Summary

This document provides a summary of block 1, focusing on concepts related to feedback, different types of meetings, and related social work concepts. It includes information on various forms of communication such as feedback and different forms of discussion.

Full Transcript

Samenvatting van BLOK 1 👍 Feedback : is een boodschap over het handelen of het gedrag van een ander. Positieve feedback: is feedback die je geeft over iets dat je effectief, nuttig of prettig vindt. Negatieve feedback: is feedback die je geeft over iets dat je ineffectief, ongewenst of onprettig...

Samenvatting van BLOK 1 👍 Feedback : is een boodschap over het handelen of het gedrag van een ander. Positieve feedback: is feedback die je geeft over iets dat je effectief, nuttig of prettig vindt. Negatieve feedback: is feedback die je geeft over iets dat je ineffectief, ongewenst of onprettig vindt. Feedback op inhoudsniveau: gaat over de inhoud van de boodschap, over wat letterlijk gezegd wordt. betrekkingsniveau: gaat over de relatie tussen de feedbackgever en feedbackontvanger. De andere drie aspecten, het expressieve, relationele en appellerende aspect, vinden plaats op betrekkingsniveau. Feedback regels 4 G’s: 1. Gedrag: beschrijf wat je ziet. 2. Gevoel: beschrijf hoe jij je daarbij voelt. 3. Gevolg: benoem wat dit gedrag veroorzaakt (het gevolg dat je waarneemt). 4. Gewenst: geef aan welk gedrag je liever/voortaan wilt zien. De Johari-matrix: De 4 kwadranten van de Johari-matrix zijn: de open ruimte : informatie die bekend is bij jezelf én bij anderen. de blinde vlek: informatie die jij niet weet over jezelf, maar een ander wel. het verborgen gebied: bepaalde karaktertrekken, gedachten of gevoelens die jij weet maar de andere niet. het onbekende gebied: In dit kwadrant bevindt zich het terrein dat onbekend is voor jezelf, maar ook voor anderen Overleggen: Formeel overleg: Formeel betekent officieel of volgens de regels. Formeel overleg is doelstellingen te bereiken, de participatie van teamleden te verbeteren en ideeën te verzamelen 1. Brainstorm Overleg: Ideeën verzamelen en samen nadenken over een nieuw project of doelstelling. 2. Informatief overleg: Informatie delen over een specifiek onderwerp, zoals een doelgroep of methode. 3. Voortgangsoverleg: De voortgang van werkzaamheden of ondersteuning bespreken en bijsturen indien nodig. 4. Werkoverleg: Inhoud en uitvoering van werk bespreken, knelpunten en uitdagingen uitwisselen. 5. Bespreking over individuele situaties: Voortgang en bijzonderheden van de ondersteuning aan specifieke personen bespreken. 6. Teambespreking: Praktische zaken zoals agenda, roosters en onderhoud van gezamenlijke ruimtes bespreken. 7. Afdelingsoverleg: Afstemmen tussen teams over gezamenlijke middelen, ruimtes of organisatie van activiteiten. 8. Managementoverleg: Directie en leidinggevenden bespreken beleidsplannen, doelen en belangrijke veranderingen binnen de organisatie. 9. Multidisciplinair overleg (MDO): Professionals uit verschillende disciplines (zoals jeugdhulp, ggz, woningcorporaties) stemmen de ondersteuning af en passen waar nodig plannen aan. 10. Intervisie: Overleg tussen vakgenoten om samen oplossingen te vinden voor een ingebrachte werk casus. Informeel overleg: spontaan, ongedwongen gesprek met collega's over werkzaken, zonder officiële status of agenda. Delegatie: Het toekennen van bevoegdheid aan één persoon om zelf een beslissing te nemen na bestudering van een probleem. Unanimiteit betekent dat iedereen het helemaal eens is met het voorstel. Consensus: Overeenstemming over een besluit, waarbij niemand volledig tegen is, ook al is niet iedereen het helemaal eens. Vetorecht is het recht om een besluit van de vergadering te blokkeren. Veto betekent letterlijk: ik verbied. BOB-fasen beeldvorming oordeelsvorming besluitvorming. Burgerrechten: zijn rechten die als doel hebben om de persoonlijke vrijheden van burgers te beschermen tegen ingrijpen door nationale overheden Sociale rechten: Rechten die gericht zijn op het vervullen van basisbehoeften, zoals huisvesting, zorg en onderwijs. Politieke rechten: vrijheid van meningsuiting,vrijheid van vereniging,actief en passief kiesrecht. Economische rechten zijn gericht op economische ontwikkeling en bescherming van mensen zoals: recht op behoorlijke levensstandaard,recht op verlof bij zwangerschap,recht op staken,recht op werk en goede werkomstandigheden. Sociale rechten zijn gericht op het voorzien in de basisbehoeften van mensen zoals: voedsel, inkomen,sociale zekerheid,onderwijs,huisvesting,rechtshulp,medische zorg/verzorging. Culturele rechten zijn gebaseerd op cultuurrelativisme: vrijheid van wetenschappelijk onderzoek, bescherming van auteursrecht en van de eigen naam. Maatschappelijk bewustzijn: Het begrip van sociaal werkers over wat er speelt in de samenleving en de problemen die mensen kunnen hebben. Sociologie: Het wetenschappelijke vakgebied dat onderzoekt hoe mensen samenleven, welke keuzes ze maken en de invloed van hun omgeving. Sociale mobiliteit houdt in dat je positie op de maatschappelijke ladder verandert. Dit is mogelijk als individu, maar ook als groepering. Sociale stijging houdt in dat iemands positie op de maatschappelijke ladder stijgt. Sociale stratificatie:van hoog naar laag (of andersom). Meritocratie: in een klasseloze samenleving wonen, waar iedereen alles kan bereiken, zolang hij zijn best maar doet. Polarisatie: verwijst naar het toenemende wij-zij-denken tussen verschillende groepen in de samenleving. Signaleren: Betekent opletten en herkennen wat er om je heen gebeurt. Agenderen: betekent dat je deze kwesties bekend maakt en er aandacht voor vraagt, bijvoorbeeld beleidsmakers of gemeenten te informeren over de problemen die je hebt gesignaleerd. Vermaatschappelijking van de zorg in het sociaal werk houdt in dat zorg en ondersteuning meer plaatsvinden in de samenleving in plaats van binnen zorginstellingen. Individualisering betekent dat mensen steeds vaker hun eigen weg kiezen, los van wat anderen van hen verwachten. 👆 Dit alles was van thema 1 tot met thema 4 + wat belangrijke informaties Thema 8 Participatie (Belangrijk) 👇 Maatschappelijke participatie betekent dat je positief bijdraagt aan je omgeving en zorg draagt voor de mensen om je heen. Jouw rol bij maatschappelijke participatie: Je verbindt mensen met elkaar. Je kent de sociale kaart en ‘het karakter’ van de wijk. Je verwijst mensen naar de juiste instantie in de buurt. Individuele participatie betekent dat je bijdraagt aan de samenleving op een manier die bij jou past. Actief burgerschap is de manier waarop inwoners aan de maatschappij meedoen en zo bijdragen aan de vorm die de maatschappij heeft. Burgerinitiatief betekent dat een burger (of groepje burgers) het initiatief neemt om iets op te zetten of te verbeteren. Bijvoorbeeld: een moestuinvereniging, een kunstwerk in de wijk creëren. Jongerenparticipatie wordt ook wel jeugdparticipatie genoemd en betekent dat kinderen en jongeren actief meedoen, meepraten en meebeslissen bij zaken die voor hen belangrijk zijn en op plekken waar zij zelf deel van uitmaken. Jongerenparticipatie gaat over jongeren vanaf 13 jaar. Het Participatiewiel is een door Movisie ontwikkelde leidraad om mensen te ondersteunen bij het meedoen in de samenleving. laat zien dat de mens centraal staat, en niet de wet- en regelgeving laat zien in welke volgorde je werkt (van binnen naar buiten) laat zien welk aanbod van wie bij participatiedoelen past laat zien welke wetten bij welke activiteiten relevant zijn. Collectieve sociale voorzieningen zijn nuttige voorzieningen die voor iedereen bestemd zijn en door de overheid (deels) mogelijk worden gemaakt. Thema 19 Feedback 👇 Feedbackregels: Gedrag: beschrijf wat je ziet. Gevoel: beschrijf hoe jij je daarbij voelt. Gevolg: benoem wat dit gedrag veroorzaakt (het gevolg dat je waarneemt). Gewenst: geef aan welk gedrag je liever/voortaan wilt zien. Algemene regels voor het geven van feedback: Benoem feiten en geef geen waardeoordeel. Geef feedback op gedrag, niet op de persoon. Gebruik de ik, Ik ,JIJ Johari-matrix is een hulpmiddel bij het geven en ontvangen van feedback, om de communicatie tussen elkaar beter te begrijpen. Vier kwadranten: Open ruimte : informatie die bekend is bij jezelf én bij anderen de blinde vlek: informatie die jij niet weet over jezelf, maar een ander wel. Verborgen gebied : bepaalde karaktertrekken, gedachten of gevoelens waarvan je jezelf bewust bent, maar die je voor anderen verbergt. Onbekende gebied : Informatie die onbekend is voor jezelf, maar ook voor anderen.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser