Samenvatting Inleiding tot het recht PDF

Summary

This document is a summary of an introductory law course, focusing on distinctions between objective and subjective rights, and various legal concepts such as obligations, and powers. It discusses legal principles, categories, and associated case studies.

Full Transcript

Samenvatting Inleiding tot het recht Hoofdstuk 2: De oorsprong v/h recht - Rechtsbewustzijn = de mens heeft een voeling met de rechtvaardigheid - Recht is een deel v/d menselijke conditie 1. Objectief recht vs subjectief recht Wa...

Samenvatting Inleiding tot het recht Hoofdstuk 2: De oorsprong v/h recht - Rechtsbewustzijn = de mens heeft een voeling met de rechtvaardigheid - Recht is een deel v/d menselijke conditie 1. Objectief recht vs subjectief recht Wat is het verschil? - Objectief recht = HET recht zoals het in de wet bestaat → gezag, afdwingbaarheid, gebrek aan keuze ➔ Positief / vigerend recht = Het in een bepaalde staat geldende objectief recht - Subjectief recht = MIJN recht Voorbeeld 1: - Je huurt een kot en het regent binnen, je vraagt u af wie het dak moet herstellen. Wat is MIJN recht en plicht hier? → Antwoord vind je in het objectief recht → Dus de verhuurder moet grote herstellingen doen en jij als huurder de kleine herstellingen Voorbeeld 2: - Als jobstudent vraag je u af wat uw rechten zijn (bv. Als ik ziek wordt, wordt ik belast,..) - Uw recht leidt je af uit HET recht Objectief en subjectief contentieux - Voor beide rechten ga je naar andere soorten rechtbanken - Subjectief contentieux = hetgeen waar gewone hoven en rechtbanken over oordelen - Subjectief recht = Jij procedeert tegen andere burgers maar kan ook tegen overheid (bv. Uw pensioen wordt niet betaald door overheid) - Objectief contentieux = hetgeen waar administratieve rechtscolleges over oordelen ➔ Zelfs als UW recht niet geschonden is, kan je nog steeds naar de rechter gaan - Objectief recht = Jij procedeert tegen de overheid want bv. Een bepaalde regel is in strijd met de wet - Motiveringsplicht v/d overheid is geschonden (gemeente legt niet uit niet waarom mijn bouwaanvraag geweigerd wordt) → probleem van objectief recht want overheid heeft HET RECHT geschonden OEFENING Prof buist u maar heeft hier geen geldige rede voor - Objectief contentieux: prof heeft HET recht geschonden, hij had een motiveringsplicht en heeft dit geschonden - Stel je krijgt gelijk en die motiveringsplicht is geschonden, betekent dat dan dat je geslaagd bent voor uw examen? NEEN want je hebt niet HET recht om geslaagd te zijn Gebonden bevoegdheid vs discretionaire bevoegdheid - Gebonden bevoegdheid = Overheid moet bepaalde regels toepassen en als de voorwaarden vervuld zijn dan moet de overheid u iets geven (bv. Parkeerkaarten voor personen met een handicap, als die persoon aan bepaalde voorwaarden voldoet dan heeft die persoon recht op een parkeerkaart) → als A dan B - Discretionaire bevoegdheid = het recht / de wetten zeggen aan de overheid dat hij bepaalde procedures moet volgen maar heeft wel de beleidsvrijheid om daarbinnen bepaalde keuzes te maken (bv. Verbouwvergunning) → Hier is GEEN subjectief recht want JIJ hebt geen recht om bv. Dat huis te bouwen want de overheid heeft de beleidsmarge om te bepalen of het huis daar mag staan → Hoe heeft de overheid gehandeld BINNEN zijn beleidsmarge (dit bekijkt de rechter) → Marginale bevoegdheid v/d rechter = hij moet kijken of de overheid hier redelijk en zorgvuldig heeft gehandeld maar rechter kan niet zeggen IK vind dat zo een huis er wel past → dat kan de rechter NIET beoordelen Objectief recht ➔ Wat maakt recht recht? - Rechtsverhouding = objectief recht handelt hierover (vaak verbintenissen) ➔ Kan ook ontstaan uit onrechtmatige daad (bv. schadevergoeding bij auto-ongeluk) Uitleg verbintenis → art.5.1. BW ➔ Dure lex, sed lex: het is een harde wet maar het is de wet 1) Algemeen Recht is algemeen en onpersoonlijk Logisch, anders zou het geen regel zijn Waarborg tegen willekeur ➔ Objectief recht bestaat uit algemene gedragsregels = regels die op een onbepaald aantal gevallen van toepassing zijn (betekent niet dat elke regel van objectief recht direct een bepaald gedrag oplegt - Logisch want anders zou recht geen recht zijn (een willekeurig recht kan NIET) - Recht geldt voor een algemene categorie van personen / dingen - Soms wordt het recht geschreven met individuele cases in het achterhoofd - bv case. De bende van Nijvel → we weten nog altijd niet wie die mensen zijn, misdrijven verjaren en daardoor kunnen zij niet meer vervolgd worden maar het parlement heeft hierop iets gevonden en ze hebben een wet gestemd zodat het misdrijf v/d bende van nijvel pas binnen bv. 20 jaar verjaard en zo blijven ze dit doen tot ze hopelijk iemand vinden - rechtsregel: geldt algemeen voor groep van personen of voor alle personen - Individueel besluit: een beslissing die maar geldt voor 1 of meerdere personen 2) Gedrag - Recht beoordeelt (uitwendig) gedrag - Ons recht regelt gedrag → het kijkt naar uitwendig gedrag - Je bent vrij om te denken wat je wil maar niet om te doen wat je wil - Enkel rechtssubjecten zijn houders van rechten en plichten - Rechtssubjecten = ➔ Mensen ➔ door mensen gecreëerde juridische entiteiten (rechtspersonen): bv. Coca Cola bedrijf, VZW (eigen vermogen) - Rechtsobjecten (kan je niet voor de rechter slepen) = ze hebben geen subjectieve rechten of plichten dus je gaat de eigenaar v/h dier of robot voor de rechtbank dagen: → Vb. Dieren: kunnen rechten hebben maar is omdat MENSEN die wetten hebben gemaakt → Goederen 3) Opgelegd Bevel / gebod - Recht legt u dingen op en is bindend - Het heeft gezag en je hebt geen keuze dan naar dat recht te gehoorzamen - Recht legt zowel geboden als verboden op - JE MOET IETS DOEN Verbod - JE MAG IETS NIET DOEN - Bv. Rookverbod op het strand Toelating - Bv. het eigendomsrecht verleent aan de eigenaar rechtstreeks het recht om het voorwerp ervan te gebruiken, hiervan het genot te hebben en erover te beschikken Een norm is pas een rechtsnorm als hij wordt opgelegd door een bevoegde overheid → instantie die obv grondregels v/d rechtsorde de macht heeft om betreffende norm op te leggen - Dat recht als onrechtvaardig wordt beschouwd, betekent niet dat het recht geen recht is → het is een poging om in een gegeven context rechtvaardigheid te realiseren maar het slaagt daar niet altijd in Inspanningsverbintenis = hetgene waartoe je je verbindt, je zegt “ik beloof om zo goed mogelijk mijn best te doen, ookal ben ik niet zeker of ik het resultaat bereik” - Als we afspraken met elkaar te maken dan is dit vaak een inspanningsverbintenis - Bv. Je gaat naar chirurg voor operatie en je “sluit” een contract maar die kan niet garanderen dat je er levend uitkomt maar hij kan wel garanderen dat hij zijn best zal doen - Hij schendt de inspanningsverbintenis wanneer hij niet goed genoeg zijn best heeft gedaan - Je kan dit beoordelen door die persoon hypothetisch te vergelijken met een andere persoon in dezelfde omstandigheden - Culpa levis In abstracto = in abstracto beoordelen of een normaal, voorzichtig en redelijke persoon in dezelfde omstandigheden hetzelfde zou hebben voorgehad - Uitzonderlijk wijkt het recht ervan af → culpa levis in concreto: bv. Kosteloze bewaargever → je geeft uw gsm aan een vriendin omdat je die niet wil dragen, die vriendin houdt die kosteloos bij, dan vraag je uw gsm terug maar de handtas is verloren → die kosteloze bewaargeving is een inspanningsverbintenis maar afwijkend v/d regel wordt de inspanningsverbintenis in concreto bekeken → culpa levis in concreto = je gaat deze situatie vergelijken met hoe ze met haar eigen spullen omgaat (bv. Is ze een sloddervos met haar eigen spullen?) Resultaatsverbintenis = persoon verbind zich tot het resultaat (bv. Je laat een bakker een taart bakken voor u, je verbind u tot het resultaat) → als er geen taart staat dan heeft de bakker een resultaatsverbintenis geschonden omdat je overeengekomen was dat de bakker op die bepaalde dag de taart moest leveren → dus hij is aansprakelijk De bakker kan onder een resultaatsverbintenis uitkomen wanneer er sprake is van overmacht = situatie die gebeurd buiten uw wil om, die ertoe leidt dat je op een afgesproken moment het resultaat niet kon bereiken (bv. Oven gaat kapot) Inspanningsverbintenis is de norm. Hoe herken ik dan een resultaatsverbintenis? 1) Er is duidelijk gebod/verbod: bv. In deze straat mag je 30km/u rijden → als je meer rijdt dan ben je het resultaat aan het schenden 2) Gebrek aan “aleatoir karakter”: GEEN aleatoir karakter (dus GEEN onzekerheid) → als het onzeker is dan kan het GEEN resultaatsverbintenis zijn 3) Overeenkomst tussen partijen: partijen zijn overeengekomen dat het een resultaatsverbintenis is (bv. Je komt overeen met de bakker dat peppa pig op de taart MOET staan, wanneer een ander varken erop staat dan is er een schending van resultaatsverbintenis) - aleatoir karakter = teveel onzekerheid (bv. Kom ik levend uit een operatie?) → dit is een inspanningsverbintenis want hierbij heb je veel onzekerheid en dus een aleatoir karakter - Resultaatsverbintenissen zijn de uitzonderingen want inspanningsverbintenissen komen vaker voor - In principe is het een inspanningsverbintenis TENZIJ het een resultaatsverbintenis is 4) Ordenend Het recht is er om de samenleving te ordenen ➔ Rechtszekerheid = noodzakelijke voorwaarde om tot een rechtvaardige ordening v/d samenleving te komen Recht ordent de samenleving en is enkel mogelijk als het recht een poging is om de op een bepaald moment / plaats geldende opvatting over rechtvaardigheid te realiseren 5) Afdwingbaar - Alleen de overheid heeft de bevoegdheid om geweld te gebruiken (verbod van eigenrichting = zelf voor rechter spelen) - Recht maakt dat je dingen kan gaan afdwingen en het zal daarbij zorgen dat je regels kan afdwingen en dat afspraken afdwingbaar zijn - Recht heeft de bedoeling om wat krom is terug recht te trekken → we streven naar rechtsherstelling (bv. Als boom van buren op mijn huis valt dan streeft het recht naar het herstellen v/h kapotte huis) - Beteugelende sanctie = boete of vrijheidsstraf - Herstellende sanctie = schadevergoeding opleggen ten voordele v/h slachtoffer - dat de rechtsregel afdwingbaar moet zijn impliceert niet dat elke rechtsregel effectief afdwingbaar is - Schade = bv. boom valt op huis en je moet op hotel want je kan niet in huis → buurman moet de hotelkosten terugbetalen want als die boom niet was gevallen op het huis dan had ik ook niet moeten betalen voor die hotelkamer - Sancties / straffen = bijkomend leed toevoegend element → mensen daarboven nog eens extra “pijn” doen - Vooral bij strafrecht → publieke straffen (bv. Ik rijd te snel en ben geflitst en krijg een boete → door te snel te rijden is er geen schade want ik heb niemand aangereden maar die boete heeft een penitentiair element en zo word ik gestraft) - Private straffen kan in principe NIET - Als ik een conflict heb met buurman dan mag ik hem niet opsluiten in mijn kelder om hem te straffen Subjectief recht Subjectief recht - Ik wil HET recht inzetten om mijn gelijk te halen - Feiten = alles wat werkelijk is of heeft plaatsgehad - Rechtsfeit = iets wat juridisch relevant is en subjectieve rechten doet ontstaan (bv. Het feit dat de boom v/d buurman op mijn huis valt is een rechtsfeit) - Rechtshandelingen = menselijke gedragingen die worden gesteld met het oog op het doen ontstaan van 1 of meerdere rechtsgevolgen Pedagogische opdeling v/h recht - Pedagogische opdeling = recht moet als systeem noodzakelijk 1 zijn → heeft zoveel facetten v/d samenleving dat er nood is aan opdeling - Basisonderscheiden = onderscheid moet gemaakt worden tussen nationaal, internationaal, supranationaal recht Voorbeeld 3: 2. Het recht opdelen - Nationaal – Internationaal - Supranationaal - Nationaal recht = recht in België, gemaakt in Belgische parlementen en uitgevoerd door Belgische regeringen → is het uitgangspunt ➔ Soevereiniteit = we zijn op het Belgische grondgebied en hier maakt de Belgische wetgever de regels (België is soeverein om te beslissen over zijn eigen wetten) → als internationaal recht ook van toepassing is in België dan is het België die daarover beslist - Internationaal recht = groep landen die samen dingen regelen en in een verdrag gieten en zij beslissen dat dat verdrag van toepassing is in hun landen → het bestaat bij gratie v/d nationale wetgevers - Supranationaal recht = naast die verdragen gaan ze instellingen maken die bevoegdheden hebben in ons grondgebied en die voor ons kunnen oordelen (bv. Europese Unie) → groep landen die in verdragen beslist hebben dat er een Europees parlement komt als instelling en die maakt richtlijnen, die gelden binnen de staten → Gaat veel verder in het weggeven van uw soevereiniteit van uw land (daarom waren de Britten ongelukkig in de Europese Unie) Summa divisio = hoofdindeling v/d recht Publiek vs privaatrecht - Privaatrecht = rechtsverhouding tussen 2 individuen (bv. Het geschil tussen u en uw bakker) - Publiekrecht = organisatie v/d staat en de verhouding tussen de burger en de overheid (staat) (bv. Efficiënte manier v/h werken v/d staat) Belang v/h onderscheid blijft omdat… - Publiekrecht is dwingend recht - Eenzijdig karakter: overheid kan u bepaalde beslissingen opleggen - Overheid heeft zwaardere verplichtingen: heeft motiveringsplicht - Overheid heeft zelf de plicht om normenschending af te dwingen (bv. Als je uw belastingen niet betaald dan is de overheid verplicht om daar achter aan te gaan) Stafbare feiten of misdrijven - Overtredingen = lichtste feiten, strafbaar met politiestraffen (door politierechtbank geregeld) - Wanbedrijven = feiten v/d middencategorie, strafbaar met correctionele straffen (door correctionele rechtbank geregeld) - Misdaden = zwaarste feiten, strafbaar met criminele straffen (door Hof van Assisen geregeld) Schema Fundamentele beginselen Alleen personen hebben rechtspersoonlijkheid Rechtssubjecten = WEL dragers van rechten en plichten - Onderscheid tussen goederen (lichamelijk / onlichamelijk), dieren en personen - Onlichamelijk voorwerp: Bv. Intellectuele eigendom → je kan dit niet vastpakken maar ons recht moet daarover wel bepaalde dingen kunnen zeggen (wie heeft dit, kan je dat verkopen?..) - Lichamelijk voorwerp: bv. Drinkbus die hier staat - Personen: kan je verder indelen in natuurlijke en rechtspersonen → rechtssubjecten (houders van subjectieve rechten / plichten) - Dieren: rechtsobject - Natuurlijke persoon: de persoon in kwestie - rechtspersoon: bv. VZW (privaat), overheid (publiek),… → een door mensen gecreëerde juridische structuur die groepenbelangen bundelt → alleen personen hebben rechtspersoonlijkheid - België = een door de wet (overheid) opgerichte rechtspersoon - Bv. Coca cola is rechtspersoon (persoon die juridisch verantwoordelijk is) - rechtspersoon kan in eigen naam optreden in het rechtsverkeerd → bv. Iemand rijdt tegen camion van coca cola, dan gaat coca cola een schadevergoeding vragen → elke rechtspersoon heeft een eigen vermogen Binnen bepaalde grenzen: ➔ Rechtspersonen moeten deze 2 beginselen respecteren - Elke rechtspersoon moet aan bepaalde voorwaarden voldoen - Publiekrechtelijke rechtspersonen = overheidsinstellingen - Bij NV moet vermogen hoger liggen voordat je rechtspersoon kan zijn - Wettelijkheidsbeginsel: je moet met uw rechtspersoon binnen grenzen v/d wet handelen - Doelbeperkingsbeginsel: Elke rechtspersoon heeft een statutair doel → bv. Café beginnen, statutair doel is dan gekoppeld aan de horeca (moet handelen binnen de grenzen van zijn eigen statutair doel) - Als je zelf rechtspersoon wil zijn moet je goed nadenken wat uw statutair doel want dit bepaald wat men mag doen Wat is het nut? - Waarom gebruikt men een rechtspersoon? → Werk en uw portefeuille privé houden - Als je failliet gaat, dan gaat uw rechtspersoon failliet en niet JIJ zelf - Feitelijke vereniging = GEEN rechtspersoon maar groep mensen die samen voor eigen naar en rekening iets organiseren → als je iets samen organiseert en dingen investeert en dat is een flop, dan zal de bank u persoonlijk aanspreken omdat je dat geld van de lening moet terug betalen - Heeft GEEN rechtsbekwaamheid → Als je met meerdere mensen geld leent bij de bank, dan is iedereen hoofdelijk aansprakelijk (= bank kan naar iedereen persoonlijk gaan voor het GEHEEL) → Alle zaken zoals auto, gezinswoning kunnen aansprakelijk zijn - rechtspersoon = die mensen creëren een aparte persoon, ze geven daaraan een kapitaal (bv. Ieder investeert 10.000 euro) en de rechtspersoon leent bij de bangk → stel dat het dan een flop is dan zal de bank bij rechtspersoon aankloppen en die rechtspersoon zegt dat ze dat niet hebben dus dan gaat die failliet MAAR de 5 mensen hun persoonlijk vermogen wordt niet aangeraakt en dus ben je veilig en kan de bank niet aan jouw auto of gezinswoning komen) - Het is niet omdat je een recht hebt, dat je dat ook kan uitoefenen (geldt zowel voor rechtspersoon als natuurlijk persoon) - Er is altijd iemand die de belangen behartigt voor een rechtspersoon - Handelingsbekwaam = het recht ziet u als iemand die zelf kan handelen in het rechtsverkeer - Rechtsbekwaamheid = drager van subjectieve rechten (niet iedereen heeft dezelfde rechten) → bv. Niet iedereen mag binnenkort stemmen bij de verkiezingen (bv. Als jij spaans bent en in spanje woont, dan heb je het recht niet om in België stemmen) → heb je het recht of heb je het recht niet? - Handelingsbekwaamheid = juridisch statuut dat zegt dat bepaalde handelingen, gekoppeld aan bepaalde rechten die je hebt, je niet zelfstandig mag stellen (bv. Kinderen zijn handelingsonbekwaam) → ze mogen niet zelf handelen in het rechtsverkeer (ze kleven een stempel op hen) - Wilsbekwaamheid = ben ik in staat om het recht uit te oefenen? (gaat vaak samen met handelingsbekwaamheid) → (bv. Je bent dronken en koopt een bus omdat je dat grappig vind, je bent dan handelingsbekwaam maar NIET wilsbekwaam) Handelingsbekwaamheid impliceert rechtsbekwaamheid maar niet andersom Rechtsobjecten = GEEN dragers van rechten en plichten ➔ Dieren = wezens met gevoelsvermogen maar hebben geen rechten en plichten zoals mensen - We behandelen dieren zoals lichamelijke voorwerpen - Juridisch verschillen dieren weinig van goederen - MAAR sommige rechters behandelen dieren als quasi-goederen → voorbeeld van co- ouderschap voor honden → er werd verblijfsregeling gemaakt voor honden omdat rechter vond dat je hun niet kan zien als goederen (die wel verdeeld worden onder beide partijen) Hoofdstuk 2: Bronnen v/h recht Materiële en formele bronnen - Materiële bron = INHOUD v/h recht (niet over de vindplaats, regel of plek in wetboek) over de inhoud v/d regel zelf (bv. Mensen van hetzelfde geslacht mogen huwen met elkaar) → in andere landen vind je die materiële bron niet zoals bv. Marokko → legitimiteit - Formele bron = vindplaats v/d wet, plek in de wetgeving waar je de bron terugvindt (bv. Waar staat dit in mijn codex?) → legaliteit 1) Bindende formele bronnen = diegene waar je effectief aan gebonden bent (wetgeving, gewoonte en algemene rechtsbeginselen) → Formele wetten = wet, decreet, ordonnantie gestemd door 1 v/d vele parlementen die we in ons land hebben → Wet = schriftelijk vastgelegde rechtsnorm die tot stand is gebracht door een daartoe bevoegd orgaan → federale parlement (kamer van volksvertegenwoordigers of kamer en senaat → Decreet = wat gestemd wordt in parlementen v/d gemeenschappen of gewesten van ons land met uitzondering van Brussels hoofdstedelijk gewest (bv. In Vlaanderen wordt formele wet gestemd) → Ordonnantie = wat gestemd wordt in parlement v/h Brussels hoofdstedelijk gewest → Besluiten uitvoerende macht = → koninklijk besluit = België als geheel → Besluit v/d regering = Deelstaat bevoegdheid → Ministerieel besluit = als 1 minister ALLEEN een besluit neemt → Provinciale verordening =.. → Gemeentelijke verordening = … → Gewoonten en gebruiken = staat nergens neergeschreven maar zijn zo gangbaar dat we wel zeggen dat ze bindend zijn, het is een gewoonte (bv. Federale regering is in lopende zaken = oude uitvoerende macht blijft taken uitvoeren tot er een nieuwe uitvoerende macht is maar het is niet de bedoeling dat ze een nieuw beleid op poten zet) → Algemene rechtsbeginselen = Dingen die wij zo belangrijk vinden dat zelfs als ze niet zijn neergeschreven, we ze toch in verschillende situaties zullen toepassen (bv. Nebis in idem = je kan niet 2x vervolgd worden voor hetzelfde misdrijf) → bv. Motiveringsplicht, zorgvuldigheidplicht,.. 2) Gezaghebbende formele bronnen = zaken die gezag hebben, belangrijk zijn maar NIET BINDEND zijn → je moet het niet volgen maar zijn wel een goed argument om het toch te doen (een wet kan ruimte laten voor interpretatie) Rechtspraak: → Interpretaties = bv. Rechter interpreteert iets op een bepaalde manier en dat is gezaghebbend voor andere rechters (is bij ons), rechters kiezen zelf hoe ze iets interpreteren en het kan dus dat rechters over dezelfde casus een andere uitspraak doen → Wij hebben amper bindende rechtspraak (dus als rechter A iets zo interpreteert en rechter B is het daarmee eens en dan gaat hij dat volgen maar als die rechter het er toch niet mee eens is dan gaat die iets anders toepassen) → Precedent = rechter bepaald dat hij het recht zo gaat toepassen dan schept hij prescedent voor andere rechters en dan moeten rechters soortgelijke casussen op diezelfde manier toepassen (common law) → bv? in Engeland Rechtsleer: → Mensen schrijven dingen maar die zijn niet bindend (wetenschappelijke publicaties) → Indirecte bron v/h recht Materiële en formele wetten - Formele wet en materiele wet = specifieke groep van formele bronnen van recht → gaat over die formele bronnen van recht die BINDEND zijn en geschreven zijn door ofwel een parlement of uitvoerende macht - Formele wet = wet gestemd door parlement (wet, decreet, ordonnantie) - Materiële wet = gebruiken voor algemene rechtsregel met onpersoonlijk en verbindend karakter, uitgevaardigd → door bevoegde overheid en neergeschreven → algemeen, bindende regel die geld voor een hele groep - Het is niet omdat een minister iets beslist, dat het meteen een materiële wet is - Niet elke materiële wet is een formele wet OVERZICHT - Materiele wet: algemeen bindend en neergeschreven (bv. Je mag niet openbaar met alcohol rondlopen) → geldt voor iedereen - Ook formele wetten zijn vaak materiële wetten maar niet allemaal want parlement kan ook beslissing maken die maar op 1 persoon betrekking heeft (bv. Hoeveel de koning betaald krijgt wordt bij wet gestemd door parlement) → gaat ENKEL over koning en is niet algemeen bindend (formeel) → individuele beslissing - schending formele wet: dan ga je daarmee naar het grondwettelijk hof - Schending materiële wet: behandelt enkel materiële wetten die GEEN formele wetten zijn - Bv. Stad Leuven beslist om u een bouwvergunning te geven → GEEN formele wet want stad Leuven is geen parlement, Geen materiële wet want geen algemene bindende werking → het is geen van beide want het gaat over 1 persoon en is dus individuele overheidsbeslissing - Bv. Het decreet ruimtelijke ordening → WEL formele wet want dit is gestemd door parlement, WEL materiële wet → DUS HET IS BEIDE Individuele beslissingen - Nooit een materiële wet → want niet algemeen bindend of onpersoonlijk - Soms een formele wet → (bv. hoeveel geld de koning krijgt wordt gestemd door parlement) - Bevat NOOIT een materiële bron van recht - NOOIT een formele bron van recht Voorrangsregels in het recht Wat als 2 wetten met elkaar in conflict zijn? - Voorrangsregel beantwoorden de vraag “wat moet je doen als je meerdere bronnen van recht hebt die op dezelfde casus van toepassing zijn en die elkaar tegenspreken” - Volgorde die je ziet moet je toepassen (begin bij 1) 1) De hogere wet gaat voor op de lagere wet (hiërarchie der normen) - Niet elke wet heeft dezelfde bindende kracht → sommige zijn belangrijker dan andere - Een wet gestemd door het parlement is belangrijk dan een beslissing v/e minister die de wet uitvoert (parlement maakt wetten, minister voert wetten uit) → Als minister iets anders uitvoert dan het parlement zei dan heb je een conflict → er is een hogere vorm van recht die iets anders zegt en die voeren we uit → Federale formele wet, decreet en ordonnantie staat op HETZELFDE NIVEAU!!! → Gemeenschappen, gewesten en federale staat staan qua bevoegdheid op hetzelfde niveau (hebben dezelfde hiërarchische waarde) → Besluit v/d regering en koninklijk besluit staat op hetzelfde niveau 2) De bijzondere wet gaat voor op de algemene wet ➔ Geldt enkel voor wetten op hetzelfde niveau in de hiërarchie (bv. wet vs wet) - Algemene toepassing met extra regels - Gemeen recht = brede toepassing - Bijzonder recht = Recht afgeleid van gemeen recht maar bedoeld voor 1 specifieke groep van cases “Lex specialis derogat generali”: 1) Je past altijd de zo specifiek mogelijke regel toe, voor zover dit op jouw situatie van toepassing is 2) Waar de specifiekste regel geen (volledig) antwoord biedt, vul je aan met algemenere regel Voorbeeld bijzondere en algemene wet - Contractenrecht = algemeen - Huurrecht = specifieke soort van contract want algemeen recht is niet specifiek genoeg voor huurcontracten - Bijzonder recht = een kot huren moet schriftelijk - Bijzonder recht gaat voor op algemeen recht → Let erop dat je onder het toepassingsgebied valt (bv. Huur je een garage naast uw kot, dan ga je de bijzondere regel niet toepassen want een garage is geen kot) Hoe herken je de bijzondere regel? 3) De nieuwere wet gaat voor op de oudere wet MAAR… Bv. Er bestond eest het algemene huurrecht en dan is er specifiek een wet gekomen voor studentenhuur → welke pas je toe? → Je past de nieuwe bijzondere wet toe Uitzondering - Algemene wet wordt aangepast want nu is iedereen vanaf 18 jaar volwassen - Bij bijzondere wet is niets aangepast - wetgever heeft niet bedoeld om de bijzondere wet aan te passen dus bleef de leeftijd op 21 jaar staan Hoofdstuk 3: De grondwet - Er is een koninklijk besluit dat zegt dat huisdieren NIET op plaatsen mogen komen waar levensmiddelen verkocht, verwerkt worden - Uitzonderingen op de regel - Ratio legis = beweegredenen / motieven die de wetgever had voor bepaalde regel (interpretatievrijheid) - A fortiori: duuuh, tuurlijk gaan we dat uitbreiden → niet meer dan logisch dat we dat doen want anders is het absurd - Uitsluitingsredenering: het geldt bv. Voor huisdieren en leeuw is dat niet dus we gaan het niet van toepassing verklaren - A contrario = mijn leeuw is geen huisdier dus hij mag binnen - Naar anaologie = waarom bestaat die wet? → omdat huisdieren onhygiënisch zijn → leeuwen doen hetzelfde als huisdieren dus naar analogie neem je ook geen leeuw mee → Bij strafrecht vaak a contrario redenering (beperkend interpreteren) Publiekrecht - In een rechtstaat hebben burgers rechten en vrijheden die ook door de overheid gerespecteerd moeten worden (grondrechten) - België bestaat uit gemeenschappen en gewesten - Gemeenschappen: cultuurgericht (taal en cultuurgemeenschappen) → Vlaamse, Waalse, Duitse gemeenschap (3 taal gemeenschappen) → eerste sub indeling die we gemaakt hebben in België → bepalen dingen zoals onderwijs - Egmond pact: politiek akkoord tussen politieke partijen, ze hadden besloten dat ze het land gingen opdelen in taalgemeenschappen - Dit wet moest naar de raad van state, ze hadden een negatief advies gegeven → premier was niet akkoord en zei dat de grondwet geen vodje papier is Publiekrecht = Gaat over hoe de staat georganiseerd is en hoe die zich verhoud tot zijn burgers Vlaams gewest, Waals gewest, Brussels-hoofdstedelijk gewest → Duitstalige gemeenschap ligt in het Waalse gewest Brussels-hoofdstedelijk gewest maakt deel uit van 2 gemeenschappen (Vlaamse en Waalse gemeenschap) Wat maakt de grondwet anders dan andere wetten? - Waarom abortus grondwettelijk regelen als er al een wet bestaat? → als je dit in de grondwet zet dan is het moeilijker om als politieke partij abortus als recht af te schaffen - Want een gewone wet kan je wijzigen met een gewone politieke meerderheid in de kamer - Maar bij een Grondwet is dit veel moeilijker → om de Grondwet te wijzigen moet je verkiezingen organiseren Hoofdstuk 1: Rechtsstaat Recht regelt onderlinge relaties en relatie met overheid - Recht ordent de samenleving, gaat gepaard met gezag en je hebt geen keuze - Grondwet bevat de rechten die gerespecteerd moeten worden Sociaal contract: 1. Parlementaire democratie (volksvertegenwoordiging) 2. Scheiding der machten 3. Grondwettelijk beschermde “vrijheidsstaat” Geen vrijheidsbeperking zonder wettelijke basis Recht beoogt individuele vrijheid te vrijwaren en te garanderen Belangrijkste rechten en vrijheden staan in de Grondwet - Rechters zijn onafhankelijk en onpartijdig - uitvoerende macht kan niet zomaar een rechter ontslaan - Onze belangrijkste rechten als Belg staan in de Grondwet (bv. hoe je Belg wordt, wie Belg is en hoe je die nationaliteit kan verliezen) - Gelijkheidsbeginsel is belangrijk (wetgevende, uitvoerende macht mogen niet discrimineren) = materiële wet moet op alle Belgen voor wie hij geldt, op dezelfde wijze worden toegepast - Als uw rechten en vrijheden geschonden worden door de overheid dan kan u naar de rechtbank - Formele wet (Recht, decreet, ordonnantie) → naar grondwettelijk hof - Materiële wet → raad van state - Grondwet is een afspraak tussen de staat en zijn burgers (niet tussen burgers onderling) Soevereiniteit: - Het recht dat in de codex staat, staat BOVEN alle andere normen - Elke staat is een soevereine staat die niet graag heeft dan een andere staat hen binnenvalt - Soevereine staat is baas op zijn eigen grondgebied (België bepaald welke wetten in België gelden) - Ons landbouwbeleid wordt bepaald door de EU - Internationaal recht zijn landen die beslissen om een stuk van hun soevereiniteit af te geven aan de EU (ze gaan mee een verdrag creëren over de EU) → en jij bepaald als land of je mee doet of niet ➔ Nationale soevereiniteit (wil v/h volk) = natie is bron van staatsgezag en het volk stemt voor hun volksvertegenwoordiger ➔ Volkssoevereiniteit = wil v/h gezamenlijke volk als bron v/h staatsgezag - Machten in organieke zin = organen die de machten uitoefenen - Machten in functionele zin = activiteiten die elke macht uitoefent Scheiding der machten: - Koning is deel v/d uitvoerende macht maar dat zijn de minister want koning doet zelf niets (federale ministers en ministers v/d deelstaten) - Rechterlijke macht = zijn de rechters - Wetgevende macht = Kamer van Volksvertegenwoordigers, Senaat en koning - Uitvoerende macht = Koning - Rechterlijke macht = hoven, rechtbanken, rechters Geen strikte scheiding, maar vervlochtenheid - Er is een vervlochtenheid tussen die mensen want ze praten met elkaar en werken samen - Parlement is degene die beslist of iemand bij wijze van naturalisatie Belg wordt - De wet waarin iemand genaturaliseerd wordt tot Belg is een formele wet en geen materiële wet want het is geen algemene en onpersoonlijke wet - Uitvoerende macht heeft het recht om wetsontwerp (= via uitvoerende macht) in te dienen - Als uitvoerende macht ideeën heeft voor een wet dan mag die dat voorstellen aan het parlement - wetsvoorstel = idee komt v/h parlement (wetgevende macht) Uitvoerende macht Rechterlijke macht - Rechter heeft mogelijkheid om wetten, verordeningen en besluiten niet toe te passen Wetgevende macht vs rechterlijke macht Samenwerking is vereist MAAR staat niet gelijk aan inmenging - Grondwet wil vermijden dat samenwerking tot inmenging zal leiden - Grondwettelijk worden bepaalde mechanismen ingevoerd - Bv. je wil niet dat de rechters de rechten gaan maken → daarom hebben we dus geen prescedent recht - Uitzondering: grondwettelijk hof → wanneer die iets beslist dan heeft dat impact op de volledige wet (ze kunnen wetten en koninklijke besluiten vernietigen) - Straffen die de rechter kan uitspreken zijn straffen die het waren op het moment dat de persoon dat misdrijf gepleegd heeft Uitvoerende macht vs rechterlijke macht - Rechterlijke macht mag de discretionaire bevoegdheid v/d uitvoerende macht niet blokkeren - discretionaire bevoegdheid = overheid heeft het recht om binnen grenzen v/d wetgeving, om te bepalen of iets gebeurt of niet - Marginaal toetsen: beoordelen op basisaspecten (bv. is die beslissing netjes gemotiveerd) Krantenartikel is voorbeeld van inmeging en dat is not done want als wetgevende macht mag je geen uitspraak doen over uitvoerende macht - Grondwet bepaald in welke mate de uitvoerende macht zich mag moeien met de rechterlijke macht en omgekeerd Wetgevende macht vs uitvoerende macht - Als wetgevende macht zegt dat uitvoerende macht een wet mag maken dan mag dat maar uitvoerende macht mag niet zomaar wetten maken - Marginaal toetsingsrecht = rechter mag inhoud v/d beslissing niet zelf beoordelen maar mag zich enkel uitspreken over de marges (alles wat zich daarrond situeert) (bv. is de beslissing transparant genoeg,..) Grondwettelijke, parlementaire, erfelijke monarchie Monarchie (Art. 85 GW.) - Monarchie: aan het hoofd van ons systeem staat een koning (dat is een keuze) - Koning bekrachtigd wetten en vaardigt ze uit (heeft een belangrijke rol in ons systeem) → grondwet zegt wie koning kan worden - Als er kinderen geboren worden in een huwelijk dan hebben de kinderen automatisch de vader v/h huwelijk - Delphine Boël is nu prinses van België → ze kan nooit de troon opvolgen want enkelen kinderen v/d koning en koningin kunnen troonopvolger zijn Koning is onschendbaar en politiek onverantwoordelijk ➔ Kan dus NIET strafrechtelijk vervolgd worden en NIET burgerrechtelijk (bv. zaak met Delphine Boël) ➔ Koning zit tegelijk in wetgevende en uitvoerende macht ➔ Onschendbaar = de koning is strafrechtelijk onschendbaar (bv. als hij fout parkeert dan is hij onschendbaar en kan hij daarvoor niet vervolgd worden) ➔ Politiek onverantwoordelijk = als hij iets zegt dan draagt hij daarvoor niet zelf de politieke verantwoordelijkheid Koning is onbekwaam om alleen te handelen = Voor alles wat de koning zegt of doet zijn moeten ministers (uitvoerende macht) verantwoording kunnen afleggen t.a.v. wetgevende macht - Een koning mag niet op eigen houtje handelen → alles wat hij zegt of doet moet afgedekt zijn door de uitvoerende macht (koning moet toestemming vragen aan zijn ministers = uitvoerende macht) → Omdat als de koning iets misdoet, het niet hij is die het moet uitleggen maar wel de ministers → uitvoerende macht moet aan wetgevende macht kunnen uitleggen waarom de koning bepaalde dingen zegt of doet Koning heeft geen juridische macht maar wel invloed Koning heeft ook een beetje juridische macht - Op politieke vlak is koning een marionet - Er kan geen wet in het BS komen zonder dat de koning dit ondertekend heeft → als wetgevende macht moet hij bevestigen dat die wet er is, als uitvoerende macht moet hij zeggen dat ze die gaan uitvoeren ➔ België is een representatieve en parlementaire democratie Vs presidentieel regime - President wordt rechtstreeks verkozen - Ontleent zijn persoonlijke macht Hoofdstuk 2: De Grondwet wijzigen = taak van federale wetgeving (parlement van België) - Exceptie van illegaliteit = rechterlijke macht mag algemene besluiten, provinciale / gemeentelijke besluiten en verordeningen enkel toepassen in zoverre zij met de wetten overeenstemmen - Om GW te wijzigen moet je verkiezingen organiseren → kamer en senaat moeten elk met gewone meerderheid zeggen welke artikels ze willen wijzigen uit GW - Kamer en senaat wijzigen GW dan komen er onmiddellijk verkiezingen - Preconstituante = Kamer en Senaat die artikelen voor voorziening vatbaar maken → verklaring dat artikelen vatbaar zijn voor herziening - Constituante = Nieuwe Kamer en Senaat mogen ook zeggen dat ze die bepaalde artikelen NIET gaan wijzigen → constituante kan totaal het tegengestelde doen en moet dus niet luisteren naar de preconstituante (constituante is inhoudelijk niet gebonden aan ideeën v/d preconstituante) ➔ Procedure om Grondwet te wijzigen is moeilijk Themacollege 1: Nationaliteit Het belang van nationaliteit - Veel van wat je kan en doen is gelinkt aan uw nationaliteit - Bv. stemmen is een gevolg van uw nationaliteit Het probleem van nationaliteit - Nationaliteit is een belangrijk concept - Elk land afzonderlijk beslist soeverein over zijn regels inzake toekenning nationaliteit - Probleem → die regels zijn niet noodzakelijk op elkaar afgestemd - Die soevereiniteit maakt dat je soms nationaliteitsproblemen kan hebben - Voor België is het belangrijk wat voor afstammingsband je hebt (het recht v/d bloedband) → Is niet in elk land v/d wereld (bv. Amerika: wie daar geboren wordt, wordt beschouwd als staatsburger van VS) - Geen enkel land heeft een zuiver systeem - Jus Sanguinis: belangrijk voor België - Jus Soli: belangrijk voor bv. Amerika → Maar het is niet altijd strikt het ene of het andere - soevereiniteitsconflicten: bv. kind heeft moeder die uit jus sanguinis land komt maar is op reis in VS (Jus Soli land) → als het zuivere systemen zijn dan heeft het kind een dubbele nationaliteit → België aanvaard dubbele nationaliteit maar niet elk land doet dat - Staatsloosheid: bv. moeder komt uit VS (Jus soli land) maar bevalt in België (Jus sanguinis) → VS zegt “je bent hier niet bevallen dus kind kan onze nationaliteit niet krijgen” en België zegt “er is geen bloedband” → dus geen van beide landen kent de nationaliteit toe en het kind is staatloos Waarom les nationaliteit - Inhoudelijke rede: prof vindt dat criminologen iets moeten kennen van nationaliteit want je gaat dit in je opleiding nog tegenkomen - Praktische rede: je moet goed kunnen werken met de artikelen uit het wetboek De essentie v/d Belgische Nationaliteit - Verwerving v/d Belgische nationaliteit - Verkrijging = je gaat de Belgische nationaliteit vragen aan ambtenaar v/d burgerlijke stand (nationaliteitsverklaring) of aan het parlement (naturalisatie) De nationaliteit verwerven Toekenning aan minderjarigen - Art. 8 is basisprincipe Oefening 1: - Casus Noor: er is geen afstamming met een Belg → ze kan dus niet op grond van Art. 8 Belg worden Oefening 2: - Wordt Noor automatisch Belg? → Neen want ze kan aanspraak doen op de Marokkaanse nationaliteit - Voorwaarde 1: Jus Sanguinis - Voorwaarde 2: Jus Solis - Noor haar moeder is een Belgische die geboren is in Marokko en dan zegt het recht dat ze Noor enkel de Belgische nationaliteit toekennen als Noor anders staatloos zou zijn - Moeder kan wel binnen de 5 jaar de Belgische nationaliteit aanvragen voor Noor - Zelfs als Noor niet in België is geboren, kan ze nog steeds de Belgische nationaliteit krijgen - WBN = Wet Belgische Nationaliteit → beschermd kinderen die in België geboren zijn en ouders hebben zonder Belgische nationaliteit tegen staatloosheid - Op grond van Art. 10 zal Noor WEL Belg worden - Mensen die in België geboren zijn en voor hun meerderjarigheid GEEN andere nationaliteit kunnen krijgen, WEL Belg worden (Jus Soli principe) - Je mag uw eigen staatloosheid niet organiseren - Art.10 niet toepassen op tekst 2 want er staat dat die persoon niet in belgië is geboren - Kinderen die lang genoeg in België verblijven om Belg te worden → Kind is in België geboren maar ouders zijn geen Belg - 2e generatie vreemdeling = wanneer uw ouders naar België zijn gekomen - 3e generatie vreemdeling = wanneer uw oma en opa van een andere afkomst zijn (bv. uw vader en jij zijn in België geboren) - In België geboren en GEEN Belgische ouders = Art. 10 (staatloosheid), Art. 11 (3e generatie vreemdelingen) of Art. 11 bis (2e generatie vreemdelingen) - 3e generatie vreemdelingen krijgen automatisch de Belgische nationaliteit - 2e generatie vreemdelingen krijgen Belgische nationaliteit ALS jij als kind in België geboren bent, je als kind in België woont, je jonger bent dan 12, uw beide ouders minstens 10 jaar ervoor hun hoofdverblijfplaats in België hadden en 1 van beide ouders een verblijf van onbepaalde duur heeft in België → Hier gaat het niet om een automatisme maar moet je het vragen Verkrijging door meerderjarigen - Volwassenen kunnen de Belgische nationaliteit verkrijgen (Jus soli) - Intentieverklaring = document waarin je zegt dat je de grondwet, wetten v/h Belgische volk en internationaal recht zal respecteren - Je bent niet in België geboren maar je woont wel al minstens 10 jaar in België - Burger je u in met mensen v/d Belgische nationaliteit? (sociaal culturele inburgering) Mensen die minstens 5 jaar in België wonen Naturalisatie = als meerderjarige stap je naar het parlement - Buitengewone verdienste: bv. je bent een wetenschapper, sporter of belangrijk schrijver dan kan je vragen “maak mij aub Belg” - Bij naturalisatie is een grote discretionaire ruimte → het is een gunst en het parlement kan zeggen dat ze dat niet willen → Dit wordt door het parlement gestemd (formele wet) maar GEEN materiële wet want het is niet algemeen en onpersoonlijk en dus geen formele bron v/h recht De nationaliteit verliezen Door afstand - Alle wetten over het verlies staan in Art. 22 - Mensen, ouder dan 18 jaar kunnen er bewust voor kiezen om geen Belg meer te zijn - Peter kan dit niet doen want hij heeft geen andere nationaliteit en zou dan staatloos zijn - KIJK NAAR DE LEEFTIJD VAN UW PERSOON IN DE CASUS Door automatisch verlies - Mensen die automatisch geen Belg meer zijn omdat de band met het grondgebied te beperkt is - Bv. uw vader is Belg maar hij bewijst dat hij jouw vader niet is, dan verdwijnt de afstammingsband met de vader en verlies je de Belgische nationaliteit - Zolang je minderjarig bent kunnen wijzigingen in jouw afstammingsband ervoor zorgen dat jouw nationaliteit verandert (vanaf dat je 18 bent is dat niet meer het geval) - Als je niet in België geboren bent en tussen 18 en 28 jaar nooit in België gewoond hebt dan verlies je de Belgische nationaliteit (op voorwaarde dat je niet staatloos bent) - DIT ARTIKEL GAAT OVER MENSEN DIE NIET IN BELGIE GEBOREN ZIJN → als die dat wel zijn dan pas je dit artikel niet toe Door vervallenverklaring - Je kan niet van iedereen die een misdrijf pleegt, de nationaliteit afnemen - Je gaat die afnemen van de groep nieuwe Belgen en dus niet v/d mensen die hier geboren zijn - NEEN zijn Belgische nationaliteit kan niet meer afgenomen worden WANT het verjaard na 5 jaar → lees ver genoeg want het is een strikvraag - Tweedegeneratie vreemdelingen kunnen soms wel en soms niet de nationaliteit verliezen wegens vervallen verklaring ➔ DIT IS VERJAARD Het parket kan de rechter vragen om uw nationaliteit af te nemen na een misdrijf Hebben vreemdelingen rechten? ➔ JA - Je hebt verschillende vormen van migratie die leiden tot verschillende juridische statuten waaruit je verschillende rechten kan halen - Het is dus niet zo dat als je geen Belg bent, dat je geen rechten hebt Hoofdstuk 4: bevoegdheidsverdeling De staatsstructuur - We zijn geëvolueerd v/e eenheidsstaat naar een federale staat (en misschien komt er ooit een confederale staat) - Deconcentratie = centrale overheid richt eigen instelling op in verschillende delen v/h land en laat hen bepaalde rechtshandelingen stellen - Decentralisatie = overdracht v/e pakket aan taken / bevoegdheden / middelen v/d centrale overheid naar lagere bestuursorganen (bv. gemeenten) of overheidsdiensten Van eenheidsstaat naar federale staat - eenheidsstaat: België was 1 land met 1 parlement, opgedeeld in 2 (Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat) → zij beslisten samen over alle wetten die er waren in België kenmerken federale staat 1) autonomie: deelstaten zijn zelfstandige rechtspersonen met eigen organen / bevoegdheden / financiële middelen 2) participatie: deelstaten nemen deel aan federale besluitvorming, hun participatie waarborgt dat federale staat niet eenzijdig het statuut v/d deelstaten kan wijzigen 3) coöperatie: samenwerking tussen deelstaten onderling en tussen deelstaten en federale overheid - Federale staat: België heeft nog een federaal parlement maar is ook opgesplitst in gemeenschappen en gewesten - Decreet staat op hetzelfde niveau als een wet v/h federaal parlement - Confederatie: verbinding tussen staten die hun soevereiniteit behouden maar bepaalde aangelegenheden toch gezamenlijk regelen → staten hebben elk hun eigen Grondwet Vormen van federalisme - Centrifugaal federalisme: we gaan van 1 systeem naar vele verschillende systemen (België), centrale overheid beslist om bevoegdheden over te dragen naar het subnationale overheidsniveau - Centripetaal federalisme: je hebt verschillende deelstaten die zeggen dat ze samen 1 staat gaan worden (VS) en geven dus een deel van hun soevereiniteit op Taalgebieden als leidraad - Zowel voor de gemeenschappen als voor de gewesten zitten we met dezelfde onderbouw - Elke gemeente in België ligt in 1 van deze 4 taalgebieden - Faciliteitengemeenten =Gemeente gelegen in een ééntalig gebied waar communicatie van de overheid aan de burger onder voorwaarden ook in een andere taal mag verlopen → bestaan op plekken waar historisch een grote minderheid al een andere taal sprak → om die minderheid dan toch nog bepaalde rechten te geven, zijn faciliteitengemeente gecreëerd Territoriale decentralisatie - Provincies: gewesten hebben de bevoegdheid om provincies bij te creëren of af te schaffen - Gemeenten: onderverdeling v/d provincies - Beleidsniveaus: 3 beleidsniveaus (provincie / gemeenteraad, college van burgemeester en schepenen, gouverneur / burgemeester) Beleidsniveau 1 Beleidsniveau 2 Beleidsniveau 3 Provincieraad Bestendige Deputatie Gouverneur provinciaal - - Rechtstreeks verkozen - - verkozen door - - benoemd door de koning (om 6 jaar) provincieraad (tot aan pensioen) - - - provinciale Bevoegd voor: - - hoedanigheid: aangelegenheden vertegenwoordiger - - - Dagelijks bestuur federaal gezag - - volheid van - - uitvoering wettelijke bevoegdheid bepalingen - - specifieke opdrachten - - administratieve voogdij uitoefenen Gemeenteraad College van Burgemeester Burgemeester en Schepen - - Rechtstreeks verkozen gemeentelijk (om 6 jaar) - - verkozen door - - benoemd door - Gemeenteraad deelregering (voor 6 jaar) - - Gemeentelijke aangelegenheden Bevoegd voor: - - hoedanigheid: vertegenwoordiger - - volheid van - - Dagelijks bestuur deelstatelijk gezag bevoegdheid - - uitvoering wettelijke bepalingen - - administratieve voogdij- - specifieke bevoegdheden uitoefenen 2 soorten deelstaten - Gewesten vallen NIET samen met de taalgebieden → Je hebt maar 3 gewesten en 4 taalgebieden (Duitstalig gebied hoort bij het Waals Gewest) → Waalse gewest bestaat uit 2 taalgebieden (Duitse en Franstalige) - Het Brusselse taalgebied is deel v/d Vlaamse gemeenschap EN v/d Franstalige gemeenschap Bevoegdheden - Materiële bevoegdheid: gaat het over inhoudelijke aangelegenheid v/d bevoegdheden v/d gemeenschappen, gewesten of v/d federale staat - Territoriale bevoegdheid (plek op het grondgebied): als het bv. over gemeenschap gaat, welke is het dan precies - Duaal federalisme = alle overheidsniveaus hebben exclusieve bevoegdheden → ze delen GEEN bevoegdheden en zijn gescheiden van elkaar - Coöperatief federalisme = federale overheid en deelstaten delen WEL bevoegdheden → ze moeten samenwerken Basisprincipes van bevoegdheidsverdeling ➔ GRONDWET regelt de bevoegdheidsverdeling 1) Exclusieve bevoegdheden = in principe is slechts 1 wetgever bevoegd voor 1 aspect binnen 1 plek in het territorium (dit is de regel) → wanneer bevoegdheid v/d ene overheid, de bevoegdheid v/d andere overheid uitsluit → Op 1 plek v/h grondgebied is altijd maar 1 iemand bevoegd - Art.35 GW bekijken → DIT ARTIKEL IS NOG NIET IN WERKING 2) Residuaire bevoegdheden: het is niet in de wet geregeld DUS toegewezen aan federale wetgever 3) Gedeelde exclusies bevoegdheid - Verschillende overheden zijn elk voor een deelpakket v/d bepaalde materie exclusies bevoegd (bv. ziekenhuizen) → federale staat is bevoegd voor hoeveel ziekenhuizen er zijn en de gemeenschappen zijn bevoegd voor de kwaliteit van zorg in die ziekenhuizen 4) Parallelle bevoegdheid - 2 regelgevers zijn gelijktijdig bevoegd voor hetzelfde binnen 1 grondgebied DUS zowel federale overheid als deelentiteiten kunnen hun gezag op eigen niveau uitoefenen → dit is wel echt een uitzondering op de regel (bv. financiering van onderzoek) - Parallelle bevoegdheden zijn vaak gekoppeld aan een hoofdbevoegdheid 5) Concurrerende bevoegdheid - Zowel federale overheid als deelentiteiten kunnen een zelfde materie regelen maar NIET tegelijk, maar er is voorrang voor de federale overheid (hiërarchie) - Integraal / eigenlijk concurrerend = bv. fiscaliteit (belastingen) → Vlaanderen mag belasten maar als de federale staat het al doet dan mag Vlaanderen dat bepaald ding niet nog eens belasten → Federale staat gaat boven de gemeenschappen en gewesten → Federale staat kan een belasting invoeren op iets dat Vlaanderen belast en dan zal Vlaanderen hun belasting moeten afschaffen - Beperkt / oneigenlijk concurrerend = federale regelgever maakt basisregels en deelstaten mogen dit verder inkleuren → bv. buitenlandse tewerkstelling van arbeidskrachten (basisregels worden door federale staat gecreëerd en de gemeenschappen mogen de details toevoegen) ER ZIJN VAAK OVERLAP EN CONFLICTEN → Je komt tot situaties waar 9 ministers het met elkaar eens moeten worden Beperkte oplossingen 6) Impliciete bevoegdheden: bevoegdheden die NIET expliciet zijn toegekend aan het orgaan dat ze uitoefent maar die in rechtstreeks verband staan met een aan het orgaan toegekende bevoegdheid → Dopingcontrole is normaal op federaal niveau maar omdat dit deel uitmaakt van eerlijke sport, mag de Vlaamse minister hierover beslissen 7) Inherente bevoegdheden: een orgaan kan wetgevend optreden in een materie die hun niet toegewezen is, als ze kunnen aantonen dat dit optreden ‘inherent’ is aan de eigen toegewezen bevoegdheid (bv. strafrecht is federaal maar de deelstaatregelgever heeft inherent de bevoegdheid om straffen te zetten op de dingen waar ze bevoegd voor zijn) 8) Toegewezen bevoegdheden: bevoegdheden die expliciet aan een overheid zijn toegekend → Het strafbaar stellen van gedrag gekoppeld aan uw eigen bevoegdheid is inherent iets wat behoort tot bevoegdheid v/d deelstaten De bevoegdheden Voor federale overheid: 2 vindplaatsen Uitdrukkelijke toewijzing in GW of BWHI Residuaire bevoegdheid (art. 35 GW) Voor Gemeenschappen: 2 vindplaatsen altijd eerst kijken in de GW, dan in de BWHI Voor Gewesten: 1 vindplaats Steeds kijken in de BWHI Gemeenschappen - Elke gemeenschap binnen zijn grondgebied regelt die 3 dingen Gewesten Federale staat - “met uitzondering van” is toebedeeld aan federale staat - Als je niets vindt is het federaal Bevoegdheidsrechtelijke knopen - Gemeenschappen zijn bevoegd voor taal en cultuur maar NIET in de faciliteitgemeenten Brussel - Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie = mini parlement die oordeelt over gemeenschapsfaciliteiten die tweetalig zijn → 3 verschillende organen die in Brussel hun bevoegdheid uitoefenen → Ordonnanties = als parlement van Brussel hoofdstedelijk gewest dingen stemt - Bi communautair = tweetalig - Bi culturele instelling (bv. bib, cultuurhuis) valt niet onder de bevoegdheid v/d gemeenschappelijke gemeenschapscommissie maar valt onder de bevoegdheid v/d federale regelgever - Bi persoonsgebonden instelling (bv. crèche) valt onder de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie Faciliteitengemeenten - Het taalbeleid voor faciliteitgemeenten wordt NIET toevertrouwd aan de gemeenschappen maar behoort toe aan de federale wetgever Hoofdstuk 5: De wetgevende macht “De” wetgevende macht bestaat NIET - Trias politica: wetgevende, uitvoerende, rechterlijke macht - Wetgevende macht in België: de bevoegdheden zijn verdeeld over federale staat, gemeenschappen en gewesten → elk daarvan heeft een eigen parlement - Parlement maken formele wetten → federaal, gemeenschappen en gewesten maken een FORMELE wet Asymmetrische opbouw op deelstaatniveau - We hebben maar 5 deelstaten omdat het Vlaams parlement een gefuseerd parlement is → parlement voor Vlaamse gemeenschap oefent ook gewestbevoegdheden uit - In parlement v/d Vlaamse gemeenschap zitten mensen uit Brussel → wanneer wet gestemd moet worden, moeten die mensen uit Brussel zich onthouden wanneer er iets beslist worden over de gewestbevoegdheid - Brussel is niet deel v/h Vlaamse gewest maar v/d Brussels-hoofdstedelijk gewest → dus ze mogen niet mee beslissen over gewest materie - Er zit sowieso altijd 1 minister van Brussel mee in het Vlaams parlement - In Wallonië heb je WEL 2 parlementen → 1 voor het gewest en 1 voor de gemeenschappen - Franstalige gemeenschapsparlement kan bevoegdheden overdragen aan het Franse gewestparlement - Het Duitse gewestparlement kan zeggen dat ze bevoegdheden kan overdragen aan duittalige gemeenschap BELANGRIJK HET GAAT HIER ALTIJD OVER FORMELE WETTEN, DIE MEESTAL OOK MATERIELE WETTEN ZIJN - Ze staan allemaal op dezelfde hoogte ➔ GEEN HIERARCHIE tussen federale staat, gemeenschappen en gewesten Samenstelling federale wetgevende macht - 2 kamers - Senaat is niet meer zo belangrijk Kamer van Volksvertegenwoordigers - Belangrijkste kamer - 150 leden worden rechtstreeks verkiest - Kieskringen zijn provinciaal opgebouwd: jij kan dus stemmen voor de Antwerpse afgevaardigd in de kamer → je kan enkel stemmen op mensen uit de provincie waar jij van komt - Federale kieskring: 1 lijst, waar je vanuit heel België op kan stemmen → zo kan je wel stemmen op mensen buiten uw provincie - Alle parlementsleden zijn gelijk → toch opdelen in 2 taalgroepen (Nederlandstalige en Franstalige taalgroep) Senaat - Senaat wordt NIET rechtstreeks verkozen - Hier zitten 60 mensen - 50 van hen worden gekozen obv uitslagen v/d deelstaatparlementen - 10 gecoöpteerde senatoren = zij worden gekozen door de senatoren v/d deelstaten → zijn niet democratisch verkozen mensen want niemand heeft hier eigenlijk op gestemd (het zijn vaak mensen die bij de verkiezingen net uit de boot vielen) - Systeem van coöptatie wil men afschaffen - Senaat wordt ook ingedeeld in taalgroepen (bv. bijzondere meerderheidswetten) - Duitstalige senator tel je NERGENS bij (telt niet als Nederlandstalige of Franstalige) → dus er zijn eigenlijk maar 59 senatoren die verdeeld moeten worden Verkiesbaarheidsvoorwaarden - Als je veroordeeld wordt door de strafrechtbank dan kunnen jouw burgerlijke en politieke rechten afgeschaft worden Deelstaten - Brussel heeft een eigen parlement voor het Brussels-Hoofdstedelijk-Gewest - Gewestbevoegdheid wordt uitgeoefend door Brussels parlement - Gemeenschapsbevoegdheden worden in Brussel uitgeoefend door het Vlaams en Waals parlement - Beleid dat gevoerd wordt in Vlaanderen, Wallonië, wordt voor gemeenschapsbevoegdheden ook gevoerd in Brussel - UITZONDERING: Brussel wet → bepaalde gemeenschapsbevoegdheden in Brussel gaan we onttrekken v/d Vlaamse en Franstalige gemeenschap en die vertrouwen we toe aan de gemeenschappelijke gemeenschapscommisie (GGC) (bv. bipersoonsaangelegenheden) → leden v/h Brussels-hoofdstedelijk parlement - Brusselwet heeft bevoegdheid onttrokken en toevertrouwd aan federale staat (Biculturele aangelegenheden) - Het Vlaamse parlement kan bevoegdheid doorgeven aan bv. Vlaamse gemeenschapscommisie (hoort bij Brussels Hoofdstedelijk Parlement) en die kan dan eigen regels voor Brussel maken - Voor Brussel gaan er nooit oefeningen zijn over gemeenschapsbevoegdheden, wel over federale staat en gewesten!!! → de vraag gaat dus NOOIT over gemeenschappen zijn als het over Brussel gaat - Federaal zit 4 jaar - Deelstaten zitten 5 jaar - Gemeenten zitten 6 jaar Statuut federaal niveau - Parlementsleden hebben een bijzondere positie - Parlementslid zijn is onverenigbaar met bepaalde andere taken - Je kan niet tegelijk in de kamer en Senaat zitten (OOK NIET DE GECOOPTEERDE SENATOREN!!!) → cumulatieverbod - Je kan niet in federale wetgevende macht zitten en tegelijkertijd in deelstaatparlement - Je kan ook niet in federale wetgevende macht zitten en in uitvoerend macht - Rechters zijn bezoldigde federale ambtenaren en zij kunnen niet tegelijk in het parlement zitten - Als je in het parlement zit ben je strafrechtelijk NIET verantwoordelijk → parlementaire onverantwoordelijkheid (je bent niet vervolgbaar voor MENINGEN die je uit TIJDENS uw functie als parlementslid) - Ratio legis = parlementslid moet in volle vrijheid zijn mandaat kunnen uitoefenen en vrijheid van meningsuiting zonder zich zorgen te maken om strafrechtelijk vervolgd te worden - Als je mensen in elkaar gaat slaan dan geldt die parlementaire onverantwoordelijkheid NIET - Als je aanzet tot haat of racisme in functie van uw parlementslid → als hij dat doet in het parlement dan is hij daar NIET politiek verantwoordelijk voor en die zal daar dus nooit voor vervolgd kunnen worden (niet tijdens zijn ambt en ook niet erna) - Hetgeen wat je zegt in het parlement, op comissievergaderingen v/h parlement,… → maar wat je zegt tijdens bv. een verkiezingscongress valt daar niet in en kan wel vervolgd worden - Parlementaire onschendbaarheid = het parket (OM) kan u niet vervolgen voor misdrijven zonder de toestemming v/h parlement - Als jij verkozen bent en je zit in het parlement en je pleegt een misdrijf en moet daarvoor vervolgd worden, dan MOET het parlement daar eerst over stemmen voordat dat kan gebeuren (bv. subsidiefraude van minister) TENZIJ BIJ HETERDAAD - Als een parlementslid voor uw ogen een handstas steelt dan is er sprake van heterdaad → dan mag je wel als parket zelf de vervolging instellen en dan is de toestemming v/h parlement niet nodig - Er is ook geen toestemming nodig voor vervolging BUITEN parlementaire zitting - Parlementaire schendbaarheid is NIET absoluut maar parlementaire verantwoordelijkheid is WEL absoluut Statuut deelstaten - Zelfde geldt op deelstatelijk niveau - Deelstaatparlementen om de 5 jaar verkozen Totstandkomingsproces wetgeving - Deelstaten = 1 kamerstelstel - Federaal parlement = 2 kamerstelsel - Wetsontwerp: initiatief om wet te maken, genomen door uitvoerende macht (koning DUS van 1 minister) → regering vraagt aan parlement om wet te maken over hun idee - Wetsvoorstel: als parlement zelf met initiatief komt → iemand van hen heeft een geniaal idee - Raad van staten heeft wetgevende functie (afdeling wetgeving) en rechtsprekende functie (afdeling rechtspraak) - Afdeling wetgeving: controleorgaan, elk wetsontwerp dat naar parlement gaat wordt gecontroleerd door raad van state (ze kijken na of bevoegdheidsverdeling goed is toegepast en kijken of het juridisch juist geformuleerd is) → heeft preventieve functie - Afdeling rechtspraak: buigt zich over geschillen tegen overheid - Ook als het dringend is dan moet de raad van state nog steeds een advies geven - Advies van raad van state is NIET BINDEND - Je hebt wel nog het grondwettelijk hof moesten ze advies van raad van state niet opvolgen en moest er echt een probleem zijn → dan kan grondwettelijk hof die wet wel terugroepen - Koning dient het ontwerp in bij het parlement en vervolgens gaat het parlement zich daarover uitspreken - Commissie: kleinere groepen die rond specifieke thema’s werken (bv. commissie gezondheid, justitie) → die gaan de wet voor een eerste keer stemmen EN kunnen ook aanpassingen (amendementen) doen - Amendementen: Aanpassingen aan bestaand wetsontwerp of wetsvoorstel - Als de wet is goed gestemd dan gaat het naar de plenaire stemming (dus alle leden v/h parlement) - Als het parlement stemt voor de wet dan is die goedgekeurd en dan moet het bekrachtigd en afgekondigd worden (door koning) - Bekrachtiging; koning als lid van wetgevende macht zegt dat het een wet is - Afkondiging: koning als lid van uitvoerende macht die zegt dat de wet uitgevoerd zal worden - Wanneer wet in het staatsblad komt, treed de wet in principe 10 dagen na publicatie in werking - JE MOET WEL ADVIES VRAGEN AAN RAAD VAN STATE - Initiatief komt van 1 of meerdere parlementsleden - Je MOET GEEN advies vragen aan de raad van state tenzij 1/3e v/h parlement VRAAGT om advies - Raad van state vervult hier exact dezelfde rol MAAR je hebt ze niet verplicht nodig zoals bij wetsontwerp - Voor wetsontwerp geldt inoverwegingneming NIET en wordt onmiddellijk in behandeling genomen - Een wetsvoorstel wordt eerst onderworpen aan voorafgaande stemming Gewone wet vs bijzondere meerderheidswet - Gewone wet: uitgangspunt (99,9% van wat de kamer doet) → meer dan de helft v/d aanwezigen moet VOOR stemmen, opdat je een wet kan stemmen moeten er wel voldoende mensen aanwezig zijn (minstens de helft) → minstens 76 mensen moeten dus aanwezig zijn en minstens 39 mensen moeten VOOR stemmen - Bijzondere meerderheidswet: (bv. BWHI, Brussel wet): wordt door de wetgever gebruikt om communautaire gevoelige dingen te regelen rond de grondwet heen → om dat te vermijden gebruiken ze dus de bijzondere meerderheidswet → Meer dan de helft van elke taalgroep moet aanwezig zijn (dus minstens 76) → 2/3e v/d aanwezigen moeten VOOR stemmen EN van elke taalgroep moet minstens de helft voorstemmen Alarmbelprocedure - vermijden dat 1 taalgroep, de andere iets aansmeert - Als 3/4e v/e taalgroep oordeelt dat het wetsvoorstel / ontwerp de communautaire evenwichten in gevaar brengt dan kan de alarmbelprocedure worden ingezet → dan wordt het traject opgeschort voor 30 dagen en gaat het probleem naar de ministerraad (uitvoerende macht) en die hebben 30 dagen tijd om dat probleem op te lossen Bekrachtiging en afkondiging - Bekrachtiging = koning zegt: “dit is een wet” (koning bij wetgevende macht) - Afkondiging = koning zegt: “wij zullen deze wet uitvoeren” (koning bij uitvoerende macht) - inwerkingtreding = meestal is wet van toepassing 10 dagen na publicatie, wet bepaald soms zelf een datum van inwerkingtreding, bepaling wordt aan federale uitvoerende macht overgelaten - Juridische fictie = iedereen wordt geacht de wet te kennen na publicatie in BS (is onmogelijk en dus juridische fictie) → MAAR is geen excuus voor het overtreden v/e rechtsregel Procedure 1 - Gaat op examen komen!! - Vroeger: Moest zowel goedgekeurd worden door kamer EN senaat - Het bicamerale systeem wordt afgeschaft en ze hebben 1 kamer gekozen die de belangrijkste is (kamer van volksvertegenwoordigers) en de andere vervult een bijrol (senaat) → Monocameraal systeem is de regel - Sommige wetten moeten wel VERPLICHT bicameraal gestemd worden (lijst vind je in Art. 77) → volledige lijst aanduiden Procedure 2 - Straat van volksvertegenwoordiger begint en neemt initiatief maar senaat kan zeggen dat dat hun ook interesseert en dat ze daar ook hun zeg over willen doen (evocatie) - Als wet aangenomen is in Kamer dan moet die naar de Senaat, en die hebben 15 dagen om te zeggen of dit hen interesseert of niet → als de helft v/d senatoren zeggen dat zij hier iets over willen zeggen en als minstens 1/3e per taalgroep dit zegt - Als de senaat niets doet dan is er GEEN evocatie en dan wordt de wet terug naar de Kamer gebracht en dan kan de koning de wet bekrachtigen en afkondigen - Als de senaat zeggen dat ze de wet wel willen evoceren dan krijgen ze 30 dagen om die wet te onderzoeken en om wijzigingen aan te brengen → als ze dat doen dan wordt die wet teruggestuurd naar de Kamer en de kamer gaat vervolgens opnieuw over die wet stemmen MET de wijzigingen v/d senaat - Maar de kamer kan die dingen terug aanpassen en dan heeft de evocatie v/d senaat niets opgebracht want evocatie van senaat is NIET BINDEND Procedure 3 - Enkel de Kamer van volksvertegenwoordigers is aan zet → dit is de norm - Als het niet staat ian Art. 77 en 78 dan is het MONOCAMERAAL → kijk altijd na in Art. 77 en 78 Federale wetgevende macht - Interpretatieve wet = wet die bedoeld is om een andere wet te verduidelijken → Retroactief = werkt terug in de tijd - Opdrachtwet = wet waarin parlement aan uitvoerende macht de mogelijkheid geeft om wetgeving te maken ter uitvoering v/e door hem gestemde wet - Kaderwet: parlement gaat kader scheppen en geven uitvoerende macht opdracht om kader verder in te vullen (bv. wegverkeerswet) - Bijzondere volmachtswet: parlement geeft aan uitvoerende macht de mogelijkheid om wetten te wijzigen, op te heffen of aan te vullen (kan in uitzonderlijke omstandigheden) (bv. covid) → - Besluitwet: uitvoerende macht kreeg wetgevende bevoegdheid in oorlogstijd - Programmawet: wet die veel andere wetten tegelijkertijd wijzigt Deelstaten - Ook op het deelstatenniveau hebben we parlementen en ook die maken wetten - Hier speelt de koning GEEN rol → het is hier de regering zelf die de wetten bekrachtigd en afkondigt en zij dienen zelf wetsontwerpen in - Deelstaatparlementen hebben maar 1 kamer (MONOCAMERAAL) → Vlaams parlement - Je kan een tweede lezing vragen voordat de wet gestemd wordt → ze gaan de wet voor een tweede keer bediscussiëren (zo worden de checks en balances bewaard) - Alarmbelprocedure bij deelstaten is anders dan federaal: dit is bij de gemeenschapsparlementen → als een groep parlementsleden vindt dat een bepaalde wet ideologisch problematisch is → op deelstatelijk niveau is het GEEN taalkundige alarmbelprocedure maar wel een ideologische Werking in de tijd - Een wet kan maar een wet zijn, wanneer ze gepubliceerd is in het Belgisch Staatsblad - De wet treed 10 dagen NA publicatie in het BS in → soms is dit niet zo maar dan staat het er specifiek bij vermeld (bv. treed onmiddellijk in werking na publicatie in BS of treed pas binnen 10 jaar in werking) - Wetten die terugkeren in de tijd → bv. interpretatieve wet -in het normale scenario (onmiddellijke werking) = De nieuwe wet is van toepassing op mijn oude overeenkomst → bv. ik sluit 1 september een contract voor 1 oktober en daartussen verandert de wet, DAN wordt de nieuwe wet toegepast ookal was het contract daarvoor al gesloten - Eerbiedigende werking = de regels zoals ze waren VOOR de nieuwe wet, zijn van toepassing op de overeenkomst→ bv. ik sluit 1 september een contract voor 1 oktober en daartussen verandert de wet, DAN wordt de oude wet nog steeds toegepast omdat het contract gesloten was VOOR de nieuwe wet - Uitgestelde werking = er is een nieuwe wet MAAR we gaan die nog niet toepassen → bv. wet treed nu nog niet in werking maar pas vanaf 1 januari 2025 - Retroactieve werking = wetgever zegt dat we gaan terugwerken in de tijd → men heeft dit niet graag omdat dit ingaat tegen de rechtszekerheid --> dit is dus echt een uitzondering (wordt gebruikt voor interpretatieve wet) → MAG NOOIT IN HET STRAFRECHT GEBRUIKT WORDEN Meerderheden - Onthouding = dat een parlementslid aanwezig is maar niet meestemt → onthoudingen tellen mee voor het aanwezigheidsquorum maar dit wordt NIET MEEGETELD bij de stemming zelf - Vb. er zijn 100 mensen aanwezig en 10 mensen onthouden zich dan zijn er genoeg aanwezig en dan wordt de wet aangenomen als 46 mensen JA-STEMMEN (dit bereken je dus adhv die 90 en NIET die 100) Voorbeeld examenvraag - Bijzondere meerderheidswet (want ligt politiek gevoelig) Antwoord examenvraag - Hiervoor moet je de grondwet niet wijzigen (je kan Art. 4 GW toepassen) - Ze moeten met de helft +1 PER TAALGROEP aanwezig zijn → is zo in beide gevallen - 2/3e van ALLE AANWEZIGEN MOET JA-STEMMEN maar BINNEN elke taalgroep is 50% + 1 genoeg - Dus we hebben 29 vlamingen nodig die JA- stemmen → 56 gedeeld door 2 +1 - We hebben 19 Franstaligen nodig die JA- stemmen → 36 gedeeld door 2+1 - Ze zijn in het totaal met 92 en 2/3e daarvan moet JA-stemmen → dat is 61,3 DUS 62 - a kan NIET want er zijn 29 ja-stemmen nodig in Nederlandse taalgroep - B kan NIET want er zijn 19 ja-stemmen nodig in Franse taalgroep - C kan WEL WANT 2/3e van iedereen heeft JA gestemd - D kan NIET want niet 2/3e heeft ja gestemd Hoofdstuk 6: De uitvoerende macht KRUISVERWIJZINGEN ART 4 → als er staat bij een wet “de in artikel 4 bedoelde meerderheid” dan weet je dat het gaat over bijzondere meerderheid en moet je dat dus toepassen → is op federaal niveau - OP DEELSTATELIJK NIVEAU BESTAAT DE BIJZONDERE MEERDERHEIDSWET NIET WANT JE HEBT MAAR 1 KAMER EN GEEN 2 ZOALS FEDERAAL NIVEAU → Deelstaat is ALTIJD gewone wet - Uitvoerende macht kan wetten maken in materiële zin → kan algemene normen uitvaardigen - Besluit v/d Vlaamse regering is meestal een materiële wet maar NOOIT EEN FORMELE WET Samenstelling federale uitvoerende macht - Federaal niveau = voor heel België - Je moet altijd evenveel Vlamingen als Franstaligen hebben naast de eerste minister (dus ministers zullen altijd met even getal zijn) - Ministerraad = eerste minister (premier) + ministers en ZONDER staatssecretarissen - Staatssecretarissen = zijn geen ministers maar vallen ONDER een minister - Regeringsraad = premier + ministers + staatssecretarissen - Kernkabinet = premier + vice-eersteministers - De koning is degene die ministers en staatssecretarissen benoemt en ontslaat maar hij KIEST DIE NIET - De koning kan maar ministers ontslaan wanneer dat ontslag voorbereid is: 1) Minister kan zelf zeggen dat die ontslag neemt en kan dit aanbieden aan de koning en de koning kan dan de minister ontslaan 2) Het kan ook dat de hele regering er de brui aangeeft en stopt, de regering kan dus zelf ontslag nemen 3) Het kan ook dat de wetgevende macht (parlement) zegt dat de regering ontslag moet nemen - Regering van lopende zaken = als regering ontslagnemend is, worden nieuwe verkiezingen georganiseerd en totdat die nieuwe regering gevormd is, blijft de ontslagnemende regering in functie en behandelt de lopende zaken - Motie van wantrouwen = het parlement zegt met volstrekte meerderheid dat ze de regering niet meer vertrouwen - Motie van vertrouwen = de regering die naar het parlement gaat en vraagt of het parlement hen nog wel vertrouwt en waarbij het parlement met een volstrekte meerderheid zegt dat ze de regering niet meer vertrouwen - Wanneer een regering ontslag neemt of ontslagen wordt, betekent dit niet automatisch dat er nieuwe verkiezingen komen → Het is pas wanneer DE KAMER zegt dat ze het ook niet meer zien zitten aangezien de regering is gevallen en de kamer zichzelf dus ontbind, dat er nieuwe verkiezingen komen Vereisten om minister te worden - Politiek verantwoordelijk = als de wetgevende macht het vraagt dan moeten ministers het gaan uitleggen bij hen → ministers zijn politiek verantwoordelijk tegenover kamer van volksvertegenwoordigers - Strafrechtelijk onverantwoordelijk = Ministers zijn ook strafrechtelijk onverantwoordelijk voor de meningen die ze uiten in functie van hun ambt - Ministers kunnen het woord vragen in de kamer maar hebben geen stemrecht → scheiding der machten Samenstelling deelstaten - Geen premier maar minister-president - Minisisters stemmen NIET maar oordelen bij consensus → als ze het niet allemaal eens zijn dan hebben we een probleem - Ministers kunnen ontslag nemen, kunnen ontslagen worden MAAR een kamer kan zichzelf NOOIT ontbinden en er kunnen op deelstaatniveau dus nooit vervroegde verkiezingen zijn - STRIKVRAAG OP EXAMEN!!!!! - Wettigheidsbeginsel = ook deelstaatregeringen mogen geen andere bevoegdheid hebben dan degene die de Grondwet / wetten / decreten hen toekennen - Als deelstatenniveau ontslagnemend is dan komen er GEEN nieuwe verkiezingen want deelstaatparlement kunnen niet eerder ontbonden worden dan tot de legislatuur Bevoegdheid federale uitvoerende macht - Grondwettelijk uitvoeringsbevoegdheid = grondwet (Art. 108) heeft gezegd dat uitvoerende macht mag uitvoeren wat de wetgevende macht heeft gestemd en als u extra dingen moet regelen om dit te kunnen uitvoeren dan mag u dat doen → Iets wat de uitvoerende macht doet is ALTIJD ondergeschikt aan de wetgevende macht (de ministers die een wet voor zich krijgen en die gaan uitvoeren, kunnen niet zeggen dat ze het niet eens zijn want de hogere norm gaat voor) - Wettelijk uitvoeringsbevoegdheid = de uitvoerende macht heeft niet het recht om de wetten uit te voeren maar wel om ZELF belangrijke dingen te gaan regelen → dat kan als de wetgevende macht zegt dat het mag - Kaderwet = wet waarin uitvoerende macht algemene beginselen bepaald en vervolgens zegt dat de uitvoerende macht de concrete invulling van die principes mag bepalen (bv. Vlaams parlement zegt dat broodfok verboden is en de regering moet dan een lijst maken met dieren waarop die verbod op broodfok geldt) → parlement creëert het kader en de regering vult dat kader in - Bijzondere volmachtswet = gaat verder dan de kaderwet → je geeft de toelating aan de uitvoerende macht om wetten te gaan wijzigen / aanvullen (mag enkel gebruikt worden in noodsituaties, bv. covid) → dit stem je met een gewone meerderheid en verwar dit dus NIET met bijzondere meerderheidswet!!! - Autonome verordeningsbevoegdheid = HEEL UITZONDERLIJK → uitvoerende macht mag iets doen zonder dat ze daarvoor een grondwettelijk of wettelijk mandaat hebben (kan in 2 gevallen) 1) Organieke KB’s = besluiten waarin zij de werking v/d eigen dienst organiseren (bv. ambtenarenrecht) → het gaat over hun eigen organisatie dus mogen ze dat doen 2) Politiereglementen = wanneer iets beslist moet worden in het kader v/d openbare orde en veiligheid dan mag de uitvoerende macht dat zelf doen zonder een mandaat te hebben gekregen - Autonome verodeningsbevoegdheid = zij mag politiereglementen uitvaardigen voor de bescherming / bevordering v/d openbare orde, veiligheid en rust zonder dat een bepaalde wet daarvoor de basis vormt Bevoegdheid deelstaten ➔ Is exact hetzelfde op niveau v/d deelstaten zoals bij federale uitvoerende macht Totstandkoming besluiten federale uitvoerende macht - Als ministers een koninklijk besluit maken dan doen ze dat bij consensus en NIET door te stemmen 1) koninklijk besluit - Initiatief minister = Wetsontwerp - Moet altijd naar de raad van state TENZIJ bij hoogdringendheid - Ministerraad (premier + ministers) zal dat koninklijk besluit bespreken → is NIET verplicht tenzij de wet dit wel verplicht maakt 2) Ministerieel besluit - Koninklijk besluit en ministerieel besluit zijn allebei besluiten v/d uitvoerende macht MAAR ze zijn NIET hetzelfde - Koninklijk besluit op federaal niveau = besluit genomen door de HELE regering - Ministerieel besluit = besluit genomen door 1 of meerdere ministers BINNEN de regering (wordt gebruikt wanneer de regering geen zin heeft om het samen te regelen en ze het dus toevertrouwen aan 1 minister) → Koninklijk besluit is dus belangrijker dan een ministerieel besluit Bevoegdheid deelstaten - Een ministerieel besluit mag nooit ingaan tegen een koninklijk besluit en een koninklijk besluit mag nooit iets doen wat in strijd is met de wet Gedecentraliseerde besturen - Centrale overheid zit in Brussel - Deconcentratie = federale of deelstatelijk overheid die zegt dat ze niet alles zelf kunnen doen als ministers en dat ze hulp nodig hebben → bv. agentschappen, ze maken deel uit v/d overheid en gaan voor hen bepaalde dingen regelen (richt eigen instellingen op in het land en wijst hen de bevoegdheid toe om bepaalde rechtshandelingen te stellen) → Intern: bv. agentschappen (binnen uw eigen ministerportefeuille) → gedeelde rechtspersoonlijkheid met overheid → Extern: bv. burgemeesters, provincie-gouverneurs (is territoriaal) → Helpende handen die deel uitmaken van overheid en hun beleid gaan uitvoeren - Decentralisatie = extremere vorm waarin uitvoerende macht zegt dat ze agentschappen gaan creëren met eigen rechtspersoonlijkheid en ze laten hen zelf de beslissingen nemen binnen een bepaald domein en de overheid kijkt op afstand toe en zal wel aangeven als ze iets niet goed vinden (kan territoriaal maar ook politiek) → (overdracht v/e pakket aan taken / bevoegdheden / middelen / beslissingsmacht v/d centrale overheid naar lagere bestuursorganen) → Een zichzelf organiserend organisme (bv. gemeenteraad) Bevoegdheid - Gemeenten en provincies zijn territoriaal gedecentraliseerde besturen - Autonome verordeningsbevoegdheid = u mag zelf recht maken op uw grondgebied (materiële wetten en GEEN formele wetten) - Gemeente is bevoegd voor ALLES wat zijn grondgebied aanbelangt - Centraal bestuur = federale overheid en deelstaten - Plicht tot medebewind = Een gemeente moet loyaal uitvoeren wat de wetgevende of uitvoerende macht vraagt om uit te voeren → gemeente MOET dus doen wat het centrale gezag vraagt - Legaliteitscontrole = centrale gezag fluit gemeente / provincie terug omdat ze een beslissing nemen die ingaat tegen de hogere norm - Opportuniteitscontrole = centrale gezag zegt “hoewel jullie netjes binnen de grenzen v/d wet blijven, vinden wij jullie beslissing dom” Provincies en gemeenten - Gemeenteraad = degene die je verkiest Administratieve rechtscolleges - Op het niveau v/d uitvoerende macht zijn er rechtscolleges → de wetgevende macht heeft de mogelijkheid om aan de rechterlijke macht toe te vertrouwen dat zij voor bepaalde zaken eigen rechtscolleges mogen oprichten - De overheid beslist daar liever zelf over omdat ze bang zijn dat de rechterlijke macht anders teveel te zeggen heeft - Administratieve rechtscolleges zijn bevoegd voor geschillen mbt politieke rechten die bij wet aan een administratief rechtscollege zijn toegewezen Hoofdstuk 7: De rechterlijke macht - Een rechter moet tov de zaak ten allen tijden onpartijdig zijn - Een rechter mag op geen enkele manier een schijn van partijdigheid opwekken Situering - Is onafhankelijk ten aanzien v/d uitvoerende en wetgevende macht - Wordt voor een groot deel door het federaal bevoegdheidsniveau gekleurd - Er kunnen wel deelstatelijke administratieve rechtbanken zijn - Hoven en rechtbanken = ALTIJD een federale materie Afdwingbaarheid van subjectieve rechten - Gerechtsdeurwaarder is diegene die vonnissen bij u komt betekenen en die ze komt uitvoeren - Het geweldsmonopolie berust bij de overheid Uitzonderlijk - Je hoeft niet voor alles naar de rechtbank Soorten vaststellingscontracten 1) Dading = contract waarmee je zegt ‘wij lossen ons geschil op’, dit is de oplossing. Ze ondertekenen allebei en geen van hen gaat dan nog naar de rechtbank (wordt vaak gedaan bij dingen die gevoelig liggen want als je naar de rechtbank gaat dan wordt dat openbaar gemaakt) → hier zitten vaak voorwaarden in die gerespecteerd moeten worden door beide partijen - Uitvoerbaarheid: → Ofwel kan je hiermee direct naar de deurwaarder → Ofwel heb je een akkoordvonnis nodig en moet je het aan de rechter voorleggen en hij moet zeggen “oke ik zie dat hier een dading is” 2) Bindende derdenbeslissing = iemand onafhankelijk gaat voor 2 partijen een beslissing maken als het tot een geschil komt tussen beide → wat die derde beslist wordt het - Uitvoerbaarheid: → Je moet NIET langs de rechter passeren 3) Arbitrage = situatie waarbij er een juridisch geschil is en de partijen onderling tot de overeenkomst komen dat ze het geschil niet voorleggen aan de rechter maar aan een arbitragecommissie (vaak bij bedrijven die op internationaal vlak een conflict hebben) → je bent gebonden aan hetgeen je overeengekomen bent - Uitvoerbaarheid → Je moet nog naar de rechter voor een exequatur (= vaststelling v/d rechter dat er een arbitrage geweest is en dat die arbitrage geldig en uitvoerbaar is) Soorten bemiddeling - Buitengerechtelijke bemiddeling = Je gaat naar een erkend bemiddelaar → het zijn de partijen die tot een oplossing komen en de bemiddelaar helpt daar enkel bij dus zal niet zelf de knopen doorhakken wat dan doen de partijen - Gerechtelijke bemiddeling = De rechter zelf gaat bemiddelen (gaat geen oordeel vellen maar gaat proberen om tot een akkoord te komen waar beide partijen zich in kunnen vinden) - Bemiddeling is NIET verplicht en je bent er niet aan gebonden tot het akkoord dus daarvoor kan je nog zeggen dat je het toch niet wil → het moment dat jullie beiden akkoord zijn en het getekend is, ben je daaraan gebonden en kan je niet meer naar de rechter - De beslissing is NIET direct uitvoerbaar, je moet nog langs de rechter passeren en de rechter zal dan een vonnis maken waarin het akkoord staat Rechtsmacht en bevoegdheid - Rechtsmacht = die rechter heeft het machtmonopolie in zijn handen - Bevoegdheid = bevoegde rechter is degene die bevoegd is om in dat concrete geschil te beslissen - Territoriaal onbevoegd: er kan maar 1 rechter territoriaal bevoegd zijn - Materieel onbevoegd: is die rechter bevoegd voor de materie waarover het gaat? Onafhankelijk en onpartijdig - Rechters zijn onafhankelijk en onpartijdig - Onafhankelijkheid = heeft betrekking op de verhouding v/d rechterlijke, uitvoerende en wetgevende macht → kan de rechter zijn beslissing baseren op zijn eigen, vrije oordeel omtrent feiten en rechtsgronden zonder enige binding tov partijen? - Het is het parlement dat bepaalt wat een rechter verdient - Rechters mogen zich niet laten beïnvloeden en moet onbevooroordeeld zijn in zaken die hij moet beoordelen - Objectief: ons recht moet zodanig georganiseerd zijn dat een rechter onbevooroordeeld naar een zaak kan kijken (bv. een rechter mag zich niet 2x buigen over dezelfde zaak) - Subjectief: heeft betrekking op hoe de rechter zich gedraagt → rechter moet zich onpartijdig gedragen in een dossier → wanneer rechters iets zeggen dat een schijn van partijdigheid zou kunnen wekken, kan dit tegen jou gebruikt worden in zaken (jouw gedrag maakt of je partijdig bent / lijkt of niet) - Het feit dat er partijdigheid lijkt te bestaan is al voldoende Benoeming en ontslag - OM = vertegenwoordiger v/d maatschappij in rechtszaken → geeft stem aan ons als samenleving in een rechtszaak - OM heeft het recht en de plicht om misdrijven op te sporen en te vervolgen - Zittende magistraat is voor het leven benoemd en door de KONING benoemd → kunnen NIET door koning ontslagen worden maar wel door rechterlijke macht uit hun ambt worden gezet - Staande magistratuur is uitvoerende macht dus koning die dat ook is kan dan uitvoerende macht ontslaan - Hoge raad van Justitie (HRJ) = samengesteld uit gekozen vertegenwoordigers v/d magistraten, advocaten, universiteitsprofessoren en personen die de maatschappij vertegenwoordigen - Onafhankelijkheid v/d staande magistratuur is minder sterk dan de zittende magistratuur - positief injunctierecht (door minister): minister verplicht u dat datgene dat gebeurt is moet vervolgd worden / dat moet je vorderen - GEEN negatief injunctierecht: minister kan niet zeggen dat OM NIET mag vervolgen - Ze kunnen wel zeggen waar de nadruk op gelegd moet worden Staande magistratuur (OM) = vertegenwoordigt de samenleving in de rechtbank, ze vervolgen inbreuken op de strafwet ➔ Gestructureerd zodat hogere parketmagistraat aan een magere een opdracht kan geven Rechtsmiddelen en kracht/gezag van gewijsde - Rechtsmiddelen: je hebt het recht om uw zaak meerdere keren te laten bekijken → je moet u niet neerleggen bij de beslissing van 1 rechter - In beroep gaan: je zaak wordt opnieuw beoordeeld door een andere rechter die zich op een ander niveau bevindt - Soms kan in beroep gaan niet maar vaak kan het 1 keer en niet meer (je kan dus niet in beroep gaan tegen jouw beroep) - Verzet: mogelijkheid om een zaak die bij verstek gewezen is, opnieuw voor te leggen aan dezelfde rechter - Cassatieberoep: Hof van Cassatie kan zeggen dat de rechter zich vergist heeft over het recht en dan die het recht fout heeft toegepast op jouw zaak → Hof van Cassatie oordeelt in rechten en niet in feiten (ze gaan dus enkel kijken of de rechter het recht goed heeft toegepast en niet naar de inhoud v/d feiten) → stel dat ze akkoord gaan met jou dan wordt uw zaak naar een andere hof van beroep gestuurd om opnieuw te berechten - Gezag van gewijsde = Wat de rechter heeft beslist is bindend (dit is de juridische waarheid) - Kracht van gewijsde = moment waarop uw zaak definitief is en het moment waarop geen rechtsmiddelen meer mogelijk zijn - Het kan dat de zaak gezag van gewijsde heeft maar nog geen kracht van gewijsde → wanneer de rechter uitspraak heeft gedaan maar er nog hoger beroep mogelijk is (zolang er nog beroep nodig is, is er geen kracht van gewijsde) - Er is een mogelijkheid om de zaak een 2e maal te laten onderzoeken (hof van beroep) - Gewone rechtsmiddelen = verzet en het hoger beroep of 2e aanleg - Buitengewoon rechtsmiddel = cassatieberoep - Verzet = het recht om gehoord te worden dus als je vorige keer niet aanwezig was en er een uitspraak gedaan wordt, dan kan je verzet aantekenen waardoor het nog eens voorkomt en je die keer wel aanwezig kan zijn Vonnis vs. arrest - Rechterlijke uitspraak - Rechter en vonnis = in een rechtbank zetelt een rechter die vonnissen uitspreekt - Raadsheer en arrest = in een hof zetelen raadsheren die arresten uitspreken Belangrijke beginselen - Openbaarheid = Een zaak wordt niet achter gesloten deuren gedaan tenzij de materie gevoelig is - Motiveringsplicht = elke rechter moet zijn vonnis met redenen omkleden - Verbod op rechtsweigering = rechter moet uitspraak doen wanneer een geschil wordt voorgelegd, zelfs als de wet onduidelijk / onvolledig is → rechtsweigering is een strafrechtelijk feit - Geen precedentenrechtspraak = rechter beslist enkel over het individuele geding dat voorgelegd wordt, het is verboden bij algemeen geldende beschikking uitspraak te doen Rechterlijke macht in organieke zin - Organieke zin = rechterlijke macht ligt bij de gewone hoven en rechtbanken - Structuur: is uitgewerkt in gerechtelijk wetboek - Materiële bevoegdheid: rechtbank is gespecialiseerd in bepaalde materie en dus bevoegd voor bepaald domein v/h recht - Territoriale bevoegdheid: voor dezelfde materie zijn verschillende rechtbanken bevoegd, die verspreid zijn over het land Gerechtelijke rechtscolleges - Belangrijk schema - Vredegerecht = de meest nabije rechter - Jouw zaak komt altijd voor het eerst binnen bij een rechtbank (behalve bij assisenhof, waar je wel direct bij een hof binnenkomt) - Hoven spreken zich altijd pas in beroep over een zaak uit Kantons = verzameling van gemeenten of stuk v/e grote stad - Van de vredegerechten heb je er de meeste van (meest nabije rechters) → hier kan je terecht voor kleine geschillen en heb je ook niet noodzakelijk een advocaat voor nodig - Bijzondere bevoegdheid = de rechtbank van eerste aanleg kan zich hierover uitspreken als die dat wil doen - Exclusieve bevoegdheid = enkel de vrederechter kan zich hierover uitspreken (hier kan zaak in eerste aanleg enkel door vrederechter beoordeeld worden) - Rechtbank van eerste aanleg kan zaken in beroep aannemen Arrondissementen = Vallen ruwweg samen met de provincies politierechtbank - Politierechtbank (strafrechtbank) is alleen zetelende rechter - OM is hier ook aanwezig - BHV: Brussel-Halle-Vilvoorde - Politierechtbank is bevoegd voor overtredingen (behoort dus tot strafzaken) - Burgerlijke zaken die vasthangen aan strafzaken (bv. spookrijder botst met auto bewust teen auto van uw ouders, ze sterven en je hebt dus schade want je kan uw studie niet betalen en je kan hier schadevergoeding vragen) - Politierechter zetelt alleen (zowel burgerlijk als strafrechtelijk) - Je kan altijd in beroep gaan hier Rechtbank van eerste aanleg - Je kan met alles naar de rechtbank in eerste aanleg gaan tenzij een andere rechtbank exclusief bevoegd is (bv. voogdij is exclusief bevoegd voor vrederechter) - Binnen een rechtbank van eerste aanleg wordt uw zaak uiteindelijk naar een bepaalde kamer doorverwezen - Een misdaad kan soms in correctionele rechtbank behandelt worden (correctionaliseren) → misdaad wordt omgezet in wanbedrijf - Kinderen berechten gebeurt in de jeugdrechtbank en het is uitzonderlijk dat dit voor de strafrechtbank komt maar kan wel - Correctionele rechtbank = bevoegd voor beoordeling en bestraffing van wanbedrijven en gecorrectionaliseerde misdaden en voor het hoger beroep tegen strafrechtelijk uitspraken v/d politierechtbank - Strafuitvoeringsrechtbank: staat in voor de wijze waarop straffen worden uitgevoerd - Familie – en jeugdrechtbank: bevoegd voor zaken waarin minderjarigen in gevaar zijn en waarin minderjarigen strafbare feiten hebben gepleegd - Op dit niveau zit ook de kortgedingrechter: iets dat dringend afgehandeld moet worden kan hier gebeuren Kort geding = voorzitter v/d rechtbank van eerste aanleg moet recht spreken in kort geding → snelle procedure waarbij voorzitter in urgente gevallen dingende en voorlopige maatregelen kan nemen zonder zich over de grond v/d zaak uit te spreken Arbeidsrechtbank = bevoegd voor geschillen tussen werkgevers en werknemers - Arbeidsauditeur = Vertegenwoordiger v/h OM - lekenrechters: zijn geen juristen maar een beetje vertegenwoordigers v/h volk - Bv. Collectieve schuldenregeling = je kan uw schulden niet meer betalen dus rechter gaat die bevriezen en een afbetalingsplan voorleggen Ondernemingsrechtbank - Gaat geschillen tussen ondernemingen beslechten - Lekenrechters: zijn hier ondernemers - ER IS GEEN ONDERNEMINGSHOF → dus als je in beroep gaat dan kom je terecht bij het hof van beroep Assisenhof - Misdaden die niet gecorrectionaliseerd worden - Tegen een zaak in assisen is GEEN beroep mogelijk maar je kan wel in cassatie gaan Hof van beroep - 1 of 3 raadsheren - Als het een strafzaak is dan wordt het OM vertegenwoordigd door procureur-generaal v/h hof van beroep - Zit op niveau v/h rechtsgebied → niveau boven de arrondissementen - Je kan niet in beroep gaan tegen beslissing v/h hof van beroep want hof van beroep herbekijkt zaken en is dus 2e aanleg Arbeidshof - Ontvangt zaken in beroep van arbeidsrechtbank - Afhankelijk van type zaak zijn het 1 of 3 magistraten - Lekenrechters arbeidshof = Vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers - Sociaal strafrecht komt hier terecht - Een arrest v/h arbeidshof kan je ni

Use Quizgecko on...
Browser
Browser