smw 112k.docx
Document Details
Uploaded by MeticulousCrimson
Erasmus Universiteit Rotterdam
Full Transcript
Sociaal medische wetenschappen Leerdoelen van week 1 Op genuanceerde wijze betekenis geven aan de begrippen ziekte en gezondheid en het spanningsveld binnen en tussen beide begrippen beschrijven; Aangeven hoe de betekenis die we aan ziekte en gezondheid toekennen onderhevig is aan tijd en cultuur;...
Sociaal medische wetenschappen Leerdoelen van week 1 Op genuanceerde wijze betekenis geven aan de begrippen ziekte en gezondheid en het spanningsveld binnen en tussen beide begrippen beschrijven; Aangeven hoe de betekenis die we aan ziekte en gezondheid toekennen onderhevig is aan tijd en cultuur; Toelichten dat de gezondheidstoestand de uitkomst is van een Multi causaal proces met diverse determinanten. Een groot deel van de samenleving vindt gezondheid het belangrijkste in hun leven. Biomedisch model; Ziekte is de storing van een normaal functionerend organisme. Gezondheid is afwezigheid van ziekte. De behandeling van het lichaam door een arts staat centraal. Enkel verstoorde biologische en lichamelijke processen zijn de oorzaak. Je kunt of ziek of gezond zijn, niet allebei. Bio psychosociaal model; Iedereen heeft een gedeelte ziekte en een gedeelte gezond in zich. Samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren zijn factoren bij ontstaan en beloop van ziektes. Sociaal leven en psychologie worden ook betrokken waardoor er meer aangrijpingspunten zijn wat betreft preventie en bevordering. Ziekte als continuüm. Er wordt vanuit 3 perspectieven naar ziekte gekeken, ze hangen samen maar zijn onafhankelijk van elkaar. Disease; medisch-professioneel perspectief, hierbij wordt objectief gekeken naar de biologische afwijkingen in het lichaam. Illness; ik-perspectief, hoe de ziekte wordt ervaren en in hoeverre ze zich ziek voelen of leed ervaren. Sickness; sociaal-maatschappelijk perspectief, hoe de maatschappij de ziekte ziet wat betreft stigma, wetgeving en sociale normen. ‘Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet louter het ontbreken van ziekten of gebreken. ' WHO 1948 Deze definitie is te statisch waardoor niemand ooit echt gezond zal zijn, er worden te veel problemen betrokken in de definitie. ‘Gezondheid wordt omschreven als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven.’ Huber et al. 2011 Dit is een definitie met 6 dimensies en een dynamische formulering waardoor er sprake is van een positieve gezondheid. Gaat wel te veel om het gedrag en niet de medische staat van een mens. In het artikel van Hoffman wordt duidelijk gemaakt dat het vaststellen van ziekte moeizaam gaat, dit komt door de verschillende perspectieven die mee moeten worden gerekend. Disease, Illness en Sickness. In het artikel van Schermer wordt er gesteld dat er een verschil is tussen ziek zijn en je ziek voelen, in het Engels heb je daar 2 woorden voor in het Nederlands niet. Het is belangrijk om te weten wanneer iets een ziekte is omdat -ziektelabel-; klachten officieel moeten worden erkend, een ziektelabel zorgt voor erkenning en begrip, het voorkomen van over of onder behandeling en er kan een duidelijker medisch domein worden afgebakend. Er zijn drie theorieën over wat ziekte is; Naturalistische theorie, gaat over in hoeverre er ‘normaal’ functioneren, overleven en reproduceren nog lukt. Het is toepasbaar op veel mensen maar dat maakt wel dat wanneer iets vaak voorkomt het eerder als normaal wordt gezien. Normativistische theorie, iemands vermogen om in normale omstandigheden essentiële doelen te bereiken die voor een minimaal gevoel van voldoening of geluk kunnen ervaren. Heeft als voordeel dat bij het ik-perspectief ook naar de holistische waarde wordt gekeken, maar hierdoor is het enorm subjectief Sociaal-constructivistische theorie, ziekte valt niet vast te stellen zonder de maatschappelijke context. Hiervan is het nadeel wel dat de maatschappij iets kan gaan zien als een ziekte wanneer dit medisch niet zo is. Voordeel is wel dat de maatschappij een druk kan uitoefenen op de medische wereld om in te zien wanneer het gediagnosticeerd moet worden. In het artikel van Steel wordt gesteld dat de eigen regie en gedrag je gezondheid en ziekte bepalen. In het artikel van Huber, het eigen functioneren en de veerkracht van patiënten staat weer centraal in de gezondheidszorg. De focus tijdens het opleiden lag lang op ziektebestrijding terwijl de huidige vraag steeds vaker niet medisch wordt. VTV-model van RIVM, geeft determinanten van gezondheidstoestand, 2009 Hierbij staan persoonsgebonden factoren – leeftijd, geslacht etc.- omgeving – werkomstandigheden, milieu- gedrag – wat betreft ziekte dus aantal huisartsbezoeken etc.- Leerdoelen van week 2 - De theoretische concepten stress, stressor, stressreactie, sociale steun, coping en ziektepercepties in eigen woorden uitleggen; - Het stress-coping model en het common sense model of self-regulation gebruiken om reacties op ziekte te verklaren. - In eigen woorden omschrijven welke rol internet speelt bij de ziekte-ervaring van patiënten; - Beschrijvingen van de ziekte-ervaring van patiënten verbinden aan theoretische concepten uit de gezondheidspsychologie en medische sociologie. Stressoren zijn situaties, gebeurtenissen of prikkels die belastend zijn en om een aanpassing vragen. Dit kan een ingrijpende levensgebeurtenis, een dagelijkse moeilijkheid en chronische stressoren zijn. Kenmerken van stressoren zijn dat ze een hoge intensiteit, lange duur, lage beheersbaarheid, lage voorspelbaarheid en een hoge ambiguïteit hebben. -Een ingrijpende levensgebeurtenis heeft een kleinere impact op de ziekte dan een dagelijkse moeilijkheid- Wanneer beide appraisals een negatieve uitkomst hebben is er sprake van stress als uitkomst. Stress is het subjectief ervaren van een onevenwicht tussen interne en externe eisen van een situatie en de mogelijkheid om ermee om te gaan Stressreacties kunnen; fysiologisch – verhoogde hartslag, zweten-, cognitief – minder concentratie-, emotioneel – verdriet, angst, woede- en gedragsmatig -huilen, black-outs- zijn. Als gevolg van deze stressreacties volgt coping. Coping, alle mentale en gedragsmatige inspanningen gericht op het omgaan met stressvol ervaren interen of externe eisen. Het is een poging om het evenwicht te herstellen en kost inspanning, het hoeft niet daadwerkelijk te lukken. Het heeft haar eigen dimensies; Wat, het hanteren v/h probleem -probleemgericht ‘- vs. Reguleren van de negatieve emoties – emotiegerichte coping- Hoe, richt zich op het probleem -toenaderende coping- vs. Vermijden van het probleem -vermijdende coping- Je kunt verschillende gedragingen dan in het schema plaatsen Er zijn 3 hulpbronnen die effect hebben op de beoordeling van primaire en secundaire; Psychologische bronnen – persoonlijkheidseigenschappen en competitie- Praktische bronnen – financiële situatie, materiele bronnen en gezondheid- Sociale bronnen – sociale integratie en sociale steun- Onder sociale steun wordt de hulp die iemand geeft aan een ander die voor een probleem staat bedoeld. Er zijn 3 vormen van sociale steun; emotionele, praktische en informationele steun, waargenomen en de daadwerkelijke steun kan anders gezien worden. De effecten van sociale steun zijn, beter emotioneel welzijn, beter kwaliteit van leven, beter therapietrouw, verlaagde kans op mortaliteit en eerder ontslag uit medische instantie. Ziektepercepties ontstaan bij confrontatie met een gezondheidsprobleem en mensen eigen ideeën vormen over hun klachten/ziekte. Ziektepercepties geven richting aan de manier waarop iemand omgaat met de klachten/ziekte, dit noemen we het ZG. Hier wordt naar gekeken in het common-sense model of self-regulation In het artikel van Ranchor, stelt hij dat een chronische ziekte gezien kan worden als een stressor. Deze zijn in drie categorieën te verdelen; Ingrijpende gebeurtenissen, zijn onverwachte gebeurtenissen op een bepaald moment met een ingrijpende verandering. Chronische stressoren, is een voortdurende situatie die een grote impact heeft op het leven van een persoon. Dagelijkse moeilijkheden, vergen geen grote aanpassingen en zijn niet stressvol maar door haar terugkerende karakter wordt het hinderlijk ervaren. Primaire stressoren zijn de gebeurtenis zelf, secundaire stressoren zijn de bijkomende gevolgen van de gebeurtenis. Stressoren kunnen fysieke en psychische reacties opwekken. Ambiguïteit betekend dat iets een dubbelzinnig karakter heeft, het kan positief maar ook negatief uitpakken. Wanneer er wordt gesproken over de voorspelbaarheid van een gebeurtenis gaat het erom of de persoon weet waar zij aan toe is. Beheersbaarheid is de mate waarin het voor een persoon mogelijk is om invloed uit te oefenen op een gebeurtenis, er zijn hier 2 vormen van. Objectieve beheerbaarheid, is de mate waarin er daadwerkelijk mogelijkheden zijn om invloed uit te oefenen. Subjectieve beheerbaarheid, is de mate waarin iemand gelooft invloed uit te kunnen oefenen. In het artikel van Solberg, er zijn concepten binnen coping; Avoidance, het vermijden en niet verwerken. Approach, het probleem inzien en verandering maken. Problem-focused, praktisch aanpakken en niet het gevoel erbij pakken. Emotion-focused, eerst de emoties verwerken en uiten. In het artikel van Dijkstra, wordt gesteld dat sociale contacten bijdragen aan het overleven van de menselijke soort. Sociale steun, samenwerking en voortplanting. In het artikel van Evers, ziektecognities zijn iemand waarnemingen en interpretaties over alles wat met gezondheid te maken heeft. Het bepaalt hoe men met klachten en ziekte omgaan maar ook de verwachtingen van bepaalde symptomen. In het artikel van Conrad, wordt besproken dat internet een grote rol speelt in de ziekte ervaring van een patiënt. Het bespreken van je ziekte of klachten wordt steeds populairder en het advies geven en promoten van kwesties is steeds normaler. Leerdoelen van week 3 -Ziektegedrag definiëren en verschillende vormen van ziektegedrag onderscheiden; - Uitleggen hoe het Common Sense Model of self-regulation ter voorspelling en verandering van ziektegedrag gebruikt kan worden; - De componenten van het Behavioral Model of Health Service Use benoemen; - Toelichten hoe het Behavioral Model of Health Service Use gebruikt kan worden om verschillen in zorggebruik te verklaren en de toegankelijkheid van zorg te evalueren. Ziektegedrag is het gedrag van mensen naar aanleiding van ziekte, dit betreft monitoren van het lichaam definiëren en interpreteren van symptomen en concreet gedrag ter genezing of beheersing. Er zijn drie vormen van ziektegedrag; Zelfzorg, is het aanpassen van activiteiten en eventuele medicatie. Hulp van sociale kring beroepen, sociale steun op meerdere manieren. Beroep doen op professionals ook wel zorggebruik. Therapietrouw, is de mate waarin het gedrag van de patiënten overeenkomt met de afspraken van behandelaar. Gemiddeld 30 procent niet juist en dit kan een negatief effect hebben op de genezing en staatskas. Zelfmanagement, is het zodanig omgaan met chronische aandoening dat de aandoening optimaal in het leven wordt ingepast. Hierbij ligt de verantwoordelijkheid bij de patiënt maar goed zelfmanagement leidt tot positiever beloop van ziekte. Bij een chronische aandoening valt zelfmanagement onder coping en valt therapietrouw onder zelfmanagement. Cure= genezing vs. Care= beheersing De concepten binnen ziektegedrag kunnen overlappen, coping-zelfmanagement-therapietrouw. Ziektegedrag kan gezondheids- behoudend, bevorderend of bedreigend zijn, maar daarom is het belangrijk om belangrijke determinanten te identificeren als aangrijpingspunt voor gedragsverandering. Common-sense model of self-regulation van Leventhal 1980, geeft individuele determinanten weer die invloed hebben op het ziektegedrag en elkaar. Interne of externe stimuli creëert cognitieve en emotionele ziekte percepties en dit heeft invloed op het ziektegedrag. Behandelpercepties gaan over de noodzaak en de daadwerkelijke effectiviteit van een behandeling, dit heeft effect op het ziektegedrag omdat dit bijv. kan zorgen voor therapieontrouw. Behavioral model of health services Andersen 2013, focust zich op zorggebruik en neemt meer determinanten mee in haar model. Dit model wil 1. De verschillen in zorggebruik verklaren en 2. Evaluatie van toegankelijkheid van de zorg. Determinanten; Zorggebruik heeft invloed op de uitkomst van welzijn, de determinanten worden verdeeld in contextuele en individuele determinanten. Contextuele hebben betrekking tot globale maatschappelijke actoren en individuele hebben betrekking op indiv persoonlijke factoren. Predisposing, condities die mensen voorbereiden op het wel of niet gebruiken van zorg maar niet direct verantwoordelijk. –neiging- Er wordt gekeken naar de omgeving die invloed heeft op een beslissing tot zorg, bijv. gehuwd of normen en waarden maar ook genen of werkstatus. Enabling, condities die het gebruik van zorg bevorderen of belemmeren -mogelijk tot de zorg-. Politieke besluiten, financieringsstelsel en organisatie van de gezondheidzorg zijn contextuele determinanten. De financiële status van de patiënt, demografische ligging, wachttijd, organisatie van de zorg en sociale steun zijn indiv. Determinanten. Need, Inschatting van leken of professionals in hoeverre de zorg nodig is. -behoefte aan zorggebruik-. Kwaliteit van het milieu en medische publieksindicaties zijn contextuele determinanten en het zelf ervaren van behoefte of inschatting van de experts zijn indiv. Een verschil in zorggebruik is geen probleem wanneer dit gaat om ‘need factors’, wanneer het gaat om enabling factors is het niet acceptabel en bij predisposing factors hangt het af van de aparte factoren. In het artikel van Stronks, worden drie begrippen genoemd tot de toegankelijkheid van zorg. Need, behoefte. Demand, vraag. Use, gebruik. In het artikel van Kapitein wordt er naar chronische ziekte gekeken vanuit verschillende modellen. In het artikel van Smets, wordt therapietrouw besproken. Compliantie, is de mate waarin de patiënt het advies van de dokter eenzijdig opvolgt. Concordantie, verwijst naar het proces waarmee de zorgverlener en patiënt overeenstemming bereiken over het gewenste ziektegedrag. Collaborative care, geeft een goede samenwerkingsrelatie tussen arts en patiënt weer. Sociale invloeden, motivatie, demografische kenmerken en de kennis over een behandeling heeft een negatief effect op therapietrouw. Leerdoelen van week 4 -Verschillende sociologische theorieën van ziekte en zorg onderscheiden en toelichten; -In eigen woorden een definitie geven van de concepten sociale constructie en lekenvisies; -De objectiviteit van medisch wetenschappelijke kennis beschouwen vanuit het perspectief van tijd, plaats en cultuur. -Aangeven welke maatschappelijke betekenis wordt toegekend aan labeling; -Wat de stappen en de gevolgen van reïficatie zijn. -De verschillen tussen een biomedische benadering en een sociaalwetenschappelijke benadering van ziekte en gezondheid benoemen en analyseren welke consequenties dit heeft voor de omgang met 'omstreden aandoeningen'; -Deze verschillen duiden door de verschillende medisch-sociologische theorieën (functionalisme, symbolisch interactionisme en sociaal constructivisme) en wetenschapsfilosofische stromingen (logisch positivisme, kritisch rationalisme en constructivisme) te benoemen en te reflecteren op de praktische consequenties van deze verschillende posities. Er zijn vier sociologische theorieën die kijken naar ziekte; functionalisme, symbolisch interactionisme, marxistisch perspectief en sociaal constructivisme. Hierbij staat het handelen en denken van leken van professionals tegenover elkaar, persoonlijke handelingen vs. Professioneel handelen. Disease en Illness vallen niet altijd samen omdat er bij Disease spraken is van biomedisch denken. Gezondheid is de afwezigheid van ziekte en ziekte en patiënt staan los van elkaar, wetenschappelijke integriteit en objectiviteit. Ziekte is een sociale afwijking dus daarom deviantie. Functionalisme, stelt dat sociaal evenwicht in stand wordt gehouden door normen en waarden, nieuwkomers en afwijkingen verstoren dit evenwicht. Er zijn 2 mechanismen om mensen binnen de norm te krijgen, socialiseren en sociale controle. De geneeskunde wordt ook gezien als een regulerend mechanisme omdat er een norm aan afwijkende gedrag gegeven kan worden. Er wordt van zieke verwacht dat zij weer beter willen worden en verwacht dat er vrijstelling wordt gegeven aan een zieke volgens Parsons. Sociale controle wil een zieke snel isoleren, genezen en zo re-integreren in de normale normen. Er is kritiek op dit model omdat het niet de sociale werkelijkheid is, het geeft een eenzijdige visie en geen aandacht voor variatie. Symbolisch interactionisme, is een reactie op functionalisme en legt nadruk op de interactie tussen mensen met een grote rol op context. ‘Wij interpreteren de wereld om ons heen door te interacteren.’ Professionele definities wegen zwaarder dan die van leken en de arts heeft de macht om een ziekte te ‘creëren’. Ziekte is een relatief begrip en geen eigenschap van mensen, het is een sociale constructie en er treedt stigma op. Een stigma is een brandmerk dat aan een bepaald persoon of zaak wordt gekoppeld. Er zijn drie vormen van stigma, groepsidentiteit, fysiek en stigma van karaktereigenschappen. Iets wordt als ziekte gezien wanneer er; Deviant gedrag wordt getoond en dit in consensus onacceptabel is. Geneeskunde er behoort iets aan te doen. Marxistische benadering, is een vorm van systeemkritiek omdat sociale ongelijkheid mensen ziek maakt. Gezondheid is namelijk het resultaat van een evenwicht tussen stress en sociale steun. Ziekte is het gevolg van kapitalisme, en wordt vervolgens uitgebuit door medische professie. Medische professie hebben als rol het handhaven van het sociale systeem, omdat ze de ziekten controleren. Medicalisering, proces waarbij mensheid steeds meer wordt geplaatst in het perspectief van gezondheid en ziekte, heeft als negatief gevolg ‘iatrogenese, ziekmakende zorg’. Sociaal constructivisme, wetenschapskritiek want kennis is niet universeel of objectief want het veranderd voortdurend op antwoord van sociale verhoudingen. Kritiek op kennisgebruik met als voorloper Freidson met labeling, Freidson stelde de medische kennis niet ter discussie. Medische kennis reflecteert heersende sociale verhoudingen en is niet neutraal. Wetenschappelijke feiten worden geconstrueerd door sociale gemeenschap. Kritiek op deze stroming is wel dat sommige ziektes objectief zijn maar niet alles twijfelachtig en medicalisering kan ook positief zijn. Labeling is het willen meegeven van een bepaalde opvatting of emotie en Deviance is het afwijken van een standaard. Reïficeren, is het tot ding maken van iets. Het decontextualiseerd en verbergt dat het om een medisch kader van eigenschappen gaat, Stoornissen worden zo in een lichte of verborgen vorm gelegitimeerd. Dehue vindt dat er minder stigma zou moeten zijn. Als er minder stigma is zien we iets minder snel als een stoornis of ziekte en zullen we het meer als ‘normaal’ gaan zien en/of accepteren. Leerdoelen van week 5 - De begrippen incidentie en prevalentie uitleggen; - De relatie tussen incidentie, prevalentie en sterfte beschrijven; - De voor- en nadelen van verschillende maten van ziektelast beschrijven alsmede hun relevantie voor beleid; - Uitleggen hoe databronnen schattingen van ziektelast beïnvloeden; - De relevantie van subjectieve maten van gezondheid in eigen woorden weergeven; - Verschillende subjectieve maten van gezondheid benoemen; - Uitleggen wat de 'disability paradox' is en hoe deze te verklaren is; - Voorbeelden geven van gezondheidsmaten die objectieve en subjectieve maten combineren alsmede hun relevantie voor beleid. - Verschillende gezondheidsmaten beschrijven waarmee de gezondheid en ziekte van een bevolking worden uitgedrukt; - Een omschrijving van de term determinanten geven en de belangrijkste determinanten voor gezondheid(verschillen) onderscheiden; - Gezondheidsverschillen (naar leeftijd, geslacht, sociaal-economische positie, etnische herkomst en woonplaats) beschrijven; - Aan de hand van theoretische modellen sociaal-economische en etnische gezondheidsverschillen in Nederland verklaren. Epidemiologie is de leer die zich bezighoudt met aandoeningen en ziekte in de bevolking. Incidentie is het aantal nieuwe gevallen van een ziekte in een bepaalde periode/bevolking. Prevalentie is het aantal mensen met een ziekte op een bepaald moment en hangt af van incidentie en sterfte. Prevalentie kan dus ook stijgen wanneer mortaliteit daalt en incidentie stijgt. Sterftematen; primaire doodsoorzaak, sterftecijfer aan begin v/h leven, gestandaardiseerd sterftecijfer en bruto sterftecijfer. -vaak uitgedrukt in 1000- De levensverwachting is vaak een combinatie van sterftekansen op verschillende leeftijden, er zijn 2 type levensverwachtingen. Periode, gebaseerd op sterfte in 1 jaar van verschillende geboortecohorten, wordt het meeste gerapporteerd omdat dit de samenvatting is van huidige sterfte. Er zijn ook subjectieve maten van gezondheid, het ervaren van gezondheid, kwaliteit van leven en ervaren geluk. Ervaren gezondheid weerspiegelt het oordeel van eigen gezondheid en is een samenvattende gezondheidsmaat voor wat de persoon in kwestie relevante gezondheidsaspecten vindt. ‘Hoe is het over het algemeen uw gezondheidstoestand’ Kwaliteit van leven is perceptie van personen in hun huidige waardesysteem, cultuur en sociale systeem ten opzichte van hun doelen, verwachtingen en standaarden. Levenstevredenheid is een evaluatie van het leven als een geheel. Disability paradox -Huber- stelt dat objectieve en subjectieve gezondheidsstatus niet overeenkomen. Downward comparison, het vergelijken met mensen die er nog slechter aan toe zijn. Response shift is een inschatting op basis van referentiekader. DALY, disability-adjusted life years -ziektelast- De maatstaf voor gezondheidsverlies, namelijk het aantal levensjaren en kwaliteit die iemand verliest door ziekte. Weegfactor van de 0 tot 1 en hoe hoger de score hoe slechter de kwaliteit van leven. 1 DALY staat voor het verlies van een levens jaar met perfecte gezondheid. Het wordt een berekening met aantal jaren en de bijpassende weegfactor – in sommige gevallen ook met daadwerkelijk verloren jaren- QALY, quality-adjusted life years, is een maat voor gezondheidswinst. Heeft een weegfactor van 0 tot 1 maar oe hoger hoe beter de kwaliteit van leven. 1 QALY is een jaar in perfecte kwaliteit van leven, bijv. aantal jaren na diagnose in kwaliteit van leven van 0,6 of toevoeging van jaren door behandeling maal dezelfde factor. Risicofactoren verhogen het risico op de ziekte en prognose factoren hebben invloed op het verdere beloop van een ziekte. Omgeving, gedrag en persoonsgebonden factoren kunnen determinanten zijn van gezondheid. Equality, giving everyone the same thing vs. Equity, acces to the same oppurtunities. SES, Sociaaleconomische status, deze is niet te observeren of meten maar wel met indicatoren te benaderen. Opleiding, inkomen en beroepsniveau. Het gedrag van iemand met een hoge ses is vaak gezonder, een omgeving van een lage ses kan bestaan uit minder voorzieningen en normen. Persoonsgebonden kunnen hem zitten in financiële mogelijkheden of verschillen in kennis. Sociale causatie, ses heeft effect op een latere leeftijd. Sociale selectie, een bepaalde gezondheid heeft op latere leeftijd de ses beïnvloed. Ongelijkheid in gezondheid kan veranderd worden door, de verschillen tussen opleiding, inkomen en beroepsniveau te verkleinen. Leefomstandigheden te verbeteren, positief gedrag te stimuleren en de effectiviteit en toegankelijkheid van de gezondheidszorg te verbeteren. Etnische afkomst heeft invloed op de gezondheid, subjectief gezien voelen minderheden zich minder gewaardeerd en objectief gezien ervaren migranten meer ziektes. Discriminatie maakt ziek, dit komt mede door dat acculturatie voor stress zorgt en stress maakt ziek. Er zitten grote verschillen in gezondheid door de samenhang van ses en etnische afkomst. Proportioneel universalisme, stelt dat er een universeel beleid moet gelden dat zich richt op alle burgers maar extra ondersteuning biedt voor bepaalde doelgroepen. Indicatoren en hoe ze gemeten worden; Ziekte en aandoeningen, zijn te meten door incidentie en prevalentie. Sterfte en doodsoorzaken, sterftecijfers en levensverwachtingen. Functioneren en kwaliteit van leven, beperkingen en kwaliteit van leven. Samengestelde gezondheidsmaten, Daly, qaly en gezonde levensverwachting. Leerdoelen van week 6 -Machtsbronnen van artsen en patiënten omschrijven; - Verschillende modellen van arts-patiënt relaties toelichten; - Uitleggen hoe arts-patiënt relaties zich verhouden tot therapietrouw van patiënten. De macht in arts-patiënt relaties veranderd; -Macht, het vermogen om iets te doen of te handelen-; Door veranderingen in morbiditeit, er is een afname van infectieziekten en meer sprake van chronische ziekten. De patiënt krijg hierdoor een grotere rol ten koste van die van de arts. Door toename van beschikbare medische informatie Door gelijker machtsevenwicht, patiënten zijn hoger opgeleid dan eerst en hierdoor financieel minder afhankelijk van artsen. Machtsbronnen, kennis, autoriteit en welvaart. Biomedisch model t.o.v. arts-patiëntrelatie; Reductionisme, arts domineert en elke ziekte heeft eigen specifieke oorzaak. Consensusmodel, patiënt heeft de ziekterol en zoekt zelf naar hulp want wil snel beter worden. Ze volgt eenzijdig advies van de arts op en is therapietrouw. K; geen aandacht voor variatie van ziekten en dit kan leiden tot verstoring in communicatie. Conflictmodel, is een conflict tussen 2 perspectieven. De patiënt zou hierbij centraal moeten staan en de dokter overtuigt vanuit ziektepercepties patiënt tot behandeling, zo komen ze samen tot advies dat therapietrouw wordt opgevolgd. Onderhandelingsmodel, hierbij is gezamenlijke besluitvorming het ideaal doel. Consult is namelijk een overleg tussen Disease en Illness, doordat er samen wordt besloten tot een advies is er meer therapietrouw. K; niet elke patiënt wil meebeslissen uit angst. Contractmodel, patiënt moet actief keuzes kunnen maken om zelfbeschikkingsrecht te vervullen. Nadruk op informed consent en arts-patiëntrelaties worden vastgesteld in een contract WGBO. Leerdoelen van week 7 -Understand and explain what culture is and why it is dynamic. - Understand how culture can influence perceptions of health and disease. - Provide examples of the interplay between cultural factors and health behavior.- Explore cultural perceptions of health and disease. - Explain how culture and cultural dimensions may influence perceptions on certain diseases and treatment. Definitie van cultuur, opvattingen/overtuigingen die we delen, normen de we eraan hangen en hoe we ons op basis van dat gedragen. Het gaat om zicht en onzichtbare overtuigingen die we hebben en hoe we daar normen en waarden uit halen en gedrag vormen. Cultuur wordt ook wel gezien als ijsberg omdat je een gedeelte niet kunt zien zoals de gedachtegang of normen of waarden. Culturen verschillen in 6 factoren, Machtsafstand -geel-, lage score geeft een klein verschil in macht weer en omvat dus veel gelijkheid. Indivualistisch vs. Collectivistisch, er wordt hier een verschil gezien tussen zorgen voor jezelf of interdependentie met een strak sociaal netwerk. Mannelijk vs. vrouwelijk, mannelijk richt zich op prestaties en winnen, vrouwelijk op taken en consensus. Onzekerheidsvermijding, . Ongestructureerde situaties zijn nieuw, onbekend, verrassend en anders dan gewoonlijk. Onzekerheid vermijdende culturen proberen de mogelijkheid van zulke situaties te minimaliseren door strikte gedragscodes, wetten en regels, afkeuring van afwijkende meningen, en een geloof in absolute Waarheid. Lange termijn vs. Korte termijn, lange termijn is gericht op opleiden en economische groei daar waar korte termijn is gericht op tradities en normen. Vrij vs. Terughoudend, vrij is het toegeven aan plezier in het leven, terughoudend gaat minder om het plezier maar meer om de taken die je hebt. Cultuur is bepalend voor hoe gezondheid wordt gezien. Hoe pijn wordt ervaren, hoe er met symptomen en oorzaken omgegaan wordt en zelfs stigma is cultuurafhankelijk. Er zijn ook cultuurgebonden aandoeningen, Psychopathologische symptomen, geen biomedische oorzaak en komen alleen voor in bepaald de cultuurgroepen. -zijn ook dynamisch- Hikikomori -Japan-, mensen trekken zich sociaal, mentaal en fysiek terug, begon bij gamende tieners is nu ook op hele bevolking aangeslagen. Brain fag -west Afrika-, door overwerken verlies van concentratievermogen en een pijnlijk gevoel in hoofd nek, vooral bij studenten en komt overeen met burn-out. Orthorexia, komt veel voor in het westen mensen raken geobsedeerd met te gezond eten en het letten op calorieën. Aandoeningen zijn niet op cultuur af te stellen omdat dat niet te vorspellen valt maar komt door cultuur niet overal voor. Er zijn culturele competenties en factoren waar je bij culturen op kunt passen. Awareness, knowledge, attitudes en skills, ook zijn er factoren om op in te spelen. Leerdoelen van week 8 -Verschillende definities en vormen van gezondheidsgedrag benoemen; - Toelichten hoe gezondheidsgedrag zich verhoudt tot primaire, secundaire en tertiaire preventie; - Uitleggen via welke mechanismen gedrag invloed kan hebben op de gezondheidstoestand; - Individuele, interpersoonlijke en maatschappelijke determinanten van gezondheidsgedrag onderscheiden; - Gezondheidsgedrag op basis van verschillende modellen verklaren en voorspellen; - Voorbeelden geven van hoe modellen van gezondheidsgedrag gebruikt kunnen worden om interventies ter gedragsverandering te ontwikkelen. - Het HAPA-model (Schwarzer, 2016) toepassen op casuïstiek en vertalen naar interventies gericht op gedragsverandering. Gezondheidsgedrag; behavior patterns, actions and habits that relate to health maintenance, restoration or health improvement. – gedragspatronen, handelingen en gewoonten die betrekking hebben op gezondheidsbehoud, -herstel en -verbetering. - Er wordt onderscheid gemaakt tussen gezondheid bevorderend vs. Gezondheidsbedreigend gedrag. -condooms, gevarieerd gedrag, fysieke activiteit en goede sociale relaties vs. Drugs, roken, vet eten en weinig beweging- Hoe gedrag wordt geïnterpreteerd ligt wel aan; intensiteit, invulling, persoonskenmerken, gezondheidstoestand en de situatie. Gezondheidsgedrag is ook te verdelen in; preventief, detecterend en curatief gedrag. - Ziektegedrag: zelfmedicatie, therapietrouw, zelfmanagement, rust nemen en naar de huisarts gaan - Zorggebruik: beroep doen op professionals/gezondheidszorg - Schoonheidsoperaties zoals een face lift zijn vormen van zorggebruik, maar horen niet bij gezondheidsgedrag! Gedrag en leefstijl beïnvloeden de gezondheid. We willen dus weten hoe gedrag en leefstijl beïnvloed kunnen worden voor een betere gezondheid. Hier zijn drie soorten determinanten voor → individuele determinanten, interpersoonlijke determinanten en maatschappelijke determinanten. - Individuele determinanten vallen onder de persoonsgebonden factoren in het VTV-model. Denk hierbij bijvoorbeeld aan leeftijd, geslacht en een aanleg voor genetische ziektes. Ook kennis, gewoontes en motivatie - Interpersoonlijke determinanten vallen onder omgeving in het VTV-model. Voorbeelden zijn schoon water en sociale activiteiten. Gezondheidsgedrag van personen in het sociale netwerk. - Maatschappelijke determinanten vallen onder gedrag en beleid in het VTV-model. Beschikbaarheid van gezonde opties en gezondheidszorg. Bijvoorbeeld rookvrije plekken en gordelplicht. Doel van modellen van gezondheidsgedrag - Verklaren en voorspellen van gezondheidsgedrag - Identificeren van belangrijke determinanten - Bepalen van samenspel van determinanten - Leveren aangrijpingspunten voor gedragsverandering Modellen: - Health Belief Model - Angstappèl - Health Action Process Approach Health Belief Model (1974): voorspellen of iemand preventief gedrag gaat uitvoeren of niet - Risicopercepties, Waargenomen voordelen, Waargenomen barrières, Waargenomen bedreigingen. Kritiek: het model maakt geen onderscheid tussen motivationele en volitionele processen en mist ook belangrijke determinanten zoals zelfredzaamheid Optimistic bias → neiging om de kans op negatieve gebeurtenissen te onderschatten Angstappèl - Mensen bang maken om gedrag te beïnvloeden - Als het te overdreven is werkt het vaak niet en wordt het niet serieus genomen Health Action Process Approach (2016) - Er wordt onderscheid gemaakt tussen motivationele processen (vormen van een intentie) en volitionele processen (omzetten van de intentie naar gedrag) - Voorwaarde: er moet een intentie zijn (einde van motivationele fase) - Nodig voor het vormen van een intentie: risico perceptie, resultaatverwachting en het Vertrouwen in eigen kunnen - Intention behavior gap: het gat tussen de intentie en het daadwerkelijk halen - Plannen en het vinden van oplossingen van eventuele problemen helpt de ‘gap’ door te komen. Voorbeeld: als het regent doe je thuis een online workout Non-intenders → mensen die geen intentie hebben om gedrag te veranderen of uitvoeren Intenders → er is een intentie maar het wordt nog niet uitgevoerd Actors → mensen die het gedrag gaan uitvoeren Tailored interventions, je moet de interventie aanpassen aan de fase waarin iemand zich bevindt. Bijvoorbeeld iemand die bezig is maar een terugval heeft, hoef je niet meer uit te leggen wat de risico’s zijn maar meer focussen op terugvalpreventie. Geen spreidingbeleid in VS en snelle diagnose zorgt voor overbehandeling