Samenvatting Hoogtepunten Psychologie Minor PDF
Document Details
Uploaded by IdolizedBandoneon1061
Erasmus University Rotterdam
lucaserasmus
Tags
Summary
This document is a summary of literature and knowledge clips for the minor 'Highlights of Psychology' (FSWP-MINOR-1G). It covers topics such as attribution of arousal, excitation transfer theory, and the bystander effect, drawing on theories and research from social psychology. The document also includes examples and references to academic articles.
Full Transcript
Samenvatting literatuur en kennisclips Minor Hoogtepunten Uit De Psychologie (FSWP-MINOR-1G) geschreven door erasmusuniversitysummaries www.stuvia.com Gedownload door: lucaserasmus | lucaserasmus@out...
Samenvatting literatuur en kennisclips Minor Hoogtepunten Uit De Psychologie (FSWP-MINOR-1G) geschreven door erasmusuniversitysummaries www.stuvia.com Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Probleem 1. Head in the clouds + whodunnit Kennisclips 1. Attribution of arousal Excitation transfer theory: resterende excitatie (“opwinding”) van de ene stimulus zal de geprikkelde reactie op een andere stimulus versterken. De hedonistische valentie van de stimuli kan variëren. Het excitation-transfer proces is niet beperkt tot één enkele emotie. Schachter-Singer two factor theory: emoties resulteren uit de interactie van twee factoren: fysiologische opwinding en cognitie. Voorbeeld: een groep mannen die net in een achtbaan is geweest geeft vrouwen een hoger cijfer voor hun aantrekkelijkheid dan mannen die niet net in een achtbaan zijn geweest. Wat gebeurt er? Als mensen een sterke emotie ervaren door een bepaalde gebeurtenis, ervaren ze een (andere of dezelfde) sterke emotie ook met een opeenvolgende gebeurtenis. Waarom gebeurt dit? Er komen bepaalde hormonen vrij / er treedt een fysiologische reactie op (bijv. serotonine, cortisol, oxytocine, dopamine, adrenaline) die een (langdurig) effect hebben op o.a. bloeddruk en suikerspiegel (bijv. adrenaline rush). Er is positieve (blijdschap) en negatieve valentie (woede). De valentie van gevoelens heeft geen invloed op hoe het verandert: woede kan in angst veranderen, angst kan in opwinding veranderen, etc. → bijv mensen die boos zijn in het verkeer, vinden comedy show daarna grappiger dan mensen die daarvoor niet boos zijn geworden in het verkeer. → bijv. mensen die gesport zijn waren daarna makkelijker kwaad te maken dan mensen die daarvoor niet hadden gesport. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Verkeerde attributie van opwinding Schachter + Singer (1962) Two-factor theory: onze emoties zijn een resultaat van twee factoren: onze fysiologische activiteit en onze interpretatie van die activiteit. Het is dus mogelijk dat we (oorzaken van) fysiologische activiteit verkeerd interpreteren en als resultaat daarvan onze emoties het verkeerde label geven. → bijv. deelnemers kregen een adrenaline / epinephrine injectie, sommige werden hierover verkeerd geïnformeerd → deelnemers labelden hun emoties anders op basis van die informatie. → bijv. onderzoek van Stuart Valins: mannen luisteren naar hun eigen hartslag en geven cijfers aan de aantrekkelijkheid van vrouwen; ze hoorden een neppe, snellere hartslag en gaven daarom hogere cijfers, ze dachten “als mijn hart sneller klopt, zal ik deze vrouw wel aantrekkelijk vinden”. → bijv. onderzoek van Donald Dutton + Arthur Aron (1974) Capilano Suspension Bridge: mannen die geïnterviewd worden op een brug en op de grond; de mannen die geïnterviewd werden op de brug belden waarschijnlijker de vrouwelijke interviewer dan de mannen op de grond, omdat ze hun hoge hartslag en zwetende handpalmen misinterpreteerden als tekenen van aantrekking tot de vrouw. 2. Bystander effect Bystander effect: een individu voelt zich minder geneigd om iemand te helpen door de aanwezigheid van een groep. Dit effect wordt groter naarmate de groep uit meer personen bestaat. Hoe kan het bystander effect worden verklaard? ⇒ Diffusion of responsibility theory: wanneer een individu in de aanwezigheid van anderen is, voelen ze zich minder persoonlijk verantwoordelijk en ondernemen minder snel actie als iemand hulp nodig heeft. ⇒ Deindividuation: individuen in een groep zullen zich sneller impulsief gedragen, misdaden plegen of zich asociaal gedragen, omdat de menigte hun identiteit maskeert (bijv. Black Friday). Hoe meer mensen in een groep, hoe minder waarschijnlijk een individu uit die groep actie onderneemt. → In een grote groep denk je namelijk sneller dat er vast iemand is die beter in staat is om te helpen + je voelt je minder persoonlijk verantwoordelijk (diffusion of responsibility theory). Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Voorbeeld: Kitty Genovese werd een half uur lang aangevallen vermoord terwijl er 38 mensen toekeken en niets deden. Vele mensen zeiden niets te doen, omdat er zoveel anderen waren. Ted talk van Ken Brown: The bystander effect is complicated - here’s why John Darley en Bibb Latané’s originele bystander effect onderzoek (1968): mensen luisteren met een koptelefoon op naar iemand die een beroerte heeft. Van de mensen die alleen waren ging meer dan 80% helpen, van mensen die met z’n tweeën waren 60% en van mensen met z’n vijven ging minder dan de helft helpen. De tijd die het duurde tot ze gingen helpen was ook langer als er meer mensen waren. Verklaring is mogelijk de verspreiding van verantwoordelijkheid (diffusion of responsibility) bij meer mensen. Kitty Genovese; blijkbaar waren er wel mensen die de politie hadden gebeld. Peter Fisher met een meta-analyse van alle onderzoeken naar het bystander-effect: het effect bestaat echt, maar… ○ alleen als alle mensen passief zijn treedt het bystander effect op. ○ als er 1 actief iemand in de groep is, dan zijn de anderen geneigd om te helpen (“helper effect”) ○ dus: diffusion of responsibility kan niet de primaire verklaring voor het bystander effect zijn. De verklaring voor het bystander-effect is volgens Ken Brown van de Ted Talk eigenlijk onzekerheid: als iedereen passief blijft, gaan we twijfelen of actief worden wel het juiste is. Advies om hulp te krijgen in een grote menigte: 1. vraag hulp aan 1 specifiek iemand, de rest zal volgen (“helper effect”). 2. als je een kleine groep hebt die enthousiast is over iets, volgt de rest. Ted talk van Jennifer McCary: teaching bystanders to intervene Bystander: iemand die een potentieel schadelijke situatie ziet en niets doet. Een omstander beschermt niet de waarden van veiligheid, vertrouwen en eer die centraal zijn voor onze gemeenschappen. Verklaringen: ○ diffusion of responsibility: de aanwezigheid van anderen zorgt voor een diffuus gevoel van individuele verantwoordelijkheid (Latané & Darley, 1964). ○ ambiguïteit: in ambigue situaties helpen mensen minder waarschijnlijk dan in duidelijke noodsituaties (Schotland & Heinold, 1985). ○ perceived costs: hoe meer waargenomen kosten, hoe minder waarschijnlijk dat we helpen (Simmons, 1991). ○ evaluation apprehension: we zijn bang dat we er dom uitzien (Latané & Darley, 1970). Civility (beleefd, respectvol en redelijk gedrag) kan worden aangeleerd. Civility is de basis, moraliteit is het doel. (M.I.C.E: moraliteit, integriteit, civiliteit en ethiek). De tunnel analyse: van civiliteit, naar omstanders die iets doen, naar meer persoonlijke integriteit, naar maar universele moraliteit (mensen maken elkaar moreel door civieler te zijn). Stappenplan van omstander naar interveniëren: noodzaak om actie te ondernemen inzien met behulp van civility (notice) → evalueren van de situatie Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen (interpreteren) → aannemen dat je verantwoordelijk bent te helpen (assume responsibility). Literatuur Attribution of arousal Kassin, Fein & Markus (2017) - Chapter 3 - The Social Self Two-factor theory of emotion: de theorie dat de ervaring van emotie gebaseerd is op twee factoren: fysiologische opwinding en een cognitieve interpretatie van die opwinding: 1. We ervaren fysiologische opwinding (bijv. snellere hartslag, zweten). 2. Cognitieve interpretatie maken van de bron van deze opwinding. Reacties van mensen om ons heen kunnen ons helpen onze eigen opwinding te verklaren. Laten we andere onze emoties definiëren, als we zelf onzeker zijn over hoe we ons voelen? Onderzoek van Schachter en Singer (1962): 3 groepen: groep 1 krijgt epinephrine toegediend en wordt geïnformeerd over de gevolgen hiervan (verhoogt fysiologische opwinding), groep 2 krijgt epinephrine toegediend en wordt niet geïnformeerd over de gevolgen, groep 3 krijgt placebo. Confederate (“neppe” deelnemer) doet overdreven boos of blij in alle groepen. De deelnemers uit groep 2 nemen deze gevoelens en dit gedrag het vaakst over, omdat zij onzeker zijn over waar hun fysiologische opwinding vandaan komt. Conclusie: Wanneer mensen onzeker zijn over hun eigen emotionele staat, dan interpreteren ze soms hoe ze zich voelen door naar anderen te kijken. (op voorwaarde dat je niveau van fysiologische opwinding niet té hoog is en dat de mensen al aanwezig waren vóór het begin van je fysiologische opwinding om een mogelijke verklaring van de opwinding te zijn.) De two-factor theory of emotion heeft implicaties voor affectieve ervaringen (passionate love, anger, aggression). Kassin, Fein & Markus (2017) - Chapter 9 - Attraction and close relationships Passionate love: intense emotionele, hart bonzende toestand van absorptie in een ander persoon. 1. Een verhoogde staat van fysiologische opwinding. 2. Het geloof dat deze opwinding is ontstaan door de geliefde persoon. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen (Berscheid & Walster) Zillmann (1984) Excitation transfer: proces waarbij opwinding veroorzaakt door een stimulus, wordt opgeteld bij de opwinding van een tweede stimulus, en de gecombineerde opwinding wordt toegeschreven aan de tweede stimulus. Voorbeelden: - Dutton & Aron (1974): mannen die op de hoge brug werden geïnterviewd belden interviewster vaker (eerste stimulus grote hoogte, tweede stimulus vrouw). - Meston & Frohlich (2003): foto van andere geslacht hoger cijfer geven na achtbaanritje, dan voor achtbaanritje (eerste stimulus achtbaan, tweede stimulus foto). - White et al (1981): na twee minuten sporten werden aantrekkelijke vrouwen nog aantrekkelijker gevonden en onaantrekkelijke vrouwen nog onaantrekkelijker dan na 15 seconden sporten (eerste stimulus sporten, tweede stimulus vrouw). Opwinding - ook zonder distress - versterkt (positieve of negatieve) emotionele reacties. Foster et al (1998) bevestigden ook dit arousal-attraction effect, ook zonder misattributie van opwinding (dus ook als we weten waar onze opwinding eigenlijk echt vandaan komt voelen we ons aangetrokken). Hogg & Vaughan (2018) Chapter 3 - Attribution and social explanation Extensies van attributietheorie Attributietheorie: iemand probeert het gedrag van anderen te begrijpen door er gevoelens, geloven en intenties aan te attribueren. Schachter: emoties hebben twee componenten: 1. Fysiologische opwinding die niet differentieert tussen emoties. 2. Cognities die de opwinding een label geven en bepalen welke emotie wordt ervaren. Emotie is dus opwinding dat een cognitief label heeft gekregen. Opwinding kan ervoor zorgen dat je in je omgeving gaat zoeken naar oorzaken voor deze opwinding. Onderzoek Schachter en Singer (1962): groep die niet geïnformeerd was over de gevolgen van de adrenaline injectie gaat naar oorzaken voor hun opwinding zoeken en neemt gedrag (grappig of boos) van de confederate over, terwijl placebo geen opwinding ervaart en de geïnformeerde groep weet waarom ze opgewonden zijn en de gevoelens dus niet overnemen. Een waarschijnlijke oorzaak toekennen aan een experimenteel opgewekte emotie: Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Valins & Nisbett: Implicaties voor therapie: als emoties afhankelijk zijn van het cognitieve label dat het toegeschreven krijgt, dan kan opwinding opnieuw worden geattribueerd. - bijv. opwinding van nieuwe mensen ontmoeten gaan attribueren aan externe factoren ipv interne factoren (bijv. tekort in je persoonlijkheid) om je minder verlegen te voelen. Valens: Misattribution paradigm: opwinding die je ervaart verkeerd interpreteren. Kritiek op emotional lability en de therapie: X Emoties zijn minder labile dan gedacht. Environmental cues worden niet snel geaccepteerd om emoties af te leiden die zijn ontstaan door de onverklaarde opwinding; men vindt het onprettig om de oorzaak niet te weten en geeft het een negatief label (Maslach) X Misattributie effect is beperkt (Parkinson) Self-perception theory: Berns idee dat we onszelf alleen leren kennen door zelf-attributies te maken: we leiden bijvoorbeeld onze eigen houding af uit ons eigen gedrag. Hogg & Vaughan (2018) - Chapter 12 - Aggression Zillmann: Excitation-transfer model: de expressie van agressie (of elke andere emotie) is een functie van: geleerd agressief gedrag; opwinding afkomstig van een andere bron; de interpretatie die de persoon heeft van de opgewonden staat, zodat een agressieve reactie passend lijkt. Zillmann suggereert dat resterende opwinding (kan elk soort opwinding zijn) van de ene situatie naar de andere overgaat op een manier die de kans op een agressieve reactie vergroot, vooral als agressief gedrag al vaak voorkomt bij iemand. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Meer opwinding kan zorgen voor meer agressiviteit. - bijv. je bent gefrustreerd omdat je servies laat vallen, daarna maak je ruzie met je partner. - bijv. je bent enthousiast over een voetbalwedstrijd, daarna ga je vechten met supporters van de tegenpartij. Frustratie-agressie hypothese: frustratie leidt tot agressie. Kan worden gelinkt aan vooroordelen, bijv. hate crimes (geweld tegen gestereotypeerde minderheidsgroepen). Gleitmann, Gross & Reisberg (2010) - Chapter 12 - Motivation and emotion Fysiologische aspecten van emotie. De lichamelijke reactie die je hebt bij een emotie voelt anders per emotie (bijv. misselijk bij walging, kloppend hart bij angst). Toch blijkt dat onze perceptie van lichamelijke verschil misschien een illusie is. Wel is er verschil in brein gedeelte dat wordt geactiveerd. Dit blijkt uit onderzoek van affectieve neurowetenschappen (gebruiken methodes van cognitieve neurowetenschappen om emotie en gerelateerde processen te bestuderen). - Sommige breingebieden bij alle emoties (zoals mediale prefrontale cortex: betekenisanalyse van emoties en aandacht). - Angst geassocieerd met activatie amygdala. - Verdriet geassocieerd met activatie cingulate cortex. Lichamelijke/fysiologische reactie = opwinding (arousal) Modellen over emotie Common-sense: een stimulus zorgt voor een emotie, en dit leidt tot een lichamelijke reactie/opwinding. ○ “ik tril, omdat ik bang ben.” ○ stimulus → emotie/ervaring → opwinding/lichamelijke reactie. James-lange theory of emotion: de subjectieve ervaring van een emotie, is de bewustheid van iemands eigen lichamelijke reacties op een opwindende stimulus. ○ “ik ben bang, omdat ik tril.” ○ stimulus→ opwinding/lichamelijke reactie → emotie/ervaring. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Cannon-Bard theory of emotion: een stimulus zorgt voor een emotie door een reactie in het brein (thalamus) te triggeren, die dan zowel de fysiologische veranderingen geassocieerd met de emotie als de emotionele ervaring zelf veroorzaken. ○ “de beer maakt me trillen en bang voelen.” ○ stimulus → subcortical brain activity → emotie/ervaring en opwinding/lichamelijke reactie. Schachter-Singer theory of emotion: emotionele ervaring komt voort uit de interpretatie van lichamelijke reacties in de context van situationele cues. ○ “ik geef mijn trillen het label ‘angst,’ omdat ik de situatie als gevaarlijk beoordeel.” ○ stimulus → opwinding → appraisal → emotie. ○ Alleen de perceptie dat je een fysiologische reactie hebt (James-lange) is niet genoeg voor emotionele reactie, hangt ook af van de oordelen van een persoon over waarom ze deze reactie hebben. ○ Opwinding/lichamelijke reactie bepaalt dus maar deels de emotie die wordt ervaren: wordt ook bepaald door hoe het wordt geïnterpreteerd/gelabeld met behulp van de omgeving. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Confederate: iemand die deelnemer lijkt te zijn, maar eigenlijk onderdeel is van het onderzoeksteam. Meston & Frohlich (2003) - Love at first fright: Partner salience moderates rollercoaster induced excitation transfer. Deze studie onderzocht de effecten van resterende opwinding van het zenuwstelsel op de perceptie van seksuele aantrekkingskracht. Excitation transfer theory (Zillmann) stelt dat de resterende opwinding van een eerdere opwindende stimulus of situatie kan dienen om een latere emotionele toestand te intensiveren. - Opwinding van het sympathische zenuwstelsel stop namelijk niet meteen als de uitlokkende omstandigheden stoppen, het neemt relatief langzaam af, wat resulteert in residu van opwinding. Tijdens deze periode van residu kan een persoon de opwinding misattribueren aan hun huidige situatie ipv aan de eerdere stimulus. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - Overdracht van excitatie wordt onwaarschijnlijker wanneer de individu een causaal verband legt (door omgevingssignalen) tussen de eerste stimulus en hun opwinding. Hypothesen: 1. mensen zonder romantische partner in de achtbaan: hoger cijfers en dating wenselijkheid voor foto’s van mensen die uit de achtbaan komen dan van mensen die in de achtbaan gaan en geen significant verschil in- en uitstappen voor aantrekkelijkheid van medepassagiers (klopt). 2. mensen met romantische partner in de achtbaan: mensen die uitstappen geven hun partner een hoger aantrekkelijkheidscijfer dan mensen die instappen (klopt niet), geen verschil in- en uitstappen bij aantrekkelijkheidscijfer of datingswenselijkheid van de foto’s (klopt). Methode: Onderzoekers benaderen individuen (mannen, n = 165; vrouwen, n = 135) in pretparken terwijl ze wachtten om in achtbaan te gaan of omdat ze net uit een achtbaan waren gekomen. De deelnemers kregen een foto te zien van een gemiddeld aantrekkelijk persoon van het andere geslacht en werden gevraagd om het individu te beoordelen op aantrekkelijkheid en wenselijkheid van daten. De deelnemers werd ook gevraagd om de aantrekkelijkheid van hun medepassagiers te beoordelen. Resultaten: In overeenstemming met de voorspellingen van de theorie van excitatie overdracht, waren voor mannen en vrouwen die met een niet-romantische partner reden, de beoordelingen van aantrekkelijkheid en wenselijkheid van het daten ten opzichte van de gefotografeerde persoon hoger bij personen na de rit dan voor de rit. Onder personen die met een romantische partner reden, waren er geen significante verschillen in aantrekkelijkheid of wenselijkheid om te daten tussen personen die de rit in- en uitstapten. Discussie: Bij mensen die zonder romantische partner in de achtbaan gingen, werden na de rit hogere cijfers voor aantrekkelijkheid van foto’s gegeven dan na de rit. Verklaringen: ○ excitation-transfer: misattributie van residuele opwinding van de eerdere stimulus/de achtbaan. ○ “anxiety relief” (Wolpe): de spanning van voor de rit kan de aantrekking tot de persoon op de foto hebben onderdrukt + de opluchting na de rit kan tot een beter humeur en een grotere perceptie van aantrekkelijkheid leiden. Bij mensen met een romantische partner waren de percepties van aantrekkelijkheid bij foto’s niet groter bij uitstappers dan bij instappers (aanwezigheid van partner remde wellicht de misattributie van opwinding). Maar, in tegenstelling tot hypothese 2, zagen uitstappers hun medepassagiers en eigen partner niet als aantrekkelijker dan instappers. Verklaringen: ○ partners zagen er na de rit minder aantrekkelijk uit. ○ romantische partners hebben misschien gepraat over hoe nerveus ze waren, waardoor ze weten wat de bron was van hun opwinding, wat excitation transfer minder waarschijnlijk maakt. ○ bang dat partners zien welk cijfer ze elkaar geven, daarom geven zowel in- als uitstappers een hoog cijfer. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Andere factoren dan excitation transfer hebben meer invloed op interpersoonlijke aantrekking (zoals religie, intelligentie, sociale status, overeenkomsten in attitude.) Excitation transfer speelt vooral rol als mensen elkaar niet goed kennen. Beperkingen: X Als er een within-participant ontwerp was gebruikt, dan hadden pre- en post- achtbaanritje kunnen worden vergeleken met dezelfde groep. Nu is er niet gecontroleerd voor verschillen in de groepen. X Er is alleen gekeken naar “partner salience” (of partner dichtbij was) en niet naar “mental salience” (denken aan je partner die er niet bij is tijdens de rit). Dit remt wellicht ook de excitation transfer. Conclusie: Opwinding door een achtbaanrit wordt geassocieerd met verhoogde beoordelingen van aantrekkelijkheid en datingwenselijkheid van foto’s van een persoon van het andere geslacht, maar alleen voor personen die niet vergezeld werden door een romantische partner. De aan- of afwezigheid van een romantische partner is een moderator van het excitation transfer proces. Dutton & Aron (1974) - Some evidence for heightened sexual attraction under conditions of high anxiety “Emotion-sexual attraction link” Testen of een aantrekkelijke vrouw als nog aantrekkelijker wordt gezien door mannen die een sterke emotie ervaren (angst), dan door mannen die dit niet ervaren. Experiment 1 in een natuurlijke setting. Experiment 2 in een field setting en experiment 3 in een lab setting om experiment 1 te verklaren. Experiment 1 Mannen tussen 18-35 jaar zonder vrouwelijke partner bij zich werden benaderd op de experimentele brug (suspension bridge die opwinding opwekt door te wiebelen, lage leuningen en hoogte van 230 m) of de controlebrug (stevige houten brug op 3m hoogte). Benaderd door een mannelijke of vrouwelijke interviewer om een vragenlijst in te vullen + een kort verhaal te schrijven over afbeelding van jonge vrouw die met een hand haar gezicht bedekt en reikt met de andere hand. Later werd de verhalen een score geven op seksuele inhoud van 1 (geen seksuele inhoud) tot 5 (hoog seksueel gehalte) (Thematic Apperception Test - TAT). Resultaten experiment 1 Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen - De vrouw werd vaker teruggebeld door mannen op de experimentele brug + de TAT scores waren hoger van mannen op de experimentele brug. - Geen significant verschil tussen de bruggen bij mannelijke interviewer. Probleem met experiment 1 vanwege natuurlijke setting is het verschil in de populatie van de twee bruggen: mogelijk zijn de bezoekers van de experimental bridge toeristen (kunnen de interviewer niet terugbellen of zijn meer seksueel gedepriveerd dan de controlegroep) en de experimentele groep heeft misschien andere persoonskenmerken (bijv. meer thrillseekers die eerder contact op durven nemen met de interviewster). Experiment 2 Nu opgewonden en niet opgewonden mannen uit dezelfde populatie: mannen op de brug en mannen die tenminste 10 minuten geleden de brug over zijn gegaan. Resultaten experiment 2 - Thematic Apperception Test: experimentele groep een score van 2.99, controlegroep een score van 1.92. - Gedragsdata: experimentele groep belde 13/20, controlegroep belde 7/23. Probleem met experiment 2 is dat de interviewster zich onbewust anders kan gedragen per deelnemer, en kan er anders uitzien per situatie (bijv. als damsel in distress in de experimentele situatie). Daarom moet er meer controle zijn, wat kan door een lab-setting. Experiment 3 (lab-setting) 2 X 2-factorieel ontwerp, waarbij (a) de mannelijke proefpersoon een pijnlijke of niet-pijnlijke schok verwachtte (de emotie van de proefpersoon werd gemanipuleerd) en (b) de vrouwelijke confederate ook een pijnlijke of niet-pijnlijke schok verwachtte (het dame in nood idee werd gemanipuleerd). Resultaten experiment 3 - Mannen hadden meer angst als ze een sterke dan een zwakke schok verwachten, maar de angst was minder in het bijzijn van een vrouwelijke confederate. - Mogelijke verklaring: de angst wordt opnieuw gelabeld als seksuele opwinding, waardoor de angst minder wordt. - Geen damsel in distress effect: de aantrekking tot de vrouw werd niet groter wanneer de vrouw de sterke schok verwachtte. - TAT score was hoger als mannen sterke schok verwachten, maar alleen als vrouw ook sterke schok verwachtte. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Algemene discussie Resultaten van de experimenten voorzien in een basis van de emotie-seksuele aantrekking link, specifiek de angst-seksuele aantrekking link (al eerder bewezen te bestaan voor agressie-seksuele aantrekking). Het sterke resultaat van experiment 3 toont aan dat een sterke emotie op zich de seksuele aantrekking tot vrouw vergroot. Dit onderzoek ondersteunt de Schachter en Singer “labeling van emoties” en Aron’s seksuele aantrekkingsprocessen. Dit onderzoek komt niet overeen met standaardtheorieën over interpersoonlijke aantrekkingskracht (reinforcement) (Byrne, 1969) cognitieve consistentie (Festinger, 1957; Heider, 1958) zeggen namelijk dat een negatieve emotionele toestand leidt tot het minder aantrekkelijk vinden van de vrouw. Mechanisme kan op verschillende manieren worden gezien (attributie, self- perception theory, role theory) maar het bestaan van de emotie-seksuele aantrekking link is in ieder geval aangetoond door dit onderzoek. By-stander effect (Whodunnit) Forsyth (2017) Chapter 7 - Group dynamics Inhibition of helping in groups Bystander-effect: De neiging van mensen om minder te helpen wanneer ze weten dat anderen aanwezig zijn en in staat zijn om te helpen. Aanvankelijk werd gedacht dat het effect het gevolg was van apathie en een egoïstische onwil om mee te doen, maar onderzoek suggereert dat een aantal cognitieve en sociale processen, waaronder diffusie van verantwoordelijkheid en verkeerde interpretatie dat hulp niet nodig is, bijdragen aan het effect. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Latané & Darley: simuleren van noodgeval in lab. Deelnemers die alleen waren gingen de witte rook melden, terwijl deelnemers die met twee confederates of met twee andere deelnemers werkten in het lab dit veel minder vaak deden. Social influence and bystander effect Waarom helpen mensen in groepen minder dan individuen? Verklaringen bystander-effect: 1. Ambiguïteit van de situatie: als men niet weet hoe ze op een situatie moeten reageren, kijken ze naar wat anderen doen om de situatie te kunnen interpreteren. Als niemand iets doet, doe jij ook niks. Bij duidelijke noodsituaties verdwijnt het bystander-effect. 2. Normatieve invloed: je wilt niet voor schut staan door iemand te helpen die het niet nodig heeft, of je met vreemde mensen bemoeien. Als mensen elkaar kennen (dezelfde sociale groep), wordt het bystander-effect minder, of zelfs omgekeerd; grote groepen helpen dan sneller dan individuen. 3. Diffusion of responsibility: een vermindering van persoonlijke verantwoordelijkheid ervaren door individuen in groepen en sociale collectieven (geïdentificeerd door John Darley en Bibb Latam: in hun onderzoek naar het falen van omstanders om iemand in nood te helpen). Mensen voelen zich in groepen minder verantwoordelijk dan wanneer ze alleen zijn; ze voelen het niet als hun persoonlijke verantwoordelijkheid om te helpen. Gleitmann, Gross & Reisberg (2010) Social psychology Bystander-effect: reden waarom mensen vreemden in nood niet helpen: hoe groter de groep waarin een persoon zich bevindt, hoe minder waarschijnlijk hij zal helpen, deels omdat niemand in de groep denkt dat het aan hen is om actie te ondernemen. Waarom helpen we vreemden niet die in nood zijn (als we in groepen zijn)? Ambiguïteit en pluralistic ignorance (onduidelijkheid over de situatie) ○ Niet weten wat je moet doen door de ambiguïteit van een situatie en jezelf niet voor schut willen zetten door onnodig actie te ondernemen (Latané & Darley). ○ Pluralistic ignorance: een soort misverstand dat optreedt wanneer leden van een groep zich niet realiseren dat de andere leden hun perceptie delen (vaak hun onzekerheid over hoe te reageren op een situatie). Als gevolg interpreteert elk lid de inactiviteit van de anderen als een weerspiegeling van hun betere begrip van de situatie. bijv. de buren doen niks, dus ik doe ook niks, want zij vinden dat er geen noodgeval is, dus dan zal dat er wel niet zijn (terwijl de buren hetzelfde denken). Diffusion of responsibility (er is wel duidelijk dat er een noodsituatie is) ○ Overtuiging dat iemand anders in de groep de verantwoordelijkheid zal nemen. Costs of helping: kosten-baten afwegen van helpen of niet helpen. ○ Als de kosten (bijv. tijd, moeite, fysiek gevaar) om te helpen hoger zijn dan de kosten om niet te helpen, is de kans op helpen kleiner. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen ○ Er wordt gekeken of de baten van helpen (bijv. waardering, seksuele aantrekking, vermijden van schaamte) opwegen tegen de kosten van helpen. Culturele context: cultuur met nadruk op het collectief, verbinding en relaties (Hindu Indians) helpen sneller dan cultuur met nadruk op het individu (Europeanen, Amerikanen). Wanneer groepsleden elkaar kennen, kan grotere groep er juist voor zorgen dat er eerder wordt geholpen. Te verklaren door de kosten van niet helpen en de baten van wel helpen. - Kosten van niet helpen: ongemakkelijk om iemand anders de last om te helpen op te leggen en je kan je schamen dat je iemand niet helpt in het bijzijn van mensen die je kent. - Baten van wel helpen: helpen in het bijzijn van vrienden creëert sociale cohesie en trots om lid te zijn van de groep. Altruïsme: hulpgedrag dat geen voordeel heeft voor de helper. Greenberg et al (2015) Prosocial behavior Bystander effect: fenomeen waarbij een persoon die een ander in nood ziet minder waarschijnlijk zal helpen als er andere omstanders zijn. Hoewel mensen in staat zijn tot empathie en mededogen, heeft hun huidige situatie een krachtige invloed hun beslissing om wel of niet te helpen De inactiviteit neemt toe als - er meer omstanders zijn. - de situatie niet erg gevaarlijk lijkt. - het om vreemden gaat in plaats van om bekenden. Stappenplan om niet te helpen Wanneer we een potentieel gevaarlijke situatie tegenkomen, doorlopen we enkele stappen in het beslissen om wel/niet te helpen. Bij elke stap kunnen we een oordeel over onszelf of de situatie hebben dat voorkomt dat we helpen. “X” is waar het mis kan gaan per stap. Stap 1: Opmerken van de situatie (aandacht). X Falen om de situatie op te merken door bijv. afleiding of tijdsdruk. Stap 2: Situatie als noodsituatie interpreteren. X We nemen aan dat er geen gevaar is, omdat niemand anders iets doet (bijv. pluralistic ignorance, gelinkt aan informational social influence). - pluralistic ignorance: individuen rekenen op anderen om een norm te identificeren, maar interpreteren de gevoelens en geloven van anderen op een verkeerde manier (ze denken dat zij denken dat er geen gevaar is en daarom niks doen, maar eigenlijk weten zij het ook niet), wat leidt tot inactiviteit. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Stap 3: Verantwoordelijkheid nemen. X We geloven dat iemand anders actie zal ondernemen (bijv. diffusion of responsibility). - diffusion of responsibility: aanwezigheid van anderen voorkomt dat iemand verantwoordelijkheid neemt en gaat helpen. Stap 4: Beslissen hoe te helpen. X Niet weten wat te doen, denken dat een ander het beter kan (bijv. je ongeschoold of onkundig voelen). Stap 5: Beslissen om hulp te geven. X Gevaar voor jezelf, wettelijke zorgen, schaamte (kosten om te helpen zijn te hoog). Bij elke stap kan er dus iets misgaan, waardoor er niet wordt geholpen. Popular density Uit onderzoek blijkt dat vreemden meer hulp krijgen in kleine dan in grote steden. - Urban overload hypothesis (Milgram): Het idee dat stedelingen vermijden overweldigd te worden door stimulatie door vernauwing van hun aandacht (bijv. je bent gewend aan veel geluiden in grote stad), waardoor er meer kans is dat ze situaties waarin echt hulp nodig is over het hoofd zien. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Wie zal waarschijnlijker helpen? Naast dat de situatie ertoe doet, hebben ook individuele verschillen in prosociale neigingen effect. Altruïsme: een ander helpen zonder er iets voor terug te willen. Persoonlijkheidskenmerken zoals morele redenering, gevoel van sociale verantwoordelijkheid, inlevingsvermogen en empathie voorspellen altruïsme, en dus de mate waarin iemand zal helpen. Individuele verschillen in motivatie om te helpen Mensen die zichzelf identificeren als moreel en behulpzaam zijn vaker ook meer prosociaal. Political values Conservatieven en liberalen onderschrijven verschillende morele fundaties, wat het meer of minder waarschijnlijk maakt dat ze te hulp schieten, afhankelijk van hun morele interpretatie van de situatie. Mensen nemen 5 principes in acht wanneer ze besluiten om iemand te helpen: schade aan anderen voorkomen, een eerlijke behandeling van iedereen garanderen, loyaal zijn aan de in-groep, respect voor autoriteit en zuiverheid in acties - Amerikanen vinden vooral schade aan anderen voorkomen en eerlijk zijn het belangrijkst. - Conservatieven baseren hun morele beslissingen ook op ingroup loyaliteit, respect voor autoriteit en zuiverheid. Zij willen vooral mensen helpen die traditionele normen en waarden beschermen en de sociale orde hooghouden. - Liberalen willen vooral mensen helpen die onnodig lijden. De rol van gender Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Vrouwen worden in het algemeen als meer prosociaal gezien, maar in sommige situaties zijn mannen eerder bereid te helpen. Vrouwen denken vaker over zichzelf dat ze behulpzaam en prosociaal zijn dan mannen (wordt namelijk vaak gemeten door surveys). Als er echter naar gedrag wordt gekeken, blijkt dat mannen vaker iemand helpen dan vrouwen, hoewel dit afhankelijk is van de situatie. Een overzicht van studies over helpen onthult dat mannen en vrouwen helpen op verschillende manieren. Vrouwen helpen vaker door vrijwilligerswerk en zorgen voor anderen (rode balken). Mannen helpen vaker in gevaarlijke situaties of wanneer normen voor ridderlijkheid aanwezig zijn (blauwe balken). Zowel mannen en vrouwen zijn in sommige opzichten dus prosociaal georiënteerd, maar genderrollen suggereren wie zou moeten helpen in welke situaties. Genderrollen door zowel nature als nurture; - Nature: “tend-and-befriend” neiging van vrouwen: in stressvolle situatie zoekt vrouw steun van anderen + meisjes hebben eerder interesse in mensen dan in dingen, jongens hebben eerder interesse in dingen dan in mensen. - Nurture: socialisatie en culturele invloeden die meisjes aanleren dat ze sociaal en zorgzaam moeten zijn. Hogg & Vaughan (2018) Chapter 13 - Prosocial behavior Prosocial behavior, helping behavior and altruism Prosocial behavior: handelingen die positief worden gewaardeerd door de samenleving. ○ incl. helping behavior en altruïsme. ○ heeft positieve sociale gevolgen en draagt bij aan welzijn van een ander persoon. ○ vrijwillig helpen met als doel om anderen te helpen. ○ wat als prosociaal wordt gezien wordt bepaald door maatschappelijke normen. Helping behaviour: handelingen die opzettelijk iemand anders ten goede komen. ○ is een subcategorie van prosocial behavior. ○ het helpen is opzettelijk en oprecht (dus niet per ongeluk of omdat je als gul wil worden gezien, maar echt om iemand te helpen). Altruïsme: speciale vorm van helping behavior, soms kostbaar, dat getuigt van bezorgdheid voor medemensen en wordt gedaan zonder verwachtingen van persoonlijk gewin. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen ○ is een subcategorie van prosocial behavior. ○ onbaatzuchtigheid: handeling is bedoeld om anderen te helpen, niet jezelf. ○ moeilijk te bewijzen: misschien doe je het wel voor ‘private’ beloningen zoals een goed gevoel of deugdzaam zijn. Waarom en wanneer mensen helpen Nature-nurture controversy: Klassiek debat over of genetische of omgevingsfactoren gedrag bepalen. Wetenschappers accepteren over het algemeen dat het een interactie is van beide. Verklaringen vanuit nature en nurture kant: 1. Biologie en evolutie 2. Biosociaal: empathie, cognitie en kenmerken van de situatie 3. Social learning theory 1. Biologie en evolutie Evolutionaire sociale psychologie: complex sociaal gedrag past zich aan om het individu, familie en de soort als geheel te laten overleven. Wellicht een aangeboren neiging om andere te helpen, omdat dit een evolutionair overlevingsvoordeel geeft. Stevens et al (2005): twee verklaringen voor samenwerkend gedrag: - Mutualisme: coöperatief gedrag komt zowel de samenwerker als anderen ten goede. - Familieselectie - degenen die samenwerken helpen eerder bloedverwanten, omdat het helpt eigen genen te verspreiden (het gebrek aan direct voordeel voor de helper wijst op altruïsme). 2. Empathy and arousal (biosociale benadering) Anderen van dezelfde soort helpen is wellicht gevormd door natuurlijke selectie, maar ook omgevingsfactoren hebben invloed. Door een nare gebeurtenis te zien, ervaar je empathie. Heftige gebeurtenis, leed van iemand anders → arousal → empathy (capaciteit om de ervaringen van een ander te voelen, je te identificeren met iemands emoties, gedachten en houdingen). Onderscheid ❖ empathie: gebaseerd op gevoelens (ik voel je pijn). ❖ perspective-taking: gebaseerd op cognitie (ik zie je pijn). Calculating whether to help (mix van fysiologische processen/lichaam en cognitieve processen/brein). Bystander-calculus model: omstander berekend de waargenomen kosten en baten van helpen en van niet helpen in een situatie. 3 stappen in Jane Piliavins bystander calculus model van helpen: Stap 1: Fysiologische opwinding (eerste reactie op iemand in nood is fysiologisch; een empathische reactie, we reageren sneller als deze lichamelijke reactie groter wordt (bijv. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen snelle hartslag) en als iemand harder schreeuwt (cognitieve aspect is horen van de schreeuw). Stap 2: Labellen van de fysiologische opwinding (de opwinding moet nog een emotie toegekend krijgen; men zal waarschijnlijker empathie ervaren als slachtoffer op hen lijkt). Stap 3: Evalueren van de consequenties (kosten-baten afwegen, actie kiezen die eigen persoonlijke leed van de omstander tegen de laagste kosten verminderen). Kosten van wel helpen zijn dingen als tijd, moeite, angst om voor schut te staan. Empathy costs of not helping: Piliavin's mening dat niet helpen leed kan veroorzaken voor de omstander die meeleeft met de benarde situatie van het slachtoffer (bijv. angstig gevoel). Personal costs of not helping: Piliavins mening dat een slachtoffer in nood niet helpen kostbaar kan zijn voor een omstander (bijv. schuldgevoel, zelf in gevaar komen). Bij mensen die op je lijken ervaar je meer fysiologische opwinding → meer empathie → hogere empathie kosten van niet helpen → je zal mensen die op je lijken dus sneller helpen. Volgens dit model helpen mensen dus anderen omdat ze fysiologische opwinding ervaren en deze opwinding kwijt willen raken, wat eerder egoïstisch dan altruïstisch is. Empathie en altruïsme Perspective taking (wereld vanuit iemand anders perspectief ervaren) leidt tot meer empathie en meer helpen. Empathic concern: Een element in Batson's theorie van helpend gedrag. In tegenstelling tot persoonlijke nood (die ons kan leiden om de situatie te ontvluchten), omvat het gevoelens van warmte, zachtmoedig zijn en medelijden hebben met een persoon in nood. Belangrijk onderscheid in perspective taking: ❖ je inbeelden hoe een ander zich voelt → empathie → altruïstische motivatie. ❖ je inbeelden hoe jij je zou voelen → empathie → mix van altruïsme en egoïsme. Vrouwen zijn over het algemeen empathischer dan mannen. Empathie is een vitaal ingrediënt voor altruïsme - empathie zorgt ervoor dat we reageren op de behoefte van anderen. Empathy, emotions and motivation Empathic concern wekt emoties op: sympathie, tederheid, gevoelens van verdriet of nood voor een ander en compassie. Compassie: het gevoel dat ontstaat bij het getuige zijn van het lijden van een ander dat zorgt voor een verlangen om te helpen (actie nemen). Empathie: empathie is een vervangende emotie die wordt veroorzaakt door de benarde situatie van anderen (jezelf verplaatsen in de ander). Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen 3. Learning to be helpful (social learning theory) Een andere verklaring is dat prosociaal wordt aangeleerd door socialisatie, en niet aangeboren is. De processen van klassieke conditionering, instrumentele conditionering en observationeel leren dragen bij aan prosociaal gedrag. Prosociaal gedrag aanleren: Instructies geven: zeggen dat kinderen behulpzaam moeten zijn. Reinforcement gebruiken: gedrag dat wordt beloond wordt waarschijnlijker herhaald. Blootstelling aan modellen: meest effectief. Modelling/observational learning: neiging van een persoon om de acties, houdingen en emotionele reacties van een echt of symbolisch model te reproduceren (Rushton). Social learning theory (Bandura): menselijk sociaal gedrag is niet aangeboren, maar aangeleerd door geschikte modellen. Learning by vicarious experience: aanleren van bepaald gedrag nadat je ziet dat een andere persoon ervoor wordt beloond. bijv. als je ziet dat iemand een portemonnee terugbrengt en een blije reactie krijgt, zul je zelf sneller portemonnee terugbrengen dan wanneer je ziet dat iemand het terugbrengt een geen blije reactie krijgt. Media kan invloed hebben op prosociaal gedrag: prosociale media leidt tot meer hulpgedrag. The impact of attribution Als je jezelf als behulpzaam persoon ziet (zelf-attributie), zul je sneller iemand helpen. Just-world hypothesis (Lerner en Miller): mensen geloven dat de wereld een rechtvaardige plaats is waar mensen krijgen wat ze verdienen. Mensen concluderen dat de slachtoffer hun lot verdient. (De meeste van ons reageren echter wel als er bewijs is dat het lijden niet gerechtvaardigd is.) Om te reageren, moeten we geloven dat onze hulp effectief is. We kunnen worden overtuigd tot actie als (1) slachtoffer één specifiek geval is ipv een van de velen en (2) de behoefte tijdelijk is ipv aanhoudend (Miller, 1977). The bystander effect Bystander intervention: individu breekt uit de rol van omstander om iemand in een situatie van nood te helpen. Bystander-effect: mensen zullen minder waarschijnlijk helpen in een noodsituatie als ze met anderen zijn dan wanneer ze alleen zijn. Hoe meer mensen, hoe minder waarschijnlijk iemand zal helpen. Latané & Darley’s cognitieve model Elementen van een noodsituatie: gevaar (voor personen of eigendom). ongebruikelijke gebeurtenis. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen kan variëren in aard (van brand tot overval). niet te voorzien, je kunt niet plannen hoe ermee om te gaan. vereist directe actie, je kunt niet rustig de opties overwegen. Mensen zullen vanwege de ambiguïteit reageren op basis van hoe anderen reageren. Stappen in het cognitieve model Er zijn stappen voordat er wordt geholpen, waarbij elke keer iets mis kan gaan wat ervoor zorgt dat iemand niet te hulp schiet. 1. Zien we wat er gebeurt? 2. Hoe interpreteren we de gebeurtenis? (bijv. als we de situatie als ernstig beoordelen door geschreeuw, zullen we eerder helpen). 3. Accepteren we persoonlijke verantwoordelijkheid om te helpen? 4. Wat besluiten we te doen? 5. Wordt hulp gegeven? Processen die bijdragen aan apathie van omstanders De volgende drie vragen hebben invloed op het bystander-effect 1. Is het individu zich ervan bewust dat er anderen aanwezig zijn? 2. Kan die individu de anderen zien of horen en zich ervan bewust zijn hoe ze zich gedragen? 3. Kunnen deze anderen het gedrag van het individu monitoren? Elk van de onderstaande processen beantwoord de vragen op een andere manier: Diffusion of responsibility: neiging van individu om ervanuit te gaan dat iemand anders de verantwoordelijkheid neemt (als resultaat doet niemand het). Audience inhibition: als mensen toekijken voelen ze zich zelfbewust over wat ze doen → fear of social blunders: angst om een fout te maken of ongepast gedrag te vertonen, wat anderen kunnen zien. Door blunders te willen voorkomen wordt je geremd om te helpen (communication channel: individu kan de anderen wel of niet zien, de anderen zien wel het individu). Social influence: andere omstanders zijn een model; als anderen passief en niet bezorgd zijn, lijkt de situatie minder ernstig (communication channel: individu kan de anderen zien, de anderen zien individu niet). Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Latané & Darley’s experiment Door het gebruik van tv-monitoren en camera's, dachten deelnemers dat wel/niet werden gezien en konden ze wel/niet andere deelnemers zien. Ze konden (1) zien en gezien worden (diffusion of responsibility + social influence + audience inhibition); (2) zien, maar niet gezien worden (diffusion + social influence). (3) niet zien, maar gezien worden (diffusion + audience inhibition). (4) niet zien of gezien worden (diffusion of responsibility). Vervolgens werd een noodsituatie gecreëerd door onderzoeker die zogenaamd draden aanraakt en neervalt. Resultaten: Naarmate de mate van communicatie toenam, nam het helpen af: (a) eenvoudige diffusie van verantwoordelijkheid (geen communicatie) verminderde hulp; (b) dit nam verder af bij toevoeging social influence OF audience inhibition (eenrichtingscommunicatie); (c) wanneer alle drie de processen in werking waren (tweerichtingscommunicatie), werd de minste hulp geboden. Beperkingen van bystander effect Bystander effect is het sterkst als het gaat om vreemden die van elkaar weten dat ze elkaar in de toekomst niet meer gaan zien. Bystander effect is minder sterk als het gaat om mensen uit dezelfde sociale groep of als het gaat om normatieve verwachting van sociale identiteit (bijv. man moet vrouw helpen uit ridderlijkheid). The person in the equation “Gedrag is een product van de persoon en de omgeving” Persoonlijke kenmerken die relatief onafhankelijk zijn van de omgeving: 1. Transitory psychological states (voorbijgaande humeuren en gevoelens) a. Mensen met een positief humeur zullen eerder te hulp schieten dan mensen met een negatief humeur (zij zijn o.a. minder met zichzelf bezig en meer op anderen gericht). b. Zelf-focus van slecht humeur zorgt niet altijd voor minder helpen, bijv. schuldgevoel zorgt voor meer helpen (je wil het goedmaken voor je eigen gevoel - image réparation hypothese of negative relief state model genoemd). 2. Persoonlijkheidskenmerken (relatief permanente attributen). Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Attributen van personen Latané en Darley geloven niet dat persoonlijkheidskenmerken de behulpzaamheid bepalen, sommige andere onderzoekers wel. (bijv. vriendelijkheid, empathie, mate waarin we schaamte kunnen voelen en anderen kunnen vergeven zorgen voor meer helpen) Attachment styles (beschrijving van de aard van de hechte relaties van mensen, vastgesteld in de jeugd) - mensen die veilig gehecht zijn, zijn waarschijnlijker altruïstisch en compassievol (Mikulincer et al). Er is geen opzichzelfstaande prosociale of altruïstische persoonlijkheid; hangt ook af van de situatie en de persoon die hulp nodig heeft. Living in big cities Mensen uit kleine steden helpen waarschijnlijker dan mensen uit grote steden. Verklaring is misschien dat dit landelijke gebieden zijn zonder te veel mensen, haast en geluid die in grote steden voor ‘urban overload’ kan zorgen. ‘Scrooge effect’ Prosociaal gedrag kan worden gestimuleerd door de herinnering dat ons leven zal eindigen in de dood. Terror management theory: de meest fundamentele menselijke motivatie is om de angst voor de onvermijdelijkheid van de dood te verminderen. Zelfrespect kan centraal staan bij effectief terreur beheer. Men wil dan naar symbolische immortaliteit streven door hun culturele denkbeelden te verdedigen (bijv. goed doel eerder gesteund wanneer gevraagd op kerkhof). Competence: ‘have skills, will help’ Als je je competent voelt om met een noodsituatie om te gaan, zul je eerder helpen. ‘Ik weet wat ik moet doen, dus ik heb de verantwoordelijkheid om het te doen’ Leaders and followers Leider ervaart minder diffusion of responsibility dan volgers (Baumeister et al). Een leider ervaart ‘gegeneraliseerde verantwoordelijkheid’ (voorbij enkel de taak van de groep naar externe gebeurtenissen). Gender differences Mannen helpen vrouwen eerder dan andersom, hoewel vrouwen over het algemeen empathischer zijn. Onderzoek Przybyla: erotische of niet erotische video kijken. Mannen die erotische video keken hielpen daarna vaker vrouwen dan mannen die geen erotische video keken. Bij vrouwen was er geen verschil. Seksuele opwinding van mannen kan dus tot meer helpen leiden. Socioculturele theorie/social role theory: psychologische genderverschillen worden bepaald door de aanpassingen die individuen maken op basis van de gender restricties in Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen hun samenleving (bijv. vrouwen wordt geleerd om geen vreemde mannen te helpen, omdat dit verkeerd over kan komen). Eagly (2009): mannen en vrouwen gedragen zich in gelijke mate prosociaal, maar verschillen in het soort acties dat ze nemen. - Zowel biologie (bijv. hormonen) en de omgeving (bijv. sociale verwachtingen en genderrollen) zorgen hiervoor. - Vrouwen vaker relationeel sociaal gedrag, mannen vaker collectief en kracht- georiënteerd sociaal gedrag. Helpen om misdaad te voorkomen, bijv. door prior commitment: van tevoren stemt een individu in om verantwoordelijk te zijn bij problemen; bijv. op iemands spullen letten tegen diefstal. Kassin, Fein & Markus (2014) - Chapter 10 - Helping others Situational influences - When do people help? Bystander effect: de aanwezigheid van anderen verhindert helpen. Latané & Darley: wanneer mensen denken met meerdere mensen te zijn, gingen ze minder snel iemand helpen die een beroerte heeft. Er gaan een aantal stappen vooraf aan helpen. Elke stap heeft eigen obstakels. 1. Noticing: opmerken dat er iets is. X Afleiding, met jezelf bezig zijn, stimulus overload in de grote stad. 2. Interpreteren van gebeurtenis als noodgeval X Ambiguïteit. X Pluralistic ignorance: mensen in een groep denken ten onrechte dat hun gevoelens, gedachten of gedrag anders zijn dan die van de rest (iedereen is namelijk verward en bezorgd, maar je denkt dat je de enige bent en doet daarom niks). (bijv. Experiment met de witte rook van Latané & Darley waarin mensen in een groep gewoon blijven zitten). 3. De verantwoordelijkheid nemen om hulp te bieden. X Diffusion of responsibility: het geloof dat anderen zouden moeten nemen of zullen nemen om hulp te bieden aan de persoon in nood. De diffusion is minder groot als men elkaar kent en bij leiders 4. Beslissen hoe te helpen. X Gebrek aan competentie. 5. Helpen X Audience inhibition: bang om voor schut te staan. X Kosten zijn hoger dan de baten. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Bystander effect komt ook online voor (cyberpesten). Legacy of bystander effect research Latané & Darley vaak geciteerd en bevestigd in vervolgonderzoeken. Fischer et al (2011) bystander effect is minder sterk in erg gevaarlijke situaties dan in minder gevaarlijke situaties, want: - die worden makkelijker geïnterpreteerd als situatie waarin persoon hulp nodig heeft. - fysieke steun van meerdere omstanders kan nodig zijn. - sommige gevaarlijke situaties hebben coördinatie tussen meerdere omstanders nodig. Bystander effect onderzoek wordt gebruikt om mensen te leren actie te ondernemen bij dingen als pesten en seksuele intimidatie. Wat te doen om hulp te krijgen: verminder ambiguïteit door duidelijk te maken dat je hulp nodig hebt + verminder diffusion of responsibility door iemand aan te wijzen. Time pressure Tijdsdruk kan tijdens de verschillende stappen verhinderen dat we iemand helpen: we zien het niet, we hebben geen tijd om de verantwoordelijkheid aan te gaan of de kosten zijn te hoog. - Darley & Batson onderzochten dit: studenten die te horen kregen dat ze achter liepen op schema hielpen minder snel. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Location and helping Mensen in stedelijke gebieden (grote steden) helpen minder snel dan mensen in landelijke gebieden (kleine steden). Economisch welzijn van stad geassocieerd met meer helpen (Levine et al in VS) Culture and helping Ander onderzoek van Levine: economisch welzijn van stad leidt juist tot minder helpen en simpatico cultuur (zorg om sociaal welzijn van anderen) leidt tot meer helpen. Collectivistische cultuur - helpen eerder ingroup members dan outgroup members. Individualistische cultuur - helpen eerder outgroup dan ingroup members (abstracter) door bijv. donaties en vrijwilligerswerk goed doel. Good moods lead to helping Mensen in een goed humeur helpen waarschijnlijker dan mensen in een neutraal humeur. Goed humeur leidt wel tot helpen, want ○ Wens om goede humeur te behouden: anderen helpen geeft ons een goed gevoel. ○ Positieve gedachten leiden tot positieve verwachting over de interactie bij het helpen. Goed humeur leidt niet tot helpen, want ○ Kosten van helpen zijn te hoog en bedreigen ons goede humeur. ○ Positieve gedachten over andere sociale activiteiten (bijv. naar feestje gaan) voorkomen dat we tijd of verantwoordelijkheid nemen om te helpen. Bad moods and helping Mensen in een slecht humeur helpen waarschijnlijker dan mensen in een neutraal humeur. Slecht humeur leidt tot helpen, want ○ Verantwoordelijkheid nemen voor wat ons slechte gevoel gaf (ik voel me schuldig voor wat ik deed). ○ Focus op andere mensen (deze mensen hebben veel geleden). ○ Denken aan persoonlijke waarden die leiden tot helpen (ik moet niet zo gemeen zijn en helpen). Slecht humeur leidt niet tot helpen, want ○ Anderen de schuld geven van ons humeur (door die eikel zit ik nu in deze situatie). ○ Heel erg gefocust raken op jezelf (ik ben zo depri). ○ Denken aan persoonlijke waarden die niet leiden tot helpen (ik moet mijn eigen behoeften meer voorop zetten). Prosocial media effects - Prosociale games (waarin personages elkaar helpen bijv.) leiden tot meer helpen en ook relaxing games leiden tot meer helpen (doordat ze voor goed humeur zorgen). - Personages die helpen zijn een model en leiden tot meer prosociaal gedrag, vooral als personage beloont wordt. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Role models and Social norms Rolmodellen die helpen zetten ons aan tot helpen vanwege: Ze geven ons voorbeeld van gedrag dat we direct kunnen imiteren. Als ze ervoor beloont worden, leren ze ons dat helpen wordt gewaardeerd. We worden meer bewust van de sociale normen van de samenleving: algemene gedragsregel die sociale goed- en afkeuring weerspiegelt. ○ Sociale norm van reciprociteit: mensen helpen die jou geholpen hebben (eerlijkheid). ○ Sociale norm van equity: als je meer krijgt dan je verdient dingen weggeven aan mensen die minder krijgen dan ze verdienen (eerlijkheid). ○ Sociale norm van sociale verantwoordelijkheid: mensen helpen die dit nodig hebben. ○ Rechtvaardigheid: mensen helpen die dit verdienen. ○ Religieuze normen van altruïsme. Personal influences: who is likely to help? Er is een erfelijke component (genen) van behulpzaamheid. Wat is de altruïstische persoonlijkheid? Mensen die behulpzaam zijn kunnen verschillende persoonlijkheden hebben, maar er zijn voorspellers voor behulpzaamheid: empathie en geavanceerde morele redenering. - Batsons empathy-altruism hypothese: perspectief van anderen aannemen en empatisch zijn leidt eerder tot helpen en ander prosociaal gedrag. - Geavanceerde morele redenering: conformeren aan morele standaarden zonder sociale controle en aan de gevolgen voor anderen denken ipv alleen voor jezelf bij het ondernemen van actie. Interpersonal influences; whom do we help? Perceived characteristics of persons in need Er wordt gekeken naar de waargenomen kenmerken van de persoon die hulp nodig heeft: de aantrekkelijkheid en of de persoon verantwoordelijk lijkt voor de benarde situatie. Aantrekkelijkheid: aantrekkelijke mensen worden waarschijnlijker geholpen dan onaantrekkelijke mensen (in de hoop op langdurige relatie, maar ook als het anoniem is). Attributies van verantwoordelijkheid: we helpen een persoon sneller als we diegene niet verantwoordelijk houden voor hun benarde situatie. A little help for our friends, and others like us Mensen helpen sneller mensen die ze kennen, mensen die op hen lijken en leden van de in- group dan dat ze vreemden helpen. Communal relationship (vrienden, geliefden): voelen wederzijdse verantwoordelijkheid voor elkaar. Exchange relationship (businesspartner, kennis): verwachten iets terug als ze hebben geholpen. Eerder mensen helpen die op je lijken, omdat je je hier meer aangetrokken tot voelt, meer empathie voor voelt, of zelfs vorm van kin selectie. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Gender and helping Gemiddeld bieden mannen meer hulp dan vrouwen en worden vrouwen vaker geholpen dan mannen. Het soort hulp dat ze bieden verschilt: mannen vaker ‘heldhaftige’ hulp in gevaarlijke situaties en vrouwen vaker social support. Mannen vragen minder vaak om hulp, is minder sociaal geaccepteerd en bedreigend voor hun zelfvertrouwen. Culture and who receives help - Individualistische cultuur: eerder hulp geven aan iemand die niet verantwoordelijk is voor hun benarde situatie. - Collectivistische cultuur: eerder hulp geven aan iemand die veel bijdraagt aan de samenleving. Aziaten zoeken minder vaak hulp vanwege zorgen over schaamte, kritiek of relatie schaden. The helping connection Een gevoel van connectie is wat tot helpen leidt. De relatie tussen helpen en interpersoonlijke connectie is de rode draad: Mensen zijn geneigd familie, ingroup leden, en mensen met wie ze hechte of reciprocal relatie hebben te helpen. Twee connecties vormen de basis van de empathie-altruïsme hypothese; cognitieve connectie van perspective taking en de emotionele connectie van empathic concern. Omstanders die het slachtoffer kennen zullen waarschijnlijker ingrijpen. Mensen die empathisch reageren op iemand anders lijden en de benarde situatie van iemand meenemen in morele redenering zullen eerder helpen. Waargenomen overeenkomsten zorgt voor helpen. Een betekenisvolle connectie is dus van belang. Evolutionaire en motivationele factoren: waarom helpen mensen? Evolutionaire factoren ○ Helpen als aangeboren, universeel gedrag door kin selection (eigen genen beschermen door familie te helpen) en reciprocal altruism (mensen die geven ontvangen ook). Evolutie van empathie ○ Empathie: begrip van de emotionele ervaring van de ander en emoties in lijn hiermee ervaren. Beloningen van helpen: anderen helpen om jezelf te helpen ○ Waarschijnlijker helpen als de baten groter zijn dan de kosten. ○ Helpen zorgt voor goed gevoel en gezondheid, maar te lang of te gevaarlijk helpen niet. ○ Mensen die zich slecht voelen zijn geneigd anderen te helpen om van hun slechte humeur af te komen Altruïsme of egoïsme; het grote debat ○ Empathy-altruism hypothese: perspectief aannemen van de persoon in nood zorgt voor de emotie gericht op anderen: empathic concern, wat dan het Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen altruïstische motief creëert om de nood van de ander weg te nemen (zelfs als helpen moeilijk is). ○ Lange termijn effect van helpen reflecteert altruïstische en egoïstische motieven: eigen belang is dan goed, want zorgt voor bereiken doelen (Bijv. vrijwilligerswerk). Darley & Latané (1968) Bystander intervention in emergencies: diffusion of responsibility Deelnemer hoorde een epileptische aanval. Ze geloofden ofwel dat ze alleen waren, of dat 1 of 4 ongeziene anderen ook aanwezig waren. De aanwezigheid van andere omstanders verminderde de gevoelens van persoonlijke verantwoordelijkheid van het individu, en verlaagde zijn/haar rapporteringssnelheid. In groepen van 3 rapporteerden mannen niet sneller dan vrouwen, en vrouwen rapporteerden niet langzamer wanneer de 1 andere omstander een man was in plaats van een vrouw. Persoonlijkheids- en achtergrondmetingen waren niet voorspellend voor het helpen. Omstander-inactiviteit in echte noodsituaties wordt vaak verklaard door 'apathie', 'vervreemding', en "anomie". Dit experiment suggereert dat de verklaring misschien meer ligt in de reactie van de omstander op andere waarnemers dan in zijn onverschilligheid voor het slachtoffer. Bij de moord van Kitty Genovese wist men dat er meerdere omstanders waren, maar de omstanders konden van elkaar niet zien hoe ze reageerden. Dit leidt tot de volgende mogelijke redenen waarom geen hulp werd geboden: 1. Diffusion of responsibility: de verantwoordelijkheid om te helpen is verspreid over de omstanders, niet specifiek voor één iemand. Als gevolg helpt niemand. 2. Mogelijke schuld voor het niet helpen kan worden verdeeld: in een groep is de straf die een individu zal krijgen minder groot, of zelfs niet-bestaand. 3. Men denkt dat iemand anders al (ongezien) actie heeft ondernomen: omstander rationaliseert eigen inactiviteit door te denken dat een andere omstander vast al iets heeft gedaan. Hypothese: hoe meer omstanders bij een noodgeval, hoe minder waarschijnlijk, of hoe langzamer, elk van de omstanders zal interveniëren om te helpen Methode Studenten arriveerden in het laboratorium en werden naar een individuele kamer geleid vanuit waar ze met een communicatiesysteem een discussie over persoonlijke problemen in verband met het studentenleven zouden hebben met andere deelnemers. Zogenaamd via intercom systeem ipv face-to-face, om schaamte te voorkomen door anonimiteit te waarborgen.Tijdens de discussie onderging een van de anderen zogenaamd een epileptische aanval. Het was onmogelijk om met andere deelnemers te praten en erachter te komen of zij iets aan het noodgeval deden. De onafhankelijke variabele: het aantal mensen waarmee de deelnemer dacht in discussiegroep te zitten. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen De afhankelijke variabele: snelheid waarmee de proefpersonen de noodsituatie aan de onderzoeker meldden. Resultaten: - Hoe meer omstanders de deelnemer dacht aanwezig te zijn, hoe minder deelnemers actie ondernamen. - Deelnemers reageerden allemaal ongeveer even snel, ongeacht geslacht van andere omstanders. Mannen reageerden ongeveer even snel als vrouwen. - Deelnemers gaven zelf aan dat het aantal omstanders geen effect had op wel/niet helpen, maar vooral dat ze niet precies wisten wat te doen/wat er aan de hand was. - Geen correlatie tussen individuele verschillen en snelheid van reageren, enkel grootte van gemeenschap waarin deelnemer opgroeide correleert met snelheid. Discussie Deelnemers die niet rapporteerden, waren na afloop vaak wel meer emotioneel opgewonden (bijv. bezorgd) dan deelnemers die wel rapporteerden. ○ Waarom reageerden ze dan niet? → ze kozen er niet voor, er was meer sprake van besluiteloosheid, een intern conflict om wel of niet te reageren. avoidance-avoidance conflict: schuldgevoel en schaamte als je niet gaat helpen, maar jezelf voor schut zetten en het experiment verpesten (de anonimiteit) door wel te gaan helpen. Mannen rapporteren niet sneller dan vrouwen, zoals wellicht wel werd verwacht obv eerdere literatuur. Nuttig om hierbij te denken aan twee soorten interventies: ○ direct intervention: vereisen vaak kennis, vaardigheden en kracht, zoals brand doven, gevecht opbreken, iemand redden van verdrinking (vaker mannen). ○ reportorial intervention: rapporteren van noodgeval aan iemand die gekwalificeerd is, zoals aan de politie of in dit geval aan de onderzoeker (zowel mannen als vrouwen). Niet persoonlijkheidskenmerken zoals apathie en vervreemding zorgen voor niet ingrijpen, zoals veel mensen wel stellen (om zo te stellen dat zij natuurlijk wél zullen ingrijpen). Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen “Apathie” en niet helpen kan ontstaan door hoeveel omstanders de deelnemer denkt dat er zijn, niet door bepaalde persoonlijkheidskenmerken of -gebreken. Als mensen de situatie obstakels snappen die voorkomen dat ze ingrijpen, kunnen ze deze beter overwinnen. Kassin (2017) The killing of Kitty Genovese - What else does this tell us? Moord op Kitty Genovese Queens, New York 1964: niemand van 38 omstanders belde de politie. ⇒ Inspireerde binnen de psychologie onderzoeken naar bystander interventie. Dit artikel gaat in op drie zaken die verband houden met Genovese door archiefstukken en actuele interviews. 1. Ten eerste leidden drie valse bekentenissen, afgenomen van twee personen, tot hun onterechte veroordelingen en gevangenisstraf. Een van deze personen (Whitmore) werd aangehaald door het Amerikaanse Hooggerechtshof in Miranda v. Arizona (1966). de andere persoon leeft en wil zijn naam zuiveren (Mitchell). 2. Ten tweede werd het verhaal van de niet-reagerende omstander geïnitieerd door de politie, niet door journalisten, als antwoord op indringende vragen over een van deze bekentenissen. 3. Ten slotte is er het ironische feit dat de moordenaar (Moseley) van Genovese uiteindelijk werd gevangengenomen als gevolg van de tussenkomst van twee omstanders. Liebst et al (2019) Social relations and presence of others predict bystander intervention: evidence from violence incidents captured on CCTV Introductie Volgens veel onderzoeken neemt bystander effect af in echt gevaarlijke situaties. Wanneer men een sociale relatie heeft met de persoon in nood, zullen ze volgens sommige onderzoeken waarschijnlijker helpen. Komt overeen met de evolutionaire theorie dat van coöperatie die stelt dat je mensen sneller helpt die genetisch aan je verwant zijn of individuen waarmee je een reciprocal relatie hebt. (Zowel bij de-escalerend (helpen) of escalerend (meevechten met een groep) gedrag.) Er is nog een gebrek aan onderzoek over de directe vergelijking van het aantal omstanders en sociale relaties als voorspellers voor bystander intervention in gewelddadige noodgevallen. Dit onderzoek focust zich daarop. Hypotheses. H1: meer omstanders leidt tot grotere kans op bystander intervention (omgekeerd bystander effect). H2: mensen met een sociale relatie met het slachtoffer zullen eerder interveniëren dan vreemden. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen H3: effect van sociale relaties op interventie is groter dan het aantal omstanders. Interventie als prosociaal gedrag (helping behavior), past bij de-escalerend gedrag. Controlefactoren: gender (mannen misschien meer ‘heldhaftig gedrag’), of iemand aan het werk is, populatiedichtheid (lopen en dan wel/niet tegen iemand aan botsen: hoe druk het is), of het in night time drinking setting is (bar, nachtclub of weekend avonden) en ruimtelijke nabijheid van omstander (binnen 2 meter of niet). Methode Systematisch het gedrag van 764 omstanders observeren tijdens 81 gewelddadige incidenten opgenomen door bewakingscamera's in Kopenhagen, Denemarken. Omstanders werden gesampled met een case-control design, hun gedrag werd geobserveerd en gecodeerd, en de waarschijnlijkheid van interventie werd geschat met multilevel regressieanalyses. Onafhankelijke variabele: aantal omstanders en sociale relatie. Afhankelijke variabele: bystander intervention (wel of niet ingrijpen) en decomposed bystander intervention (niet interveniëren, de-escalerend interveniëren, escalerend interveniëren of beiden). Resultaten H1 klopt niet: er is geen omgekeerd bystander effect, maar een klassiek bystander effect waarbij omstanders minder snel ingrijpen bij aanwezigheid van meer omstanders. H2 klopt wel: mensen met een sociale relatie tot het slachtoffer zullen eerder interveniëren dan vreemden. H3 klopt wel: het effect van sociale relaties op interventie is groter dan het effect van het aantal omstanders. Discussie Negatieve effect van groot aantal mensen vooral bij de-escalerende situaties, sociale relaties bij alle types interventie een voorspeller. Negatieve effect van groot aantal omstanders kan minder worden bij toenemend aantal omstanders (decreasing marginal effect). Klassiek bystander effect gevonden en kan wellicht worden verklaard door collectieve apathie OF saturation hypothesis (als er al een aantal mensen helpen is dit genoeg, je gaat onwaarschijnlijker ook helpen). Sociale relaties leiden tot de-escalerend helpen maar ook tot escalerend gedrag (bijv. meevechten voor vrienden of je groepsleden). Controlevariabelen: ○ Mannen intervenieerden waarschijnlijker dan vrouwen (meer strength- intensive in hulpstrategieën). ○ Mensen aan het werk waren niet escalerend. Beperkingen onderzoek: ○ Beperkingen van police reported data: meer gericht op geweld dan andere situaties, escalerend gedrag kan overgerepresenteerd zijn. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen ○ Beperkingen van videomateriaal: je kunt niet goed de hele situatie overzien en omstander van antagonist onderscheiden. ○ Misschien een opgeblazen effect van sociale relaties omdat dit per ongeluk werd opgemaakt uit het wel/niet helpen ipv de werkelijke relatie. Dit onderzoek draagt bij aan externe/ecologische validiteit, vanwege gebruik van echte videobeelden van hoe mensen zich echt gedragen in groepen (Cialdini Full Cycle Psychologie: eerst naturalistische observatie sociaal fenomeen zoals moord Kitty Genovese, dan valideren door systematische real-world observatie zoals dit onderzoek doet). 3e partij interventie is een waarschijnlijk menselijk universeel, moet begrepen worden icm ander universeel van Brown: in-group favoritism. Deze bias kan leiden tot helpen van bekenden en als obstakel om vreemden te helpen. Probleem 2. I spy + your wish is my command? Kennisclips 1. Conformity Conformity and groupthink Sociale psychologie: studie van hoe individuen denken, voelen en zich gedragen in sociale interacties. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Er zijn verschillende groepsprocessen: a. Conformity (“peer pressure”): neiging van mensen om hun gedrag op een lijn te brengen met groepsnormen. Twee manieren om te conformeren: 1. Privately: je verandert je meningen en gedrag om overeen te komen met de groep (je wordt overtuigd). 2. Publicly: je verandert tijdelijk of oppervlakkig alleen voor de buitenwereld, terwijl je van binnen nog in je eigen mening gelooft (je wordt niet echt overtuigd). Waarom zou je je conformeren aan de groep? Twee invloeden: 1. Normative influence: je bent bang voor sociale afwijzing als je niet meedoet met de groep. 2. Informative influence: je hebt zelf geen idee en laat je informeren door de groep. b. Groepspolarisatie: beslissingsmakingsproces versterkt de originele meningen van groepsleden. Factoren waardoor dit gebeurt: 1. niet alle meningen hebben een gelijke invloed 2. “confirmation bias”: er wordt gezocht naar argumenten die de denkbeelden van de meerderheid versterken, kritiek is gericht op de denkbeelden van de minderheid. Hierdoor kan het denkbeeld van de meerderheid (in nog grotere mate) worden bevestigd. c. Groupthink (“eenheid”): harmonie in de groep bewaren is belangrijker dan het probleem analyseren. Komt vaak voor in hechte groepen die een sterke leider hebben. Mensen onderdrukken mogelijk hun eigen mening en conformeren zich om de vrede te bewaren. Vaak wordt de eerste de beste suggestie van de leider aangenomen. Asch conformity studies (Asch line studies) Een van de meest bekende onderzoeken naar conformiteit in +/- 1950s. Er is één echte deelnemer. Je ziet 1 target lijn en 3 vergelijkingslijnen en moet zeggen welke lijn hetzelfde is als de target lijn. Dit werd 18 keer herhaald met andere kaartjes met lijnen en de “neppe” deelnemers gaven 12 keer het verkeerde antwoord. 75% van de echte deelnemers gaf ten minste 1 keer het verkeerde antwoord om hetzelfde antwoord te kunnen geven als andere “neppe” deelnemers. 37% gaf elke keer het verkeerde antwoord als de groep met “neppe” deelnemers dit deed. Er was geen échte druk om te conformeren, alleen perceived pressure. Waarom conformeren? 1. Normative social influence: gedrag aanpassen om bij de groep te passen. 2. Informational social influence: gedrag aanpassen omdat we aannemen dat anderen beter geïnformeerd te zijn (eerst het juiste antwoord denken te weten, maar na het antwoord van de groep toch denken dat ze fout zitten en veranderen van antwoord). Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen 3. Perceptual error: echt meteen denken dat de groep het juiste antwoord gaf en daarom ook meteen dat antwoord geven, ze waren zich nooit bewust van de dissonantie. Perception Judgement Action Normatieve invloed x x ✓ Informationele x ✓ ✓ invloed Perceptuele fout ✓ ✓ ✓ Waarom niet conformeren? 1. Zelfvertrouwen over eigen perceptions en judgements. 2. Niet veel zelfvertrouwen, maar toch bij eigen antwoorden blijven. Kritiek op dit onderzoek: Methodologische problemen: - dezelfde soort mensen; mannen van universiteit. - vermoedens van deelnemers over het doel: mensen wisten dat het een onderzoek was. - ecologische validiteit: de omstandigheden van het onderzoek komen niet overeen met de realiteit. - demand characteristics: mensen conformeerden niet vanwege groepsdruk, maar omdat ze dachten dat de onderzoekers dit wilden. Solomon Asch Gestalt psychology: mensen kunnen enkel worden begrepen door naar alle delen samen te kijken, er moet naar de tijden en situaties worden gekeken waar ze deel van uitmaken (setting is belangrijk!: plaats + functie). Heeft WOII meegemaakt, dit kan invloed hebben gehad op zijn onderzoeken naar conformiteit + waarom hij het belangrijk vond. 2. Conformity vs obedience What can we learn from the Milgram experiment Milgram study liet zien dat normale mensen zullen gehoorzamen aan een autoriteit, zelfs als ze tegen hun eigen morele waarden ingaan en anderen pijn doen. Waarom gehoorzamen? Geloof in “Just world phenomenon”: het idee dat de wereld eerlijk is (slechte dingen gebeuren bij slechte mensen). Zo rechtvaardigden deelnemers hun actie. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Mogelijk om verantwoordelijkheid af te schuiven op de onderzoeker: “ik volgde enkel orders op”. We moeten ons bewust zijn van de “self serving bias”: we denken van onszelf dat we dit soort dingen nooit zullen doen. de “fundamental attribution error”: de neiging om te denken dat de out-groep zich op een bepaalde manier gedraagt vanwege inherente persoonlijkheidskenmerken, terwijl wij, onze in-group, zich enkel zo zouden gedragen vanwege de situatie waarin we worden gezet. De studie is gerepliceerd en laat steeds zien dat 61-66% steeds gehoorzaamt. De studie is onethisch. Conformity en obedience Verschil! ❖ Conformity (peer pressure): hoe we ons gedrag of denken veranderen om bij de groep te horen. ❖ Obedience: hoe we orders opvolgen en gehoorzamen aan autoriteit, heeft geen cognitieve component. Kan zowel positief als negatief zijn: - positief: als mensen wegrennen van gevaar, ren je ook weg (conformity), als een brandweerman je zegt een brandend gebouw niet binnen te gaan, doe je dat niet (obedience). - negatief: slechte invloed van vrienden (conformity), ogenschijnlijk normale mensen volgen verschrikkelijke orders op (obedience). Verschillende soorten conformity: Compliance: we doen iets voor een beloning of om straf te voorkomen, we geloven er dus niet per se zelf in en doen het niet meer als er geen beloning of straf is (bijv. belasting betalen). Identification: we doen iets, omdat we gemotiveerd worden door onze wens om op iemand te lijken (bijv. jezelf kleden net zoals een beroemdheid, omdat je fan bent). We doen het niet meer als we er niet meer op willen lijken. Internalization: niet enkel publiek, maar ook privé: het idee/geloof/gedrag is onderdeel geworden van onze eigen structuur van geloven en waarden (bijv. je internaliseert het idee dat sporten goed voor je is, en blijft naar de sportschool gaan ook al gaan vrienden van je niet meer). Internalization is de sterkste van de drie, omdat dit type conformiteit niet verandert als een extern element verandert. Conformeren kan ook vanwege sociale invloeden: 1. Normative social influence: we doen iets om bij de groep te horen, we willen sociale afwijzing voorkomen, terwijl we intern misschien iets anders geloven. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen 2. Informational social influence: we geven ons over aan het oordeel van anderen, omdat we denken dat ze beter geïnformeerd zijn. Literatuur Conformity Gleitman et al (2010) Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Social influence Conformity: een verandering in gedrag door expliciete of impliciete sociale druk. bijv. Asch conformity studies De oorzaken van conformiteit Twee soorten invloed. Informational influence: reden om to conformeren gebaseerd op het verlangen om het juist te hebben. ○ Je wordt door anderen geïnformeerd wat te doen als je er zelf onzeker over bent: bijv. kijken naar wat anderen doen. ○ Dit kan ertoe leiden dat je slechts selectieve informatie krijgt: bijv. je buren hebben een Toyota, dan kijk je alleen naar Toyota’s als je een auto zoekt. Normative influence: reden om te conformeren gebaseerd op het verlangen om leuk gevonden te worden (of er niet dwaas uit te zien). ○ Bewijs hiervoor blijkt ook uit Asch experiments: als mensen antwoord konden geven zonder dat de groep hun antwoord wist, conformeerden ze minder. Conformiteit kan worden doorbroken wanneer 1 individu gesteund wordt door ander individu dat anders denkt (hoeft niet eens per se dezelfde mening te zijn als die ene individu, zolang het maar de consensus van de meerderheid doorbreekt). Dit blijkt ook uit de Asch conformity studies. Culture and conformity Asch conformity studies waren in de VS (individualistische cultuur): conformeerden wel, maar vonden het naar om een kloof te hebben tussen eigen percepties en die van anderen. Individuen uit collectivistische culturen vinden conformeren minder erg ook al betekent dit het foute antwoord hebben. Nog een ander verschil Individualistische cultuur: conformeren eerder aan mensen waar ze geen interpersoonlijke band mee hebben Collectivistische cultuur: conformeren eerder aan mensen waarmee ze een traditionele band hebben (familie, vrienden, collega's, klasgenoten) dan aan mensen waar ze die band niet mee hebben. Hogg & Vaughan (2018) Social influence Conformity: diepgewortelde, private en aanhoudende verandering in gedrag en houding door groepsdruk. Sherif (1963) frame of reference/social comparative context: het assortiment van subjectief voorstelbare posities op de dimensies houding en gedrag, die mensen kunnen kiezen in een bepaalde context. Wat wordt gezien als ‘gemiddeld’ gedrag wordt de groepsnorm waarnaar mensen willen conformeren. Sherif’s autokinetisch onderzoek: het creëren van arbitraire normen Sherif gelooft dat sociale normen ontstaan om gedrag te gidsen in onzekere situaties. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Autokinese: optische illusie waarbij je denkt licht te zien bewegen in de duisternis. Mensen wordt gevraagd in te schatten hoeveel de lichten bewegen. Ze zijn onzeker over hun schattingen. Ze gebruiken eigen schattingen steeds als referentie gedurende de reeks van 100 proeven (persoonlijk bereik/norm). Daarna nog een reeks van 100 proeven waarbij waarbij deelnemers in groepen van twee of drie om de beurt hun schatting opnoemen. Nu gebruiken de deelnemers de schattingen van anderen als referentiekader, en kwamen tot een groepsgemiddelde. De norm is geïnternaliseerd: wanneer deelnemers daarna alleen schattingen doen,gebruiken ze de groepsnorm. Maar ook in situaties waarbij er geen sprake is van ambiguïteit, wordt geconformeerd aan de groepsnorm (Asch conformity studies - het was duidelijk wat dezelfde lijn is, GEEN ambigue lijnen). Deutsch & Gerard (1944) Kan druk om te conformeren worden verminderd door: (1) duidelijke taak, (2) anonimiteit en (3) geen toezicht van een groep? - Meer duidelijkheid en minder groepsdruk leidt tot minder conformiteit. - Maar er werd voor 23% nog geconformeerd door mensen in de afgesloten hokjes, ook al was er weinig onzekerheid (stimulus present) en ook al waren de antwoorden anoniem. → methodologische consequentie was dat je geen confederates meer hoeft te gebruiken in onderzoek, laten denken dat er een groep is die toezicht houdt is genoeg. Who conforms? Individual and group characteristics Individuele kenmerken + culturele normen Mensen die conformeren zijn geneigd tot hebben van lager IQ, minder zelfvertrouwen, angst, behoefte aan sociale steun, gevoelens van lage status en inferioriteit. Echter zijn situationele factoren meer van invloed. Vrouwen conformeren net iets vaker dan mannen in onderzoeken: ○ misschien omdat het vaker taken waren waar mannen meer verstand van hebben → onzekerheid bij vrouwen en makkelijker te beïnvloeden daardoor. ○ in publieke, interactieve settings conformeren vrouwen volgens sommige (niet alle!) onderzoeken vaker, vanwege wens om harmonie te behouden. Culturele normen: conformiteit is hoger in collectivistische/interdependent culturen dan in individualistische culturen. ○ verklaring: wordt positief gezien, als ‘social glue’. Situationele factoren in conformiteit 1. Groepsgrootte 2. Unanimiteit 1. Groepsgrootte Conformiteit bereikt zijn volle kracht bij een meerderheid van drie tot vijf personen. Extra leden hebben weinig effect. Gedownload door: lucaserasmus | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Het effect van groepsgrootte is afhankelijk van de motivatie van individu: - subjectieve kwestie (zoals muziekvoorkeur), je wil er graag ‘bij wil horen’ → groepsgrootte heeft linear effect (hoe groter de meerderheid, hoe meer conformeren). - objectieve kwestie (er is een correct antwoord), je wil een goed antwoord geven → 1- 2 anderen zijn genoeg, extra mensen zijn overbodig. Wilder (1977): groepsgrootte verwijst niet naar het daadwerkelijke aantal mensen, maar naar het aantal schijnbaar onafhankelijke bronnen van invloed (mensen die hetzelfde denken clusteren we als 1 bron). Vandaar het relatieve gebrek aan effect van groepsgrootte boven drie tot vijf leden. 2. Groepsunanimiteit Conformiteit wordt minder als de unanimiteit in een groep minder wordt. Als 1 iemand een ander antwoord geeft dan de rest, durf jij dit ook eerder te doen. Processes of conformity 3 hoofdprocessen van conformiteit: 1. Informational influence 2. Normative influence. 3. Referent informational influence. 1. Informational influence: een invloed om informatie van een ander te accepteren als bewijs over de realiteit. ○ Informationele invloed komt vooral voor als er sprake is van onzekerheid, door ambigue stimuli of sociale onenigheid. 2. Normative influence: een invloed om te conformeren aan de positieve verwachting van anderen, om sociale goedkeuri