Theorietische perspectieven.docx
Document Details
Uploaded by SuitableSanDiego
Katholieke Universiteit Leuven
Tags
Full Transcript
2\. Theoretische perspectieven 2.1. Kernvraagstukken Continuïteit ------------------------------------------------------------------- -- Geleidelijke ontwikkeling Kwantitatieve verschillen...
2\. Theoretische perspectieven 2.1. Kernvraagstukken Continuïteit ------------------------------------------------------------------- -- Geleidelijke ontwikkeling Kwantitatieve verschillen Prestaties op bepaald niveau vloeien uit die op de vorige niveaus +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Kritieke periode | Gevoelige periode | +===================================+===================================+ | Bepaalde soorten omgevingsstimuli | Extra ontvankelijk voor bepaalde | | noodzakelijk (bepaalde dingen | soorten omgevingsstimuli | | moeten gebeuren) | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Indien niet aanwezig: | Optimale periode om bepaalde | | onomkeerbare gevolgen (als deze | vermogens te ontwikkelen | | dingen er niet zijn dan kan de | | | ontwikkeling zo verstoord worden | (als deze omgevingsstimuli niet | | dat er geen oplossing is) | aanwezig zijn, zijn er later toch | | | nog mogelijkheden om de | | | ontwikkeling te behouden, maar | | | het is een minder optimale | | | periode, zal misschien trager, | | | moeilijker gaan) | +-----------------------------------+-----------------------------------+ ![](media/image2.jpg) C. Een universeel traject versus vele mogelijke trajecten Een universeel traject Vele mogelijke trajecten ----------------------------------------------- -------------------------------------------------------------------------------------- Opeenvolging van stadia in universeel patroon Door unieke combinaties van persoons- en omgevingskenmerken veel mogelijke trajecten Iedereen zelfde stadia rond zelfde leeftijd D. Nature versus nurture +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Nature | Nurture | +===================================+===================================+ | Ontwikkeling vooral het resultaat | Ontwikkeling vooral bepaald door | | van het zich geleidelijk | omgevingsfactoren en ervaringen | | ontvouwen van voorbestemde | | | genetische informatie | | | (=maturatie) | | | | | | (het is bij de conceptie al | | | aanwezig, moet zich enkel nog | | | ontwikkelen) | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Nativisme | Empiricisme (=anglicism) | +-----------------------------------+-----------------------------------+ 2.2. 20^e^-eeuwse theorieën --------------------------- **Sigmund Freud (1856-1939)** - Weense arts - Onbewuste krachten (het stuk van jezelf waar je je niet van bewust bent) - id, ego, superego (3 aspecten van wie je bent) o id: driften, behoeften, basisgedrevenheid om te zoeken naar dingen die prettig zijn, basisdriften die van aan de geboorte aanwezig zijn - - Psychoseksuele ontwikkeling (oraal-anaal-fallisch-latentie-genitaal) - Sterke focus op kindertijd o Niet veel geschreven over de ontwikkeling **Erik Erikson (1902-1994)** - Achtergrond o Geboren in Frankfurt o Joodse moeder, biologische vader niet gekend o Tijdlang stiefvader als biologische vader gezien o Eigen identiteitscrisis als inspiratiebron voor later werk - Levensloopperspectief + nadruk op sociale interacties - Theorie over de psychosociale ontwikkeling o 8 stadia volgens een vast patroon - - Bv. babytijd: crisis is wantrouwen dus als men dit doorstaat dan verwerft men vertrouwen, baby leert dat er voor hem gezorgd wordt - ![](media/image4.jpg)Als een fase niet goed gelopen is dat heeft dit risico's voor de verdere ontwikkeling in de volgende fasen - B. Behavioristische theorieën - Amerikaans psycholoog - exogene benadering - stimulus-respons leren o klassieke conditionering (cf Pavlov) o operante conditionering (cf Skinner) - alles is leren en het gebeurt door stimuli aan te bieden - *"Give me a dozen healthy infants, well-formed, and my own speci昀椀ed world to bring them up in and I'll guarantee to take any one at random and train him to become any type of specialist I might select--- doctor, lawyer, artist, merchant-chief and, yes, even beggar-man and thief, regardless of his talents, penchants, tendencies, abilities, vocations, and race of his ancestors."* o Alles is eigenlijk mogelijk obv ervaring, we komen ter wereld met een onuitgetekend plan en de basis zijn leerprocessen - Little Albert experiment o Baby werd geconditioneerd om irrationele angsten te ontwikkelen, kind was initieel niet bang van een witte rat maar door conditionering met witte rat en heel hard geluid kreeg het kind wel schrik voor de rat, kind begon te huilen als hij de rat zag, toonde tekenen van angst als hij de rat zag ook al was er geen geluid - Niet enkel met rat maar met meerdere dieren en voorwerpen dus kind was van heel veel bang - Een van de meest onethische experimenten aller tijden **Albert Bandura (1925-2021)** - Canadees-Amerikaans psycholoog - leren door het gedrag van anderen te observeren en imiteren (\'modeling\') = observationeel leren - we moeten niet per se de consequenties van gedrag ondervinden (meemaken), het kan ook door het gedrag van anderen te zien - niet zuiver behavioristisch, ook cognitieve component (niet meer puur op gedrag) - sociaal leren in vier stappen o aandacht o retentie (onhtouden) o reproductie - motivatie (waarom wil je het onthouden) - Bobo Doll Experiment o Stanford University, jaren 60 - Kleuters in 3 groepen indelen en deze groepen kregen andere aanboden - 1 groep: video waarin agressieve volwassene een pop mishandelt - 1 groep: video waarin vriendelijke volwassene met een pop speelde - 1 groep: controle o Kleuters daarna naar een kamer gebracht waar zo een pop was o Hoe gedraagt de kleuter zich tov de pop? - Groep 1 vertoont veel meer agressief gedrag dan groep 2 en 3 - E昀昀ect nog sterker als het rolmodel (dus de volwassene) hetzelfde geslacht had als de kleuter C. Cognitieve theorieën **Jean Piaget (1896-1980)** - geboren in Zwitserland - aanvankelijk actief in de natuurwetenschappen, doctoraat in de zoölogie - vanaf jaren 1920 interesse in psychologie, onder meer door observatie van eigen kinderen - werkte samen met Binet (maker van de eerste intelligentietesten) en ontdekte zo dat kinderen anders denken dan volwassenen - cognitieve ontwikkeling verloopt in 4 stadia : stadiumtheorie o universeel en in vaste volgorde - - - - begrip en kennis nemen niet alleen toe, ze veranderen ook kwalitatief o kind construeert een mentaal begrip van de wereld o schema's als fundamentele bouwstenen ▪ = georganiseerde manieren om betekenis te geven aan ervaringen - 2 basisprincipes van *adaptatie* o Schema's worden omgebouwd en aangepast in directe interactie met de omgeving = *accommodatie* - - Ontwikkelingsfase -------------------------- -- -- 0-2 jaar 2-7 jaar 7-12 jaar 12 jaar -- volwassenheid **Informatieverwerkingstheorie** - Recentere modellen gaan veeleer uit van een continu ontwikkelingsproces en zien cognitie als een set van afzonderlijke vaardigheden (i.t.t. Piagets stadia en Piagets systeem) - = focus op manieren waarop mensen informatie coderen, opslaan en terug ophalen - metafoor van mens als computer - informatieverwerkingssysteem bestaat uit drie delen: o zintuiglijk register - - wanneer informatie door het systeem gaat, passen we er mentale strategieën op toe o aandacht geven/coderen o opslaan o terug oproepen - activiteiten (coderen, opslaan, oproepen) worden gecoördineerd door \'central executive\' o bewust, re昀氀ectief deel van het systeem o stuurt de stroom van informatie doorheen de informatieverwerking o implementeert zowel basisprocedures als vormen van complexer, 昀氀exibeler denken o hoe beter de central executive samenwerkt met het werkgeheugen, hoe automatischer de cognitieve processen lopen - informatie komt binnen via het zintuiglijk register/geheugen o directe representatie en korte opslag van beelden en geluiden o verdwijnen snel weer tenzij de aandacht erop gericht wordt - informatie waarop aandacht gericht werd, gaat naar het kortetermijngeheugen/werkgeheugen o basiscapaciteit die beperkt is (2 tot 5 à 7 units) cf. kortetermijngeheugen o informatie kort bijhouden zodat erop gewerkt kan worden cf. werkgeheugen - - ![](media/image7.jpg)hoe e昀昀iciënter informatie verwerkt wordt, hoe groter de kans dat ze opgeslagen wordt in het langetermijngeheugen o permanente kennisopslag o gecategoriseerd op inhoud o onbeperkte capaciteit - - cognitie opgevat als verschillende typen afzonderlijke vaardigheden o aandacht o geheugen o categorisatie o \... - cognitieve groei = o toenemende capaciteit van opslag, vooral in het werkgeheugen o toenemende snelheid van informatieverwerking o betere werking van de central executive - bijzondere aandacht voor \"executieve functies\" o = cognitieve operaties en strategieën die ons in staat stellen doelgericht te handelen o Zelfregulatie o worden aangestuurd vanuit prefrontale cortex o aandachtscontrole (focussen, shiften) o gedragscontrole - **Urie Bronfenbrenner (1917-2005)** - Achtergrond o geboren in Moskou in een joods gezin o emigreerde naar de VS op 6-jarige leeftijd o bachelor in psychologie en master en doctoraat in ontwikkelingspsychologie o veelschrijver - kritiek op gangbaar ontwikkelingspsychologisch onderzoek o te veel focus op individu, vaak los van context o laboratoriumstudies - - - nieuw perspectief op menselijke ontwikkeling o ecologisch: individu in (interactie met) - gelaagde -- context (niet enkel individu maar ook gezin, school,...) - - - - - - ecologische omgeving bestaat uit vijf niveaus o microsysteem o mesosysteem o exosysteem o macrosysteem o chronosysteem - *microsysteem* o dagelijkse, directe omgeving waarin kind leeft o voorbeeld: gezin, klas, vriendenkring,... - - *mesosysteem* o de onderlinge relaties tussen twee of meer microsystemen - - *exosysteem* o systemen waar de zich ontwikkelende persoon niet actief deelneemt, maar die indirect toch invloed hebben - - *macrosysteem* o 'cultureel-maatschappelijke factoren die vorm en inhoud van micro-, meso- en exosystemen mee bepalen\' (blauwdruk voor microsystemen) - - - *chronosysteem* (later toegevoegd) o veranderingen over de tijd in de systemen - - model sloeg aan en werd alom gebruikt als referentiekader - maar slinger sloeg door in andere richting → het ging in ontwikkeling bijna meer over context dan over individu o alomvattende focus op contextuele aspecten van menselijke ontwikkeling o \"context without development\" - ![](media/image10.jpg)model kende herziening, maar die werd veel minder opgepikt dan het oorspronkelijke model o \'ecological systems theory\' → bio-ecological model o individu als \'producer\' van eigen ontwikkeling - - **Lev Vygotksy (1896-1934)** - achtergrond o geboren in een joods gezin als tweede van acht kinderen - - - sociaal-culturele theorie: cognitieve ontwikkeling als sociaal gemedieerd proces (cognitieve ontwikkeling binnen de context) o kinderen leren de wereld begrijpen via probleemoplossende interacties met anderen (die meer weten en kunnen dan zij) - volwassenen en leeftijdgenoten zijn mentors - ze helpen, instrueren en motiveren o ontwikkeling als resultaat van wederzijdse transacties tussen kind en sociale omgeving o culturele en maatschappelijke factoren bepalen de aard van deze samenwerking - bepalend voor de aard van instellingen (peuterspeelzalen, scholen,\...)(inrichting van scholen) - selectie van taken die kinderen moeten leren, waardoor in elke cultuur sterktes ontwikkeld worden - bv. speelgoed: in culturen waar mobiliteit belangrijk is, zullen kinderen met auto's spelen; als mobiliteit niet zo belangrijk is, zal dit minder voorkomen - bv. in westerse culturen leren kinderen op vroege leeftijd met een computer werken; in aziatische culturen leren kinderen op vroege leeftijd schoonschrift - *zone van naaste ontwikkeling* o actuele ontwikkeling = wat het kind zelfstandig kan o naaste ontwikkeling = wat het kind met hulp van anderen kan (wat hij nog NET niet zelf kan) o kind aanspreken via een aanbod net boven het niveau van actuele ontwikkeling, net in de naaste ontwikkeling (uitdagend, niet te makkelijk, niet te moeilijk) - - **Konrad Lorenz (1903-1989)** - Oostenrijks zoöloog en ornitholoog - geïnspireerd door Darwin - aanhanger van de ethologische theorie o ethologie = wat zijn de adaptieve waarden van bepaalde gedragingen , hoe dragen bepaalde gedragingen bij aan de evolutie van een soort en het overleven van deze soort - bestudeerde instinctief gedrag bij ganzen (automatisch optredend gedrag kort na de geboorte, aangeboren gedragspatronen) - bracht meer aandacht voor aangeboren genetische patronen in menselijk gedrag - *imprinting* **=** proces waarbij een bepaalde stimulus tijdens een kritieke periode in de ontwikkeling wordt opgeslagen/ingeprent (zorgt dat bepaalde gedragspatronen voorkomen) o het eerste ding dat ganzen zien na de geboorte, zien ze als moeder; ze volgen de eerste bewegende prikkel en beginnen deze als moeder te beschouwen - hij zorgde er voor dat hij de eerste bewegende stimulus was dat ganzen zagen en hij zag dat ze hem begonnen te volgen - ethologie als basis voor hechtingstheorie John Bowlby - menselijke hechting is biologisch geprogrammeerd: glimlachen, brabbelen,\... aangeboren signalen om nabijheid te bekomen - belang van kritieke/sensitieve periodes +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | Jaartallen en | ![](media/image | | | | data niet | 12.jpg) | | | | gevraagd maar | | | | | wel wie | | | | | tijdgenoot van | | | | | wie was | | | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | | | | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | | | | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Een universeel traject | Vele mogelijke trajecten | +===================================+===================================+ | Freud | Watson | | | | | Erikson | Bandura | | | | | Piaget | Bronfenbrenner | | | | | Informatieverwerking | Vygotsky | | | | | Lorenz | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ - behavioristische theorieën leggen grotere nadruk op \'nurture\' dan op \'nature\'; alle andere theorieën gaan uit van een combinatie van genetische aanleg en ervaringen - soms verschillende invulling van \'nurture\' o psychoanalytische en evolutionaire perspectieven beklemtonen vooral het belang van vroege ervaringen - alle andere perspectieven beklemtonen het belang van zowel vroege als latere ervaringen 2.3. Hedendaagse ontwikkelingspsychologie ----------------------------------------- - zowel continue als discontinue verandering (er zijn periodes waar groeien heel geleidelijk gaat maar er zijn ook periodes waar er sprongen zijn in de groei) - zowel universele als unieke kenmerken - combinatie van erfelijkheid en omgeving - grondlegger levensloopperspectief - ontwikkeling is... o is levenslang o is multidimensioneel o is multidirectioneel (vaak vooruit (adolescentie) maar ook achteruit (ouderdom)) o is plastisch (organisme is in staat zich aan te passen aan verschillende condities) - wordt beïnvloed door meerdere met elkaar interagerende krachten - normatieve gebeurtenissen - niet-normatieve gebeurtenissen (ingrijpende gebeurtenis die speci昀椀ek in het leven van een individu voorkomen bv. een ziekte) - een veelheid van factoren binnen het individu en in de context spelen een rol in ontwikkeling - er zijn factoren die een positievere ontwikkeling voorspellen o bevorderende factor → positievere ontwikkeling - er zijn factoren die een negatievere ontwikkeling voorspellen o risicofactor → negatievere ontwikkeling - doorheen de ontwikkeling staan deze factoren in dynamische transacties met elkaar o **transactie** = reeks van dynamische, reciproke interacties o ze hebben niet allemaal een directe invloed maar ze interageren met elkaar waardoor ze wel invloed hebben - Veel beïnvloedende factoren in dynamische transacties → grotere interindividuele variantie in ontwikkeling en de factoren die ontwikkeling beïnvloeden - ![](media/image16.jpg) - Equi昀椀naliteit = zelfde uitkomst , op heel veel verschillende manieren via verschillende combinaties van factoren zullen ze waarschijnlijk op een bepaald moment hetzelfde gedrag vertonen - Multi昀椀naliteit = meerdere uitkomsten , als je naar 1 factor kijkt zal je zien dat er meerdere uitkomsten zijn na de ontwikkeling *\"**The discipline of human development is perhaps most like meteorology, the study of weather and climate, in that there are factors and forces to consider that interact in complex ways over time and space.\"*** → het is niet deterministisch maar eerder probabilistisch (Belsky, Caspi, Mo昀昀itt & Poulton, 2020, p. 6) POLL: rangorden in chronologische volgorde (van vroeger naar later) A. Fallisch B. Latentie C. Anaal D. Genitaal