maakt enkel discriminatie uit als ze niet gerechtvaardigd is. Zowel directe als indirecte discriminatie is verboden. Bij een indirecte discriminatie lijkt de maatregel op zich neutraal, maar het onderscheid blijkt uit de effecten. o In het Gerechtelijk Wetboek stond lange tijd dat wie een rechtszitting wil bijwonen, dat ‘onbedekt, eerbiedig en zwijgend’ moet doen. Dat dateert uit de tijd toen veel mensen een hoed droegen. Later trof dit vooral personen die om religieuze redenen bv een hoofddoek of een keppel dragen. Zij werden daardoor indirect gediscrimineerd. Dat vond ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens na een klacht van een moslima, die daardoor de rechtszaak niet kon volgen over de moord op haar broer, waarvoor zij zich burgerlijk partij had gesteld. Verschanste grondrechten Grondrechten zijn belangrijk voor onze vrijheid. De overheid is er niet altijd blij mee, omdat ze haar bewegingsruimte inperken. Daarom worden grondrechten verschanst: dat wil zeggen dat ze worden opgenomen in documenten die een toevallige meerderheid niet zomaar kan wijzigen. We vinden daarom een lijst van grondrechten in de grondwet. Die kan enkel gewijzigd worden met een 2/3 meerderheid in het parlement, en na verkiezingen. We vinden ze ook terug in allerlei verdragen waarbij België partij is. Daaronder bijvoorbeeld het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, het Kinderrechtenverdrag, en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. Om die te wijzigen is de instemming van alle deelnemende staten nodig. Botsende grondrechten Grondrechten botsen al wel eens. Tijdens corona perkte de overheid bijvoorbeeld allerlei grondrechten in, om het recht op leven te beschermen. Ouders weigeren soms om religieuze redenen hun toestemming om hun kind een bloedtransfusie te geven. De vrijheid van religie botst dan met het recht op leven. Het recht op vrije meningsuiting kan misbruikt worden om aan te zetten tot haat en discriminatie. Dat staat haaks op het recht op veiligheid en privéleven van anderen. 11 Het is niet altijd duidelijk wanneer ingrijpen in het ene grondrecht om het andere te beschermen, te ver gaat. In de eerste plaats moet de overheid zelf die afweging maken. In de tweede plaats zal de rechter dat doen (zie bouwblok 4). Daartoe zullen rechters nagaan of de maatregel proportioneel is. Ze kijken dan na of de maatregel een doel van algemeen belang nastreeft, en daarvoor nodig was. Of er geen minder ingrijpende alternatieven mogelijk waren. En of de voordelen wel opwegen tegen de nadelen. 12 Bouwblok 4. De rechtsstaat en de rechter (Leerdoelen 2 en 5) In een rechtsstaat staat de rechter centraal. Die zorgt ervoor dat het recht gehandhaafd wordt: dat rechtsregels worden nageleefd, dat niet-naleving gesanctioneerd wordt, en dat het recht dus voorspelbaar is. De rechter kan de overheid bovendien intomen, bijvoorbeeld door wetten en besluiten die de grondwet schenden te vernietigen. Tegelijk oefent de rechter zelf macht uit. Die macht moet op haar beurt ingetoomd worden. Onze rechtscolleges In België zijn er drie soorten rechtscolleges. 1. De rechterlijke macht of de ‘gewone’ rechtscolleges Daar kan je terecht voor geschillen tussen burgers onderling, en voor sommige geschillen met de overheid. o Arthur vindt dat zijn werkgever hem onterecht ontslagen heeft en trekt naar de rechter. o Denisha werd door een hond gebeten en vraagt bij de rechter schadevergoeding aan de eigenaar van die hond. o Dani vindt dat ze te veel belastingen moet betalen. De gewestelijke directeur van de belastingen wijst haar bezwaren af. Ze stapt naar de rechter. Deze rechtscolleges vormen een piramide. Aan de basis vind je de rechtscolleges waar je in eerste instantie naar toe kan. Als je het niet eens bent met de uitspraak, kan je beroep aantekenen bij een hoger rechtscollege. Op het eind kan je terecht bij het Hof van Cassatie: die kijkt na of de rechter de wet juist heeft geïnterpreteerd en toegepast, en of de juiste procedure is gevolgd. Bij deze rechtscolleges horen ook de strafrechters. Die beslissen of iemand schuldig is aan een misdrijf. Soms wordt een Hof van Assisen samengesteld met een beroepsrechters en juryleden uit de bevolking, om te oordelen over speciale gevallen, bijvoorbeeld bij heel zware misdrijven zoals een moord. 2. Administratieve rechtscolleges Administratieve rechtscolleges worden opgericht om bepaalde geschillen met de overheid te behandelen. o Bijvoorbeeld: wie niet erkend wordt als vluchteling kan tegen die beslissing beroep aantekenen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Het hoogste administratief rechtscollege is de Raad van State. Die kan besluiten van de uitvoerende macht vernietigen. o Bijvoorbeeld een gemeentelijk besluit waarbij de vergunning wordt geweigerd om een huis te bouwen, of een regeringsbesluit dat de klassenraad regelt die op school leerlingen evalueert en delibereert. 13 3. Het Grondwettelijk Hof Het Grondwettelijk Hof beoordeelt wetten die zijn gestemd door een parlement – het federale parlement, of dat van een Gewest of Gemeenschap. Omdat die wetten zijn gemaakt door mensen die door de bevolking zijn gekozen, hebben ze bijzondere legitimiteit. Daarom kan enkel een speciaal hof oordelen of die wetten in overeenstemming zijn met de grondwet, en of de federale wetgever, een Gemeenschap of een Gewest haar bevoegdheden niet overschrijdt. Als dat niet het geval is, dan kan het Grondwettelijk Hof die wet vernietigen. Gewone rechters kunnen wel nagaan of wetten in overeenstemming zijn met internationale verdragen of regels van Europees Unierecht. Als een wet daarmee in strijd is, past de rechter die wet niet toe in het geschil dat voorligt. Voorwaarden voor een goede rechtsbedeling Een goede rechtsbedeling betekent dat je naar de rechter kan stappen en je gelijk kan halen wanneer regels niet nageleefd worden in jouw nadeel. Dat kunnen overheidsregels zijn, of regels waarmee private personen elkaar binden, bijvoorbeeld door contracten. Het betekent ook dat wie misdrijven pleegt, voor de rechter wordt gebracht en een eerlijk proces krijgt. Dat moet ervoor zorgen dat geen onschuldigen worden gestraft, en de straf niet buitensporig zwaar is. Om die reden moet België rechten waarborgen die verband houden met een goede rechtsbedeling. Dat betekent onder meer dat iedereen toegang moet krijgen tot de rechter, en dat wie weinig geld heeft daartoe steun krijgt. Dat iedereen zich vrij kan verdedigen. Dat de rechter zijn oordeel goed motiveert. Dat een rechtszaak niet te lang mag duren voor er een oplossing komt. En dat de overheid de rechterlijke uitspraken respecteert en uitvoert. Zie bouwblok 5: de Belgische overheid doet het niet zo goed op die laatste twee punten. Het duurt vaak erg lang voor de rechter uitspraak doet. En soms legt een minister een uitspraak waarin de Belgische Staat veroordeeld wordt, gewoon naast zich neer. Het houdt ook in dat de rechter onpartijdig en onafhankelijk moet zijn. Onpartijdig betekent dat de rechter geen belang heeft bij de uitkomst van een geschil. Dat zou bijvoorbeeld het geval zijn als de rechter een familielid is van een van de partijen, of ruzie heeft met een van hen. Of als de rechter gaat lunchen met een van de partijen. In zo’n gevallen moet een andere rechter het geschil behandelen. Onafhankelijk betekent dat de rechter niet onder druk mag staan van de overheid of van burgers. Ook de minister van justitie mag de rechter dus niet onder druk zetten om een geschil in het voordeel van de ene of de andere partij te beslechten. Om te zorgen dat de rechter onafhankelijk is, kan de regering geen beloningen of sancties uitdelen via bevorderingen, loonsverhogingen of ontslag. De wetgever bepaalt het loon van alle rechters gezamenlijk, en enkel rechters zelf kunnen een andere rechter tot ontslag dwingen. 14 Wie houdt de rechter in toom? Rechters zijn ook maar mensen. Zij kunnen dus ook misbruik maken van hun macht. En soms kunnen vooroordelen meespelen in hun uitspraken zonder dat ze zich daarvan bewust zijn. Zeker wanneer de rechter onbepaalde termen moet invullen, of keuzevrijheid heeft om een sanctie op te leggen. Dit zijn enkele voorbeelden van wetten die aan de rechter beoordelingsvrijheid geven: o Noah heeft onbedoeld schade veroorzaakt. Om te weten of hij die schade moet vergoeden, zal de rechter oordelen of Noah gehandeld heeft als een ‘voorzichtig en redelijk persoon’. o Door een nieuwe wet krijgt Sarah een lagere uitkering. Zij vecht de wet aan bij het Grondwettelijk Hof. Die gaat na of de wet een ‘aanzienlijke’ achteruitgang van sociale bescherming teweegbrengt, en zo ja, of dit ‘redelijk verantwoord’ is. o Een dief wordt voor de rechter gebracht. De wet laat de rechter de keuze om een gevangenisstraf op te leggen of een geldboete, een werkstraf te geven, of de straf uit te stellen. De rechter kan dan voor dezelfde feiten de ene dief een werkstraf van 30 uur geven, de andere een boete van 300 euro, nog iemand anders een boete van 2000 euro, of een gevangenisstraf van een maand, of zelfs van enkele jaren. Het is altijd mogelijk dat de achtergrond van de rechter dan onbewust een rol speelt bij de invulling van die termen, of, bij het voorbeeld van de diefstal, bij de beoordeling hoe zwaar de feiten wegen en welke omstandigheden in het voordeel of het nadeel van de beklaagde spelen. Weetje. Onderzoek in de Verenigde Staten wijst uit dat Afro-Amerikanen daar vijf keer zo veel kans hebben om een gevangenisstraf te krijgen dan witte Amerikanen, en langere gevangenisstraffen krijgen. In Australië lopen personen van de Inheemse bevolking 12x zo veel kans. In België zijn hier maar weinig studies over, maar die geven indicaties dat ook bij ons mensen met een bepaalde migratieachtergrond meer kans hebben op zwaardere gevangenisstraffen. Een rechtsstaat probeert dus ook om daar bescherming tegen te bieden. Hieronder volgen enkele manieren om daarvoor te zorgen: Je kan (meestal) in beroep gaan tegen de uitspraak van de rechter. Dan buigt een andere rechter zich nog eens over de zaak. Uiteindelijk kan je zelfs bij een Europese rechter terecht. Het kan zijn dat je vindt dat je grondrechten zijn geschonden, maar toch geen gelijk kreeg van de rechter. Of misschien ging de rechter zelf in de fout, bijvoorbeeld omdat het proces niet eerlijk was, omdat je straf te zwaar was en niet in verhouding met de feiten, of omdat het te lang duurde voor je een uitspraak kreeg. Als zelfs de hoogste rechter (meestal het Hof van Cassatie) daar niet in mee gaat, kan je naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stappen. Dat is een internationaal rechtscollege dat in Straatsburg zetelt, en toeziet op de naleving 15 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Als je daar beroep aantekent, kan dat Hof een land veroordelen wegens schending van dat verdrag. Zo biedt dat Europees Hof een bijkomend toezicht op onze rechters. De rechter moet in zijn uitspraak uitleggen waarom hij of zij deze beslissing neemt. Die uitspraak is openbaar. Zo kan iedereen toezicht houden op hoe ons rechterlijk apparaat werkt. De Hoge Raad voor de Justitie is een orgaan dat externe controle uitoefent op de werking van de rechterlijke orde. Hij komt niet tussen in concrete zaken, maar doet audits en geeft adviezen voor een betere werking van justitie. In het Grondwettelijk Hof worden wetten (meestal) beoordeeld door een zetel van zeven, tien of zelfs twaalf rechters gezamenlijk. Die rechters hebben verschillende politieke achtergronden. Minstens een derde van hen moet van een ander geslacht zijn. o Bij de gewone rechtbanken gelden geen quota. In de praktijk zetelen steeds meer vrouwen als rechter, maar nog niet zo vaak in de hoogste rechtscolleges. Rechters met een migratieachtergrond zijn nog ondervertegenwoordigd. 16 Bouwblok 5. De rechtsstaat en andere regimes (Leerdoelen 1 en 5) De rechtsstaat wordt onderscheiden van politiestaten en totalitaire staten. Die staan diametraal tegenover elkaar. Het verschil met semi-autoritaire staten is echter niet altijd duidelijk. Dat houdt het gevaar in dat een rechtsstaat stilaan kan afglijden, en de bescherming tegen overheidswillekeur wordt afgebouwd. Definities In een rechtsstaat is de overheid gebonden door het recht. Overheidsoptreden is gelijk voor iedereen en voorspelbaar. In een politiestaat is de overheid niet gebonden door het recht. Overheidsoptreden is willekeurig: het viseert willekeurige personen of groepen, en is onvoorspelbaar. In een totalitaire staat bepaalt de overheid het publieke en het private leven. Overheidsoptreden is willekeurig en beheerst ook persoonlijke relaties. Personen worden tegen elkaar opgezet, onder meer door een verkliksysteem, zodat ze ook thuis op hun hoede moeten zijn. Een semi-autoritaire staat doet zich officieel voor als een democratische rechtsstaat. In werkelijkheid ‘capteert’ ze alle overheidsinstellingen door er volgelingen te plaatsen, maakt ze het moeilijk voor personen en organisaties, oppositiepartijen en de pers om kritiek te uiten, en buigt ze de regels om op zo’n manier dat overheidswillekeur niet meer bestraft wordt. Bijvoorbeeld: volgens de Hongaarse grondwet is Hongarije een democratische rechtsstaat. Eerste minister Orbán en zijn partij hebben echter kritische kranten opgekocht en er nieuwe redacties aangesteld, die de regering goed gezind zijn. Mensenrechtenorganisaties worden zwart gemaakt en krijgen strenge regels opgelegd als ze geld ontvangen uit het buitenland. In de rechtscolleges worden regeringstrouwe rechters benoemd. Door een ‘terroristische dreiging’ uit te roepen, krijgt de regering buitengewoon veel bevoegdheden, zodat ze grondrechten kan schorsen – bv het recht om te demonstreren – onder het mom van een ‘noodsituatie’. Een rechtsstaat is steeds een ideaal. In werkelijkheid is het moeilijk om misbruik van macht volledig te bannen. Ook de regels die bedoeld zijn om de rechtsstaat in stand te houden, kunnen misbruikt worden, bv door rechters te benoemen op basis van hun loyaliteit aan de heersende partij in plaats van op basis van hun juridische kennis. Daarom moeten we steeds waakzaam blijven. 17 Hoe doet België het als rechtsstaat? Organisaties zoals de World Justice Project monitoren daarom staten door te zien in welke mate ze functioneren als een rechtsstaat. Ze gebruikt daartoe verschillende indicatoren, zoals onder meer de mate waarin de overheid beperkt wordt in haar macht; de afwezigheid van corruptie; de eerbiediging van grondrechten; en de kwaliteit van het gerechtelijk systeem. In 2023 stond België op de zestiende plaats van 142 landen. Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM) volgt dit op voor België. Het noemt als belangrijkste pijnpunten: de slechte omstandigheden in de gevangenissen, de langdurige internering van personen met een psychische aandoening, de lange duur van gerechtelijke procedures, en het gebrek aan menswaardige opvang voor asielzoekers. Rechters hebben de Belgische overheid al zeer vaak veroordeeld omdat ze zodoende grondrechten op ernstige wijze schendt. De overheid legt die arresten echter naast zich neer, of treuzelt erg lang voor ze aan een structurele oplossing werkt. 18 Bouwblok 6. De rechtsstaat en democratie (Leerdoelen 1, 2 en 5) Democratie en rechtsstaat worden vaak in één adem genoemd: de ‘democratische rechtsstaat’. Dat komt omdat ze allebei erop gericht zijn de vrijheid van personen te waarborgen in een samenleving die door regels geordend worden. Maar democratie en rechtsstaat zijn niet hetzelfde. Soms versterken ze elkaar. Soms werken ze elkaar tegen. Waarin rechtsstaat en democratie verschillen De rechtsstaat is een vorm van georganiseerd wantrouwen: we vermoeden dat wie macht heeft, die macht zal misbruiken. Daartegen wil ze bescherming bieden. Democratie is een vorm van georganiseerd vertrouwen. We zijn onderworpen aan regels, maar we behouden onze politieke vrijheid omdat we die regels zelf maken. Ofwel rechtstreeks, ofwel door de mensen te kiezen die de wetten maken in het parlement. Die verkiezingen geven legitimiteit aan de wet. Hoe rechtsstaat en democratie elkaar versterken In een democratie staan enkele grondrechten centraal, waarmee we invloed kunnen uitoefenen op de wetten die gelden in het land: het stemrecht, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van betoging, enzovoort. ➔ Ook in de rechtsstaat staan grondrechten centraal. De rechtsstaat zorgt er bovendien voor dat we die grondrechten kunnen handhaven. Een rechter zorgt ervoor dat wetten die deze grondrechten realiseren, nageleefd worden, door niet-naleving te sanctioneren. De rechter kan ook wetten en besluiten die in strijd zijn met een grondrecht uit de rechtsorde halen. In een democratie betekent het legaliteitsbeginsel dat de belangrijkste wetten door het parlement gestemd worden. ➔ In de rechtsstaat betekent het legaliteitsbeginsel vooral dat de overheid een wettelijke basis nodig heeft om op te treden (bv iemand een boete te geven, of iemand onteigenen). Wanneer die wettelijke basis door het parlement gegeven werd, biedt dat meteen waarborgen dat die wet niet willekeurig is: ze werd immers besproken door verkozen parlementsleden uit verschillende strekkingen, in een transparant debat. 19 Hoe rechtsstaat en democratie tegenover elkaar kunnen staan Vanuit de democratie ligt vooral de rechterlijke toetsing van wetten onder vuur. Het Grondwettelijk Hof kan wetten vernietigen die het parlement heeft gestemd. Maar de rechters in dat hof zijn niet door het volk verkozen. Vanuit de rechtsstaat is dat verdedigbaar, omdat we ook verkozen machthebbers wantrouwen. Een toevallige meerderheid die aan de macht komt, kan bijvoorbeeld wetten stemmen die een inbreuk maken op de grondwet, met de bedoeling aan de macht te blijven. Hoe we rechtsstaat en democratie proberen te verzoenen Rechters zijn zelf op zoek naar legitimiteit. Als ze de overheid tegen zich injagen, riskeren ze dat de wetgever hen minder middelen geeft, of dat de overheid rechterlijke uitspraken naast zich neerleggen. Maar ook als het publiek hen niet steunt, kunnen ze niet goed functioneren. Dan verliezen hun uitspraken aan gezag en worden ze niet opgevolgd. Of mensen vechten hun geschillen op een andere manier uit in plaats van naar de rechter te gaan. Als de rechter legitimiteit verliest, doet dat dus ook afbreuk aan de rechtsstaat. Rechters sluiten daarom bij voorkeur aan bij de wetgever. Een wet die door het parlement is gestemd, wordt niet gauw vernietigd. Een interpretatieregel luidt dat als je een wet of besluit op verschillende manieren kan interpreteren, de rechter die interpretatie moet kiezen die de wet of het besluit in overeenstemming brengt met hoger recht. In zaken die de aandacht van het publiek trekken, zullen rechters in hun motivering ook proberen het publiek te overtuigen dat deze uitspraak redelijk is. o Bijvoorbeeld: het arrest van het Hof van Beroep in de Klimaatzaak was 160 pagina’s lang. Daarin legde het Hof omstandig uit hoe het tot zijn beslissing kwam, met veel verwijzingen naar rechtspraak, rechtsleer, internationale rapporten en wetenschappelijke studies. Rechters zijn niet ongevoelig voor reacties uit het publiek. Als het publiek massaal protesteert tegen een uitspraak, dan is de kans al groter dat de rechter in beroep of bij een volgende zaak op een andere manier zal oordelen. Wanneer de samenleving gepolariseerd is over een onderwerp, met twee kampen die er helemaal anders over denken, wordt het moeilijk voor de rechter om te beslissen. In dat geval is het verstandiger om of om de bal bij de wetgever te leggen. Hoe meer het publiek de overheid vertrouwt, des te terughoudender de rechter zal oordelen over de overheid. Omgekeerd: als dat vertrouwen daalt, heeft de rechter meer ruimte om strenger te zijn wanneer het wetten en besluiten toetst. o In crisistijden zien we dat de bevolking in een eerste reactie een hoog vertrouwen stelt in de regering, die de crisis te lijf moet gaan. Rechters zijn dan zeer toegeeflijk voor deze maatregelen. Als de crisis langer duurt, daalt het vertrouwen in de regering, en zal de rechter strenger waken over de naleving van grondrechten. Die evolutie zagen we in België ook tijdens de coronacrisis. 20 Het conflict tussen rechtsstaat en democratie is het scherpst bij het Grondwettelijk Hof, dat wetten die door het parlement zijn gestemd, kan vernietigen. Daarom bouwen we democratische waarborgen in de manier waarop ons Grondwettelijk Hof werkt. o De grondwet geeft een uitdrukkelijk mandaat aan het Grondwettelijk Hof om parlementaire wetten te vernietigen. Dat werd met een 2/3 meerderheid in het parlement goedgekeurd. Dat geeft legitimiteit aan het Grondwettelijk Hof. o Rechters worden benoemd nadat ze door de Kamer of de Senaat (ons parlement) zijn voorgedragen met een twee derde meerderheid. o We hebben evenveel Nederlandstalige als Franstalige rechters, zodat er rekening wordt gehouden met taalgevoeligheden. o De helft van de rechters was in het verleden parlementslid. Die rechters begrijpen hoe een wet politiek tot stand komt, en zullen de wetgever daarom minder snel bekritiseren. Onderzoek bevestigt dat deze rechters gewoonlijk meer terughoudend zijn. 21 IV. Leerlingen activeren Leerdoelen: 3 De leerlingen maken concreet kennis met noties die met de rechtsstaat gelinkt zijn 4 Ze reflecteren over waarden die aan de rechtsstaat ten grondslag liggen 5 Ze begrijpen dat de rechtsstaat fragiel is, niet perfect, en steeds bewaakt moet worden In dit deel stellen we enkele manieren voor waarmee je leerlingen kan activeren. De bedoeling is enkel om inspiratie te bieden. Je kan zelf kiezen waar je het liefst mee werkt, en hoe je dat concreet uitwerkt. Denk wel na over wat je precies wil bijbrengen met deze oefening. Bijvoorbeeld: een concept als ‘de grondwet’ concreet maken door de leerling erin te laten lezen. Nuance brengen in een zaak die de samenleving beroert. Of tonen dat de rechtsstaat fragiel is en leerlingen laten nadenken over hoe je een probleemsituatie zou kunnen oplossen. Sluit de activerende oefening af door te onderstrepen wat ze hierdoor geleerd hebben. Tips Als je leerlingen aan het woord laat, doe er dan iets mee. Neem het mee in je verdere uitleg, of in een discussie. Neem leerlingen ernstig. Als ze een mening zeggen die bij hen leeft, schuif dit dan niet zomaar weg als fout of ongegrond. Leg uit waarom de zaak eventueel genuanceerder is. Maar erken dat de perceptie in één zaak de uiting kan zijn van een gevoelen (bv van klasse-justitie) dat breed gedeeld wordt, en dus een structurele oplossing behoeft. Een leerling kan soms iets schokkends of provocerend zeggen. Laat dat niet zomaar liggen. Vraag waarom deze leerling er zo over denkt. Vraag aan anderen om erop te reageren. Leg uit wat de consequenties zijn van wat de leerling voorstelt. 22 Stellingen Doelstelling: Leerdoelen 3 en 4. De leerlingen maken onbewust kennis met principes en concepten van de rechtsstaat, en reflecteren over achterliggende keuzes en waarden. Dit biedt een aanloop voor debat, of voor een theoretisch blok. Methode: Er worden stellingen getoond, waarmee de leerlingen akkoord of niet akkoord kunnen gaan, of onbeslist kunnen blijven. De stellingen kunnen op een power-point getoond worden, met groene, rode en gele kaartjes die de leerlingen kunnen opsteken. Er kan ook anoniemer gewerkt worden, bv met PollEverywhere of Mentimeter. Of in groep, via Kahoot. Of nog: je kan alle stellingen op een groot A3 blad schrijven en leerlingen kunnen op een post-it die ze op het blad kleven, of op een vakje op het blad zelf, aanduiden hoe ze er tegenover staan. Dan zie je welke stellingen het meest controverse oproepen, en kan je die eruit halen om te bespreken. Voorbeelden: De overheid moet TikTok of andere sociale media kunnen verbieden. ➔ Over wat er op het spel staat: om welke redenen en onder welke voorwaarden moet de overheid kunnen ingrijpen in ons leven? We hebben nood aan een sterke leider, die beslissingen kan nemen zonder dat iemand die kan herroepen. ➔ Over het uitgangspunt van de rechtsstaat: dat al wie macht heeft, de neiging heeft om vroeg of laat deze macht te misbruiken Rechters moeten luisteren naar het volk, en de straffen opleggen die het vraagt. ➔ Over rechtsstaat en democratie: hoe combineer je de onafhankelijkheid van de rechter met de nood aan legitimiteit van zijn rechtspraak Tip Stellingen polsen naar overtuiging, niet naar waarheid. Het antwoord van leerlingen is dus niet juist of fout. Wel vormen ze aanleiding voor debat, vragen ze om argumenten, of geven ze aan welk deel in het theorieblok nadruk verdient. 23 Wordcloud Doelstelling: Leerdoel 3. De leerlingen maken kennis met principes en concepten van de rechtsstaat. Dit biedt een aanloop voor een theoretisch blok, of voor een casus. Methode: De leerlingen krijgen één of meer begrippen te zien. Hen wordt gevraagd waaraan zij daarbij denken. Dit gebeurt via PollEverywhere, zodat ze zonder schroom kunnen deelnemen. Voorbeelden: “De rechtsstaat” “Klassenjustitie” “De grondwet” 24 Puntenpakkers Doelstelling: Leerdoel 4. De leerlingen tonen wat ze hebben onthouden van een theorieblok. Het competitief element zorgt ervoor dat ze alert blijven als de theorie wordt gegeven. Methode: De leerlingen zitten in groepen. In de loop van de gehele les wordt af en toe een vraag gesteld. De groep die eerst het juiste antwoord geeft, krijgt een punt. Om tragere leerlingen een kans te bieden, kan ook een punt gaan naar al de groepen die het juiste antwoord geven. Ze mogen dan niet het antwoord van elkaar horen. Dat kan bv door hen het antwoord te laten opschrijven. Als je wat meer ruimte voor wil vrijmaken, kan je de leerlingen in groep over het antwoord laten nadenken en pas op een afgesproken tijdstip laten antwoorden, eventueel met onderbouwing. Een handige site om dit te timen is Classroomscreen. De punten worden verzameld, zodat op het eind een groepswinnaar wordt uitgeroepen. Dit kan gecombineerd worden met de quiz (zie verder). Voorbeelden: Wie toetst wetten van het parlement aan de grondwet? Op welke plaats staat België in de rangorde van rechtsstaten? 25 Workshop ‘De grondwet herschrijven’ Doelstelling: Leerdoelen 3, 4 en 5. De leerlingen maken kennis met de grondwet en lezen welke grondrechten erin staan. Ze denken na over het nut en het belang van grondrechten. Ze leren waarom het belangrijk is om grondrechten in een grondwet te plaatsen die moeilijk te wijzigen is. Methode: De leerlingen worden in groepen verdeeld. Elke groep krijgt een versie van titel II van de Grondwet. Ze bespreken welke grondrechten ze eventueel willen schrappen, en welke ze willen toevoegen. Ze rapporteren hun conclusies, waarna een bespreking over de groepen heen volgt. De oefening sluit af met een filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=EFDf_7boRzM Eventueel kan je de leerlingen actief laten kijken naar dat filmpje. Bijvoorbeeld een bingo met sleutelwoorden. 26 Discussie Doelstelling: Leerdoelen 3, 4 en 5. De leerlingen discussiëren over een actueel thema dat aan de waarden van de rechtsstaat raakt. Methode: De leerlingen krijgen een casus voorgesteld uit de actualiteit. De feiten worden meegegeven. Aan de leerlingen wordt gevraagd hoe zij die casus beoordelen. Op basis daarvan worden de knelpunten besproken, en waar die wel of eigenlijk juist niet schuren met de rechtsstaat. Er wordt besproken hoe een rechtsstaat hiermee om moet gaan. Als er wel degelijk een probleem is, hoe lossen we dat dan op? Als er niet echt een probleem is, waar komt die perceptie dan vandaan, en hoe problematisch is dat dan voor de rechtsstaat? Voorbeelden: Over Klassenjustitie: ▪ de zaak Sanda Dia, de Reuzegommers, en Acid Over de niet-naleving van arresten: ▪ Asiel & Migratie ▪ Overbevolking in de gevangenissen Over de activistische (?) rechter: ▪ Het Klimaatarrest Over de spanning tussen legaliteit en efficiëntie in crisistijd ▪ Coronamaatregelen Tips Selecteer de casus of casussen die jongeren het meest beroert. Maar zorg ook dat je zelf een zeer goede kennis hebt van de feiten, en dat je bijvoorbeeld eventuele vonnissen, arresten of rapporten die ter sprake komen zelf hebt gelezen.. Als jongeren het niet eens zijn met een uitspraak, vraag dan wat ze zelf zouden beslist hebben als ze rechter waren, rekening houdend met alle omstandigheden (bv beklaagde A in de ene zaak is strenger gestraft dan beklaagde B die in een andere zaak een werkstraf kreeg, maar A weigerde een werkstraf). 27 Quiz Doelstelling: Leerdoelen 1 en 2. De leerlingen tonen wat ze hebben onthouden van de les. Het competitief element motiveert hen om op te letten. Tegelijk zorgt dit voor herhaling. Methode: Met meerkeuzevragen worden begrippen en eenvoudige leerelementen herhaald die in de les besproken werden. Hiervoor kan Kahoot gebruikt worden. De leerlingen kunnen individueel deelnemen, of als groep. Dit kan eventueel gecombineerd worden met ‘Puntenpakkers’: een extra punt gaat dan naar de winnaar van een quizvraag, of naar de winnaar van de gehele quiz. Voorbeelden: Een rechtsstaat is A. Een staat waar de overheidsmacht aan banden wordt gelegd door de volkswil B. Een staat waar overheidsmacht primeert C. Een staat waar de overheidsmacht aan banden wordt gelegd door het recht D. Een staat waar de overheid niet gebonden is door het recht De regering controleert het parlement. A. Waar B. Niet waar België is al veroordeeld wegens… A. Het niet bestraffen van criminelen B. Te weinig groene zones in de steden C. Overbevolking in de gevangenis D. Te weinig kinderopvang 28 V. Tips 1. Leerlingen houden van structuur. Geef hen aan het begin van de les gerust mee wat de doelen zijn, wat ze kunnen verwachten en wat jullie van hen verwachten. Koppel tijdens de les (bv. bij een nieuwe lesfase) gerust nog eens (kort) terug naar die doelen en het doel dat dan van toepassing is. 2. Activerende oefeningen nemen tijd. Wees voorbereid om delen van de les in te korten of te schrappen eerder dan een levendige discussie af te breken. 3. Met lange theoretische blokken en abstracte begrippen ben je de leerlingen snel kwijt. Geef zo veel mogelijk concrete voorbeelden uit hun leefwereld. Vraag hen wat ze zelf denken, en neem dat mee in je uitleg. 4. Leerlingen slaan informatie die zowel via woorden als via beeld wordt gepresenteerd, gemakkelijker op dan wanneer je alleen maar woorden gebruikt. Verrijk woorden dus met beelden, maar zorg dat ze passen bij je boodschap, en vermijd overbelasting. 5. Als je leerlingen aan het woord laat, doe er dan iets mee. Neem het mee in je verdere uitleg, of in een discussie. 6. Neem leerlingen ernstig. Als ze een mening zeggen die bij hen leeft, schuif dit dan niet zomaar weg als fout of ongegrond. Leg uit waarom de zaak eventueel genuanceerder is. Maar erken dat de perceptie in één zaak de uiting kan zijn van een gevoelen (bv van klasse-justitie) dat breed gedeeld wordt, en dus een structurele oplossing behoeft. 7. Een leerling kan soms iets schokkends of provocerend zeggen. Laat dat niet zomaar liggen. Vraag waarom deze leerling er zo over denkt. Vraag aan anderen om erop te reageren. Leg uit wat de consequenties zijn van wat de leerling voorstelt. 8. Stellingen polsen naar overtuiging, niet naar waarheid. Het antwoord van leerlingen is dus niet juist of fout. Wel vormen ze aanleiding voor debat, vragen ze om argumenten, of geven ze aan welk deel in het theorieblok nadruk verdient. 9. Selecteer de casus of casussen die jongeren het meest beroert. Maar zorg ook dat je zelf een zeer goede kennis hebt van de feiten, en dat je bijvoorbeeld eventuele vonnissen, arresten of rapporten die ter sprake komen zelf hebt gelezen. 10. Als jongeren het niet eens zijn met een uitspraak die ter discussie ligt, vraag dan wat ze zelf zouden beslist hebben als ze rechter waren, rekening houdend met alle omstandigheden (bv beklaagde A in de ene zaak is strenger gestraft dan beklaagde B die in een andere zaak een werkstraf kreeg, maar A weigerde een werkstraf). 29

Use Quizgecko on...
Browser
Browser