Summary

This document appears to be an academic paper or lecture notes about Vergilius' Aeneid. It discusses the context of the Aeneid in Roman history and culture, with a particular focus on its potential role as propaganda for Augustus. The paper references key figures and events from the Aeneid, including the encounter with Anchises and the mythological background of Aeneas's journey.

Full Transcript

Afbeelding met schets, Menselijk gezicht, portret, stijl Automatisch gegenereerde beschrijving Inhoudsopgave {#inhoudsopgave.Kopvaninhoudsopgave} ============= [INLEIDING 4](#_Toc183529019) [Voorwoord 4](#_Toc183529020) [Vaak gebruikte afkortingen 7](#_Toc183529021) [Extra aandacht voor de coni...

Afbeelding met schets, Menselijk gezicht, portret, stijl Automatisch gegenereerde beschrijving Inhoudsopgave {#inhoudsopgave.Kopvaninhoudsopgave} ============= [INLEIDING 4](#_Toc183529019) [Voorwoord 4](#_Toc183529020) [Vaak gebruikte afkortingen 7](#_Toc183529021) [Extra aandacht voor de coniunctivus (CON); 1 8](#_Toc183529022) [Extra aandacht voor de coniunctivus (CON); 2 9](#_Toc183529023) [Extra aandacht voor de coniunctivus (CON); 3 (met dank aan Kees Jan Rademaker en KLG) 10](#_Toc183529024) [Extra aandacht voor de coniunctivus (CON); 4 (met dank aan Kees Jan Rademaker en KLG) 11](#_Toc183529025) [De voegwoordendriehoek 12](#_Toc183529026) [De qu- woorden: wat een \*\*\*-woorden ook altijd! (1) 13](#_Toc183529027) [De qu- woorden: wat een \*\*\*-woorden ook altijd! (2) 14](#_Toc183529028) [De vertaling op het examen 15](#_Toc183529029) [De AcI en de NcI 16](#_Toc183529030) [Gerundium of toch een Gerundivum? 17](#_Toc183529031) [De Aeneis (Publius Vergilius Maro, 70-19 voor Christus) als propaganda voor Augustus 18](#de-aeneis-publius-vergilius-maro-70-19-voor-christus-als-propaganda-voor-augustus) [Vergilius en Augustus 18](#vergilius-en-augustus) [Goden aan de wieg van Rome 18](#goden-aan-de-wieg-van-rome) [Imitatio of aemulatio? Bewuste compositie van de Aeneis 19](#imitatio-of-aemulatio-bewuste-compositie-van-de-aeneis) [Het verhaal van de Aeneis 20](#het-verhaal-van-de-aeneis) [De betekenis van boek 6 21](#de-betekenis-van-boek-6) [De ontmoeting met Anchises 21](#de-ontmoeting-met-anchises) [De chronologie binnen de Aeneis 22](#de-chronologie-binnen-de-aeneis) [De Aeneis: een traditioneel epos 23](#de-aeneis-een-traditioneel-epos) [Een indruk van de stamboom van Aeneas 24](#_Toc183529041) [HOOFDSTUK 2 AENEAS KOMT IN CARTHAGO AAN (Boek 1) 25](#hoofdstuk-2-aeneas-komt-in-carthago-aan-boek-1) [Het prooemium van Vergilius' Aeneis vergeleken met de prooemia van Ilias en Odyssee. 33](#het-prooemium-van-vergilius-aeneis-vergeleken-met-de-prooemia-van-ilias-en-odyssee.) [HOOFDSTUK 4 AENEAS MOET TROJE VERLATEN (Boek 2) 49](#hoofdstuk-4-aeneas-moet-troje-verlaten-boek-2) [HOOFDSTUK 7 AENEAS IN DE ONDERWERELD (Boek 6) 61](#hoofdstuk-7-aeneas-in-de-onderwereld-boek-6) **\ ** **\ ** ![](media/image2.png)**\ ** **\ ** **[\ ]** **[\ ]** **[\ ]** ![](media/image5.png)**[\ ]** **[\ ]** **[\ ]** **[\ ]** **[\ ]** **[\ ]** **\ ** De Aeneis (Publius Vergilius Maro, 70-19 voor Christus) als propaganda voor Augustus ==================================================================================== We lezen slechts Latijnse passages uit de boeken 1, 2, 6, 8, 9 en 12 van de Aeneis van Vergilius. Het zou zonde zijn niet meer van Vergilius te weten dan wat uit het examenpensum opgemaakt kan worden. Aan de andere kant staat veel van het volgende, wellicht anders geformuleerd, ook in de bundel. Het zij zo. Vergilius en Augustus --------------------- Vergilius was door zijn schrijftalent (Bucolica 42 - 39, Georgica 37 - 29) opgevallen bij Augustus' minister van cultuur, Maecenas. Vergilius zou wel eens de aangewezen man kunnen zijn om Rome een nationaal epos te geven, en daarmee een identiteit. De Grieken konden bogen op twee majestueuze epen, de Ilias en de Odyssee van Homerus. Aan Rome een identiteit geven, een gevoel van nationale trots, paste prima binnen het herstelprogramma van Augustus, dat bekend staat onder de naam Pax Augusta. De Pax Augusta bestaat uit drie onderdelen. Vrede in het hele rijk, herziening van normen en waarden, imposant bouwprogramma. Pax suggereert dat het alleen om het stichten van vrede ging, maar afgezien daarvan vond Augustus ook het zijne van de normen en waarden in zijn eigen tijd, namelijk dat die aan herziening toe waren. Op zich merkwaardig, want zelf nam hij het ook niet altijd overal even nauw met die normen. Zijn eigen dochter Julia, maar bijvoorbeeld ook een bekende dichter als Publius Ovidius Naso werden van die drang naar de oude normen en werden het slachtoffer. Om tenslotte Rome "smoel" te geven wilde hij met name binnen de stad een omvangrijk bouwprogramma realiseren. Dan kon het toch geen kwaad daarvoor de steun van zijn bevolking te krijgen. Die steun moest gemobiliseerd worden. Als middel werd een propagandistisch epos ingezet, gecomponeerd door een van de meest talentrijke dichters van die tijd, afkomstig uit het noorden van Italië, Mantua om precies te zijn. Publius Vergilius Maro mocht ervoor zorgen dat Augustus onvoorwaardelijke steun kreeg van zijn bevolking. Niet alleen de expansie van het rijk (voortkomend uit de voorgenomen verdediging van het rijk) moest gelegitimeerd worden. Ook de wel wat minder populaire maatregelen en acties van Augustus moesten "verkocht" worden aan het volk. In 29 startte Vergilius zijn Aeneis. Bij zijn dood in 19 was het werk niet af. Goden aan de wieg van Rome -------------------------- Kern van het verwerven van de steun was de noodzaak om nadruk te leggen op de afkomst van Augustus, die via de adoptie door zijn adoptievader Caesar zijn genealogische lijn terug kon laten lopen tot aan Aeneas, en dus tot diens goddelijke moeder Venus. Noem daarbij ook de goddelijke vader van de tweeling Romulus en Remus, Mars, die Rea Silvia bezwangerde, en Rome zat er qua goddelijke steun dus wel warmpjes bij. Zoals ook Romulus indertijd na de Sabijnse maagdenroof de arme meiskes al had verzekerd dat ze weliswaar geschaakt waren maar dat voor hen toch altijd de steun van de "goddelijke' Romeinen beschikbaar was, zo wilde ook Augustus zijn bestaan en handelen presenteren als goedgekeurd door de goden (en het **[fatum]{.smallcaps}**!). Lastig om aan de intenties van zo iemand te gaan twijfelen! En vergeet niet, dat uit de Aeneis blijkt, boek 6, dat Anchises zijn zoon Aeneas in de Onderwereld voorspelde wat er allemaal zou gebeuren: een grote toekomst voor Rome ten tijde van het principaat van Augustus. En Anchises had het toch allemaal niet verkeerd gezien! Wij lezen in boek 8 over het schild dat Aeneas van zijn moeder Venus krijgt en waarop scènes uit de Romeinse geschiedenis te zien waren. Van Ascanius tot de zogende wolvin tot bekende Romeinse mannetjesputters als Horatius Cocles, Cloelia, Marcus Manlius tot uiteindelijk de slag bij Actium. Het schild zou normaal gesproken veel te klein zijn, zouden wij kritische lezers tegenwerpen. Eén groot **vaticinium ex eventu** eigenlijk, net als de onderwereldscène in boek 6. Omdat het begrip **[fatum]{.smallcaps}** een rode lijn vormt binnen de compositie van de Aeneis geef ik de term in de voetnoten consequent een speciale **[lay-out]{.smallcaps}**. Imitatio of aemulatio? Bewuste compositie van de Aeneis ------------------------------------------------------- Vergilius slaagde erin (al was het werk bij zijn dood nog niet helemaal gereed voor publicatie: "krachten" rondom Augustus zorgden ervoor dat het werk toch gepubliceerd werd) in één werk de twee thema's van de Homerische epen aangepast in 12 boeken samen te ballen. Geheel in de traditie dat de Romeinen vonden dat wat ze maakten beter moest zijn dan het werk van hun voorgangers (**aemulatio**) en niet alleen een kopie van dat werk (**imitatio**). Een toelichting. Homerus schreef de Ilias en de Odyssee. Beide epen bestaan uit 24 boeken/boekrollen en die zijn "genummerd" met de letters van het Griekse alfabet, A-Ω voor de Ilias, en α-ω voor de Odyssee. Grofweg gaat de Ilias over de irritatie van Achilles wanneer hij zich door een collega-held onfatsoenlijk behandeld voelt. De Ilias speelt in de laatste 50 dagen van de tienjarige Trojaanse oorlog, waarvan het einde meestal ongeveer in 1184 gedateerd wordt. De goden mengen zich volop in de gevechten en zijn daardoor actief in het verhaal betrokken. De Odyssee beschrijft de terugkeer naar Ithaka van één van de Griekse helden, Odysseus, na de oorlog. Het is een terugkeer met vele ontmoetingen, gevaarlijke en ongevaarlijke, met vele ontberingen en met nogal wat goddelijke inmenging. Poseidon bijvoorbeeld, die Odysseus voortdurend tegenwerkt. Aan de epische conventie van "sturende goden" is voldaan. Chronologisch is er eerst de Trojaanse oorlog, daarna de terugkeer van Odysseus. Vergilius begint in 29 en schrijft een Aeneis in 12 boeken en verbindt daarin thema's als oorlog (zie Ilias) en reis/tocht (zie Odyssee) ingenieus. Zo is de oorlog in de Aeneis niet de Trojaanse oorlog, maar de oorlog die Aeneas bij aankomst in Italië moet voeren tegen Turnus. En bij de reis gaat het niet om een terugkeer naar huis, maar om een tocht met een missie, namelijk de tocht die Aeneas onderneemt met als uiteindelijk doel het stichten van een nieuw vaderland. Een nieuw Troje, omdat het oude met de grond gelijk gemaakt is. Hier hebben we de omgekeerde chronologische volgorde, andere thema's en niet alleen maar een mythisch verhaal aan de oppervlakte, maar ook een historische versie van het verhaal in de vertellaag daaronder. Allemaal in het kader van het propageren van de Pax Augusta: zoals in de oppervlaktelaag (dat wat we daadwerkelijk lezen) Aeneas vanuit de puinhopen van het rokende Troje een nieuw Troje sticht in Italië, gesteund door de goden en het **[fatum]{.smallcaps}**, onder opoffering van zijn persoonlijke belangen, zo zal in de diepere laag (waarvoor staat Vergilius' Aeneas nou eigenlijk model?) Augustus op de puinhopen van het (na de eerste eeuw vol burgeroorlogen) rokende Rome een nieuw Rome vestigen, gesteund door de goden en het **[fatum]{.smallcaps}**. We nemen aan ook onder opoffering van zijn persoonlijke belangen. Dat de mensen in de tijd van Augustus voor deze propaganda zwichtten, is niet zo raar. De gens Julia, waartoe Augustus via zijn adoptiefvader C. Iulius Caesar behoort, stamt via Aeneas af van Venus. Dat kan niet genoeg benadrukt worden. Het is al bijna genoeg voor de bovenbedoelde legitimering. Als zelfs de goden het eens zijn met de (machts)positie van Rome, hoe kunnen mensen daar dan vraagtekens bij plaatsen? Kritisch op zijn? Het verhaal van de Aeneis ------------------------- Aeneas is de zoon van de Trojaan Anchises en de godin Venus. Hij is voorbestemd te ontsnappen aan de verwoesting van zijn vaderstad en elders een nieuw vaderland te stichten: zijn missie is goddelijk en Venus steunt haar zoon en die missie dus ook. De positie van de goden is voor ons misschien merkwaardig in dit opzicht. Zij kennen het **[fatum]{.smallcaps}** (dat dus zegt dat Aeneas een nieuwe stad zal stichten voor de overlevende Trojanen) allemaal. Toch willen sommigen Aeneas zodanig dwarsbomen dat zijn missie mislukt. En dat laatste kan dus niet. Zelfs Jupiter schikt zich naar het **[fatum]{.smallcaps}**, waarbij we dan meestal de geheimzinnige woorden spreken: de wil van Jupiter en het **[fatum]{.smallcaps}** zijn identiek. Ook een godin als Juno probeert uit eigenbelang Aeneas te verhinderen Rome te stichten: niets menselijks is de goden vreemd. Bij het Parisoordeel (de mythische oorzaak van de Trojaanse oorlog) hadden niet Juno en Minerva, maar had Venus de appel voor de mooiste godin gekregen van de Trojaanse scheidsrechter Paris. Juno was dus nijdig en koos in de oorlog de kant van de Grieken, net als Minerva (denk aan het houten paard, waarbij zij betrokken was, en aan de beïnvloeding van de Trojaanse opinie na de dood van hun priester Laocoön). Bovendien wist Juno -- ook dat was voorbeschikt -- dat haar lievelingsstad Carthago veel later door Rome verwoest zou worden. Ze wilde Aeneas dwarsbomen zodat die zijn plan zou laten varen en zijn bestemming nooit zou bereiken. Tegelijk wist zij zich aan het **[fatum]{.smallcaps}** gebonden. Het **[fatum]{.smallcaps}** gaat boven de persoonlijke belangen van, in dit geval, Juno. Tragische Juno eigenlijk. Ze wist dat haar plan nooit uit zou komen en toch probeerde ze het door te zetten. Het verhaal van de Aeneis behelst een periode van zeven jaar, te beginnen bij het moment dat de Grieken na tien jaar oorlog Troje innemen. Het verhaal eindigt bij de overwinning van de Trojanen in Latium. Het eerste boek begint na het prooemium (de inleiding waarin de verteller inspiratie vraagt aan de muze om zijn verhaal te vertellen, meer in het bijzonder waarom Juno zo dwars lag) met de schipbreuk van Aeneas in de Middellandse zee, waarna hij aanspoelt op de Afrikaanse kust. Daar is de Carthaagse koningin Dido (ook Elyssa\* genoemd) bezig een stad te bouwen, Carthago. Aan het eind van het eerste boek is Aeneas, gastvrij opgenomen en ontvangen door deze Dido, te gast aan een banket. Hij vertelt dan (in het tweede en derde boek) op haar verzoek in retrospectief/flashback (raamvertelling) wat hij heeft mee gemaakt. Er bloeit door toedoen van Venus (die als moeder alleen het allerbeste voor haar zoon wil) en Juno (met haar eigen agenda dus) een liefde op tussen Dido en Aeneas. Die liefde, blijkt in het vierde boek, is geen geluk beschoren omdat Aeneas, daartoe gedwongen door de goden (en door Mercurius aangekondigd), zijn tocht moet hervatten. Daarna pleegt Dido zelfmoord (zou deze mythische gebeurtenis misschien iets te maken hebben met de historische gebeurtenissen in de Punische oorlogen?). Aeneas komt in het vijfde boek terecht in Italië en gaat, in het zesde boek, bij Cumae, samen met de priesteres van Apollo en Diana, de Sibylle, als levende mens de Onderwereld in. Hij wil daar zijn eerder overleden vader Anchises ontmoeten. Hij ontmoet daar verschillende mensen, onder wie Palinurus (zijn vroegere stuurman), Dido, Charon en inderdaad Anchises. Van zijn vader krijgt hij de grote toekomst van de stad die hij nog moet gaan stichten te horen, en wel tot aan de tijd van Augustus/Octavianus (zie onder). De laatste zes boeken beschrijven Aeneas' aankomst in Latium en de oorlog met Turnus: die was nijdig omdat de vrouw met wie hij verloofd was uiteindelijk koos voor de Trojaanse held. In het twaalfde boek wordt de strijd van Aeneas en Turnus beschreven, die eindigt met Turnus' dood. (\* *net uit is het aan te raden boek van Irene Vallejo, Elyssa. Leesfragment: https://www.athenaeum.nl/leesfragmenten/2024/elyssa*) De betekenis van boek 6 ----------------------- []{#Betekenisboek6.anchor}De afdaling van Aeneas in de Onderwereld vormt in het geheel van de Aeneis een keerpunt. De reis vanuit Troje naar zijn nieuwe vaderland is nagenoeg afgerond en de oorlog met o.a. Turnus moet nog komen. De Aeneas uit de eerste vijf boeken is nog wat onzeker: hij heeft het volbrengen van zijn missie niet vastomlijnd in zijn hoofd, legt zich gemakkelijk neer bij de zaken die hem overkomen en van het volbrengen van zijn opdracht af houden. Eenmaal uit de Onderwereld gekomen, dus na het zesde boek, is hij doortastender, zekerder, volhardender. Hij is zich zijn doel volledig bewust en concentreert zich op de taken, ook de nare taken (oorlogen voeren) die dat met zich mee brengt. Keerpunt is dus het bezoek aan de Onderwereld. Hij is daarin afgedaald omdat hij daartoe aangespoord was door de schim van zijn overleden vader Anchises. Die ontmoet hij helemaal aan het eind van boek 6. Overigens heeft ook Homerus in de Odyssee een afdaling van de hoofdpersoon in de Onderwereld opgenomen, en wat dat betreft is de navolging (**imitatio**) duidelijk, al is ook hier weer eerder sprake van poging tot overtreffen (**aemulatio**) dan alleen maar van kopieerdrift. Als je de hoofdpersonages van de Odyssee en de Aeneis, Odysseus en Aeneas, vergelijkt, dan zie je dat de Odysseus bij Homerus weinig ontwikkeling doormaakt: het is dezelfde sluwe vogel die uit Troje vertrekt als die in Ithaka de strijd met de vrijers beslecht. Je zou hem een "flat character" kunnen noemen. Kijk je daarentegen naar Aeneas, en vergelijk je daarbij de Aeneas uit de boeken 1 t/m 5 met die van de boeken 7 t/m 12, dan is op hem eerder de term "round character" van toepassing. De tocht in de Onderwereld valt in drie delen uiteen: 1. de voorbereidingen ertoe; 2) de tocht door de Onderwereld; 3) de ontmoeting met Anchises. De ontmoeting met Anchises -------------------------- Anchises geeft zijn zoon eerst uitleg over het leven na de dood. De menselijke ziel moet na de dood eerst gereinigd worden van het lichaam. Hoe deugdzamer de ziel, des te makkelijker gaat dat. Is dat gebeurd, dan komen de zielen in het Elysium waar ze moeten wachten om opnieuw geboren te worden. In dat nieuwe leven krijgen ze weer een kans een deugdzaam leven te leiden. Degenen die zoals Anchises zelf al een zeer deugdzaam leven hebben geleid, zijn al zuiver en gereinigd genoeg en die mogen van de eeuwige rust genieten. Cyclus van leven en dood dus, die hoop geeft en aanspoort tot deugdzaam leven. Na een lange uitleg en indeling in typen (zielen van) doden, komt Anchises uiteindelijk toe aan de groep van de zielen die van de rivier de Lethe zullen drinken om na duizend jaar weer te reïncarneren in een nieuw lichaam. Die zien ze, vader en zoon, vanaf een heuvel in de verte. Anchises kan op deze manier, "kijkend" in de toekomst, aan Aeneas de toekomst van Rome schetsen aan de hand van een aantal belangwekkende personen. Hij ziet Romulus, de stichter van Rome, en vlak erna Octavianus, als een soort van tweede stichter van Rome, Numa Pompilius (die het prille Rome wetten en godsdienst bracht), Tullus Hostilius (die Rome weer een vijandige mogendheid maakte), Ancus Marcius (de laatste koning voor de Tarquinii de boel overnamen), Brutus (die na de zelfmoord van Lucretia de Etruskische koningen er uit mikte en op die manier aan de wieg stond van de republiek), Cato, Scipio (overwinnaar van Hannibal, een Carthager\...), Pompeius, Caesar en meer. De toekomstbeelden geven Aeneas vertrouwen, hoop en perspectief: zijn opdracht, inclusief de zelfopoffering, zal niet voor niets blijken te zijn. Aeneas is van een nog onzekere reiziger op de weg naar een "nieuw vaderland" uit de eerste vijf boeken een zelfverzekerde, doortastende held geworden die zijn lot, zijn **[fatum]{.smallcaps}** accepteert, bijna zoals een Stoïcijn het lot accepteert (omdat hij ziet dat het nou eenmaal zo is en dat het beter is je neer te leggen bij wat onvermijdelijk en onontkoombaar is). Anchises eindigt zijn uiteenzetting met een vergelijking tussen Grieken en Romeinen: de Grieken zijn artistiek en wetenschappelijk gezien superieur, de Romeinen daarentegen overtreft geen volk in het besturen, het brengen van vrede en beschaving. De chronologie binnen de Aeneis ------------------------------- Vergilius heeft de chronologie naar zijn eigen wensen aangepast. Vooruit, dichterlijke vrijheid. Een paar opmerkelijke zaken met betrekking tot jaartallen die voor Vergilius als alwetend verteller hoogstwaarschijnlijk bekend waren. Troje viel in 1184. Aeneas vertrok uit Troje nadat hij eerst schepen gefabriceerd had. Hij is zeven jaar onderweg als hij, na allerlei omzwervingen en avonturen, met zijn twintig schepen door een storm overvallen wordt op het moment dat hij via de westkant om Sicilië heen wil varen richting Avondland, Italië dus. Dan zitten we dus in 1177. Hij spoelt met het restant van zijn schepen, zeven stuks, aan op het strand vlakbij Carthago. Probleem. Carthago bestond toen nog niet, want het werd in 814 gesticht. Juno die Aeneas uit koers wil drijven heeft de storm dus in 1177 veroorzaakt. Waarom wil Juno Aeneas tegenhouden? Omdat zijn nakomelingen in 753 Rome stichten en de latere nakomelingen in 146 haar stad Carthago veroveren. Om die reden plaatst ze hem ruim drie en een halve eeuw verderop in de tijd om aanwezig te zijn bij de bouw van Carthago. Aeneas blijft een jaar in Carthago bij Dido en gaat dus in, pak 'm beet, 813 weer verder. Ook dan wordt hij overvallen door een storm, die hem op Sicilië brengt en dus weer in 1176 plaatst. Chronologie, het is wel een dingetje bij de Aeneis. Voor de topografie geldt iets vergelijkbaars. Een voorbeeld van dichterlijke vrijheid op dat gebied zien we in boek 4 wanneer haar zuster Anna een pleidooi voert bij Dido/Elyssa\* om voor Aeneas te vallen. De door haar als dichtbij gesitueerde Sirte en Barce liggen ruim 1100 kilometer ver, in Libië nota bene. \* De Aeneis: een traditioneel epos -------------------------------- Als Ilias en Odyssee voorbeelden zijn van een traditioneel epos, dan is de Aeneis wel het summum daarvan! We zetten de kenmerken nog even op een rijtje, toegespitst op de Aeneis: de Aeneis is één lang verhalend gedicht (10.000 verzen in 12 boeken) met een doorlopende verhaallijn over de omzwervingen van Aeneas, zijn aankomst in Italië, één handeling van één hoofdpersoon (Aeneas vervult zijn missie: uiteindelijk sticht hij een nieuwe stad), verteld door een alwetende verteller (Vergilius overziet alles, inclusief de gedachten van de personages) de belangrijkste personen zijn helden uit het verleden: Aeneas is zo'n held de goden spelen een belangrijke, sturende, soms becommentariërende rol: Venus beschermt hem, Juno wil hem tegenwerken, Jupiter overziet alles de toon is serieus en verheven: Romes grootheid is van godswege bepaald. Er wordt "lastig" Latijn gebruikt, bovendien poëzie het morele gehalte van het verhaal is hoog. Antieke Romeinse **virtutes** staan centraal: **clementia** (mildheid) en **iustitia** (rechtvaardigheid). Daarnaast is Aeneas bereid alle persoonlijke belangen op te offeren voor het uitvoeren van zijn taak, die hem door de goden opgelegd is, een **virtus** kwaliteit die het best "gevangen" wordt met het Latijnse woord **pietas** (het nakomen van de verplichtingen die iemand heeft t.a.v. zijn familie en verwanten, het vaderland, de goden en zijn vrienden) het gebruikte metrum is de (katalektische) dactylische hexameter, al zijn zo'n 55 verzen niet compleet Dat de Aeneis een volwaardig epos is, is duidelijk, en zelfs meer dan dat. Ook in een paar andere opzichten volgt Vergilius Homerus expliciet na. Zo doet de structuur van de Aeneis sterk denken aan die van de Ilias en de Odyssee samen, maar wel met de al eerder genoemde verschillen. Ook in een enkele scène zie je bij het lezen als het ware Homerus voor je. De afdaling van Odysseus in de Onderwereld is een goed voorbeeld. Waar Aeneas Dido ontmoet, ontmoet Odysseus Ajax: de passages vertonen veel overeenkomsten. En het gevecht tussen Turnus en Aeneas, aan het eind van het twaalfde boek vertoont overeenkomsten met het legendarische gevecht voor Troje tussen Achilles en Hector. En zo zijn er nog wel meer voorbeelden te noemen. Tenslotte zie je bij de Aeneis af en toe ruim uitgemeten vergelijkingen opdoemen, die we heel toepasselijk maar Homerische vergelijkingen noemen: typisch voor epos. Zijn er ook significante verschillen met het Homerische epos? Jawel, enkele duidelijke. De dubbele verhaallaag, met dus een link naar de geschiedenis, bij Vergilius is nieuw, Homerus heeft dat er niet in zitten. En men zegt wel eens dat Vergilius, meer dan Homerus, aandacht besteedt aan het innerlijk van zijn personages: wat dachten ze, wat waren hun motieven, en hoe past hun handelen bij hun overwegingen? Dat is eerder typisch Alexandrijns dan Homerisch. HOOFDSTUK 2 AENEAS KOMT IN CARTHAGO AAN (Boek 1) ================================================ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [1. prooemium: de woede van | | | Juno (1.1 - 33);]{.smallcaps} | | | Aen. 1, 1-8 (p.26);** ***a. | | | Inleiding (1)*** | | +===================================+===================================+ | Arma[^1^](#fn1){#fnref1 | De krijgsdaden/oorlog en de man | |.footnote-ref} | bezing ik, die als eerste van de | | virum[^2^](#fn2){#fnref2 | kusten van Troje door het noodlot | |.footnote-ref}que | vluchtend/verbannen naar Italië | | cano[^3^](#fn3){#fnref3 | [kwam] en naar de | |.footnote-ref}, | kusten/stranden van Lavinium, | | Troiae[^4^](#fn4){#fnref4 | nadat hij veel zowel over landen | |.footnote-ref} ***qui*** primus | als op de volle zee heen en weer | | ab oris | was geslingerd, door de macht van | | | de goden, wegens de | | Italiam fato[^5^](#fn5){#fnref5 | onverzoenlijke woede van de wrede | |.footnote-ref} profugus | Juno, en nadat hij ook veel | | Laviniaque [venit] | door/in de oorlog had geleden, | | | [om] uiteindelijk een | | litora[^6^](#fn6){#fnref6 | stad [te] | |.footnote-ref}, multum ille et | [stichten], en de | | terris iactatus et alto | goden [(over) te | | | brengen] naar Latium; | | vi superum, saevae memorem | waaruit/uit wie het Latijnse | | Iunonis ob iram, | geslacht [is | | | ontstaan] en de | | 5 multa quoque et bello passus, | Albaanse voorvaderen en de muren | | ***dum*** | van het hoge Rome. | | **[conderet]** urbem, | | | | | | **[inferret]**que | | | deos Latio; genus unde Latinum | | | ^[ortum\ est]^ | | | | | | Albanique patres atque altae | | | moenia Romae. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [1. prooemium: de woede van | | | Juno (1.1 - 33);]{.smallcaps} | | | Aen. 1, 1-8 (p.26);** ***a. | | | Inleiding (1) tweemaal vanwege de | | | complexiteit*** | | +===================================+===================================+ | Arma virumque cano, Troiae | De krijgsdaden/oorlog en de man | | ***qui*** primus ab oris | bezing ik, die als eerste van de | | | kusten van Troje door het noodlot | | Italiam fato profugus Laviniaque | vluchtend/verbannen naar Italië | | [venit] | [kwam] en naar de | | | kusten/stranden van Lavinium, | | litora, multum[^7^](#fn7){#fnref7 | nadat hij veel zowel over landen | |.footnote-ref} ille et terris | als op de volle zee heen en weer | | iactatus et | was geslingerd, door de macht van | | alto[^8^](#fn8){#fnref8 | de goden, wegens de | |.footnote-ref} | onverzoenlijke woede van de wrede | | | Juno, en nadat hij ook veel | | vi superum[^9^](#fn9){#fnref9 | door/in de oorlog had geleden, | |.footnote-ref}, saevae | [om] uiteindelijk een | | memorem[^10^](#fn10){#fnref10 | stad [te] | |.footnote-ref} | [stichten], en de | | Iunonis[^11^](#fn11){#fnref11 | goden [(over) te | |.footnote-ref} ob iram, | brengen] naar Latium; | | | waaruit/uit wie het Latijnse | | 5 multa[^12^](#fn12){#fnref12 | geslacht [is | |.footnote-ref} quoque et bello | ontstaan] en de | | passus, ***dum*** | Albaanse voorvaderen en de muren | | **[conderet]**[^13^]( | van het hoge Rome. | | #fn13){#fnref13 | | |.footnote-ref} | | | urbem[^14^](#fn14){#fnref14 | | |.footnote-ref}, | | | | | | **[inferret]**que | | | deos[^15^](#fn15){#fnref15 | | |.footnote-ref} | | | Latio[^16^](#fn16){#fnref16 | | |.footnote-ref}; | | | genus[^17^](#fn17){#fnref17 | | |.footnote-ref} unde Latinum | | | ^[ortum\ est]^ | | | | | | Albani[^18^](#fn18){#fnref18 | | |.footnote-ref}que patres atque | | | altae[^19^](#fn19){#fnref19 | | |.footnote-ref} moenia Romae. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [1. prooemium: de woede van | | | Juno (1.1 - 33);]{.smallcaps} | | | Aen. 1, 8-11 (p.26);** ***a. | | | Inleiding (2)*** | | +===================================+===================================+ | Musa[^20^](#fn20){#fnref20 | Muze, vermeld/vertel mij de | |.footnote-ref}, mihi causas | oorzaken, door welke belediging | | memora, *quo | van haar goddelijke macht, of | | numine*[^21^](#fn21){#fnref21 | waarover verontwaardigd de | |.footnote-ref} | koningin van de goden de man, | | *laeso*[^22^](#fn22){#fnref22 | opvallend/beroemd door | |.footnote-ref}, | plichtsgevoel, [ertoe gebracht | | | heeft] zovele | | quidve[^23^](#fn23){#fnref23 | lotgevallen te doorstaan, (en) | |.footnote-ref} | zovele inspanningen te trotseren. | | dolens[^24^](#fn24){#fnref24 | Is er zo'n grote woede in de | |.footnote-ref}, regina | geesten/harten van de goden? | | deum[^25^](#fn25){#fnref25 | | |.footnote-ref} | | | tot[^26^](#fn26){#fnref26 | | |.footnote-ref} | | | volvere[^27^](#fn27){#fnref27 | | |.footnote-ref} | | | casus[^28^](#fn28){#fnref28 | | |.footnote-ref} | | | | | | 10 insignem pietate | | | virum[^29^](#fn29){#fnref29 | | |.footnote-ref}, tot adire labores | | | | | | **[impulerit]**[^30^] | | | (#fn30){#fnref30 | | |.footnote-ref}. Tantaene animis | | | caelestibus | | | irae[^31^](#fn31){#fnref31 | | |.footnote-ref} ^sunt^? | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [1. prooemium: de woede van | | | Juno (1.1 - 33);]{.smallcaps} | | | Aen. 1, 12-18 (p.30);** ***b. Een | | | belangrijke reden voor Juno's | | | woede (1)*** | | +===================================+===================================+ | Urbs | Er was een oude stad (Tyrische | | antiqua[^32^](#fn32){#fnref32 | kolonisten bewoonden die) | |.footnote-ref} fuit | Carthago, ver tegenover Italië en | | (Tyrii[^33^](#fn33){#fnref33 | de monding van de Tiber, rijk aan | |.footnote-ref} | middelen/macht en zeer grimmig | | tenuere[^34^](#fn34){#fnref34 | door haar enthousiasme voor | |.footnote-ref} ^eam^ coloni) | oorlog/oorlogszucht, die, naar | | | [men zegt], Juno meer | | Karthago, Italiam | dan alle landen bij uitstek | | contra[^35^](#fn35){#fnref35 | gekoesterd heeft nadat Samos was | |.footnote-ref} Tiberinaque longe | achtergesteld/met achterstelling | | | van Samos. Hier waren haar | | ostia[^36^](#fn36){#fnref36 | wapens, hier was haar wagen; de | |.footnote-ref}, dives opum | godin en streeft reeds toen | | studiisque asperrima | ernaar en koestert de wens | | belli[^37^](#fn37){#fnref37 | **DAT** deze heerst over de | |.footnote-ref}, | volkeren, als het lot/de | | | lotsbepalingen het op de een of | | 15 | andere manier | | ***quam***[^38^](#fn38){#fnref38 | [toelaten]. | |.footnote-ref} Iuno | | | [fertur][^39^](#fn39) | | | {#fnref39 | | |.footnote-ref} terris magis | | | omnibus[^40^](#fn40){#fnref40 | | |.footnote-ref} unam | | | | | | *posthabita* coluisse *Samo*. | | | Hic[^41^](#fn41){#fnref41 | | |.footnote-ref} illius arma | | | ^fuerunt^, | | | | | | hic currus fuit; | | | *hoc*[^42^](#fn42){#fnref42 | | |.footnote-ref} *regnum* dea | | | gentibus *esse*, | | | | | | ***si*** qua fata | | | **[sinant]**[^43^](#f | | | n43){#fnref43 | | |.footnote-ref}, iam | | | tum[^44^](#fn44){#fnref44 | | |.footnote-ref} TENDITque | | | FOVETque. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [1. prooemium: de woede van | | | Juno (1.1 - 33);]{.smallcaps} | | | Aen. 1, 19-22 (p.30);** ***b. Een | | | belangrijke reden voor Juno's | | | woede (2)*** | | +===================================+===================================+ | *Progeniem*[^45^](#fn45){#fnref45 | Maar zij had weliswaar gehoord | |.footnote-ref} sed | **DAT** een nageslacht voortkwam | | enim[^46^](#fn46){#fnref46 | uit Trojaans bloed | |.footnote-ref} | [om] eens de Tyrische | | Troiano[^47^](#fn47){#fnref47 | burcht [te | |.footnote-ref} a sanguine | verwoesten]; **DAT** | | *duci*[^48^](#fn48){#fnref48 | hiervan afstammend een volk wijd | |.footnote-ref} | en zijd heersend en trots door/in | | | de oorlog zou komen om Libië te | | ![](media/image8.jpeg)20 | vernietigen: **DAT** zo de Parcen | | AUDIERAT[^49^](#fn49){#fnref49 | beschikten. | |.footnote-ref}, | | | Tyrias[^50^](#fn50){#fnref50 | | |.footnote-ref} | | | olim[^51^](#fn51){#fnref51 | | |.footnote-ref} ***quae*** | | | **[verteret]**[^52^]( | | | #fn52){#fnref52 | | |.footnote-ref} | | | arces[^53^](#fn53){#fnref53 | | |.footnote-ref}; | | | | | | hinc[^54^](#fn54){#fnref54 | | |.footnote-ref} *populum* late | | | regem[^55^](#fn55){#fnref55 | | |.footnote-ref} belloque | | | superbum[^56^](#fn56){#fnref56 | | |.footnote-ref} | | | | | | *venturum*[^57^](#fn57){#fnref57 | | |.footnote-ref} ^esse^ | | | excidio[^58^](#fn58){#fnref58 | | |.footnote-ref} | | | Libyae[^59^](#fn59){#fnref59 | | |.footnote-ref}: sic *volvere | | | Parcas*.[^60^](#fn60){#fnref60 | | |.footnote-ref} | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [1. prooemium: de woede van | | | Juno (1.1 - 33);]{.smallcaps} | | | Aen. 1, 23-28 (p.32);** ***c. | | | Andere redenen voor Juno's woede | | | (1)*** | | +===================================+===================================+ | Id[^61^](#fn61){#fnref61 | De dochter van Saturnus, dit | |.footnote-ref} metuens veterisque | vrezend en denkend aan de oude | | memor | oorlog, die [zij] | | Saturnia[^62^](#fn62){#fnref62 | eerst/vooraan bij Troje [had | |.footnote-ref} | gevoerd] voor/ten | | belli[^63^](#fn63){#fnref63 | behoeve van haar dierbare | |.footnote-ref}, | Argos/Argeeërs - en ook nog niet | | | waren de oorzaken van haar woede | | prima ***quod*** ad Troiam pro | en haar hevige/felle verdriet uit | | caris[^64^](#fn64){#fnref64 | haar geest/hart verdwenen; diep | |.footnote-ref} | in haar geest blijft het oordeel | | [gesserat][^65^](#fn6 | van Paris weggestopt, en | | 5){#fnref65 | wel/namelijk het onrecht van het | |.footnote-ref} Argis -- | afwijzen van haar schoonheid, en | | | het gehate geslacht, en de | | 25 necdum[^66^](#fn66){#fnref66 | eerbewijzen voor de geroofde | |.footnote-ref} etiam causae | Ganymedes: - | | irarum saevique dolores | | | | | | exciderant animo; | | | manet[^67^](#fn67){#fnref67 | | |.footnote-ref} | | | alta[^68^](#fn68){#fnref68 | | |.footnote-ref} mente | | | repostum[^69^](#fn69){#fnref69 | | |.footnote-ref} | | | | | | iudicium | | | Paridis[^70^](#fn70){#fnref70 | | |.footnote-ref} spretaeque iniuria | | | formae[^71^](#fn71){#fnref71 | | |.footnote-ref}, | | | | | | et genus invisum, et rapti | | | Ganymedis honores: -- | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [1. prooemium: de woede van | | | Juno (1.1 - 33);]{.smallcaps} | | | Aen. 1, 29-33 (p.32);** ***c. | | | Andere redenen voor Juno's woede | | | (2)*** | | +===================================+===================================+ | his[^72^](#fn72){#fnref72 | hierdoor bovendien aangezet hield | |.footnote-ref} | zij (steeds) af/probeerde zij af | | accensa[^73^](#fn73){#fnref73 | te houden de Trojanen, wat was | |.footnote-ref} super iactatos | overgelaten door de Grieken en de | | aequore[^74^](#fn74){#fnref74 | wrede Achilles, na over de hele | |.footnote-ref} toto | zee heen en weer geslingerd te | | | zijn, ver van Latium, en | | 30 Troas[^75^](#fn75){#fnref75 | gedurende vele jaren zwierven zij | |.footnote-ref}, | rond op alle zeeën voort-gedreven | | reliquias[^76^](#fn76){#fnref76 | door het lot. Zoveel inspanning | |.footnote-ref} | kostte het om het Romeinse volk | | Danaum[^77^](#fn77){#fnref77 | te stichten. | |.footnote-ref} atque | | | immitis[^78^](#fn78){#fnref78 | | |.footnote-ref} | | | Achilli[^79^](#fn79){#fnref79 | | |.footnote-ref}, | | | | | | arcebat[^80^](#fn80){#fnref80 | | |.footnote-ref} longe | | | Latio[^81^](#fn81){#fnref81 | | |.footnote-ref}, multosque per | | | annos | | | | | | errabant acti | | | fatis[^82^](#fn82){#fnref82 | | |.footnote-ref} maria | | | omnia[^83^](#fn83){#fnref83 | | |.footnote-ref} circum. | | | | | | Tantae molis erat Romanam | | | condere[^84^](#fn84){#fnref84 | | |.footnote-ref} | | | gentem[^85^](#fn85){#fnref85 | | |.footnote-ref}. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Het prooemium van Vergilius' Aeneis vergeleken met de prooemia van Ilias en Odyssee. ------------------------------------------------------------------------------------ Ilias A, 1 - 5 Odyssee α, 1 - 5 Aeneis 1, 1 -- 11 Na het prooemium vertelt Vergilius het verhaal over Aeneas. Hij valt met de deur in huis. Beschaafde geleerden (ben ik niet, noch beschaafd, noch geleerd) zeggen dat de verteller *in medias res* start. In het zevende jaar nadat Aeneas noodgedwongen en met de adviezen van Mercurius op zak Troje verlaten heeft vertrekt hij vanaf Sicilië (waar zijn vader Anchises overleden is). In principe is het reisdoel noordelijk gelegen, het vasteland van Italië, maar Juno gooit roet in het eten. Ze ontketent een storm, die de nodige schade aanricht onder Aeneas' twintig schepen. Als ze ook nog de hulp inroept van Aeolus, koning van de winden (ik bedoel niet dat hij bekend stond om zijn flatulentie), is het gedaan met Aeneas' plannen snel in Italië aan te komen. Ze roept niet haar broer Neptunus te hulp, die daarover pissig is. Aeolus gaat snel overstag, omdat Juno hem een mooie vrouw belooft. Tjesus, ze zijn toch behoorlijk "niet-woke" daar. Aeneas ziet de zware storm met lede ogen aan en roept nota bene de schimmen van de bij Troje gesneuvelde Grieken aan. Die zijn tenminste nog een roemvolle dood gestorven. Als hij en zijn makkers daar op zee omkomen, hoort niemand ooit meer van hen. Maar liefst dertien van de twintig schepen gaan ten onder. Neptunus doet de storm bedaren en zet zijn zus op die manier een hak. Heerlijk, I love it when a plan comes together. Met nog maar zeven schepen landt Aeneas op de noordkust van Afrika. Libië. Toch andere streek dan midden-Italië. Met wat scouts-inventiviteit maken Aeneas' mannen en hijzelf het zich zo gemakkelijk mogelijk. Wat hertjes vangen, beetje vissen en happen maar. Aeneas toont zich een goed leider in de dop door zijn mannen moed in te spreken: ze hebben al heel veel gevaren overwonnen en het nieuwe Troje zal vast gaan ontstaan. Komt goed, meneer. Midden in de gesprekken die Aeneas met zijn makkers heeft "draait de camera" van de verteller naar een tafereeltje op de Olympus. Jupiter ziet het rommeltje daar op zee eens een beetje aan en richt zijn blik op Libië. Dan komt dochterlief Venus bij paps. Ehm, pap. Ja schat. Ze zouden toch naar Italië gaan, niet naar Afrika, mijn zoon en zijn makkers? Een kaartje van Aeneas' tocht staat op p.77 van EIS. Hier een variatie erop. Afbeelding met kaart, tekst, atlas Automatisch gegenereerde beschrijving +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 223-226 (p.40);** ***a. Venus | | | beklaagt zich..... om het lot | | | van Aeneas (1)*** | | +===================================+===================================+ | Et iam | En reeds was/kwam er een einde | | finis[^86^](#fn86){#fnref86 | (aan), toen Jupiter vanaf het | |.footnote-ref} | hoogste punt van de hemel naar | | erat[^87^](#fn87){#fnref87 | beneden kijkend naar de door | |.footnote-ref}, | zeilschepen bevaren zee en de in | | ***cum***[^88^](#fn88){#fnref88 | de diepte liggende/uitgestrekt | |.footnote-ref} | liggende landen, en de kusten en | | Iuppiter[^89^](#fn89){#fnref89 | de wijd en zijd wonende volkeren, | |.footnote-ref} aethere | zo op het hoogste punt van de | | summo[^90^](#fn90){#fnref90 | hemel [bleef staan] | |.footnote-ref} | en zijn ogen [strak | | | richtte] op het rijk | | despiciens[^91^](#fn91){#fnref91 | van Libië. | |.footnote-ref} mare velivolum | | | terrasque | | | iacent**e**s[^92^](#fn92){#fnref9 | | | 2 | | |.footnote-ref} | | | | | | 225 litoraque et latos | | | populos[^93^](#fn93){#fnref93 | | |.footnote-ref}, | | | sic[^94^](#fn94){#fnref94 | | |.footnote-ref} vertice caeli | | | | | | [constitit] et | | | Libyae[^95^](#fn95){#fnref95 | | |.footnote-ref} | | | [defixit] | | | lumina[^96^](#fn96){#fnref96 | | |.footnote-ref} | | | regnis[^97^](#fn97){#fnref97 | | |.footnote-ref}. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 227-233 (p.40);** ***a. Venus | | | beklaagt zich..... om het lot | | | van Aeneas (2)*** | | +===================================+===================================+ | Atque illum[^98^](#fn98){#fnref98 | En hem, die zich in dergelijke | |.footnote-ref} | zorgen verdiepte, sprak Venus aan | | tal**e**s[^99^](#fn99){#fnref99 | nogal bedroefd/bedroefder en haar | |.footnote-ref} iactantem pectore | stralende ogen nat (gemaakt | | curas | hebbend) van tranen: 'O u, die de | | | lotgevallen/wereld van en mensen | | tristior[^100^](#fn100){#fnref100 | en goden [bestuurt] | |.footnote-ref} et lacrimis oculos | met uw eeuwige macht/gezag en | | suffusa nitent**e**s | (hen) met de bliksem [bang | | | maakt], wat voor ergs | | adloquitur | kon mijn Aeneas jegens u begaan, | | Venus[^101^](#fn101){#fnref101 | wat konden de Trojanen begaan, | |.footnote-ref}: | voor wie, na zoveel verliezen te | | 'O[^102^](#fn102){#fnref102 | hebben geleden, de gehele wereld | |.footnote-ref} ***qui*** res | wegens Italië [wordt | | hominumque deumque | afgesloten]? | | | | | 230 aeternis [regis] | | | imperiis et fulmine | | | [terres], | | | | | | quid | | | meus[^103^](#fn103){#fnref103 | | |.footnote-ref} Aeneas in te | | | committere tantum, | | | | | | quid[^104^](#fn104){#fnref104 | | |.footnote-ref} Troes | | | potuere[^105^](#fn105){#fnref105 | | |.footnote-ref}, | | | quibus[^106^](#fn106){#fnref106 | | |.footnote-ref}, tot funera | | | passis, | | | | | | cunctus[^107^](#fn107){#fnref107 | | |.footnote-ref} ob | | | Italiam[^108^](#fn108){#fnref108 | | |.footnote-ref} terrarum | | | [clauditur] orbis? | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 234-237 (p.40);** ***a. Venus | | | beklaagt zich..... om het lot | | | van Aeneas (3)*** | | +===================================+===================================+ | Certe[^109^](#fn109){#fnref109 | Zeker hebt u beloofd **DAT** uit | |.footnote-ref} | hen eens de Romeinen, naar | | hinc[^110^](#fn110){#fnref110 | verloop van jaren, dat uit hen, | |.footnote-ref} | van/uit het herstelde geslacht | | *Romanos*[^111^](#fn111){#fnref11 | van Teucer, (als) leiders zouden | | 1 | zijn/voortkomen, die de zee, die | |.footnote-ref} olim, *volventibus | alle landen onder hun gezag | | annis*[^112^](#fn112){#fnref112 | [moesten houden] -- | |.footnote-ref}, | Welke opvatting heeft u, vader, | | | tot andere gedachten gebracht? | | 235 hinc | | | *fore*[^113^](#fn113){#fnref113 | | |.footnote-ref} ductores, | | | revocato[^114^](#fn114){#fnref114 | | |.footnote-ref} a sanguine | | | Teucri[^115^](#fn115){#fnref115 | | |.footnote-ref}, | | | | | | ***qui*** | | | mare[^116^](#fn116){#fnref116 | | |.footnote-ref}, ***qui*** terras | | | omn**e**s dicione | | | **[tenerent]**[^117^] | | | (#fn117){#fnref117 | | |.footnote-ref}, | | | | | | POLLICITUS[^118^](#fn118){#fnref1 | | | 18 | | |.footnote-ref} ^ES^ -- | | | Quae[^119^](#fn119){#fnref119 | | |.footnote-ref} te, | | | genitor[^120^](#fn120){#fnref120 | | |.footnote-ref}, sententia vertit? | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 238-246 (p.42);** ***b. Jupiter | | | heeft Antenor... niet in de | | | steek gelaten (1)*** | | +===================================+===================================+ | Hoc equidem occasum Troiae | Met deze belofte inderdaad zocht | | trist**e**sque ruinas | ik troost voor de ondergang en de | | | sombere/droevige | | solabar[^121^](#fn121){#fnref121 | puinhopen/verwoesting van Troje, | |.footnote-ref} | terwijl ik (steeds) tegen het lot | | fatis[^122^](#fn122){#fnref122 | het tegenovergestelde lot liet | |.footnote-ref} contraria fata | opwegen; nu achtervolgt hetzelfde | | rependens; | ongeluk de mannen, die door | | | zoveel lotgevallen zijn | | 240 nunc[^123^](#fn123){#fnref123 | opgejaagd. Welk einde geeft u, | |.footnote-ref} eadem | grote koning, aan hun | | fortuna[^124^](#fn124){#fnref124 | inspanningen/ellende? | |.footnote-ref} viros tot casibus | | | actos | Antenor kon, ontsnapt uit het | | | midden van de Grieken, veilig in | | insequitur[^125^](#fn125){#fnref1 | de Illyrische baaien en het | | 25 | binnenste/hart van het rijk van | |.footnote-ref}. Quem das finem, | de Liburniërs doordringen en de | | rex | bron van Timavus voorbijvaren, | | magne[^126^](#fn126){#fnref126 | vanwaar [hij] door | |.footnote-ref}, | negen monden/gaten met een enorm | | laborum[^127^](#fn127){#fnref127 | gebulder van de berg | |.footnote-ref}? | [(voort)gaat] als een | | | zich een weg banende zee/die zich | | Antenor potuit | een weg baant en met zijn | | mediis[^128^](#fn128){#fnref128 | bruisende watermassa de akkers | |.footnote-ref} elapsus Achivis | [overspoelt]. | | | | | Illyricos penetrare sinus atque | | | intima | | | tutus[^129^](#fn129){#fnref129 | | |.footnote-ref} | | | | | | regna Liburnorum et fontem | | | superare[^130^](#fn130){#fnref130 | | |.footnote-ref} | | | Timavi[^131^](#fn131){#fnref131 | | |.footnote-ref}, | | | | | | 245 unde per ora novem vasto cum | | | murmure | | | montis[^132^](#fn132){#fnref132 | | |.footnote-ref} | | | | | | [it] | | | mare[^133^](#fn133){#fnref133 | | |.footnote-ref} proruptum et | | | pelago [premit] arva | | | sonanti. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **\ | | | H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 247-253 (p.42);** ***b. Jupiter | | | heeft Antenor... niet in de | | | steek gelaten (2)*** | | +===================================+===================================+ | Hic[^134^](#fn134){#fnref134 | Hier heeft hij toch de stad | |.footnote-ref} tamen | Patavum en een woonplaats | | ille[^135^](#fn135){#fnref135 | van/voor de Trojanen aangelegd en | |.footnote-ref} urbem | hij heeft aan het volk een naam | | Patavi[^136^](#fn136){#fnref136 | gegeven en hij heeft de Trojaanse | |.footnote-ref} sedesque locavit | wapens opgehangen, nu leidt hij | | | een rustig leven, tot rust | | Teucrorum et | gebracht in een kalme vrede: wij, | | genti[^137^](#fn137){#fnref137 | uw nageslacht, aan wie | |.footnote-ref} nomen dedit | [u] de burcht van de | | armaque | hemel [belooft], | | fixit[^138^](#fn138){#fnref138 | worden, na schepen (gruwelijk!) | |.footnote-ref} | verloren te hebben wegens de | | | toorn van één, verraden en wij | | Troia[^139^](#fn139){#fnref139 | worden gescheiden ver van de | |.footnote-ref}, nunc placida | Italische kusten. Is dit de | | compostus pace | beloning voor trouw/plichtsbesef? | | quiescit[^140^](#fn140){#fnref140 | Herstelt u ons zo in onze | |.footnote-ref}: | (koninklijke) waardigheid/macht?' | | | | | ![](media/image10.png)250 | | | nos[^141^](#fn141){#fnref141 | | |.footnote-ref}, tua | | | progenies[^142^](#fn142){#fnref14 | | | 2 | | |.footnote-ref}, caeli | | | ***quibus*** | | | [adnuis][^143^](#fn14 | | | 3){#fnref143 | | |.footnote-ref} | | | arcem[^144^](#fn144){#fnref144 | | |.footnote-ref}, | | | | | | *navibus* (infandum!) | | | *amissis*[^145^](#fn145){#fnref14 | | | 5 | | |.footnote-ref} | | | unius[^146^](#fn146){#fnref146 | | |.footnote-ref} ob iram | | | | | | prodimur[^147^](#fn147){#fnref147 | | |.footnote-ref} atque Italis longe | | | disiungimur[^148^](#fn148){#fnref | | | 148 | | |.footnote-ref} oris. | | | | | | Hic pietatis honos ^est^? Sic nos | | | in sceptra | | | reponis[^149^](#fn149){#fnref149 | | |.footnote-ref}?' | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 254-260 (p.44);** ***c. De | | | belofte van Jupiter (1)*** | | +===================================+===================================+ | Olli[^150^](#fn150){#fnref150 | Terwijl de vader van mensen en | |.footnote-ref} | goden haar toelacht met het | | subridens[^151^](#fn151){#fnref15 | gezicht/de gelaatstrekken/blik, | | 1 | waarmee [hij] de | |.footnote-ref} hominum | hemel en stormen/stormachtige | | sator[^152^](#fn152){#fnref152 | hemel [doet | |.footnote-ref} atque deorum | opklaren], raakte hij | | | licht de lippen van/voor zijn | | 255 vultu, ***quo*** caelum | dochter aan/kuste even zijn | | tempestatesque | dochter, vervolgens zegt hij | | [serenat][^153^](#fn1 | dergelijke woorden: 'Hou op bang | | 53){#fnref153 | te zijn, Cytherea, ik zeg het je, | |.footnote-ref}, | het lot van de jouwen blijft | | | onveranderlijk; je zult een stad | | oscula[^154^](#fn154){#fnref154 | zien en de beloofde muren van | |.footnote-ref} libavit | Lavinium en jij zult de edele | | natae[^155^](#fn155){#fnref155 | Aeneas (om)hoog brengen naar de | |.footnote-ref}, | sterren van de hemel; en niet | | dehinc[^156^](#fn156){#fnref156 | heeft een mening mij tot andere | |.footnote-ref} talia fatur: | gedachten gebracht. | | | | | 'Parce | | | metu[^157^](#fn157){#fnref157 | | |.footnote-ref}, | | | Cytherea[^158^](#fn158){#fnref158 | | |.footnote-ref}, manent immota | | | tuorum[^159^](#fn159){#fnref159 | | |.footnote-ref} | | | | | | fata | | | tibi[^160^](#fn160){#fnref160 | | |.footnote-ref}; cernes | | | urbem[^161^](#fn161){#fnref161 | | |.footnote-ref} et promissa Lavini | | | | | | moenia sublimemque feres ad | | | sidera | | | caeli[^162^](#fn162){#fnref162 | | |.footnote-ref} | | | | | | 260 magnanimum | | | Aenean[^163^](#fn163){#fnref163 | | |.footnote-ref}; neque me | | | sententia | | | vertit[^164^](#fn164){#fnref164 | | |.footnote-ref}. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 261-266 (p.44);** ***c. De | | | belofte van Jupiter (2)*** | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Hic[^165^](#fn165){#fnref165 | Hij, ik zeg het je, (ik zal | |.footnote-ref} | langer/uitvoeriger immers | | tibi[^166^](#fn166){#fnref166 | spreken, aangezien de zorg | |.footnote-ref} (fabor enim, | hierover jou | | ***quando*** haec te | [verontrust], en | | cura[^167^](#fn167){#fnref167 | terwijl ik ze ontrol/voor de | |.footnote-ref} | geest haal zal ik de geheimen van | | [remordet][^168^](#fn | het lot openbaren) zal een | | 168){#fnref168 | geweldige oorlog voeren in Italië | |.footnote-ref}, | en hij zal woeste volkeren | | | vernietigen en hij zal voor de | | longius[^169^](#fn169){#fnref169 | mensen gebruiken instellen en | |.footnote-ref}, et | muren plaatsen, totdat de derde | | volvens[^170^](#fn170){#fnref170 | zomer hem [zal hebben | |.footnote-ref} fatorum | zien] regeren in | | arcana[^171^](#fn171){#fnref171 | Latium, en drie winters voor de | |.footnote-ref} movebo) | Rutuliërs, nadat ze zijn | | | onderworpen, voorbij zullen zijn | | bellum | gegaan. | | ingens[^172^](#fn172){#fnref172 | | |.footnote-ref} | | | geret[^173^](#fn173){#fnref173 | | |.footnote-ref} | | | Italia[^174^](#fn174){#fnref174 | | |.footnote-ref} populosque | | | feroc**e**s[^175^](#fn175){#fnref | | | 175 | | |.footnote-ref} | | | | | | contundet moresque viris et | | | moenia | | | ponet[^176^](#fn176){#fnref176 | | |.footnote-ref}, | | | | | | 265 | | | tertia[^177^](#fn177){#fnref177 | | |.footnote-ref} ***dum*** Latio | | | ^eum^ regnantem | | | [viderit][^178^](#fn1 | | | 78){#fnref178 | | |.footnote-ref} | | | aestas[^179^](#fn179){#fnref179 | | |.footnote-ref}, | | | | | | ternaque | | | [transierint] Rutulis | | | hiberna[^180^](#fn180){#fnref180 | | |.footnote-ref} subactis. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 267-271 (p.46);** ***d. Het | | | nageslacht van Aeneas zal machtig | | | worden (1)*** | | +===================================+===================================+ | At[^181^](#fn181){#fnref181 | Maar de jongen Ascanius, aan wie | |.footnote-ref} | nu de naam (van) Iulus | | puer[^182^](#fn182){#fnref182 | [wordt] | |.footnote-ref} Ascanius, | [toegevoegd] (hij | | ***cui*** | heette Ilus, zolang de Trojaanse | | nunc[^183^](#fn183){#fnref183 | staat met zijn koninklijke macht | |.footnote-ref} cognomen | [standhield]) zal | | Iulo[^184^](#fn184){#fnref184 | dertig grote cyclussen van een | |.footnote-ref} | jaar/jaarkringen met het | | | voortrollen van de maanden vol | | [additur] | maken met zijn gezag, en hij zal | | (Ilus[^185^](#fn185){#fnref185 | het rijk overbrengen van de | |.footnote-ref} erat ^ei^, | woonplaats Lavinium, en hij zal | | ***dum*** res | met veel kracht/grote inspanning | | [stetit] Ilia | Alba Longa bouwen (en | | regno[^186^](#fn186){#fnref186 | versterken). | |.footnote-ref}), | | | | | | triginta[^187^](#fn187){#fnref187 | | |.footnote-ref} magnos | | | volvendis[^188^](#fn188){#fnref18 | | | 8 | | |.footnote-ref} mensibus orb**e**s | | | | | | 270 | | | imperio[^189^](#fn189){#fnref189 | | |.footnote-ref} explebit, | | | regnumque ab sede | | | Lavini[^190^](#fn190){#fnref190 | | |.footnote-ref} | | | | | | transferet[^191^](#fn191){#fnref1 | | | 91 | | |.footnote-ref}, et Longam multa | | | vi | | | muniet[^192^](#fn192){#fnref192 | | |.footnote-ref} | | | Albam[^193^](#fn193){#fnref193 | | |.footnote-ref}. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 272-274 (p.46);** ***d. Het | | | nageslacht van Aeneas zal machtig | | | worden (2)*** | | +===================================+===================================+ | Hic[^194^](#fn194){#fnref194 | Dan/Vanaf dat moment zal er hier | |.footnote-ref} iam | driemaal honderd gehele jaren/de | | ter[^195^](#fn195){#fnref195 | volle driehonderd jaar een | |.footnote-ref} centum totos | (koninklijke) heerschappij zijn | | regnabitur[^196^](#fn196){#fnref1 | onder het Trojaanse geslacht, | | 96 | totdat Ilia, een priesteres van | |.footnote-ref} annos | koninklijke afkomst, zwanger van | | | Mars een tweeling [zal | | gente sub | baren]. | | Hectorea[^197^](#fn197){#fnref197 | | |.footnote-ref}, ***donec*** | | | regina | | | sacerdos[^198^](#fn198){#fnref198 | | |.footnote-ref} | | | | | | Marte gravis geminam partu | | | [dabit] | | | Ilia[^199^](#fn199){#fnref199 | | |.footnote-ref} prolem. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 275-277 (p.46);** ***d. Het | | | nageslacht van Aeneas zal machtig | | | worden (1)*** | | +===================================+===================================+ | 275 Inde lupae fulvo nutricis | Vervolgens zal Romulus trots | | tegmine | met/in de bruingele bedekking van | | laetus[^200^](#fn200){#fnref200 | de wolvin, zijn voedster, het | |.footnote-ref} | volk onder zijn hoede nemen en | | | hij zal de muren van Mars | | Romulus[^201^](#fn201){#fnref201 | stichten en hij zal het volk | |.footnote-ref} excipiet gentem et | Romeinen noemen naar zijn eigen | | Mavortia[^202^](#fn202){#fnref202 | naam. | |.footnote-ref} condet | | | | | | moenia[^203^](#fn203){#fnref203 | | |.footnote-ref} | | | Romanosque[^204^](#fn204){#fnref2 | | | 04 | | |.footnote-ref} | | | suo[^205^](#fn205){#fnref205 | | |.footnote-ref} de nomine dicet. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 278-282 (p.46);** ***d. Het | | | nageslacht van Aeneas zal machtig | | | worden (2)*** | | +===================================+===================================+ | His[^206^](#fn206){#fnref206 | Voor dezen/hen stel ik noch | |.footnote-ref} | grenzen van macht noch tijden/een | | ego[^207^](#fn207){#fnref207 | periode vast: ik gaf/heb gegeven | |.footnote-ref} nec metas rerum | (hun) een heerschappij zonder | | nec tempora pono: | grens/einde. Ja zelfs de | | | verbitterde Juno, die nu zee en | | imperium sine fine | aarde en hemel uit angst/met | | dedi[^208^](#fn208){#fnref208 | angst | |.footnote-ref}. | [vermoeit/afmat/teistert]{.underl | | Quin[^209^](#fn209){#fnref209 | ine}, | |.footnote-ref} | zal haar plannen ten goede (doen) | | aspera[^210^](#fn210){#fnref210 | keren, en ze zal met mij de | |.footnote-ref} Iuno, | Romeinen koesteren, de heersers | | | van de wereld en het in toga | | 280 ***quae*** mare | gehulde volk. | | nunc[^211^](#fn211){#fnref211 | | |.footnote-ref} terrasque | | | metu[^212^](#fn212){#fnref212 | | |.footnote-ref} | | | caelumque[^213^](#fn213){#fnref21 | | | 3 | | |.footnote-ref} | | | [fatigat], | | | | | | consilia in melius | | | referet[^214^](#fn214){#fnref214 | | |.footnote-ref}, | | | mecumque[^215^](#fn215){#fnref215 | | |.footnote-ref} | | | fovebit[^216^](#fn216){#fnref216 | | |.footnote-ref} | | | | | | Romanos[^217^](#fn217){#fnref217 | | |.footnote-ref}, rerum dominos | | | gentemque | | | togatam[^218^](#fn218){#fnref218 | | |.footnote-ref}. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 283-290 (p.48);** ***e. Jupiter | | | kondigt de komst van Augustus aan | | | (1)*** | | +===================================+===================================+ | Sic placitum | Zo is besloten. Wanneer/terwijl | | ^est^[^219^](#fn219){#fnref219 | de jaren verglijden/Met het | |.footnote-ref}. Veniet *lustris | verglijden van de jaren zal er | | labentibus* aetas, | een tijd komen, wanneer het huis | | | van Assaracus Phthia en het | | ***cum*** | beroemde Mycene in/met slavernij | | domus[^220^](#fn220){#fnref220 | [zal onderdrukken] en | |.footnote-ref} | in het overwonnen Argos [zal | | Assaraci[^221^](#fn221){#fnref221 | heersen]. Een Trojaan | |.footnote-ref} | zal geboren worden uit/van edel | | Pthiam[^222^](#fn222){#fnref222 | geslacht, Caesar, opdat | |.footnote-ref} clarasque Mycenas | [hij] zijn rijk met | | | de Oceaan, zijn roem met de | | 285 servitio [premet] | sterren | | ac victis | [afbakent]/die \... | | [dominabitur][^223^]( | moet afbakenen, Julius, een naam | | #fn223){#fnref223 | afgeleid van de grote Julus. Eens | |.footnote-ref} Argis. | zal jij hem, beladen met buit van | | | het Oosten, onbezorgd in de hemel | | Nascetur pulchra Troianus origine | opnemen; ook hij zal met gebeden | | Caesar[^224^](#fn224){#fnref224 | aangeroepen worden. | |.footnote-ref}, | | | | | | imperium Oceano, famam ***qui*** | | | **[terminet]**[^225^] | | | (#fn225){#fnref225 | | |.footnote-ref} | | | astris[^226^](#fn226){#fnref226 | | |.footnote-ref}, | | | | | | Iulius, a magno demissum nomen | | | Iulo[^227^](#fn227){#fnref227 | | |.footnote-ref}. | | | | | | Hunc tu olim caelo spoliis | | | Orientis[^228^](#fn228){#fnref228 | | |.footnote-ref} onustum | | | | | | 290 accipies | | | secura[^229^](#fn229){#fnref229 | | |.footnote-ref}; vocabitur hic | | | quoque[^230^](#fn230){#fnref230 | | |.footnote-ref} votis. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H2 -- AENEAS KOMT IN CARTHAGO | | | AAN; [4. Venus vraagt Jupiter om | | | steun voor Aeneas (1.223 - | | | 304);]{.smallcaps} Aen. 1, | | | 291-296 (p.48);** ***e. Jupiter | | | kondigt de komst van Augustus aan | | | (2)*** | | +===================================+===================================+ | Aspera | Generaties/eeuwen van geweld | | tum[^231^](#fn231){#fnref231 | zullen dan, wanneer de oorlogen | |.footnote-ref} *positis* | beëindigd zijn, zachter | | mitescent saecula | worden/bedaren: de | | *bellis*[^232^](#fn232){#fnref232 | eerbiedwaardige Fides en Vesta, | |.footnote-ref}: | (en) Quirinus samen met zijn | | | broer Remus zullen wetgevers | | cana | zijn; verschrikkelijk in hun | | Fides[^233^](#fn233){#fnref233 | stevige ijzeren frame zullen de | |.footnote-ref} et Vesta, | poorten van de Oorlog gesloten | | Remo[^234^](#fn234){#fnref234 | worden; de goddeloze Furor zal, | |.footnote-ref} cum fratre | daarbinnen zittend bovenop de | | Quirinus[^235^](#fn235){#fnref235 | woeste/grimmige wapens en geboeid | |.footnote-ref} | met honderd metalen ketens | | | achter(op) zijn rug, | | iura | huiveringwekkend brullen met zijn | | dabunt[^236^](#fn236){#fnref236 | bebloede mond/gelaat.' | |.footnote-ref}; dirae ferro et | | | compagibus artis | | | | | | claudentur Belli | | | portae[^237^](#fn237){#fnref237 | | |.footnote-ref}; | | | Furor[^238^](#fn238){#fnref238 | | |.footnote-ref} impius intus | | | | | | 295 saeva sedens | | | super[^239^](#fn239){#fnref239 | | |.footnote-ref} arma et centum | | | vinctus | | | aënis[^240^](#fn240){#fnref240 | | |.footnote-ref} | | | | | | post tergum nodis fremet horridus | | | ore | | | cruento[^241^](#fn241){#fnref241 | | |.footnote-ref}.' | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ ![Venus petitioning Jupiter on behalf of Aeneas 653231 \| National Trust Collections](media/image12.jpeg) Even een klein intermezzo. Nadat Jupiter zijn voorspelling gedaan heeft, dus nadat hij zijn dochter gerustgesteld heeft, stuurt hij Mercurius naar Carthago. Carthago moet de Trojaanse schipbreukelingen opvangen. De Carthagers zullen zich vriendelijk opstellen tegenover de Trojanen. Ondertussen gaat Aeneas met zijn maatje Achates op pad. Ze komen een jageres tegen. Dat is Venus in vermomming (één van de vier manieren waarop goden met mensen in contact kunnen treden), maar dat weet Aeneas, haar zoon, niet. Ze heeft een lulverhaal over kwijtgeraakte vriendinnen en vertelt vervolgens waar de Trojanen zich eigenlijk bevinden. In Noord-Afrika, vlakbij een stad, die op dat moment gebouwd wordt. Door wie? Door ene Dido, die na de moord op haar man Sychaeus uit haar stad Tyrus heeft moeten vluchten en die nu een nieuw Tyrus aan het bouwen is. Aeneas wordt via deze "spiegel" geconfronteerd met zijn eigen afkomst en toekomst. Venus legt haar vermomming af (wat Aeneas een begrijpelijke reactie ontlokt: takkenwijf, waarom hou je mij, je eigen zoon, voor de gek?) en bouwt, als was het een stripverhaal, een wolkje om de twee Trojanen zodat die ongezien Carthago kunnen bewonderen en betreden. Voordat ze Carthago binnenkomen bezoeken ze de gigantische Junotempel waar ze taferelen afgebeeld zien uit de... Trojaanse oorlog, nog geen tien jaar daarvoor geëindigd in het complete disaster voor Troje! Achilles die Hektor (een vriend van Aeneas!) achter zich aan sleept, het lichaam van de ongewapende koning Priamus en van Hektor. En hij ziet zichzelf afgebeeld! Confronterend. Koningin Dido komt er aan, met zoekgeraakte Trojanen in haar kielzog. Aeneas en Achates zien tot hun grote vreugde dat hun makkers toch niet omgekomen zijn op zee. Het wolkje rond de twee Trojanen verdwijnt en Aeneas kan dan Dido bedanken voor haar toegezegde hulp. Op haar beurt nodigt zij als goede gastvrouw de voornaamste Trojanen uit voor de patat met gebraden kippetjes, en appelmoes. Achates haalt de Trojanen van het strand en neemt ook Aeneas' zoon Ascanius mee. Venus ziet als godin van de liefde haar kans schoon en laat Cupido de plaats innemen van Ascanius. Zo wordt Dido verliefd gemaakt, verliefd op Aeneas. Als het gastmaal voorbij is had Dido een vraag voor Aeneas. Ze heeft niet bepaald psychologie gestudeerd en vraagt naar de ellende die Aeneas en de zijnen meegemaakt heeft op zijn lange reis na de val van Troje. Alsof iemand die een tragisch ongeluk meegemaakt heeft de vraag krijgt of hij nog weet waar en hoeveel losse ledematen hij op straat heeft zien liggen. Het wordt dan ook ineens doodstil. Totdat Aeneas inderdaad begint te vertellen. Het kost hem moeite. Het houten paard bleek vijanden te bevatten. Dat de Trojanen het toch binnenhaalden was te wijten aan misleiding door de goden, en aan misleiding door een Griek. Laocoon, een Trojaanse priester, had het paard een list genoemd en geadviseerd het niet binnen te halen. Hij had er laatdunkend een speer in gegooid. Er verschenen meteen slangen uit zee die hem en zijn zoontjes wurgden. De Trojanen vatten dat op als een straf van de goden. De slangen vonden bescherming onder het schild van (de Trojaanse versie van) Minerva, boven op de burcht: de goden sanctioneerden de straf voor Laocoon. Daarnaast hing een achtergelaten Griek, Sinon, een overtuigend kletsverhaal op, waarmee hij pleitte voor het binnenhalen van het paard. En dat deden de Trojanen. Viermaal stootte het gevaarte tegen de drempel van de stad, viermaal was er wapengeluid te horen. De Trojanen hoorden het niet. Met veel feest werd het paard de stad in gehaald en naar de burcht toe omhoog getrokken. 's Nachts kwamen de Grieken uit het paard en lieten hun kompanen die van het eiland Tenedos gekomen waren binnen. En toen begon de ellende pas echt. Reconstructie achteraf natuurlijk, van Aeneas.\ De flashback (retrospectie/retrospectief element) van Aeneas speelt in de boeken 2 en 3 een belangrijke rol. Dat het een flashback is geeft extra lading aan het verhaal. Aeneas is zich er pas achteraf -- en niet op het moment dat hij zich na alle feesten slaapdronken te ruste legde! -- van bewust dat Troje gevallen is. Het eerste signaal is de droom waarin Hector aan hem verschijnt en hem vertelt dat Troje gevallen is. HOOFDSTUK 4 AENEAS MOET TROJE VERLATEN (Boek 2) ================================================ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **H4 -- AENEAS MOET TROJE | | | VERLATEN; [1. Aeneas moet de | | | Penaten uit Troje meenemen (2.268 | | | - 297);]{.smallcaps} Aen. 2, | | | 268-273 (p.62);** ***a. De schim | | | van Hector verschijnt aan Aeneas | | | (1)*** | | +===================================+===================================+ | Tempus | Het was de tijd/het tijdstip, | | erat[^242^](#fn242){#fnref242 | waarop de eerste rust/slaap | |.footnote-ref}, ***quo*** prima | [begint] voor de | | quies | rampzalige/vermoeide stervelingen | | mortalibus[^243^](#fn243){#fnref2 | en (deze) [zich] door | | 43 | een geschenk van de goden het | |.footnote-ref} aegris | meest aangenaam/welkom | | | [verbreidt]. Kijk, in | | [incipit][^244^](#fn2 | mijn slaap droomde ik dat voor | | 44){#fnref244 | mijn ogen de zeer bedroefde | |.footnote-ref} et dono | Hector aanwezig was en rijkelijk | | divum[^245^](#fn245){#fnref245 | tranen uitstortte/vergoot, (toen | |.footnote-ref} | hij) met geweld (was) | | gratissima[^246^](#fn246){#fnref2 | voortgesleept door een tweespan, | | 46 | zoals hij eens was, en zwart door | |.footnote-ref} | het bebloede stof en met riemen | | [serpit][^247^](#fn24 | doorboord door zijn opgezwollen | | 7){#fnref247 | (zijnde) voeten. | |.footnote-ref}.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser