Theorieën van internationale betrekkingen PDF

Summary

This document covers various theories of international relations, focusing on the different approaches to understanding global phenomena. It discusses different levels of analysis, including individual, state, and systemic factors. The document emphasizes the importance of theoretical explanations of the causes of international conflicts and analyzes the role of states and power dynamics in international interactions.

Full Transcript

Theorieën van internationale betrekkingen Powerpoint en verplichte lectuur kennen Lees de lectuur, ken de stukken die we in de les behandelen 5 vragen met een theoretisch en empirisch gedeelte (6 of 7 vragen, 5 kiezen) Aanwezigheid vereist, indien afwezig sturen naar de prof...

Theorieën van internationale betrekkingen Powerpoint en verplichte lectuur kennen Lees de lectuur, ken de stukken die we in de les behandelen 5 vragen met een theoretisch en empirisch gedeelte (6 of 7 vragen, 5 kiezen) Aanwezigheid vereist, indien afwezig sturen naar de professor met reden Opnames komen online voor de examen Schriftelijk examen Wat gaan we doen? → Overzicht bieden van analyse-benaderingen: welke verklaringen van fenomenen in de internationale politiek? → nadruk op verklarende theorie – peilt naar causaliteit – gebaseerd op empirisch onderzoek Politiek → = Allocation of values, politiek is een schuivend begrip → Toewijzing van waarden, dilemma’s/ problemen van collectief handelen en oplossingen. Verticale relaties (hiërarchie en regelnaleving) vs horizontale relaties (evenwaardigheid van actoren) Internationale betrekkingen → Is niet wereldpolitiek of internationale gemeenschap, zijn relaties tussen staten Wat gaan we dus niet doen? → ‘hoe de internationale politiek er zou moeten uitzien’; neen, geen normatieve ‘theorie’ Toekomstvoorspellingen / Scenario’s; neen, geen futurologie Theorieën als hypothetische antwoorden op waarom vragen → Bijvoorbeeld waarom is er oorlog. Algemene vragen verlangen naar een algemeen antwoord, d.w.z. simplificaties = theorieën → We spreken pas over een theorie als hij empirisch toetsbaar is Wat is een ‘theorie’? 1. Woord met meerdere betekenissen: - Een verklaring voor een fenomeen - Een stelling/hypothese (statement/proposition/ prediction – Bueno de Mesquita 2003) (PREDICTION: voorspelling of inferentie) - Een set van hypothesen; moet falsifieerbaar zijn; moet poneren onder welke voorwaarden ze niet gelden (=verschil met geloof, zoals amor vincit omnia) - Een geheel van aannames, concepten en hypothesen (Waltz 1979 & 1997) = een van de meest volledige definitie 1 - Aan de hand van algemene/abstracte begrippen en stellingen, waaruit particuliere/concrete stellingen afgeleid kunnen (bv. waarom is de opwarming nog steeds aan het stijgen terwijl er wel inspanningen worden geleverd) 2. Antwoord op algemene vs. particuliere vragen: Particulier: Waarom heeft de VS Irak veroverd? Algemeen: Waarom voeren staten oorlog? 3. Theorie = antwoord op algemene vraag Hetgeen te verklaren is = explanandum = afhankelijke variabele Hetgeen verklaart = explanans = onafhankelijke variabele een selectie van macro-theorieën met nadruk op oorzakelijke/verklarende theorieën. (waarom vragen). → Causaliteit steeds: hypothetisch (Karl Popper): stellingen/hypothesen als voorlopig/tentatief. Doelstelling is dus niet de waarheid. Volgens Karl Popper zijn stellingen en hypothesen altijd voorlopig (tentatief) en nooit absoluut waar. → Wat met infinite regress (eindeloze reeks van verdere waarom vragen): enkel arbitrair te stoppen, namelijk door de doelstelling/vraagstelling van een bepaalde theorie af te lijnen. → Noodzakelijke vs voldoende voorwaarden → Heel vaak werken theorieën met contrafactische redeneringen (wat als?) → Voorbeelden van onafhankelijke en afhankelijke variabelen: (in)stabiliteit, Oorzaken van oorlogen (klein/groot/afwezigheid), wapenwedlopen (meerdere casi),... Bouwstenen van een theorie: aannames, hypothesen, concepten → Elke theorie werkt met aannames – impliciet of expliciet Vb. 1: Aanname van “unitaire actoren”: We doen alsof staten zijn zoals individuen... ( bijvoorbeeld: België zegt….) = Simplificerende aanname om eindeloze ketting van waarom vragen te stoppen (infinite regress) Vb. 2: rationaliteits-aanname: - kosten-baten analyse - methodologisch individualisme Vb. 3: machtsmaximalisatie vs. machtsbehoud/overleving (Mearsheimer vs Waltz) → Moeten aannames realistisch zijn? Niet per se; hangt af van de doelstelling, en van hun nut om fenomenen te verklaren. Natuurlijk zijn er situaties in ons leven waarin wij niet aan kosten-batenanalyse doen: we reageren instinctief, intuïtief. Maar toch kunnen we aannemen dat je meestal wél aan kosten-batenanalyse doet. → Types hypothesen: Ofwel probabilistisch (‘waarschijnlijker dat...’, meestal als A dan is statisch beter het geval dat… =probabilistische correlatie) Ofwel deterministisch (noodzakelijke en voldoende voorwaarden, als A is dan is B) Wat is een goede theorie? (Waltz en Bueno) - Concepten helder – ladder van abstractie: geordend van algemeen/ abstract naar specifiek/concreet/ Bijvoorbeeld staten die samenwerken omwille van 2 een verdrag. Samenwerking is een apart begrip. Ladder van abstractie: woorden kunnen meer of minder abstract zijn wat invloed heeft om de concreetheid. - Logisch consistent: formuleringen van oorzaak-gevolg relaties niet contradictorisch met elkaar - Informatiegehalte: Kan veel empirische fenomenen verklaren → First principle of wing walking: zelfs als theorie overduidelijk fouten bevat, kan ze nog steeds de beste zijn die beschikbaar is. - Empirisch nuttig: Je kan je waarom vraag mee beantwoorden - Richting van de causaliteit: misschien is de samenhang omgekeerd: „Land A is democratie geworden, omdat er vrede heerste.“ En niet omgekeerd... „Land A beschermt milieu omdat het intern. milieurecht respecteert.” Versus: “Land A respecteert intern. milieurecht omdat burgers willen dat milieu beschermd wordt.” 3 Les 2 3 analyse niveau’s in IB (Waltz 1959) 2 3 analyse niveaus (=images, versies van de werkelijkheid; Waltz 1959, Man, State and War) 1. Individueel / menselijke natuur & psychologie (hoe komt het dat Poetin… Uit psychologie verklaren want Poetin werkte als…) THEORIE REALISME Hangt af van de aard van de persoon in kwestie, kan een zeer egocentrische persoonlijkheid wezen. Dit heeft gevolgen voor hoe deze persoon aan buitenlandse politiek en beleid doet (Trump) 2. Eenheden / Units / collectieve actoren (staten; intern bestaand uit: stad(staten), firma’s, partijen, lobby’s, NGO’s, instituties,...) Vormen unit, unit level analysis (wat voor staat is Rusland? Van een oligarchy naar een…) - Toch zullen deze individuen vaak ingeperkt worden door grotere collectieve actoren (constraint) - Partijen in de Belgische politiek zijn ook collectieve actoren: Ingedekt door partijleider (~partijdiscipline: inperking individu door partij →druk door collectieve actoren → Geldt ook voor lobbygroepen, bedrijven, vakbonden, etc.) - Stadstaten (Brugge, Venetië,...) vinden we nu niet meer terug. In 16de eeuw is er kantelmoment geweest, winnen steden of staten, van hoe wij internationale politiek voeren? (interpolitiek i.p.v. Interpolis) 3. Structuur van het internationale systeem (mogelijkheid oorlog, gaat niet over de aard van Rusland, ze zitten in een situatie die ze moeten ondergaan omdat het internationaal systeem een invloed op hoe actoren zich gedragen en wat voor actoren ze zijn) Stel Israëliërs doen aan cyber-Warfare, dan zorgt het internationale systeem ervoor dat andere staten dit ook willen doen door structurele dwang in het systeem (je voelt je gedwongen als staat als je je wil verdedigen) internationaal systeem Waltz 1979 noemt theorieën over het 2e niveau ‘reductionist’. Reductionistisch omdat: zij beperken zich tot (het gedrag) van de eenheden; gaan niet in op het systeem zelf. Waarom? Hij is meer opzoek naar de systemische druk op het groter geheel Realisme in het algemeen → Pessimistisch: geen geloof in de vooruitgang van de mensheid, als reactie tegen ‘idealisme’ na de 1e WO (Wilson). Macht, conflict & oorlog - Degene die na WOI aan het werk gingen binnen politieke wetenschap (Britten), ontwierp eerste leerstoel omtrent internationale betrekkingen > hoe kunnen we oorlog vermijden? Men zag het als roeping om theorie uit te schrijven Á Ook geassocieerd met US president Wilson om idee uit te 4 denken tegen uitputting van staten o = idealisten is een bende naïevelingen > ze dachten: wij zijn realisten, jullie denken niet na. - Realisten dachten dat er wel nog oorlog kwam: dus iedereen moet zich bewapenen volgens realisten. → Moraal en internationaal recht als slechts denkbaar als deel van de bestaande maatschappelijke orde en de uitoefening van macht → Een wereld van staten: Ofwel als resultaat van het Westfaals systeem (1648) (absolutisme) Ofwel als het natiestaat system van de 19e eeuw - In een wereld van staten zal macht altijd resideren (soort van aanname) de macht komt altijd vanuit de staat, maar we kunnen ook zeggen dat kapitalisten hun geld gebruiken om staten te sturen (het zijn maar bureaucraten) - Waarom zijn we beginnen spreken over staten (realisme zegt staten zijn constitutief. BEGIN 1648 Vanuit perspectief van realisten was dit een mijlpaal in geschiedenis (1648): als legitieme leider of gemeenschap afspreken dat er ene is die het voor het zeggen heeft en dit heet soevereiniteit jij mag bepalen wat er in dit gebied gebeurt. Protestanten mag je buiten zijn, rechten geven, 2de rangburgers etc. (Nederland gaf hen rechten) - DUS 2 OPVATTINGEN: - STATENWERELD BESTAAT SINDS 1648 Bureaucraten die belastingen konden heffen, er was geen politie, geen handel autoriteit, geen economisch beleid - ECHTE STAAT IS DIE WAT NA FRANSE REVOLUTIE ONTSTAAT: NATIESTAAT Binnenlandse handel was volledig legitiem, men kreeg een economische beleid, er was ook zoiets als dienstplicht Dit is een controverse tussen realisten (1648 en 19de eeuw) → Mensenrechten & democratie slechts als legitimatie voor interventie, publieke opinie als rechtvaardiging, legitimatie, manipulatie en bedrog - Publieke opinie: Legitimering, manipulatie, en misleiding - Publieke opinie wordt zo misleid om de acties van de staat te legitimeren. Publieke opinie wordt gezien als manipuleerbaar, een middel. - Voorbeelden zijn de Irak-oorlog en WTC-aanval. Al Qaida was nooit aanwezig in Irak, maar hadden wel de WTC aanval veroorzaakt. Via publieke opinie werd deze oorlog zo gelegitimeerd. Bouwstenen in het realisme 1. Anarchie 1. Afwezigheid van hiërarchie (horizontale relatie) , echter niet volledig gesubordineerd vanwege geen monopolie 2. Geen monopolie van het legitieme gebruik van geweld ( binnenland) (wilt zeggen of er nu een hiërarchische relatie is of niet We zijn tegen geweld maar wanneer het op een legitieme manier door de politie gebruikt wordt, dan keuren we het toch goed om de orde te handhaven m.a.w. alleenrecht van geweld ligt bij de binnenlandse staat/overheid) 2. De staat als centrale acteur - (aanname van) unitaire actor (biljart-model) : Laten we aannemen dat dat de staat een zeer coherente actor is, ook al weet men dat de staat een interactie 5 is van verschillende bureaucratische eenheden die het vaak niet met elkaar eens zijn of geschillen hebben - (aanname van) rationele actor (eigenbelang): we zullen aannemen dat de meeste staten uit eigenbelang handelen. Klassiek real.: de staats-man zou zo moeten ageren (normatief-prescriptief) Structureel real.: een aanname om een verklarende theorie op te bouwen 3. Overleving / ‘zelfhulp’ (ook wel: ‘nationaal belang’) Klassiek: na te streven doelstelling hoe doe ik dat? Door meer macht te verwerven want ik ben beter af, andere slechter (nulsomspel) Structureel: aanname, laten we aannemen dat staten altijd zullen proberen te overleven, onafhankelijk van het feit of dit ten koste gaat van andere staten, mensenrechten, mensenlevens, etc. → Verschil in rationeel en realisme in klassiek en structureel realisme Klassiek realisme - Menselijke natuur streeft naar macht – zo ook de staats-man Menselijke natuur als drijfveer: Mensen streven van nature naar macht en controle. Staten, geleid door individuen, vertonen hetzelfde gedrag op internationaal niveau. De staatsman: Een wijze staatsman begrijpt deze realiteit en handelt op een rationele manier om staatsbelangen te verdedigen. - Verklarende én prescriptieve theorie van buitenlands beleid: Verklarende functie: Waarom breken grote oorlogen uit? Waarom duren sommige oorlogen eindeloos? Prescriptieve functie: Staatsleiders moeten handelen op basis van rationele overwegingen en de nationale belangen van hun staat veiligstellen. Hoe komt het dat we grote oorlogen krijgen? Hoe komt het dat er aanslepende oorlogen zijn? Hoe werkt imperial overstrech = meer en meer macht verwachten: jezelf overschatten = ineenstorting van de Sovjet Unie is imperial overstretch: hun leger kost veel te veel geld) - Pro ‘rationeel’ beleid en ter verdediging van staatsbelangen Buitenlands beleid moet worden gevoerd met het oog op realistische doelstellingen en niet worden gedreven door morele idealen of legalistische benaderingen. - Tegen idealisme, gezien als een moralistisch-legalistisch buitenlands beleid van VS isolationisme Het klassiek realisme keert zich tegen idealisme en ziet dit als een moralistisch-legalistische benadering die niet effectief is in het nastreven van nationale belangen. Isolationisme is naïef: Staten, zoals de VS, kunnen zich niet isoleren van internationale politiek zonder hun belangen in gevaar te brengen. 6 Pragmatisme boven moraliteit: Acties die op het eerste gezicht onethisch lijken, kunnen gerechtvaardigd zijn als ze grotere rampen voorkomen. Isolationisme; VS kan niet blijven doen alsof je niets te maken hebt met de internationale politiek. VS heeft belangen in Europa en kunnen ons dus niet permitteren nazi Duitsland te laten bestaan en winnen. Als Pearl Harbor wordt aangevallen, moeten we Japan innemen - Tragisch verantwoordelijkheidsgevoel van de ‘wijze’ staats-man Let op gender: heel mannelijke theorie: sterk gedomineerd in de literatuur door mannen. Misdadige, illegale acties door het staatsbelang gedicteerd, om nog erger te voorkomen. Pas dan ben je een goed staatsman. Vietnam oorlog om te voorkomen dat heel de wereld communistisch wordt o Verantwoordelijk voor misdaden en onrecht om erger te voorkomen o De staatsman die daar niet toe bereid is, is niet waardig staatsman genoemd te worden o Heel prescriptief o President: verantwoordelijkheidssituatie waarin hij slechte dingen gaat moeten doen om nog slechtere dingen te voorkomen Kenmerken van de wijze staatsman: - Prudentie (omzichtigheid en oordeelsvermogen): Handelen met voorzichtigheid en een goed beoordelingsvermogen. - Durven niets doen: Soms is het beter om niet in te grijpen dan om overhaaste beslissingen te nemen. - Oproep tot prudentie (omzichtigheid & oordeelsvermogen) GB: divide et impera in continentaal Europa (18-19e E.). Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (Luxemburg & België, 1815/1830-37) Staat in spanning met tragische verantwoordelijkheid. Omzichtigheid en oordeelsvermogen: appel om voorzichtig te zijn en niet te impulsief te zijn. Durven niets doen, voorkomende en preventieve politiek. - Historische precedent: divide et impera: Romeinen en Britten Verdeel je vijanden en je zal je rol goed vervullen - Britten: zorgen voor verdeeldheid in Europa: machtsevenwicht op het continent: vermijden dat 1 staat dominant zou worden - Nederland en België als tegengewicht voor de opkomende dominante macht van Frankrijk en Napoleon Mearsheimer stelt theorieën voor: 7 Human nature realism is klassiek realisme Structureel realisme (Waltz) 1. Ordeningsprincipe: anarchie (afwezigheid van hiërarchie) Aanname: overleving/ zelfbehoud als hoofddoelstelling (equivalent aan de aanname van wil tot winst voor firma’s in een markt (markt is een theoretisch betekenis, je kan dit niet zien) ( - Anarchie: Geen autoriteit die boven de soevereiniteit staat van staten, afwezigheid hiërarchie) Consequentie: relaties tussen eenheden gekarakteriseerd door selectie, zelfhulp, competitie, coördinatie en socialisatie (selectie: sommigen bestaan niet meer, of zijn niet onafhankelijk, hierdoor doen ze aan zelfhulp want ze willen blijven bestaan, ze staan in competitie maar doen aan coördinatie (zorgen dat je geïnformeerd bent over de andere: hoeveel hebben jullie er, effect van anarchie), Socialisatie: weten hoe de andere denkt: door veel met elkaar in interactie te treden weet je hoe de andere handelt en weet je hoe je moet reageren 2. Natuur van de eenheden / de staten (in hiërarchie: functionele differentiatie → specialisatie (jij doet dit en ik dit) In anarchie: functionele gelijkenis = ze beginnen op elkaar te lijken, ze worden ‘like units’/ gelijkaardige eenheden niet identiek, maar wel gelijkaardig Deze eenheden bepalen de beperkingen & opportuniteiten van niet-statelijke actoren (multinationals, transnationale bewegingen, etc.) 3. De verdeling van capabilities bepaalt de machtsverdeling in het systeem Staten verschillen dus niet in hun functies, maar wel in hun capabilities om deze uit te oefenen (bevolkingsomvang, territorium, grondstoffen, economische & militaire macht, politieke stabiliteit,...) - Verandering in de structuur = verandering in stabiliteit - Allianties, kansen op oorlog & vrede en vormen van machtsevenwicht Unipolair: hegemoniale stabiliteit, relatief vredevol met overgangsoorlogen (kan ook een regionale hegemon zijn). vb. Pax Romana en de hegemonie van Groot Brittannië in de negentiende eeuw. In de overgang van unipolariteit naar bipolariteit zal er meer samenwerking zijn, de transities over de drie types zijn heel instabiel gekenmerkt door oorlogen, 8 onvoorspelbaarheid,... Voorbeeld: trump en security conflict van de NAVO. We weten niet of de hegemon terug aan de macht komt, en deze onvoorspelbaarheid leidt tot onverwachte reacties. (denk aan Rusland) Bipolair: hoge graad van stabiliteit met perifere conflicten over het status quo; beoordeling van elkanders’ capabilities, meer samenwerking, meer gedragsregels, snellere aanpassing. vb. Koude Oorlog: perifere conflicten voor status quo (met groot aantal slachtoffers speelt geen rol in deze theorie). Inschatten van elkaars sterkte is belangrijk: daardoor krijg je meer samenwerking en omgangsregels: nooit direct confrontaties: verbindingen tussen verschillende ministeries van de twee grootmachten waren van heel hoge mate van informatie-uitwisseling (Rode Telefoonlijn: permanente lijn tussen Witte Huis en Kremlin: niet schieten want we zijn nog iets van plan zodat het niet moet) Multipolair: kan relatief stabiel zijn, onstabiel; veel, niet erg intensieve oorlogsvoering En kleine en zwakke staten? → Streven machtsevenwicht na: balancing E.g.: Frankrijk in Europees veiligheids- en defensiebeleid (hebben ze de capabilities om aan counterbalancing te doen?) → Zoeken bescherming: bandwagoning E.g.: Polen, Tsjechië, Baltische staten,...; België na Koude Oorlog: lid worden van de NAVO om ook een beschermingssysteem te hebben → Deze theorie kan iets als ,failed states niet verklaren: er zijn verschillende staten die veel functies niet kunnen vervullen, dus de aanname van functionele gelijkheid is eigenlijk een rare greep van deze theorie Verschil tussen ‘defensief’ en ‘offensief’ realisme? - Defensief / structureel (Waltz 1979): streven naar status quo en machtsevenwicht door middelgrote machten - Offensief (Mearsheimer): maximalisatie van of (relatieve) macht door grootmachten – met het tragische risico van zelfoverschatting & imperial overstretch Strategieën om macht te verwerven: chantage (blackmail) & oorlog Strategieën om machtsverdeling te behouden: balancing & buck-passing - Aanname van een pessimistisch beeld - Uitkomsten: Niet als resultaat van politieke wil / intenties / motieven, maar als resultaat van structurele condities (ben je in staat?) (Zoals een theorie over verschillende leiderschapsstijlen (GB vs. US in Waltz 1979)) (Merkel versus trump, charisma in Duitsland is minder geaccepteerd dan bijvoorbeeld in de US, het is een structureel selectiemiddel van leiderschap) - Moeilijke gevallen: falen en succes van Europese samenwerking Niet vanwege de intenties van leiders of de inherente aard van staten Er was al een pro-Europese beweging voor de 1e en de 2e WO... (in soc-dem and christ-dem partijen); maar dit haalde niets uit; dus democratisering was geen voldoende voorwaarde 9 - Maar vanwege de verandering van een multipolair naar een bipolair systeem In veiligheid werd voorzien door een externe macht (VS via NAVO) Er ontstond ruimte voor samenwerking in alle andere beleidsvelden naast militaire veiligheid (maar hebben ze dan niet de staatsfunctie om in veiligheid te voorzien, gedelegeerd naar de VS…?) Het veiligheidsdilemma: welke betekenis in het realisme? (dilemma is iets waar je niet uitgeraakt) Onveiligheid = veiligheidsdilemma = wapenwedloop → Eens je daar in zit, geraak je daar niet meer uit Waarom? - In klassiek real.: intenties van leiders en/of staten het belang van voluntarisme: ‘Als ze maar zouden willen, zouden ze de overwinning of een machtsevenwicht tot stand brengen’ en als dat niet lukt: de politici verwijten dat ze niet ‘wijs’ genoeg waren…. - In structureel real.: interactie op systeemniveau Als ook maar één staat angst verspreidt (omdat het een gevaar schijnt te vormen), worden alle andere eenheden gedwongen tot een defensieve houding. Ze beginnen allemaal – tegen hun wil én intenties – aan de opbouw van een potentieel tot offensieve oorlogsvoering. Heeft de interactie op systeemniveau niet enigszins te maken met de intentie van leiders of staten? Kritieken op het structureel realisme → ‘Deterministische theorie’ (a voorspelt b) Héél algemene hypothesen, conceptualisering van ‘capabilities’; van ‘nationaal belang’, van ‘de staat’...? (wat is het nationaal belang,... geen stabiele definitie) → Aanname van de vervangbaarheid (fungibility) van macht Risico op over-generalisering: militaire, economische, culturele macht als één geheel... Machtspotentieel kan verschillen per beleidsdomein (policy field / issue area) = nietvervangbaarheid van het begrip macht (non-fungibility of power) Stalin: ‘De paus?! Hoeveel divisies heeft die?’ (voor stalin was militaire, materiële macht,... het belangrijkst. USA & SDI (‘Star Wars’, strategic defence initiative) d.m.v. schuldenfinanciering door Japan, president Reagan kon dit niet zelf betalen, hij is gaan lenen bij Japan Deficit spending en China’s US dollar reserves om de Irak en Afghanistan oorlogen te financieren Militaire hegemonie is nog geen handelshegemonie – een persistente mythe (US & GATT) → Statische, ahistorische, conservatieve theorie: Reïficatie van een wereld van staten, geen evocatie van een alternatieve wereld → verschil tussen probleem-oplossende en zgn. ‘kritische’ theorie - Waarschijnlijk veralgemeend, is kritiek op de theorie. Waltz zijn theorie is echter een reïficatie (een verdinglijking van de staat, het is een constructie 10 van de geest, alsof het een concrete, werkelijke gebeurtenis of fysische entiteit is Arjun Chowdhury - Hallo! Meneer Waltz? Waarom zijn de meeste staten ter wereld zwakke staten? - The myth of international order, why weak states persist and alternatives to the state fade away. Why do weak states persist in the modern world, despite their apparent inefficiencies and vulnerabilities? Chowdhury’s exploration centers on the paradox of weak states and the persistence of the state system, questioning why alternatives to the state, such as empires, city-states, or non-state governance, have faded away. Voorbeeldvragen 1. Het realisme en de regimetheorie hanteren verschillende aannames over de overdrachtelijkheid van macht (de zgn. fungibility of power). 2. Welke van deze twee theorieën gaat ervan uit dat macht overdrachtelijk is, en welke niet? (1 zin) Het realisme gaat ervan uit dat macht overdraagbaar is over de verschillende politieke velden. De regimetheorie stelt dat macht zich enkel situeert binnen de politieke velden en niet-overdraagbaar is. 3. Leg het verschil tussen een overdrachtelijk en een niet-overdrachtelijk begrip van de macht van staten uit. (2 zinnen) De overdraagbaarheid van macht stelt dat men bijvoorbeeld door militaire macht invloed kan veroorzaken in het economische politieke veld. De niet-overdraagbaarheid van macht stelt dat machtspotentieel niet overdraagbaar is buiten politieke velden. Economische macht kan dus geen gevolgen hebben op het militaire politieke veld. 4. Illustreer dit verschil aan de hand van een voorbeeld. (2 zinnen) Voorbeeld: Stalin stelt: de paus? Hoeveel divisies heeft hij? Stalin stelde militaire macht gelijk aan politieke,... macht. 5. Welke zijn de centrale politieke actoren in het structureel realisme? Welk effect heeft dit op de vorm van politieke competitie die binnen deze systeemtheorie ontstaat? (3 zinnen) De centrale politieke actoren binnen het structureel realisme zijn staten die handelen binnen een anarchisch internationaal systeem waarin macht en 11 veiligheid centraal staan. Competitie in het structureel realisme draait om machtsbalans en militaire rivaliteit tussen staten. 6. Wat is het verschil tussen het gebruik van het concept “hegemonie” in het neo-gramscianisme en het structureel realisme? (2 zinnen) Hegemonie is het structureel realisme dat hegemonie de militaire dominantie is van één staat in de anarchische politieke wereld. 7. Waarom spreken auteurs in het klassiek realisme van een zgn. tragisch verantwoordelijkheidsgevoel van de staatsman in de internationale politiek? Illustreer met een voorbeeld. (2 zinnen) De auteurs in het klassiek realisme spreken over het tragisch verantwoordelijkheidsgevoel van de staatsman in de internationale politiek omdat de ‘wijze’ staatsman illegale en misdadige beslissingen moet nemen om zo erger te vermijden in het oog op nationale staatsbelangen. Doet hij dit niet, dan kan er niet gesproken worden van een ‘goede’ staatsman. Een voorbeeld hiervan is de Vietnamoorlog, om zo te voorkomen dat heel de wereld communistisch werd. 8. Hoe ontstaat volgens het structureel realisme het zgn. veiligheidsdilemma? Het veiligheidsdilemma start met onveiligheid, gaat over naar een veiligheidsdilemma en eindigt in een wapenwedloop. Dit fenomeen is niet te stoppen. Volgens het structureel realisme ligt dit aan interactie op systeemniveau. Als één staat start met angst te verspreiden, wordt elke andere staat gedwongen tot een defensieve houding -tegen hun wil en intenties- om ook aan de opbouw van een tot potentieel offensieve oorlogsvoering. 9. Kenneth Waltz leidt zijn structureel realistische theorie af naar analogie van de economie. Welke twee concepten zijn in Waltz’ theorie van de internationale politiek de equivalenten van de economische concepten “firma” en “markt”? Zelfbehoud en overleving hetzelfde als de aanname voor wil tot winst voor firma’s in een markt. In Kenneth Waltz' structureel realisme is het economische concept "firma" equivalent aan de staat, aangezien staten als unitaire actoren handelen om hun belangen te beschermen binnen het internationale systeem. Het economische concept "markt" komt overeen met het anarchische internationale systeem, dat staten dwingt om op basis van zelfhulp (self-help) en machtsbalans te opereren, vergelijkbaar met hoe bedrijven in een markt concurreren om winst te maximaliseren. 12 Les 3 Regime theorie en samenwerking Internationale instituties (regels én organisaties) 1. In structureel realisme: geen vrijwillige samenwerking, hegemoon handelt enkel uit eigenbelang en dwingt anderen tot onderwerping 2. In liberaal institutionalisme: vrijwilligheid - Unipolair: benevolente hegemoon draagt disproportioneel bij tot het publieke goed van samenwerking (corona US) - Bipolair: 2 grootmachten wisselen informatie uit en coördineren hun gedrag - Multipolair: veel staten coördineren hun gedrag en/of delegeren taken (je gaat ervan uit dat ze dat in vrijwilligheid maar uit autonomie doen) NAVO, GATT, Wereldbank, IMF, SALT I & II, EU (gebrek aan) asiel-samenwerking; Europese muntunie, etc. 1. Geïnstitutionaliseerde hegemonie? (structureel realisme) 2. Stabiliserend bi- of multilateralisme? Coördinatie? Of echte samenwerking? (regimetheorie) - Vanuit het structureel realisme (of neorealisme) streven dominante staten (hegemonen) ernaar hun macht en invloed te behouden door internationale instituties te creëren of te beïnvloeden. Deze instituties zijn dan instrumenten om de belangen van de hegemonische macht(en) te bevorderen en te consolideren. - Volgens de regimetheorie ontstaan internationale regimes (regels, normen en besluitvormingsprocedures) om samenwerking te bevorderen, zelfs tussen staten zonder centrale autoriteit. Regimes helpen staten om onzekerheid te verminderen, transactiekosten te verlagen en wederzijds voordelige coördinatie te bereiken. NAVO: Domineren de VS naar de NAVO als dat al 40 jaar zo is dat de lidstaten nog altijd eigenlijk wel binnen de NAVO doen wat ze willen en dat de Amerikanen eigenlijk helemaal niet de anderen kunnen dwingen tot 2% van hun BNP aan defensie uit te geven. Dit wil zeggen dat hegemonie en grootmachten die deze institutie volledig controleren inderdaad helemaal geen feit is, maar een soort wensdroom, een soort theoretische simplificatie. Militaire dominantie handhaven 13 Internationale verdragen worden zelden gebroken (Downs & Rocke 1996) - In structureel realisme: omdat ze in hun eigen belang waren; (emissiezones, ze gingen dit sowieso al doen) - In liberaal inst.: omdat ze staten binden (bijvoorbeeld emissiezones, iedereen hetzelfde)) Zij zullen internationale verdragen naleven wanneer deze verdragen overeenkomen met wat ze sowieso al zouden doen, omdat het in hun eigen belang is. In deze visie zijn verdragen niet zozeer bindend door externe regels, maar weerspiegelen ze de bestaande voorkeuren en belangen van staten. Voorbeeld: In het geval van emissiezones kunnen staten een verdrag ondertekenen waarin ze akkoord gaan met emissiebeperkingen omdat ze al van plan waren om hun uitstoot te verminderen, bijvoorbeeld om economische redenen of om aan binnenlandse milieudoelstellingen te voldoen. Liberaal institutionalisme verklaart dit doordat staten gebonden worden en er afdwingingsmechanismen zijn die ervoor zorgen dat het in evenwicht blijft en dat je een incentive hebt in de verdragen zelf om u eraan te houden. In afwezigheid van dat verdrag zou je je er niet aan houden Realisme in het algemeen Meest algemene definitie van een internationaal ‘regime’ (Krasner 1983): → „Principles, norms, rules and decision-making procedures around which actors‘ expectations converge in a given area of international relations“ (definitie is geordend op basis van of we het kunnen zien, principes niet, norms een beetje, rules ja) (expectations is heel belangrijk, het is dat waarvan de meerderheid verwacht dat dat het gedrag zal zijn). - Principles and norms: meta-regime (Aggarwal) (kunnen we niet zien) - Rules and decision-making rules: regime (kunnen we zien) - Als deze minder coherent worden of de werkelijke praktijk enorm inconsistent is met die principes,... dan is het regime verzwakt. Verandering in een regime 14 is een verandering in de regels en decision-making procedures, maar niet van normen of principes - Principles are beliefs of fact, causation, and rectitude. Norms are standards of behavior defined in terms of rights and obligations. Rules are specific prescriptions or proscriptions for action. Decision-making procedures are prevailing practices for making and implementing collective choice. Conceptualisering van macht en issue-area /politiekveld/beleidsdomein - Struct. real.: overdraagbaar begrip van macht (fungibility of power) (handel, veiligheid,... - Liberaal. institutionalisme: niet-overdraagbaar (non-fungibility), maar per politiekveld Overdrachtelijke macht houdt in dat macht in een bepaald politiek domein, ook gevolgen heeft voor macht in andere domeinen. De regimetheorie stelt dat macht niet-overdrachtelijk is, en dat macht per domein bekeken moet worden. Een bekend voorbeeld van deze overdraagbaarheid is wanneer een staat zijn militaire macht gebruikt om economische voordelen te verkrijgen, bijvoorbeeld door handelsroutes te controleren of economische sancties af te dwingen met dreigingen van militaire actie Terminologie: de labels… Terminologie: Let op, vergis je niet! - Politiek liberalisme: ideologie - Economisch liberalisme: economische theorie, vorm van economische organisatie - Liberaal institutionalisme (ook neo-) / regime theorie: type theorie in de internationale betrekkingen Mogelijke functies van regimes: (functionalistische theorie: als bepaalde doeleinden worden nagestreefd, dan zullen zij daartoe functionele stappen zetten) - kunnen marktfalen oplossen - reduceren transactiekosten 15 - kunnen negatieve externaliteiten reduceren - creëren voorspelbaarheid en stabiliteit (expectations) - corrigeren informatie-asymmetrieën - creëren mogelijkheid van issue linkage (kan wel zijn dat je belangrijke beleidsdomeinen aan elkaar koppelt maar dat is exceptioneel) (geen overdraagbaarheid van macht, omdat het exceptioneel is in plaats van de algemene regel) Samenwerking’ volgens regimetheorie - Waarom (niet) samenwerken? Wanneer samenwerkingsprobleem? 1. Bij conflicterende belangen: geen samenwerking 2. Bij complementaire: geen probleem (komt tot een naturel manier tot stand) 3. Bij conflicterende EN complementaire belangen! Theoretische simplificatie in lib. inst. a.h.v. speltheorie / game theory, of waarom we dingen doen die we niet willen… → Focus op constellatie van voorkeuren / ‘preferenties’ van onderhandelaars. Maakt abstractie van psychologie, mate van vertrouwen, onderhandelingsdynamieken, etc.. Aanname: actoren zijn strategisch rationeel 2 belangrijkste spelsituaties: 2 types van co-operation (zijn twee types van internationale samenwerking!) - Collaboratieprobleem: Gevangenendilemma /prisoners’ dilemma - Coördinatieprobleem: Strijd der geslachten / ‘battle of the sexes’ Wat veroorzaakt regimes? 1. Eigenbelang 2. Macht (in dienst van eigen of collectief belang) (power in the service of common good, power in the service of particular interests) 3. Normen en principes (in ‘onrechtstreeks gerelateerde’ politiekvelden) normen en principes dat een invloed hebben op een regime in een bepaald issue-area maar niet direct gelinkt zijn aan dat issue area kunnen ook gezien worden als verklaringen voor de creatie, persistence and dissipation of regimes. 4. Gebruiken en gewoontes 5. Kennis (…creëert basis voor samenwerking door complexe interacties te verhelderen dat daarvoor niet zo werden begrepen, er zijn verschillende vormen van kennis, kennis is een belangrijk goed dat wordt uitgewisseld. Het is een noodzakelijke voorwaarde) Gebruiken, gewoonten en kennis worden hier niet behandeld als exogene variabelen die capabel zijn om zelf een regime te creëren, maar als supplement and reinforce pressures die geassocieerd worden met egoïstisch eigenbelang, politieke macht en diffuse values. - struct. real. Benadrukt 1 en 2, lib. inst. voegt 3 en 4 toe, constructivisme voegt 5 toe (want dan zijn preferenties niet vooraf gegeven/gekend) Speltheorie: bouwstenen & termen 16 - Pay-off: volgens het nut (utility) dat de spelers verwachten bij een bepaald resultaat; kan ordinaal of kwantitatief worden uitgedrukt (aantal jaren; of # eenheden “nut”) - Dominante’ strategie’: Altijd beste strategie, los van keuze van de ander (strategische interactie, bijvoorbeeld schaken) - Nash evenwicht/ equilibrium”: Geen speler heeft een motief om van strategie te veranderen‘ - Pareto-efficiënte’ strategie (‘evenwicht’): Oplossing die iedereen beter af maakt zonder iemand slechter af te maken - Stabiliteit’: Is de Pareto-efficiënte oplossing stabiel? (heb je nog een doorzettingsmechanisme nodig?) - Aannamen voor toepassing op IB: Staten als unitaire actoren Anarchie: geen sanctionerende, hogere instantie (niet overal het geval, denk bijvoorbeeld aan WTO) Staten zijn nuts-maximaliserend en strategisch rationele actoren Het collaboratieprobleem → 2 gevangenen. Aanname: kunnen niet communiceren. Beschuldigd van moord én iets kleiners (inbraak, rijden onder invloed, …). Openbare aanklager kan kleinere misdaad, maar moord niet bewijzen; biedt ieder apart een deal aan: Bij bekentenis (one player plays defect). 2 j. / andere gevangene: 10 jaar (‚hanged‘ in versie van Aggarwal & Dupont…). Als allebei bekennen (both play defect)lange gevangenisstraf van 5 j. (aanklager voegt eraan toe: ‘Wat als je jouw handlanger niet kan vertrouwen…?’). Als allebei ontkennen (cooperate): allebei enkel gevangenis voor inbraak Oplossingen voor het collaboratieprobleem 17 - Struct. real. institutionalisme (Keohane 1984): Aanwezigheid van (benevolente) hegemoon creëert precondities voor voorziening van publiek goed eens stabiele oplossing gevonden, regime stabiel, ook als hegemoon verzwakt - Lib. Inst.: Schaduw van de toekomst (Axelrod & Keohane 1985): Hoe langer, hoe eenvoudiger de samenwerking (hoe langer je verwacht dat de samenwerking je pay offs gaat bezorgen, hoe meer je bereid gaat zijn om samen te werken, since the other side is likely to retaliate tomorrow): iteratie van spelrondes: haalt free-riding incentives weg. Wederzijdsheid in beloning / bestraffing – ‘Tit-for-tat’ (=emulatie (je kopieert elkaars gedrag)) Omdat iteratie gaat optreden ga je je gedragen als staat -> want anders vertrouwen weg voor de volgende keer. Of er samenwerking is of niet ligt in de wederzijdsheid van de strategie, een uitweg gevonden uit de pathologische situatie van niet - vertrouwen en niet -communicatie. - Euro muntunie en schulden maken: beloven van niet, en het toch niet (BE; I) = free riding (ze wilden andere staten niet helpen met hun schulden, er zijn regels expectations gemaakt voor de toekomst, kan freeriden opwekken want ze zullen ons toch wel redden) → nood aan monitoring & enforcement (handhaving), vraag naar internationale regimes (Martin 1992) Monitoring (informatie / communicatie) Enforcement/ handhaving / afdwinging Nood aan een onafhankelijke 3e partij, nl. een IO → Focal points’ voor oplossingen (richtlijnen voor iedereen in de Eurozone) Handhaving bij collaboratieproblemen - Decentraal – wederzijdsheid: vb. GATT & WTO: Leef jij marktopeningsafspraken na, dan ik ook, Indien jij je markt sluit, sluit ik mijn markt = tit-for-tat → ‘self-enforcing’. (actoren houden elkaar in evenwicht) Geschillenbeslechting: Klacht van een lidstaat, WTO Panels (en/of Appellate Body) oordelen. Bij niet-implementatie mag klagende staat economische sancties opleggen of compensatie vragen… → internationaal (omdat het decentraal is is het goed want je hebt geen hogere instantie nodig) - Centraal – hiërarchie: binnen de EU Commissie onderzoekt als ‘hoeder van de Verdragen’ Iemand legt klacht neer/ EU Commissie onderzoekt/ EGH (ver)oordeelt → supranationaal‘ 1. Decentraal – Wederzijdsheid (Self-Enforcing Mechanisme) In een decentraal handhavingssysteem is er geen centrale autoriteit die naleving kan afdwingen. Staten houden elkaar in balans via wederzijdse voordelen en sancties. Dit mechanisme is gebaseerd op het 'tit-for-tat'-principe: als één staat zich aan de regels houdt, doet de andere dat ook; als één staat de regels schendt, volgt er een proportionele tegenreactie. 18 Kenmerken: Wederkerigheid: Staten handhaven afspraken door zelf tegenmaatregelen te nemen. 'Self-enforcing': Staten hebben een eigenbelang bij naleving omdat overtredingen leiden tot sancties. Decentrale coördinatie: Er is geen hogere autoriteit nodig; staten houden elkaar in evenwicht. Voorbeeld: GATT & WTO In de WTO (World Trade Organization) geldt het principe van wederzijdse naleving. Als land A zich niet houdt aan marktopeningsafspraken, kan land B als tegenreactie zijn eigen markt sluiten of sancties opleggen. Geschillenbeslechting: Bij een klacht van een lidstaat wordt een WTO-panel ingesteld, dat een bindend oordeel velt. Indien het veroordeelde land niet handelt naar de uitspraak, kan de klagende staat compensatie eisen of economische sancties opleggen. Voordeel van decentralisatie: Staten kunnen samenwerken zonder een hogere, supranationale autoriteit nodig te hebben. Kernpunt: Het decentrale mechanisme werkt goed in systemen waar staten gelijke macht hebben en wederzijdse afhankelijkheid groot is, zoals in handelssystemen (bijv. WTO). 🏛️ 2. Centraal – Hiërarchie (Supranationaal Mechanisme) In een centraal handhavingssysteem is er een hogere autoriteit die geschillen kan beslechten, regels kan interpreteren, en sancties kan opleggen. Staten delegeren een deel van hun soevereiniteit aan deze supranationale autoriteit. Kenmerken: Hiërarchische structuur: Er is een autoriteit met bevoegdheden boven de staten. Verplichte naleving: Staten zijn verplicht om beslissingen van de autoriteit te respecteren. Sancties en dwangmiddelen: De centrale autoriteit kan sancties opleggen of staten dwingen om regels na te leven. Voorbeeld: Europese Unie (EU) 19 Europese Commissie: Optreedt als ‘hoeder van de Verdragen’ en onderzoekt mogelijke inbreuken op EU-regels. Klachtprocedure: Een lidstaat, individu of organisatie kan een klacht indienen bij de Commissie. Onderzoek en uitspraak: De Commissie onderzoekt de zaak, en bij ernstige overtredingen kan de zaak worden doorverwezen naar het Europees Hof van Justitie (EGH). Bindende uitspraken: Het Hof kan lidstaten verplichten om regelgeving na te leven en eventueel sancties opleggen bij niet-naleving. Kernpunt: Het centrale mechanisme functioneert goed in een supranationale context zoals de EU, waar staten bereid zijn een deel van hun soevereiniteit af te staan aan een centrale autoriteit. Het coördinatieprobleem - Vakantiedilemma / ‘Strijd der geslachten’ (Battle of the sexes) - Waar op vakantie gaan? Links of rechts rijden? Subsidies toekennen of niet? Dezelfde asielrechten toekennen of niet? In een muntunie even veel geld mogen lenen of niet? - geen dominante strategieën - 2 oplossingen (‘evenwichten’) mogelijk die zowel Pareto-efficiënt als Nash evenwicht zijn - eens akkoord, stabiel (geen handhavingsprobleem): Enkel communicatie nodig, Niet noodzakelijk een verdelingsprobleem / geen ‘distributief’ conflict 20 - Engels in luchtvaart. Waarom in Engels? Dat heeft machtsoorzaken, praktische oorzaken zoals dat de meeste vliegtuigen die toen vlogen waren Amerikaans en kwamen uit het Amerikaanse luchtruim, dus die hadden hun terminologie volledig ontwikkeld. Daarom kun je dus geen noodoproep doen in het Georgisch of Frans. - Radiogolven, internet en programmeertaal. Nog een voorbeeld van een coördinatieprobleem is dat verschillende mensen dezelfde radiofrequenties hadden. Samenwerking was geen probleem maar coördinatie wel. Twee mensen konden niet dezelfde frequentie krijgen, dan hadden ze last van storing. Dat werd politiek opgelost, was macht want twee mensen hadden dezelfde frequentie en wilden hun claim verdedigen. Dat werd opgelost met monopolies. Bv. De VRT kreeg bv. bepaalde frequenties. 21 - Exportsubsidies. Je kunt kijken naar airbus-boeing als een coördinatieprobleem. Als men zou stoppen met subsidies toe te kennen aan airbus of boeing dan was de zaak opgelost en was het gecoördineerd. De **regimetheorie** maakt een onderscheid tussen **samenwerking** en **coördinatie** omdat deze termen verschillende vormen van interactie en afhankelijkheid tussen staten beschrijven binnen internationale regimes. Dit onderscheid helpt om te begrijpen hoe staten hun belangen verdedigen en compromissen sluiten op verschillende manieren binnen bepaalde institutionele kaders. ### 1. **Samenwerking** **Samenwerking** houdt in dat staten actief samenwerken om wederzijdse voordelen te behalen, maar daarbij vaak conflicterende belangen moeten overwinnen. Dit vereist dat staten concessies doen, vertrouwen opbouwen en soms risico's nemen door hun gedrag aan te passen in de verwachting dat anderen hetzelfde zullen doen. Samenwerking is noodzakelijk wanneer staten bijvoorbeeld afspraken moeten maken om gezamenlijke problemen aan te pakken die niet door één land alleen kunnen worden opgelost, zoals klimaatverandering of wapenbeheersing. **Voorbeeld van samenwerking:** Denk aan het **Klimaatakkoord van Parijs**. In dit verdrag hebben landen afgesproken hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Hierbij moeten landen samenwerken door hun nationale beleidsmaatregelen af te stemmen op gemeenschappelijke doelen. Hoewel sommige landen bereid zijn grotere inspanningen te leveren, moeten ze er ook op vertrouwen dat andere landen zich aan hun toezeggingen houden om zo wederzijdse voordelen te realiseren. ### 2. **Coördinatie** **Coördinatie** is een eenvoudigere vorm van interactie, waarbij staten geen conflicterende belangen hebben, maar wel afspraken moeten maken over wie wat doet om efficiëntie te vergroten. Bij coördinatie is er geen conflict over de uitkomst, maar moeten staten hun gedrag afstemmen om misverstanden of inefficiëntie te voorkomen. Coördinatie ontstaat wanneer er meerdere manieren zijn om een bepaald doel te bereiken, en staten moeten overeenkomen welke specifieke acties elk van hen onderneemt om chaos of conflicten te vermijden. **Voorbeeld van coördinatie:** Een klassiek voorbeeld van coördinatie is de **internationale luchtvaart**, waar landen moeten overeenkomen welke tijdzones en luchtroutes worden gehanteerd. Hier is geen conflict over de wenselijkheid van luchtroutes, maar landen moeten afstemmen om luchtverkeersveiligheid en een efficiënt gebruik van het luchtruim te waarborgen. Coördinatie vereist minder onderling vertrouwen dan samenwerking omdat er geen conflicterende belangen zijn, alleen de noodzaak om een gezamenlijke aanpak te bepalen. ### Conclusie: 22 De regimetheorie benadrukt dit onderscheid omdat de manier waarop staten hun gedrag moeten afstemmen afhangt van het type interactie. **Samenwerking** vereist dat staten vertrouwen opbouwen en conflicterende belangen overwinnen, terwijl **coördinatie** vooral gericht is op het vaststellen van afspraken in situaties waarin geen fundamentele conflicten bestaan, maar waar afstemming nodig is om efficiëntie of veiligheid te bevorderen. 1. Wat is de zgn. schaduw van de toekomst? Leg uit aan de hand van een voorbeeld. (2 zinnen) De schaduw van de toekomst stelt dat hoe langer pay-offs een speler denkt te halen in de toekomst uit een samenwerking, hoe meer hij bereid is om samen te werken, aangezien de andere likely is to retaliate tomorrow. Pay-offs: het nut dat een speler verwacht bij het behalen van een bepaald resultaat, kan ordinaal of kwantitatief worden uitgedrukt. 2. Zijn de SALT I & II-akkoorden een geval van internationale samenwerking of van internationale coördinatie? De SALT I & II-akkoorden (Strategic Arms Limitation Talks) zijn een voorbeeld van internationale coördinatie omdat ze gericht waren op het beperken en beheren van strategische kernwapens tussen de VS en de USSR, zonder dat er sprake was van diepere gezamenlijke beleidsdoelen of wederzijdse afhankelijkheid. Coördinatie houdt in dat staten afspraken maken om hun gedrag op elkaar af te stemmen om specifieke risico's (zoals een nucleaire wapenwedloop) te verminderen, maar zonder verregaande gezamenlijke actie. De akkoorden waren primair gericht op risicobeperking en stabiliteit, eerder dan op langdurige samenwerking met gezamenlijke beleidsuitvoering. 3. Is het Kyoto-protocol een geval van internationale coördinatie of van internationale samenwerking? Het Kyoto-protocol is een geval van internationale samenwerking omdat staten zich gebonden hebben aan specifieke emissiereductiedoelstellingen en gezamenlijk actie ondernamen om klimaatverandering tegen te gaan. Samenwerking vereist niet alleen afstemming van gedrag, maar ook gedeelde langetermijndoelen en collectieve actie, wat duidelijk aanwezig was in het protocol door bindende afspraken over emissiereductie. Staten werkten samen op basis van gedeelde belangen en verplichtingen, waardoor het Kyoto-protocol verder gaat dan enkel coördinatie. 4. Is de volgende stelling juist of fout? “Een ‘tit for tat’-strategie is een strategie van wederzijdse wraak.” Motiveer uw antwoord. (2 zinnen) Fout, een tit-for-tat strategie creëert wederzijdsheid in beloning en bestraffing, een emulatie van gedrag. De iteratie van de toekomst haalt free-riding incentives weg. 5. Geef twee mogelijke uitwegen uit het zgn. gevangenendilemma in internationale samenwerking? Illustreer dit telkens ook aan de hand van een voorbeeld. (2 zinnen). 23 Structureel realisme: aanwezigheid van een benevolente hegemoon die precondities creëert voor de voorziening van het publieke goed. Van zodra dit stabiele oplossing gevonden is blijft het stabiel, zelfs bij verzwakking van de hegemoon. Liberaal institutionalisme: schaduw van de toekomst of iteratie van spelrondes. 6. Om internationale regimes geloofwaardig te maken en in stand te houden, voorzien staten volgens de regimetheorie in doorzettingsmechanismen (‘enforcement’). Deze kunnen centraal of decentraal (‘self-enforcing’) zijn. Leg elk type doorzettingsmechanisme uit aan de hand van een voorbeeld. Decentraal in wederzijdsheid WTO panels, centraal hiërarchie EU hoeder van verdragen ECJ 7. EU lidstaten hebben een verschillend beleid op het gebied van het toekennen van asiel aan vluchtelingen en slagen er niet in samen te werken in dit beleidsdomein. Welke speltheoretische karakterisering van hun strategische interactie is het nuttigst: als gevangenendilemma, of als battle of the sexes situatie? Beargumenteer je keuze en verklaar hiermee het gebrek aan samenwerking. De strategische interactie tussen EU-lidstaten op het gebied van asielbeleid kan het best worden gekarakteriseerd als een gevangenendilemma. In een gevangenendilemma hebben staten een dominante strategie om niet samen te werken, zelfs als samenwerking voor iedereen beter zou zijn. Lidstaten hebben vaak prikkels om de last van asielopvang op andere landen af te schuiven, terwijl ze profiteren van de stabiliteit en veiligheid die het gemeenschappelijke Europese beleid zou kunnen bieden. Dit leidt tot een suboptimaal evenwicht, waarbij elke staat individueel kiest voor beleid dat zijn nationale belangen op korte termijn beschermt, maar dat op lange termijn samenwerking en solidariteit ondermijnt. 8. In de speltheorie wordt een onderscheid gemaakt tussen een dominante en Pareto-efficiënte strategie. Leg uit aan de hand van een voorbeeld. In een gevangenendilemma kunnen twee landen kiezen om samen te werken of niet samen te werken in het terugdringen van CO₂-uitstoot. 9. De Poolse regering wil (voorlopig) niet buigen voor de afkeuring door de Europese Commissie en het Europees Parlement van haar uitbreiding van de executieve ten koste van de rechterlijke macht (o.a. via haar meer rechtstreekse betrokkenheid bij de benoeming van het hoogste rechtscollege). De Europese Commissie heeft twee doorzettingsmechanismen ter harer beschikking: een voorstel aan de Europese Ministerraad om de Poolse regering haar stemrechten in de Ministerraad af te nemen, of een klacht bij het Gerechtshof van de Europese Unie. Beargumenteer welk doorzettingsmechanisme meer kans op slagen zou kunnen hebben. 24 Het meest effectieve doorzettingsmechanisme voor de Europese Commissie is waarschijnlijk een klacht bij het Gerechtshof van de Europese Unie (HvJ-EU) Stemrecht ontnemen: Dit mechanisme vereist unanimiteit in de Europese Raad, exclusief de betrokken lidstaat (Polen). Aangezien sommige lidstaten, zoals Hongarije, waarschijnlijk hun veto zouden uitspreken, is deze optie politiek moeilijk haalbaar. Klacht bij het Gerechtshof van de EU: Het Hof kan een juridisch bindende uitspraak doen die Polen dwingt om de rechtsstaatprincipes te respecteren. Bovendien heeft het Hof al eerder succesvolle uitspraken gedaan tegen staten die Europese verdragen schonden. 10. Waarom heb je sterkere monitoring en enforcement instituties nodig om een oplossing voor een gevangenendilemma stabiel te houden over de tijd heen dan voor een oplossing van een coördinatie probleem? Leg uit aan de hand van twee voorbeelden. In een gevangenendilemma hebben staten of actoren een individuele prikkel om niet samen te werken, zelfs wanneer samenwerking voor iedereen het beste resultaat zou opleveren. Zonder monitoring- en handhavingsmechanismen zullen actoren geneigd zijn om hun eigen belang na te streven ten koste van collectieve doelstellingen. In een coördinatieprobleem daarentegen hebben actoren weliswaar moeite om samen een keuze te maken, maar zodra er een evenwicht is bereikt, hebben ze geen prikkel meer om van die afspraak af te wijken. Daarom is er minder behoefte aan monitoring en handhaving bij coördinatieproblemen. 25 Les 4: benadering van het constructivisme Welke taal gebruikt de diplomatie? Hoe spreken ze, welke benadering gebruiken ze (=hoe construeren ze de werkelijkheid). Een dergelijke speech dialect reconstrueert de relatie met anderen. Actoren zijn hiervan bewust, waardoor er een gelimiteerd effect is. We kunnen dus door taal een andere relatie tot stand brengen. Constructivisme - < literatuurwetenschap en kennistheorie: taal creëert / constitueert de sociale werkelijkheid. Het is een bepaalde kijk. - Het subject dat theorie creëert, constitueert daardoor ook een bepaalde wereld: zowel de onderzoeker/analist, als de politieke actor per se. Het heeft niet alleen als centraal aandachtspunt de taal, maar je moet je hiervan bewust zijn dat je daardoor een bepaalde kijk ontwikkelt. Veel literatuurstromingen doen dit niet. - Conceptualisering van macht: Epistemische macht: wie bepaalt kennis, wie bepaalt wie mag spreken, wie heeft autoriteit. Dit creëert structurele macht. Dit is de enige subdiscipline die het woord macht veel gebruikt. Epistemische macht is ook een structurele vorm van macht, het is geen eigenschap van een persoon. (episteme is grieks voor kennis). (epistemic communities (groep van mensen die kennis delen). - Werking van niet-materiële factoren: Sociale inbedding; co-constitutie van betekenis in sociale interactie; niet slechts strategische interactie maar ook het sociale aspect (in speltheorie is iedereen op zichzelf gericht, in constructivisme is het sociale aspect heel belangrijk). Ideeën/ ideologieën, cultuur, waarden, normen als onderzoeksopzet Identiteit: de co-constitutie van (sociale) normen en (materiële) belangen (tot welke epistemische groep je toebehoorde doet ertoe). Welke identiteit wordt door taalhandelingen geconstrueerd. - ‘Contingentie’: Dingen die we voor waar aannemen, zijn niet onvermijdelijk → waardeoordeel als inherent. (Veel toevalligheden, het is contingent, er zijn factoren die we niet kennen. Een grote macrotheorie opbouwen werkt niet, er is contingente actoren, anti-positivistisch). In het constructivisme wordt erkend dat veel van onze overtuigingen en oordelen, inclusief waardeoordelen, niet vanzelfsprekend of onveranderlijk zijn. Wat in de ene samenleving als een juist waardeoordeel wordt beschouwd, kan in een andere context heel anders zijn. Dit onderstreept de contingentie van waardeoordelen: ze zijn niet vaststaand, maar kunnen veranderen door sociale en historische omstandigheden. → Reactie tegen de vereniging binnen het neorealisme/neoliberalisme: - Kritiek op de rationaliteitsaanname (de rationaliteitsaaname gaat ervan uit dat actoren redeneren volgens kosten baten, houdt echter geen rekening met logic of approtiativeness) Het constructivisme bekritiseert dit door te wijzen op 26 de Logic of Appropriateness, waarbij acties gebaseerd zijn op wat als passend of moreel juist wordt gezien binnen sociale normen. Deze logica benadrukt dat gedrag niet altijd rationeel is, maar vaak sociaal geconstrueerd. - Kritiek op ‘asociale’ actoren (staten proberen niet enkel uit zelfbelang te handelen, ze worden ook beïnvloed door hun sociale interactie met andere staten, politieke samenwerking,... Hun belangen worden beïnvloed door hun sociale interactie) Bijvoorbeeld handelsliberalisatie met Zuid-Amerika: hun primaire belangen worden heel vaag omschreven, tijdens de onderhandelingen komen ze te weten welke clausules ze bijvoorbeeld als essentieel beschouwen. - Enkel instrumenteel handelen en strategische interactie. (onderhandelingen zijn processen die veranderen door sociale interactie) (instrumenteel handelen= handelen uit zelfbelang) - Preferenties en belangen (interests) als exogeen voorgegeven. (niet vaststaand) - De illusie van de ‘waardevrije’ wetenschap (waarden beïnvloeden de wetenschappelijke kennis) → Focus op veranderingsprocessen: preferenties niet als a priori bekend, maar als construeerbaar in interactie: Vb. einde Koude Oorlog (jullie hebben dat niet voorspeld). ‘Globalisering als proces (outcome), niet als stabiele of statische uitkomst. Je kan onderzoeken hoe het komt dat we in een geglobaliseerde wereld leven (geglobalisering is een proces woord) Sociaal constructivisme (1) Zie ook: Whiskey & International Relations Podcast: Episode 5 & 6: https://open.spotify.com/show/0RQnVzCiLWeZ49GC618N1d of: https://www.youtube.com/watch?v=cNqf_qkZO40 - Waltz / struct. real.: Self-help vloeit voort uit anarchische structuur van het internationale systeem; identiteit en belangen zijn voorgegeven (exogeen) - Alexander Wendt: Self-help sociaal gestructureerd doorheen de interactie tussen de actoren. - Self-help als één van de mogelijke instituties onder anarchie Veiligheidsgemeenschappen kunnen competitief, individualistisch of coöperatief zijn Staten verlenen betekenis aan hun identiteit (ego vs. alter) en hun belangen als resultante van hun interactie Evenzeer een systeemtheorie Sociaal constructivisme (2) Anarchie is wat staten ervan maken (Wendt 1992) → Ego en alter constitueren zich niet (enkel) vanuit zichzelf, maar in interactie, ze zijn relationeel De relatie tussen staten is dus relationeel en wordt mede gevormd door spiegeleffecten tijdens socialisering, waarin staten zichzelf en de ander definiëren op basis van wederzijdse percepties en gedragingen. → Spiegeleffecten in socialisering - GB & USA: militarisering & ‘totalitaire’ staat in antwoord op Nazi-Duitsland 27 - McCarthyism t.a.v. Stalin Rusland - Terroristische organisaties en staten: ‘War’ on Terror: ‘unlawful combatants’; Guantanamo; noodtoestand in F (cfr. Securitization), etc. (war on terror: een oorlog tegen niet-statelijke actoren, vroeger was dit altijd een staat tegen een staat, daarna tegen niet-statelijke actoren. Staten eigenden zichzelf het recht om zich te gedragen als terroristen. Constructivistische benadering. De analytische scheidingslijn van een leger om mensen te vermoorden werd geconstrueerd naar een reïficatie. Het proces van socialisering zorgde ervoor dat staten ook burgers vermoorden in functie van war on terror (het vermoorden van terroristen) - Afbouw van binnen-Europese grenzen: eerst militair, daarna economisch – verdwijning van betekenis van grens enkel als intersubjectief, interstatelijk proces - (Her)opbouw van grenzen: Ukraine → Spraakregelingen van handelende actoren Beperkte interventie, targeted attacks, precisiebombardementen, self-defence, spraakregelingen van handelende actoren VS/Israel palestina 1948: oprichting van de staat israël versus nakba (Palestijnse catastrofe) Zijn speechacts. → De intersubjectieve creatie van dreiging: (‘slechts’) woorden - Poetins dreiging met nucleaire wapens Sociaal constructivisme Anarchie is wat staten ervan maken (Wendt 1992) → Predatie (agressief gedrag naar aanleiding van machtsmaximalisering, nationale politiek, etc., is maar een vorm van gedrag) & anarchie als permissieve oorzaak voor zelf-help systemen (sommige staten komen in hun interactie tot toe om aan predatie te doen - Noodzakelijke / necessary en voldoende / sufficient voorwaarden (Wendt) - ‘Permissive’ vs. ‘efficient’ causes of war ( alsof het eigenlijk over twee heel belangrijke tegenstanders of conflictpartijen gaat met gemeenschappelijke belangen en Wat als staten én een coördinatie én een collaboratie probleem hebben? - Fearon 1998 7 1. Distributief / coördinatieprobleem Wie betaalt de aanpassingskosten? Wie gaat wat doen? Je bent niet iets samen aan het doen, je coördineert enkel je gedrag. Bijvoorbeeld internationale luchtvaart: niet de routes, enkel de uren voor internationaal luchtverkeer. Distributie van de lasten bij emissie, ene staat zal iets meer moeten dan de andere. In dezelfde onderhandelingen kan er ook een collaboratieprobleem optreden: zijn er free-riders? 39 2. Collaboratie probleem Implementeert elke staat / Leeft die de verbintenissen na? Elk lid maakt apart beloftes maar je weet niet of ze dit nakomen, bijvoorbeeld de VS met Kyoto-protocol kwam iets niet na, zij moesten geen aanpassingskosten betalen terwijl alle andere staten de snelheid van de opwarming proberen te verminderen. Bij het collaboratieprobleem is het probleem of ze het kunnen afdwingen. De twee problemen kunnen gelijk worden opgelost, ofwel langer onderhandelen ofwel niet meer onderhandelen. Interactie tussen (fase 1) de onderhandelingsfase (fase 2) de implementatiefase. - Onderhandelingsfase 2 landen; 2 mogelijke overeenkomsten Beide verkiezen: overeenkomst boven geen overeenkomst, andere overeenkomst → uitputtingsslag in een coördinatiespel Staten hebben verschillende voorkeuren over mogelijke akkoorden. Ze nemen deel aan een war of attrition (uitputtingsspel) waarbij beide partijen proberen de ander te laten toegeven. Hoe langer een staat vasthoudt aan zijn positie, hoe groter de kans dat de tegenpartij toegeeft, maar de kosten van uitstel nemen toe. - Implementatiefase Korte-termijn voordeel van niet-naleving; kosten zijn voor de verliezende kant Kortingswaarde (‘discount rate’) van overeenkomsten daalt over de tijd heen → Incentive voor vrijbuitersgedrag in een gevangen dilemma spel Nood aan, maar geen overeenkomst over monitoring & afdwinging vanwege : Reputatie kosten waardoor bestraffing via tit-for-tat defectie Of zelfs ‘grim trigger’ (niet komen)(altijd defectie) en niet beginnen aan onderhandelingen Handhavingsfase: Zodra een akkoord is bereikt, spelen staten een herhaald Prisoners' Dilemma om het akkoord te handhaven. Staten hebben een korte-termijnprikkel om af te wijken (bijvoorbeeld door het verdrag niet na te leven) maar vrezen vergelding als de ander afwijkt. In plaats daarvan stelt hij voor dat de meeste problemen van internationale samenwerking bestaan uit twee gekoppelde fasen: 1. Onderhandeling (bargaining): Staten moeten overeenstemming bereiken over de voorwaarden van samenwerking. 2. Handhaving (enforcement): Staten moeten zich aan de overeengekomen afspraken houden, ondanks verleidingen om af te wijken. Hij ontwikkelt een game-theoretisch model dat deze twee fasen combineert en laat zien hoe onderhandelings- en handhavingsproblemen elkaar beïnvloeden. Een belangrijke bevinding is dat een lange-termijnvisie (shadow of the future) niet alleen 40 samenwerking vergemakkelijkt, maar staten ook aanmoedigt om harder te onderhandelen voor betere voorwaarden, wat overeenstemming kan vertragen. Onderhandelings- en Handhavingsproblemen in Internationale Samenwerking Fearon onderscheidt twee belangrijke uitdagingen bij internationale samenwerking: 1. Onderhandelingsprobleem: Staten moeten overeenstemming bereiken over de specifieke voorwaarden van een akkoord. Dit probleem lijkt op een coördinatiespel waarbij staten vaak verschillende voorkeuren hebben over de mogelijke uitkomsten. Onderhandelingen kunnen tijdrovend zijn, omdat staten hopen betere voorwaarden te verkrijgen door standvastig te blijven. 2. Handhavingsprobleem: Zodra een akkoord is bereikt, moeten staten zich aan de afspraken houden. Dit probleem lijkt op een Prisoners' Dilemma, waarbij staten een korte-termijnprikkel hebben om af te wijken en te profiteren van de samenwerking van anderen. Samenwerking kan alleen duurzaam zijn als er effectieve mechanismen voor vergelding zijn, zoals Tit-for-Tat of andere strategieën die afwijken bestraffen. Fearon stelt dat de meeste internationale samenwerkingstrajecten beginnen met een onderhandelingsfase en daarna geconfronteerd worden met handhavingsproblemen. Een van Fearons belangrijkste inzichten is dat de onderhandelings- en handhavingsproblemen elkaar beïnvloeden. Een lange-termijnvisie (shadow of the future) heeft een dubbel effect: 1. Positief effect: Een langere termijnvisie maakt handhaving makkelijker, omdat staten meer belang hechten aan toekomstige samenwerking en daarom minder geneigd zijn om af te wijken. 2. Negatief effect: Een langere termijnvisie moedigt staten aan om harder te onderhandelen voor gunstiger voorwaarden, omdat de potentiële voordelen van een beter akkoord groter zijn als de samenwerking lang duurt. Dit kan leiden tot vertraging in onderhandelingen. Empirical implications Onderhandelingsdeadlocks: In situaties waarin de lange-termijnvisie sterk is en de monitoring effectief, zou samenwerking mogelijk moeten zijn. Toch kunnen onderhandelingen vastlopen omdat staten wachten op betere voorwaarden. Dit verklaart waarom sommige onderhandelingen lang duren, ondanks wederzijdse voordelen. 41 3. Verdeling van de kosten: Hoe hoger de kosten van niet-samenwerken (bijvoorbeeld economische schade of veiligheidsrisico’s), hoe sneller staten tot een akkoord zullen komen. Hoe groter het verschil tussen de mogelijke akkoorden, hoe moeilijker het is om overeenstemming te bereiken. Internationale samenwerking bestaat uit twee fasen: de onderhandelingsfase en de implementatiefase. 1. Onderhandelingsfase: Hierin proberen landen overeenstemming te bereiken over de voorwaarden. Elk land verkiest een overeenkomst boven geen overeenkomst, maar er is vaak sprake van een uitputtingsslag in het vinden van de juiste coördinatie. Er zijn meestal twee mogelijke overeenkomsten of opties waaruit landen kunnen kiezen, afhankelijk van de onderhandelingen. 2. Implementatiefase: Zodra een overeenkomst is bereikt, kunnen landen in de verleiding komen om zich niet volledig aan de afspraken te houden als dat kortetermijnvoordelen oplevert. Het probleem is dat de waarde van de overeenkomst in de tijd afneemt (de discount rate daalt), wat een stimulans vormt voor vrijbuitersgedrag. Er ontstaat een gevangenendilemma, waarin staten weten dat hun niet-naleving kosten met zich meebrengt voor andere landen. Zonder duidelijke mechanismen voor monitoring en handhaving is het risico op misbruik groot. Bestraffing via reputatiekosten of via strategieën zoals tit-for-tat (vergelding door het gedrag te spiegelen) of grim trigger (altijd defecteren na verraad) zou kunnen werken, maar dat lukt vaak niet volledig. Fearon 1998: conclusies Selectie effect → We kennen enkel gevallen waar er potentieel was tot samenwerking niet de gevallen waar niet eens onderhandeld werd, want daar is geen rapportage over – geen empirische evidentie... - Als staten verwachten dat handhaving onmogelijk is vanwege monitoringproblemen of een korte-termijnvisie, zullen ze waarschijnlijk niet serieus onderhandelen. Dit betekent dat we serieuze onderhandelingen vooral zien in gevallen waarin handhaving realistisch lijkt. - de Fearon verklaring voor de terugwerkende kracht van fase II, dwz de fase waarin staten het trachten eens te worden over de afdwinging van hun deal. Als ze verwachten dat die niet gaan lukken, onderhandelen ze ook al niet ernstig of gebruiken vertragingstactieken tijdens de onderhandeling van de voorwaarden zelf in fase I. → Misschien is het afdwingingsprobleem veel groter dan het onderhandelingsprobleem... Bijvoorbeeld: Eurocrisis (degenen die banken hebben die daaraan werden blootgesteld en andere landen hadden dat niet, de rijken moesten gered worden paradoxale situatie maar staten mochten niet failliet want clash van belangen, je 42 moet elkaar redden, anders sterke verarming van bevolking en staten maar free-riders probleem want ‘ze komen je toch redden, smijt het geld maar buiten) Klimaatverandering, Verhindering van ontbossing, COP26: Financial Times on pledge to halt deforestation: “The declaration comes amid an atmosphere of growing scepticism towards lofty goals that lack clear delivery plans and enforcement mechanisms” (geen afdwinging) Enige beleidsdomein waarbij er sterke afdwinginsmechanisme over bestaan: handelsregime (uitzonderlijk!). Echter wereldhandelsregime macht is sterk vermindert aangezien beroepsinstantie macht vermindert? Fearon 1998: conclusies (2) → Harde onderhandelingsstrategieën vanwege: Hoe meer belang landen hechten aan winsten in de toekomst (in tegenstelling tot onmiddellijke), hoe langer ze bereid zijn te onderhandelen → Hoe hoger de waarde van toekomstige winsten en hoe groter de wederzijdse voordelen, hoe meer we blokkade kunnen verwachten... een paradoxaal irrationaal resultaat van interactie tussen individueel rationele actoren Dit leidt tot een paradoxaal irrationeel resultaat: hoewel beide partijen individueel rationeel handelen door te streven naar het maximale voordeel, leidt hun wederzijdse rationaliteit tot inefficiëntie en vertraging. Voorbeeld: Wapenbeheersingsverdragen waarbij elke partij vreest dat een kleine concessie nu de machtsbalans op lange termijn kan verstoren. 34. Zijn de volgende stellingen juist of fout? Motiveer uw antwoord (telkens in Max. 2 zinnen). De regimetheorie geeft een verklaring voor de vraag waarom staten hun belangen anders beginnen inschatten in de loop van een onderhandelingsproces. 39. Waardoor wordt volgens het liberaal-intergouvernementalisme de onderhandelingsmacht van regeringen bepaald? Volgens het liberaal-intergouvernementalisme (Moravcsik) wordt de onderhandelingsmacht van regeringen bepaald door: De relatieve onderhandelingspositie van een staat: Hoeveel heeft een staat te winnen of te verliezen bij een bepaald akkoord? en De binnenlandse voorkeuren en belangen: Regeringen moeten rekening houden met economische sectoren, maatschappelijke groepen en politieke steun om hun mandaat tijdens onderhandelingen te versterken. 43 Les 6 De vragen voor vandaag → Wat is ‘naleving’? Waarom leven staten internationale overeenkomsten na? Waarom schenden staten overeenkomsten? Wat is ‘afdwinging’? Welke middelen gebruiken staten om anderen te binden? (Of waarom net niet? Waarom is samenwerking over sancties moeilijk? Welk effect hebben afdwingingsmechanismen op staten en hun samenwerking? - Economische sancties staan haaks op samenwerken, zeker omdat de staten vaak nog samenwerken terwijl ze sancties geven. Vaak leiden economische sancties niet tot het sanctionerende doel (sancties Rusland waren voor oorlog te stoppen, is niet gebeurd). Sancties apartheidsregime in Afrika hebben toch geleid tot de afschaffing van het regime? Geen bewijs dat hier causaliteit is. Zonder een binnenlandse beweging zouden sancties niets hebben uitgehaald, dus hier waren twee precondities: 1. meestal reageren gesanctioneerde staten heel defensief (denk aan Iran) - Iran irak in het zak gezet, Amerika voert sterkere sancties uit waardoor er een dichtere relatie wordt gevormd tussen hen omdat ze de tegenstander verduivelen - Doel sancties is het behouden van bepaalde normen (symbolische politiek) - Deze les uit oog van de sanctionerende Naleving → “Compliance can be said to occur when the actual behavior of a given subject conforms to prescribed behavior, and non-compliance or violation occurs when actual behavior departs significantly from prescribed behavior” (Young 1979). Naleving v. verdragsimplementatie v. effectiviteit → Begrip ‘First order’ – naleving van overeenkomst ‘Second order’ – naleving van een oordeel van een 3e partij (wordt er nageleefd wat een derde partij heeft geoordeelt) → Er moet prescription zijn, dus een hogere instantie aanwezig zijn → We moeten dit afmeten aan gedrag, naleving is dus niet hetzelfde als verdragsimplementatie, noch effectiviteit. Effectiviteit: is er gebleken dat het verdrag werkt? Ze onderscheidt naleving van implementatie (het invoeren van nationale wetgeving ter ondersteuning van internationale afspraken) en effectiviteit (de mate waarin een overeenkomst zijn doelen bereikt). Waarom leven staten internationale overeenkomsten na? (Simmons 1998) → Realistisch argument: Omdat ze deze tot een verlengstuk van hun belangen maakten, worden ze ook nageleefd “International law is merely an epiphenomenon of interests or is only made effective through the balance of power” Volgens de realistische traditie is macht, en niet recht, de bepalende factor in internationale betrekkingen. Realisten zijn sceptisch over de impact van 44 internationale overeenkomsten op staatsgedrag. Ze zien naleving meestal als een toevalligheid, voortkomend uit convergerende belangen of machtsevenwicht, in plaats van uit respect voor juridische verplichtingen. → Rationeel functionalistisch argument (de functie van die overeenkomst): Omdat ze gemeenschappelijke problemen oplossen die staten niet unilateraal kunnen aanpakken: staten als “ingenieurs” die de incentives manipuleren - Centraal mechanisme: reputatie kosten (“schaduw van de toekomst” of herhaalde spelen) Naleving wordt gedreven door reputatie: staten vrezen de lange-termijn kosten van niet-naleving, zoals verlies van vertrouwen of economische sancties. - Overeenkomsten creëren ‘focal points’ van legitieme actie met zowel binnenlandse alsook internationale gevolgen(welk gedrag wordt als legitiem beschouwd), dit creëert grenzen (constraints) voor wat staten kunnen doen (ze streven naar focal points): Binnenlandse onzekerheid begrenst de risico's die ze kunnen nemen (Downs and Rocke 1995) Binnenlandse zekerheid creëert een basis voor resonantie op het internationale niveau Binnenlandse administratieve of technische capaciteiten kunnen samenwerking zowel helpen als hinderen → ‘Democratisch legalisme’ Regimegebaseerde Verklaringen, (paradoxaal) argument: aandacht voor binnenlands regime type Waarom? Omdat ze democratisch zijn! (ze leven dit na omdat ze democratisch zijn) - Normen over een beperkte overheid, respect voor juridische procedures en grondwettelijke beperkingen vloeien over in de internationale arena. Vertrouwen in instituties en juridische processen - Opname van international in binnenlands recht (maar….: is een probleem van observationele equivalentie m.b.t wat staten doen en zouden gedaan hebben, zouden ze hetzelfde hebben gedaan indien er geen internationaal recht was) - Beperkingen veroorzaakt door de invloed van internationaal recht op binnenlandse groepen (ligt het aan het verdrag of aan de democratische aard, richting van causaliteit is niet vast te stellen waardoor het paradoxaal is) Overtuigend? - Enkel als je landen zoals de US, Israël,... als niet langer/minder democratisch catalogeert (redenering op variatie van het democratisch gehalte van staten, minder democratisch vanwege de selectieve naleving van internationaal recht, ze zijn begonnen aan democratic backsliding) - Self- serving: zou zeker niet de zichtwijze van niet-westerse, niet democratische landen zijn 45 Democratische staten zijn meer geneigd internationale verplichtingen na te komen vanwege hun respect voor rechtsstatelijke normen, onafhankelijke rechtssystemen en participatieve politiek. Internationale regels worden vaak geïncorporeerd in nationale wetgeving, wat naleving vergemakkelijkt. Bovendien kunnen binnenlandse belangengroepen en niet-gouvernementele organisaties druk uitoefenen op regeringen om zich aan internationale verplichtingen te houden, vooral in democratische contexten. De kracht van het democratisch legalisme-argument is echter betwistbaar. Om echt overtuigend te zijn, zou men landen zoals de Verenigde Staten of Israël als "minder democratisch" moeten classificeren vanwege hun selectieve naleving van internationale normen, vooral wanneer ze nationale belangen boven internationale verplichtingen stellen. → Normatief argument: standaarden van passend gedrag als sociaal geconstrueerde referentie punten waartegen staatsgedrag afgewogen wordt. - “actor behavior alone is inadequate to convey intersubjective meaning” (contrast tussen normen en het eigenlijke gedrag, hoe andere staten hierop reageren bijvoorbeeld afkeuring van brazilie ten op zichte van verschil in sancties Rusland en Israel), dus kijken naar: Wat staten doen, Hoe ze dat gedrag rechtvaardigen /legitimeren /justifiëren, Hoe andere staten daarop reageren → voor ‘regime succes’ - De gepercipieerde legitimiteit van een wettelijke regel of van autoriteit verhoogt het gevoel van verplichting tot naleving - Maar… : hoe ontsnappen aan tautologie? (de regel wordt nageleefd omdat hij legitiem is, en we weten dit omdat hij nageleefd wordt....) - Simmons wijst erop dat naleving vaak afhangt van sociale constructies van wat als passend gedrag wordt beschouwd, en minder van puur strategische berekeningen. → verschil tussen redenen voor actie versus oorzaken van actie Waarom is er defectie / niet-naleving - Realisme: omdat de overeenkomst hen niet meer goed uitkomt, of omdat het machtsverdeling tussen staten veranderd is - Rationeel functionalistisch: omdat de overeenkomst niet meer werkt - Democratisch legalistisch: omdat binnenlandse voorkeuren veranderd zijn - Normatief: omdat de overeenkomst niet meer als legitiem wordt gezien Oorzaken voor defectie / niet-naleving Downs, Rocke and Barsoom (1996): → Aanleiding tot optimisme? De “managerial school” ( meestal worden verdragen nageleefd, dat is waarom we het opmerking wanneer ze niet worden nageleefd, correlatie Functionalistische verdraging: Veel verdragen worden zo opgesteld dat ze 46 aansluiten bij de bestaande belangen van staten. Hierdoor is er vaak geen grote gedragsverandering nodig om het verdrag na te leven.) Zij stellen dat er drie oorzaken zijn voor defectie: 1. Vanwege ambiguïteit van verdragen (internationaal oorlogsrecht geeft veel ruimte voor leeway, daarom wordt het nageleefd, waardoor het soms moeilijk te zeggen is of een bepaalde actie een overtreding is) 2. Capaciteit van staten (de capaciteit om de engagementen na te leven waarom je lid wordt van een internationale organisatie is gewoon lager (je bent afhankelijk van kwaliteiten die van elders komen, je managementresources zijn onvoldoende om naleving na te komen) (niet kunnen) vaak onbedoeld en komt voort uit interne zwaktes. Voorbeeld: Ontwikkelingslanden kunnen moeite hebben om strikte milieuverplichtingen na te komen vanwege een gebrek aan technologie of financiering. 3. Onbeheersbare sociale en economische veranderingen: Dit type defectie is vaak tijdelijk en contextueel, en wordt veroorzaakt door factoren buiten de controle van staten. → “Diepte” van een overeenkomst (diepte van internationale overeenkomst): Mate van gemeenschappelijke voordelen van perfecte samenwerking Mate waarin staten hun gedrag moeten veranderen – in vergelijking met de situatie zonder verdrag → Een erg mathematische aanpak: het verschil tussen wat er gebeurd en wat er zou gebeurd zijn = de incentive voor defectie… Afdwinging Wat is afdwinging? - Fearon (1998): enforcement & cooperation vs collaboration probleem (afdwingingsprobleem gaat vaak mis) - Mogelijke definitie afdwinging: Afdwinging als middel om percepties over de toekomst vast te leggen zodat staten samenwerking blijven verkiezen boven defectie (percepties zijn subjectieve inschattingen) - Downs (1998): “enforcement generally refers to the overall strategy that a State or a multilateral adopts to establish expectations in the minds of state leaders and bureaucrats about the nature of the negative consequences that will follow noncompliance.” 47 - Hoe spreken we erover? Sterk en zwak - Voor- en nadelen? Hangt af van of staten de mogelijkheid tot defectie willen behouden - Sancties: economisch en normatief effect - Drezner – maakt samenwerking economische sanctionering effectiever? Nee Drezner Sancties en de rol van internationale organisaties → Coördinatiemechanisme voor geruststelling en informatie. Stellen regeringen in staat aan binnenlandse druk te weerstaan, kunnen voor side payments zorgen om de waarde van de voortzetting van de samenwerking te verhogen → Grootste probleem is backsliding (niet hetzelfde als defectie), zonder garanties van internationale organisaties kunnen gesanctioneerde staten wachten tot de ad hoc coalitie tegen hun uiteen valt, eerder dan toe te geven aan hun eisen. (Rol van institutionele samenwerking niet alleen mogelijk, maar noodzakelijk om defectie te verhinderen). Voorbeeld Russische olie sancties - tijdslijn - 2014: Sancties tegen Russische oligarchen - VS verbiedt transacties met Rosneft, Novatek (olie firma’s) en Gazprombank en Vnesheconombank (grote banken die rusland doet draaien, Rusland heft geen belastingen maar haalt inkomsten uit olie dus rechtstreeks tegen dit systeem economische sancties EU, CA, Ukraine, Norwegen, CH, Japan leggen sancties op tegen hoge ambtenaren - 2022: februari: Zuid-Korea, Taiwan, Singapore komen erbij. maart: verbod op gebruik van het SWIFT betalingssysteem (EU/US/CAN/UK) VS: totaal verbod op olie importen; EU: reductie van 1.2m naar 0.1m barrels per dag (Mexico, Brazilië, Indië, China, Zuid Afrika, Indonesië, Argentinië doen niet mee) 5 dec – maximum prijs van 60 €, disruptie van olieverscheping Ad hoc maatregelen voortkomend uit onderhandelingen gekneld tussen een morele houding en binnenlandse economische belangen Voor de Ukraine oorlog (Opec data) Verlegging van handelsstromen – trade diversion Stijging van olieverkoopwinsten voor Rusland… (minder werken, meer verdienen) Binnenlandse belangen… Wie werkt mee? Half the bloc imposed sanctions on Russia Voorbeeld Russische oliesancties - conclusies 17 - “Zenders” betalen een hoge prijs als samenwerking beperkt is - Incentive voor defectie is groot (cfr. Downs, Rocke & Barsoom) - De coalitie die het doelwit hard wil treffen moet niet enkel politieke actoren omvatten, maar ook importerende firma’s, banken, verzekeringsfirma’s, etc. - Tot die maatregelen in kannen en kruiken zijn - stijgt de olie en gasprijs vanwege schaarste op de intern. markt - compenseert de verlegging van 48 handelsstromen de gesanctioneerde - dit creëert incentives tot defectie uit de sanctionerende coalitie... - Er is geen universele veroordeling, bijv. binnen de VN Terug naar Drezner: Waarom leidt multilaterale samenwerking voor sancties dikwijls niet tot succes? = onderzoeksvraag Drie mogelijke verklaringen voor het falen van multilaterale samenwerking bij economische sancties: 3 hypothesen 1. Harde onderhandelingsstrategie tussen sanctionerende staten en de doelwitstaat Multilaterale samenwerking kan leiden tot intensievere onderhandelingstactieken. Wanneer meerdere landen samenwerken, wordt het doelwit geconfronteerd met zwaardere economische en politieke druk. Dit kan echter ook leiden tot een verharde houding van het doelwit, vooral wanneer de inzet groot is, zoals bij territoriale geschillen of nationale veiligheid. In dergelijke situaties zijn zowel de zender(s) als het doelwit geneigd om de kosten van langdurige patstellingen te accepteren, wat het moeilijk maakt om tot concessies te komen. 2. Succesvol onderhandelen tussen primaire en secondaire sanctionerende staten maakt elke vorm van compromis met doelwitstaat onmogelijk (als dit, dan wij dat) Wanneer een coalitie zich baseert op een norm, kan elke vorm van compromis met het doelwit land de cohesie van de coalitie ondermijnen. 3. Primaire sanctionerende staat kan de naleving van de sancties niet afdwingen vanwege 1. Defectie door private rent-seeking actoren (sanctions busting) 2. Of door andere staten (backsliding) Naarmate een coalitie groter wordt, neemt de monitoring complexiteit toe en wordt de kans op sanction busting groter. Dit vermindert de effectiviteit van sancties en moedigt het doelwit aan om te wachten totdat de coalitie uit elkaar valt. Tenslotte Sterkte / geloofwaardigheid van afdwingingsmechanisme heeft effect op de wil tot een overeenkomst te komen. Voorbeeld: World Trade Organization Dispute Settlement Mechanism (Poletti and De Bièvre 2016) Staten leven meer na vanwege geloofwaardige afdwinging, gelegitimeerd door een multilaterale instantie, maar ze verliezen flexibiliteit om aan elkaar toegevingen te kunnen doen, Waarom verdere WTO overeenkomsten na de Uruguay Round moeilijker werden. Het afdwingingsmechanisme kan toegeschroefd/afgeschaft worden 49 - Appellate body niet meer functioneel: VS benoemt geen AB leden meer - Beschuldiging van rechterlijk activisme door AB 26: De realistische verklaring is dat de VS democratie verspreiden als een middel om hun geopolitieke invloed en nationale belangen te versterken, aangezien democratische staten vaak stabieler zijn en meer geneigd zijn samen te werken met de VS. De normatieve verklaring stelt dat de VS democratie verspreiden vanuit een ideologische overtuiging dat democratie een universele waarde is die bijdraagt aan mensenrechten, vrijheid en wereldwijde vrede. 45. De realistische verklaring stelt dat staten internationale verdragen naleven wanneer dit in hun nationaal belang is of wanneer de kosten van schending hoger zijn dan de baten, bijvoorbeeld door mogelijke sancties of reputatieschade. De regime-theoretische verklaring benadrukt dat internationale verdragen en regimes samenwerkingsstructuren creëren, waarin staten een gedeeld belang hebben bij naleving om wederzijds voordelige uitkomsten, zoals economische voordelen of veiligheid, te waarborgen. Staten schenden verdragen zelden omdat de lange-termijnvoordelen van samenwerking vaak zwaarder wegen dan kortetermijnwinsten door schending. Bovendien creëren verdragen mechanismen voor transparantie en wederzijds vertrouwen, wat naleving versterkt. 8. De rationalistische regime-theorie stelt dat staten samenwerken omdat zij een rationele afweging maken waarbij de voordelen van samenwerking opwegen tegen de kosten. Staten erkennen dat internationale stabiliteit en vrede bijdragen aan economische groei, veiligheid en voorspelbaarheid in het internationale systeem. Internationale regimes bieden een kader voor regels en normen, verminderen onzekerheid en zorgen voor handhaving, wat samenwerking vergemakkelijkt. Staten handelen dus niet alleen uit altruïsme, maar omdat samenwerking een instrumentele waarde heeft voor hun eigen belangen. 50 Les 6 Actua Trump overwinning politieke domeinen economie - Tax voor de middle class zou verminderen (in realiteit waarschijnlijk voor de rijkeren) Negatieve externaliteit: mogelijke inflatie (lucht blazen in iets), minder inkomsten voor begroting - interestvoet dollar stijgt Banken zullen hun winst zullen stijgen, de dollar wordt aantrekkelijker worden waardoor de export van Amerikaanse begint te krimpen. Kapitaalvlucht naar US (minder spaargeld beschikbaar in Europese economie). Hoewel de interestvoeten gestegen zijn zullen ze gemakkelijker kunnen herfinancieren vanwege de grote hoeveelheid kapitaal van andere landen die zich naar de dollar richten. Ontwikkelingslanden gevolg door stijgende dollar: exportproducten van Amerika worden duurder waardoor de kost van trade duurder wordt. De financiering van schulden wordt duurder. Bijvoorbeeld Ecuador: minister van financiën, Ecuador is een ontwikkelingsland dus niet erg solvabel, ze zullen dus een hogere interestvoet op hun leningen betalen. Verleden: Reagan aan de macht, gevolg ontwikkelingslanden Latijns-Amerika failliet, IMF liet leningen toe met een hoge interestkost. Conclusie: financierbaarheid van overheidsschuld is bedreigd. - Bescherming van Amerikaanse producenten zou verhogen (10 tot 20% importkosten en voor Chinese producten 60 tot 100%) Chinese producten kan ook slecht zijn voor Amerika aangezien bedrijven vaak onderdelen nodig hebben van China waardoor er dus ook ontslagen kunnen vallen. Nog eens een probleem voor Europa, tweede golf van expert conversion aangezien China hun producten kwijt willen, geraken ze niet naar Amerika, (regime taker in plaats van regime changer) Militair beleid Steun voor Oekraïne vermindert, steun aan Israël zal hoger worden - Israël probeert het Amerikaans buitenlands beleid te beïnvloeden door Iran aan te vallen (tweet vijanden Israël zijn de vijanden van Amerika) 51 Les 7: marxisme Historisch materialisme: staten zijn instrumenten in de hand van een andere entiteit waar onze analyse over hoort te gaan. Het analyseniveau wordt bepaald door klassen, niet staten (er is een hiërarchische machtsrelatie tussen diegenen dat dingen hebben en anderen), kapitaal is een analyse-eenheid het is datgene dat in de vorm van geld mogelijkheden geeft om dingen te verwerken, datgene dat productiemiddelen uitmaakt. Jason Hickel: economisch antropoloog, Historisch materialisme. → Er zal geen vrij Palestina zijn want kapitaal denkt dat dat niet zou moeten gebeuren, het is tegen de belangen van de kapitaalregulering in het centrum om de olie inkomsten van het Midden-Oosten. Arbeidskracht is ook een resource, diegenen die dat niet zelf beheersen zijn de pineut. Het is een paradox. Gemakkelijk op te lossen, de periferie moeten soeverein zijn. Ongelijkheid en historisch materialisme Waarom? - Volgens wereldsysteemtheorie: ligt aan de structuur van het kapitalisme - Rijkdom van weinigen (wij dus) afhankelijk van economische armoede en politieke onderdrukking van vele Een materialistische conceptie van geschiedenis - Veranderen in de economische basis heeft gevolgen voor de gehele samenleving/ wereldsysteem = basis versus bovenbouw model (de basis is materieel en dat heeft een structurele invloed op hoe we de wereld percipiëren, legitimieren,... Productiefactoren en klassen Productiefactoren en actoren - Kapitaal en kapitaalbezitters/ bourgeoise Productiemiddelen (grondstoffen, machines, surplus kapitaal) Heersende elites, vele gedaanten (commerciële elite, geldhandelaars, investeringsmaatschappijen) Arbeid en werklieden/proletariaat (fabrieksleiders, landbouwer,loontrekkende, huurder. Arbeid als actor van het proletariaat - Ideologie als epistemologische macht: van de heersende elite: hegemoniale ideologie van de vrije markteconomie Van de onderdrukten: alternatieve ideologie van emancipatie, we zouden moeten streven naar participatie, door onderwijs (gramsci gevangenisgeschriften onderwijs is het belangrijkste voor Italiaanse communisten) De heersende klasse, vaak de bourgeoisie, verspreidt een hegemoniale ideologie die haar positie legitimeert en stabiliseert. 52 De onderdrukte klasse, het proletariaat, ontwikkelt vaak een alternatieve ideologie van emancipatie die gericht is op sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, en collectieve participatie. Volgens Antonio Gramsci speelt onderwijs een cruciale rol in het doorbreken van de hegemonie van de heersende klasse. In zijn "Gevangenisgeschriften" benadrukt hij dat onderwijs de sleutel is tot politieke bewustwording en verandering. Emancipatie vereist niet alleen economische verandering, maar ook een culturele en ideologische transformatie waarbij de waarden van solidariteit, gelijkheid en rechtvaardigheid centraal staan. Marxistische voorlopers - Marx (1848 communistisch manifest, 1867 das kapital) (gaat niet over ib, wel over paradox kapitalistisch systeem- Uiteenlopende belangen van proletariaat en bourgeoisie → klassenconflict en exploitatie van het proletariaat Als arbeiders zich internationaal verenigen, kunnen zij de macht grijpen: contradictie van het kapitalisme, extreme ongelijkheid zorgt voor vermindering koopkracht → de bourgeoisie delft haar eigen graf

Use Quizgecko on...
Browser
Browser