Document Details

SmartestHyperbole3539

Uploaded by SmartestHyperbole3539

Arteveldehogeschool

Tags

human ear anatomy hearing system audiology physiology

Summary

Deze samenvatting beschrijft de structuur en functie van het menselijk gehoororgaan. De tekst behandelt de verschillende onderdelen van het gehoor, zoals het buitenoor, middenoor en binnenoor, en beschrijft de rol van de haarcellen en zenuwen in de verwerking van geluidssignalen.

Full Transcript

Toegepaste anatomie en fysiologie Mediaal: naar het midden toe -> -> lateraal: weg van het midden Middenlijn Craniaal/ superior BOVEN ONDER...

Toegepaste anatomie en fysiologie Mediaal: naar het midden toe -> -> lateraal: weg van het midden Middenlijn Craniaal/ superior BOVEN ONDER Inferior/ caudaal ACHTER RUG BUIK VOOR posterior dorsaal Ventraal anterior BINNENKANT BUITENKANT Intern extern 1 Toegepaste anatomie en fysiologie Doorsneden (horizontaal) GEHOOR 1. Perifeer gehoororgaan o Dit omvat het buitenoor, middenoor en binnenoor. Het buitenoor vangt geluid op en leidt het via het trommelvlies en de gehoorbeentjes in het middenoor naar het binnenoor, waar het slakkenhuis (cochlea) de geluidsgolven omzet in elektrische signalen. Deze signalen worden vervolgens via de gehoorzenuw naar de hersenen gestuurd. 2. Centraal gehoororgaan o Dit verwijst naar de hersengebieden die betrokken zijn bij de verwerking van geluid, zoals de auditieve cortex in de temporale kwab. Hier wordt geluid geïnterpreteerd en herkend, zoals bij spraak, muziek en omgevingsgeluiden. De auditieve cortex zorgt voor de bewuste waarneming van geluid en speelt een rol in het verwerken van complexe geluidspatronen. → waar visuele (rood) en auditieve cortex (blauw) (integratie) samenkomen (groen) 3. Centrale auditieve banen o Dit zijn de zenuwbanen die het geluidssignaal vanuit het perifere gehoororgaan naar het centrale gehoororgaan vervoeren. Deze banen omvatten verschillende schakelpuntjes in de hersenstam (zoals de cochleaire nucleus, de bovenste olijfkern en het colliculus inferior) en in de thalamus (mediale geniculate nucleus). De banen dragen bij aan de eerste verwerking van geluid en helpen bij functies zoals het lokaliseren van geluid en het onderscheiden van verschillende geluiden. Ligging gehoorgang 2 oorschelpen → start gehoorgang = os temporale 2 Toegepaste anatomie en fysiologie Het oor Het auditief systeem: het uitwendig oor, middenoor, binnenoor (perifeer ) en het centraal auditief systeem (→ centrale gehoorgang en centrale auditieve banen) 1. Het buitenoor Oorschelp: Vangt geluidsgolven op en leidt ze naar de gehoorgang. Gehoorgang: Een buisje dat geluid naar het trommelvlies brengt. Trommelvlies: Trilt als reactie op geluidsgolven, wat het geluid doorstuurt naar het middenoor. 2. Het middenoor Gehoorbeentjes: Drie kleine botjes (hamer, aambeeld en stijgbeugel) versterken de trillingen van het trommelvlies en brengen deze over naar het binnenoor. Buis van Eustachius: Zorgt voor drukregulatie tussen het middenoor en de buitenlucht, wat belangrijk is voor een goede geluidswaarneming. 3. Het binnenoor Slakkenhuis (cochlea): Een spiraalvormig orgaan gevuld met vloeistof en haarcellen. De vloeistoftrillingen stimuleren de haarcellen, die geluidsgolven omzetten in elektrische impulsen. Haarcellen: Sensorische cellen die de mechanische bewegingen omzetten in zenuwimpulsen. Auditieve zenuw (nervus cochlearis): Stuurt de elektrische signalen van de haarcellen naar de hersenen, waar deze als geluid worden waargenomen. 3 Toegepaste anatomie en fysiologie Het uitwendig oor (buiten oor) → geluids-/transmissiemechanisme → onderdeel trechter Bestaat uit: - De oorschelp ➔ Heeft geen spieren ➔ Wel spieren en ligamenten voor aanhechting ter hoogte van de schedel ➔ Wel kraakbeen en bindweefsels voor stevigheid en vorm Afwijking: o Bloemkooloor (cauliflower ear) : Als je het kraakbeenvlies kapot scheurt = (bloeduitstorting) vermijd o Microtie: een klein en misvormt buitenoor isotretinoïne bij de o Anotie: geen oor => Oorzaak: bloedvatproblemen zwangerschap o Tumoren: meestal bij mannen door te veel bloestelling aan de zon Functie: o trillingen opvangen en energie samenbrengen bij gehoorgang Onderdelen van de oorschelp: o Heeft haartjes in begin (meer naar buiten) - De uitwendige gehoorgang: Functie; o resonantie ( een gedwongen trilling) → meetrillen bij frequentie o Meetrillen (resonantie), het heeft een resonantiefrequentie waarop de gehoorgang het liefste trilt en er is dan een natuurlijke frequentie/boost → interessante frequenties → geluid van 2000-3000hz blootstellen aan ons oor, is de ideale frequentie om spraak te gaan discrimineren → worden natuurlijk versterkt → buitenoor staat bij tot het beter spraak verstaan - Het trommelvlies (scheiding tussen uitwendig oor en het middenoor) Meatus acousticus externus = uitwendige gehoorgang Porus acousticus externus = opening gehoorgang dikke huidlaag met kraakbeen erover dunne huidlaag met bot eronder (bot is vanaf deel ‘’te diep met oorstokje’’) 4 Toegepaste anatomie en fysiologie verloop gehoorgang Lateraal: oorschelp Mediaal: trommelvlies dieper buitenkant Schema uitwendige gehoorgang Kraakbenig gedeelte van de gehoorgang (50%) Benig gedeelte van de gehoorgang (50%) = Pars fibro-cartilaginea = Pars ossea Lateraal deel (hieruit kunnen ziektes ontsnappen), Mediaal deel (rotsbeen): bloedverlies of deel aan de zijkant hersenvocht = alarm , diepst gelegen Voortzetting kraakbeen en bindweefsel uit oorschelp Huidweefsel wordt dunner en dunner Oorsmeer Gevoelig oorsmeerklieren Geen haartjes = probleem voor oorsmeer Haartjes Minder tot geen ruimte voor oorsmeerkieren →indien otoscopie: oor omhoog en naar achteren trekken om gehoorgang te visualiseren (recht) Oorsmeer functie: gehoorgang soepel houden 5 Toegepaste anatomie en fysiologie Huid en huidskleur - Huidcellen met kern (DNA= erfelijk materiaal) - Melanocyten: daar moet DNA beschermt worden aanmaak: melanine: korrels die kleurpigment hebben, ligt boven op DNA => als je bruin ziet is dat DNA beschadigd afwijkingen: - melano: moedervlek met snelle uitzaaiing - baso: niet te genezen wondje door te veel UV-straling - spino: te veel UV-licht Middenoor → geluidsmechanisme Holte gevuld met lucht in het rotsbeen functie: o geleidingsmechanisme: overdracht(transmissie) geluid naar binnenoor o impedantie-aanpassing van het middenoor bij de overgang naar vloeistof (richting binnenoor) verliest de akoestische trilling een energie van ong 30dB, er is dus een compensatie op 2 manieren (zodat geluid in binnenoor even luid is): ▪ hefboomwerking (van beentjesketen) →met kleine beweging over lange afstand toch grote massa verplaatsen →hoe ze roteren tegenover elkaar = hefboom = natuurlijke versterking geluid naar ovale venster →middenoor is zo gebouwd en scharniert in elkaar dus je kan extra kracht geven naar je binnenoor roos = trommelvlies blauw= maleus rood = incus groen = stapes ▪ oppervlakteverhouding (trommelvlies vs ovale venster) →trilling heeft bepaalde energie dat geluid uitoefent op trommelvliesje → kracht komt veel groter uit op kleiner opp. → E trommelvlies< E ovale venster omdat dat geprojecteerd wordt op kleinere opp.  Opp.TV ovale venster: x 17  Hefboom beentjesketen: x 1.3  Geluidsdruk t.h.v. ovale venster: x 22  Ongeveer 27dB o Bescherming cochlea ▪ Stapediusreflex bij 80 à 90 dB boven drempel ▪ Hoge latentietijd ▪ Uitputbaar ▪ Enkel bij lage frequenties  Niet echt bescherming, want het gaat om reflex  We hebben ook natuurlijke besch. → musculus stapedius trekt samen bij luid geluid en zo wordt de stijgbeugel uit ovale venster getrokken (minder trillingen) o ossiculaire keten versterkt geluidstrillingen van trommelvlies 6 Toegepaste anatomie en fysiologie o spieren kunnen gehoorbeentjes verankeren en zo luide geluiden verankeren en gehoor beschermen → beschermen cochlea o Buis van Eustachius reguleert luchtdruk → essentieel voor goede werking trommelvlies Trommelholte met gehoorbeentje (4-5-6) Trommelvlies (3) Buis van Eustachius (7) Mastoïdholten (niet op tek.) Bestaat uit: - de trommelholte met gehoorbeentjes → 3 : = ossiculaire keten hamer (malleus) → trilt mee met geluid aambeeld (incus) stijgbeugel (stapes) → verbonden met ovale venster, zet trillingen om in drukgolf in vloeistof cochlea en zo worden trillingen in zenuwimpuls omgezet ➔ geleiden geluidtrillingen van trommelvlies naar binnenoor Onderdelen malleus Onderdelen incus onderdelen stapes 7 Toegepaste anatomie en fysiologie →voorzijde Mediale wand = scheiding midden- en binnenoor Rechter oor, sag. Doorsnede, lateraal - het trommelvlies → natuurlijke scheiding tsn buiten en- middenoor, hangt vast aan gehoorbeentje einde MAE dun trechtervormig beweeglijk Posterior anterior - de mastoïdholten = luchthoudende cellen net boven en achter trommelholte staat in nauw contact met hersenvliezen onderdeel temporaal bot, voelbaar achter oorlel functie: o reguleren druk in middenoor zodat trommelvlies optimaal kan trillen o infecties voorkomen door lucht vast te houden o bufferfunctie: plotselinge veranderingen (luchtdruk) opvangen 8 Toegepaste anatomie en fysiologie - de buis van Eustachius (tuba auditiva) : verbindt de trommelholte (middenoor) met nasopharynx. (verbinding oor en keelholte) De buis is meestal gesloten (rust) door elastisch kraakbeen ter bescherming van het middenoor. Geopend bij geeuwen, kauwen en slikken dient voor de druk in het middenoor gelijk te houden met de luchtdruk in de buitenwereld. ➔ Verloop: Van Laterale zijde midden, net achter trommelvlies naar nasofarynx (net achter neusholte) Buis loopt schuin naar beneden naar achteren →mediaalwaarts, voorwaarts (van oor naar keel), neerwaarts (leus ligt lager dan oor) → bij kinderen horizontaal (daarom gevoelig aan middenoorontstekingen De 2 middenoorspieren: musculus stapedius (betr. tot stijgbeugel) o bezenuwd door nervus facialis o ligging: komt middenoor binnen langs posterieure wand en hecht aan ter hoogte van caput stapedius musculus tensor tympani (betrekking tot spanning (tensor) trommelvlies) o Bezenuwd door nervus trigeminus o Ligging: oorsprong benige wand van buis van Eustachius en aanhechting ter hoogte van manubrium → beschermen het gehoor door harde geluiden te dempen. Ze werken via de acoustische reflex om schade aan het binnenoor te voorkomen. De stapedius beperkt de beweging van de stijgbeugel bij harde geluiden en bij contractie wordt de stapes in een meer posterieure positie gebracht, terwijl de tensor tympani het trommelvlies strakker trekt om het gehoor te beschermen en interne geluiden te verminderen. Functie: dempen van de bewegingen van de ossiculaire keten Heeft 6 wanden: (sommige belangrijke structuur) 1. Bovenwand (tegmen tympani): scheidt het middenoor van de schedelholte. 2. Onderwand (jugulaire wand): grenst aan de halsader. 3. Voorwand (carotische wand): ligt bij de halsslagader en bevat de opening voor de buis van Eustachius. 4. Achterwand (mastoidwand): leidt naar het mastoïd, een botuitsteeksel achter het oor. 5. Binnenwand (labyrintwand): grenst aan het binnenoor en bevat het ovale en ronde venster. 6. Buitenwand (trommelvlieswand): gevormd door het trommelvlies en grenst aan de gehoorgang. 9 Toegepaste anatomie en fysiologie Middenoor → binnenoor = spel der vensters hier begint ovale venster (ingang slakkenhuis in ons binnenoor) hier eindigt ronde venster vloeistof zorgt ervoor dat vliesje wordt weggeduwd Binnenoor → perceptiemechanisme = Auris interna Gehoororgaan + evenwichtsorgaan gelegen in rotsbeen, in pars petrosa Benig labyrint Crus commune gemeenschappelijk benig deel Top van de benige cochlea = behuizing echte gehoororgaan(lijkt op slakkenhuis) = cupula modiolus =waarrond slakkenhuis draait 10 Toegepaste anatomie en fysiologie Cemi-circulaire kanalen zijn onderdeel van het evenwichtsorgaan en monden uit in eivormige structuur (vestibulum) Waar cemi-circulaire kanalen samenkomen = ampulla = verdikking Iedere ampulla heeft andere naar gelang welk semi-circulair kanaal er uitmondt vb: anterieur kanaal = ampulla ossea anterior Cochlea in 2 kanalen verdeeld Bovenste , stijgende gang (aan ovaal venster) : scala vestibuli Onderste, dalende gang (eindigt aan rond venster) : scala tympani verdeeld dun beenplaatje = lamina spiralis ossea →loopt niet tot einde, maar iets onder de top (capula) waar beide gangen samenkomen omdat de beenplaat daar niet meer verdeeld = helicothrema scala vestibuli en scala tympani zijn met perilymfen gevuld basaal: hoe meer naar onder in de cochlea apicaal: hoe meer naar de top van de cochlea Vliezig labyrint Neemt vorm van benig labyrint aan Vb: canalis semicurularis posterior wordt ductus (= gang) semicurularis posterior 11 Toegepaste anatomie en fysiologie Eivormige structuur (vestibulum), waar kanalen uitmonden, heeft ook zakvormige structuurtjes → sacculus en utriculus (4 en 14 op vorige tekening), ze zijn met elkaar gelinkt door de ductus utruculo sacularis Saccus endolyphaticus = orgaantje dat ervoor zorgt dat er overtollige endolympfen worden opgenomen → staat in verbinding met het hele vliezige labyrint door de ductus utriculosaccularis Benig labyrint Vliezig labyrint Beenachtige kanaaltjes en kamertjes Vliezige structuur Gevuld met perilymfe Gevuld met endolymfe Scala tympani en scala vestibuli Ductus cochlearis (media) 12 Toegepaste anatomie en fysiologie Gehoororgaan Cochlea Scala tympani eindigt in ronde venster (fenestra cochlea) → is afgesloten met dun membraampje, daarachter zit trommelholte Verloop cochlea: o Ovale venster → ronde venster Extra derde kanaaltje in cochlea: o Ductus cochlearis (of scala media) → zit scala vestibuli, in vliezig labyrint, want bevat endolymfen Gehoororgaan – ductus cochlearis 3 wanden waardoor scala media (ductus cochlearis) door omringd wordt: o Mediale wand = membraam van Reissner (zeer dun) of membrana vestibuli →scheiding tussen scala vestibuli en scala media o Onderwand = lamina basilaris of basilair membraam + lamina spiralis (ossea) → scheiding scala tympani en scala media o Laterale wand (zijwand) met daarin stria vascularis (aanmaak endolymfen) = ligamentum spirale Basilair membraam loopt effectief door tot het einde van de cochlea (onderaan scala media als verlengde van de lamina spiralis ossea) Lamina = plaat (lamina spiralis ossea), is GEEN ligament(um) Gehoororgaan – orgaan van Corti (OvC) Op het basilair membraam ligt het orgaan van Corti (rusten de haarcellen) Er liggen zintuigcellen en haarcellen (inwendige en uitwendige) Centraal deeltje van het orgaan bestaat uit 2 rijen stereocilia (dragende zintuigcellen) Inwendige en uitwendige haarcellen worden door pilaarcellen gescheiden Haarcellen worden door steuncellen omringd Ruimte tussen de pilaarcellen noemt men de tunnel van Corti Vult scala media van basis tot apex haarcellen → zenuwvezels → afferente banen Zenuwcellen verzamelen in ganglia spirale in de modiolus Bestaat uit: Haarcellen met cilia (haartjes): gaan synapsen vormen samen met de zenuwvezels om info door te geven o Inwendige: 1 rij(rechte lijn) o Uitwendige: meestal in groepen van 3 rijen (v-vorm) Steuncellen o Onder de uitwendige haarcellen (spec. Bouw) = cellen van Deiters o Lateraal van haarcellen = cellen van Hensen o Pilaarcellen: in- en uitwendige haarcellen scheiden 13 Toegepaste anatomie en fysiologie Zenuwcellen (van de nervus cochlearis) : bevinden zich aan de basis van de haarcellen tectoriaal membraam: dakmembraan bovenop haarcellen Membrana reticularis/lamina reticularis : delicaat membraan (heel dunne plaat) dat alle haar- en steuncellen samenvoegt en onmiddellijk rust op orgaan van corti o Doel: steun geven aan de topjes van de haarcellen (steriocilia van de inwendige en uitwendige haarcellen) Gehoororgaan – innervatie cochlea Zenuwvezeltjes van de nervus cochlearis aan de onderkant van de haarcellen, lopen eerst naar de ganglion spirale (= soort schakelcentrum in de as van de cochlea), daar lopen alle zenuwvezels samen en vormen daar grote bundels, die bundels komen samen en vormen een zenuw (nervus cochlearis) Werking gehoororgaan Perceptiemechanisme (binnenoor) 1. Akoestisch signaal (→ trilling in buiten- en middenoor) 2. Fysiologisch signaal (→ binnenoor zet akoestisch signaal om) 3. Bewuste waarneming van geluid (→fysiologisch signaal wordt naar het centrale zenuwstelsel overgebracht) Fysiologie van het gehoor Stapes (stijgbeugel) beweegt met voetplaat in het ovale venster Er is dus een golfbeweging in de vloeistof van de cochlea dus de vloeistof gaat bewegen (van basis tot apex) Het basilair membraan gaat bewegen door de trilling ban de perylimfen Orgaan van corti gaat dus ook op en neer bewegen en die beweging detecteren en gaat dan het signaal doorgeven aan de zintuigcelletjes In het begin is er een minimale uitwijking en die wordt maximaal aan de hand van de frequentie van het geluid 14 Toegepaste anatomie en fysiologie Beweging van stapes in het ovale venster → basilair membraam gaat naar beneden bewegen = compressie factor/fase → basilair membraam beweegt naar beneden ((ionenstroom wordt kleiner, spanning in de luchtstroom wordt lager, depolarisatie (van de haarcel))) → frequentie van de prikkels die worden doorgegeven zal afnemen Als de stapes (voetplaat) uit het ovale venster gaat → basilair membraam gaat naar boven bewegen = rarefactie fase → geeft afbuiging richting lange haartjes ((ionenstroom wordt groter en haarcel hyperpolariseert)) →de prikkels die gegeven worden gaan toenemen (A) → beweging van basilair membraam naar boven, richting de scala vestibuli (bovenste gang) zorgt ervoor dat dakmembraan (tectoriaal membraam) ten opzichte van de lamina reticularis doen schuiven in richting van de uitwendige haarcelletjes (B) → basilair membraam in rust (C) →compressie fase, basilair membraam gaat naar beneden richting scala tympani en er is een afbuiging richting de kortste haren Fysiologie van het gehoororgaan – perceptiemechanisme (samenvatting) Hoe werkt dat perceptiemechanisme? Geluid wordt via geleidingsmechanisme doorgegeven aan de stapes (voetplaat) Voetplaat beweegt in en uit de cochlea Door de beweging van de stapes in dat ovale venster van de cochlea, zou het basilair membraam bewegen en dus ook het orgaan van corti De haarcellen worden zo gestimuleerd, ze gaan afbuigen naar een bepaalde richting en zo worden er prikkels gegeven aan de hersenen = via de afferente zenuwbanen Zo kunnen ze geluid waarnemen Fysiologie van het gehoororgaan – frequentieanalyse De cochlea voert een frequentieanalyse uit op het geluid als het binnenkomt (laag of hoogfrequent) Wij weten of het laag of hoogfrequent is omdat de cochlea de theorie heeft van de golf van Von Békésy → plaats van de maximale beweging is afhankelijk van de gebruikte frequentie, want die trilling zorgt ervoor dat we een maximale beweging hebben op een bepaald punt Afhankelijk van de fresuentie die aangeboden wordt, zullen er bepaalde haarcellen verantwoordelijk zijn voor het doorgeven van informatie naar de hersenen 15 Toegepaste anatomie en fysiologie Fysiologie van het gehoororgaan – plaatstheorie Ieder haarcel in de cochlea zal gestimuleerd worden door een bepaalde frequentie = tonotopische organisatie → gevolgd in centraal auditieve banen → basilair membraam is daar op aangepast: * begin (basis) = zeer smal (kleine massa) en stijf = hoge frequentie * einde (apex), meer apicaal = breder (grote massa) en slapper = kan de energie van de lage frequentie aan Basilair membraam is verlengde van laminas spirales ossea Naast beenplaat (scala media) ligt het basilair membraam om verdeling tsn bovenste en onderste gang in cochlea duidelijk te maken → dun, smal en stijve plaat Hoe meer apicaal, hoe breder en slapper Fysiologie van het gehoororgaan – analyse van geluidsniveaus Wat is het niveau van de stimulus? Kan discrimeneren tot op bepaald decibel: geluid waarnemen → 2 mechanisme 1) Hoe luider een geluid is, hoe groter de trilling wordt doorgegeven en hoe groter de trilling van het basilair membraam → meer zenuwprikkels en info naar de hersenen → Grotere amplitude van de golfbeweging: frequentie van AP thv neuronen stijgt 2) Hoe luider het geluid is, hoe meer haarcelletjes er worden geactiveerd → Activatie van groter aantal haarcellen Fysiologie van het gehoororgaan – beengeleiding Geluid wordt door oorschelp opgevangen en via middenoor naar binnenoor en zo over centraal auditieve banen richting de hersenen (auditieve cortex) De cochlea kan ook gestimuleerd worden door de schedel in trilling brengen → schedelbeenderen laten trillen → geluid horen en waarnemen BG = stimulatie cochlea door trilling schedel(beenderen) → geluid gaat niet passeren via binnen- of middenoor → mensen met probleem in buiten- of middenoor vb: oorontsteking gaan via beengeleiding veel beter horen dan via luchtgeleiding = feedbacksysteem: - Controle eigen stem - Controle eigen spraak 16 Toegepaste anatomie en fysiologie Fysiologie van het gehoororgaan – occlusie-effect OE = trilling door BG: Luider als MAE afgesloten is Gehoorgang is opgebouwd dat lage frequenties naar buiten kunnen lekken →STEL: gehoorgang afsluiten = hoor je het luider, want kan niet naar buiten = gevolg van beengeleiding Evenwichtsorgaan – sacculus en utriculus Macula: - Sacculi - Utriculi - Zintuig- en steuncellen Uitleg: Zintuigcellen zijn omgeven door steuncellen en hebben kleine haarcelletjes die ingevet zijn door gellatulose massa Op de massa liggen evenwichtsteentjes (otolieten) → vanaf lichaam beweegt, bewegen de evenwichtsteentjes ook ten opzichte van de macula De evenwichtsteentjes krijgen door de beweging van onze haarcellen eigenlijk info over de stand van ons hoofd is in een bepaalde beweging lichaamsoriëntatie tov zwaartekracht lineaire bewegingen o otolieten beweging tov de maculae o afbuiging ciliae uitleg: wij kunnen via onze hersenen voldoende info hebben over hoe ons hoofd staat of ons lichaam georiënteerd is ten opzichte van de zwaartekracht onze sacculus en utriculus staan in voor informatieverwerking van lineaire bewegingen vb: hoofd naar voor of achteren bewegen → geven dan info door aan hersenen hoofd rechtop: hoofd neutraal steentjes voeren bepaalde druk uit op zintuigen want macula en utriculus liggen horizontaal, de otolieten van de utriculus zullen trekken aan de haarcellen en afbuigen en dat komt omdat de macula van de sacculus verticaal ligt bij normale stand van het hoofd evenwichtsorgaan – semicirculaire kanalen ampulla crista ampullaris ook zintuig- en steuncellen in halfcirkelvormige kanalen → in verwijding van de benige kanalen (ampulla) zintuigcellen zijn ook omgeven door steuncellen en bevatten haarcellen die in de cupulla zijn ingevet → massa waar haarcellen inzitten 17 Toegepaste anatomie en fysiologie Evenwichtsorgaan – crista ampullaris detecteren van rotaties verandering van de hoofdstand o beweging EL + cupula o afbuiging van ciliae uitleg: bij beweging van hoofd → rotaties → van links naar rechts vliezig labyrint met endolymfen zorgt ervoor als je beweegt met je hoofd, de vloeistof ook mee beweegt → de capula beweegt ook mee → haarcellen bewegen ook want zitten in cupula → door het bewegen gaat er info gegeven worden naar de hersenen evenwicht = centraal integratieproces Evenwicht = integratie van - visuele - vestibulaire - proprioceptieve informatie coördinatie thv cerebellum bewaren en bewustzijn van positie in de ruimte uitleg: bij bepaalde hoofdbewegingen activeer je het vliezig labyrint dus de endolymfen voeren de druk uit en daar zitten de haarvelletjes en zintuigvelletjes in gaat het over de sacculus of de utriculus dan is de gelatineuse massa van de macula belangrijk gaat het over de halfcirkelvormige kanalen dan is de massa doe belangrijk is de crista ampulares massa’s bewegen = haarcellen bewegen en elektrofysiologische info wordt doorgegeven want dat veranderd van de haarcellen en zo worden de elektrische prikkels via de zenuwbanen van de hersenen gegeven afhankelijk van de info die ze krijgen weten de hersenen welk evenwichtsorgaan ze info hebben ontvangen en over welke het dus gaat en op vlak daarvan kunnen we de bewegingen in elk vlak van de omgevingen detecteren niet alleen een goed evenwichtsorgaan is belangrijk voor een goed evenwicht, evenwicht is ook integratie van het vestibulaire, maar is ook visueel goed voor nodig en daarnaast ook de proprioceptieve info die je krijgt (=hoe je staat) vanaf dat 1 van de 3 wegvalt kunnen er evenwichtsproblemen ontstaan → je bent dan voorzichtiger,… 18 Toegepaste anatomie en fysiologie vestibulo-spinale reflexen: stabiele houding →stabilisatie van de lichaamshouding: uitvoeren van doelgerichtere handelingen Vestibulo-oculaire reflex: stabiele blik →blikstabiliteit: duidelijk zicht, ook tijdens hoofdbewegingen Uitleg: VOR = zorgt voor blikstabiliteit → je stapt en kijkt naar iets en dit zorgt ervoor dat je een voorwerp duidelijk ziet →belangrijk om evenwicht te behouden →belangrijk voor stabiele houding = VSR → we bewegen en bepaalde spieren worden aangestuurd → goede houding Herhaling: Binnenoor bestaat uit benig labyrint met daarin vliezig labyrint en dat bestaat uit verschillende onderdelen: gehoororgaan en evenwichtsorgaan Cochlea is verdeeld in 3 gangen: 2 met perylimfen (scala vestibuli en tympani) en 1 met endolymfen (scala media) Verdeling van gangen gebeurd door de lamina spirales ossea en het verlengde ervan is het basilair membraam Evenwichtsorgaan bestaat uit 2 onderdelen: 1) Vestibulum (eivormige structuur) 2) Halfcirkelvormige kanalen In vestibulum zit utriculus en de sacculus (2 zakjes in vliezig labyrint) → in de 2 zakjes zitten macula in de wand en daarin zitten de zintuig- en steuncellen begrippenlijst Auris externa Uitwendig oor Auricula (pinna) Oorschelp 3 lagen: - Huid (huidweefsel) - Subcutaan weefsel (onderhuid) - Perichondrium (kraakbeen) + elastisch kraakbeen 19 Toegepaste anatomie en fysiologie Meatus Uitwendige gehoorgang acusticus externus Nervus facialis Aangezichtszenuw - Zorgt voor de motoriek van het gelaat - Afwijking: uitval = CVA: de zenuw werkt niet meer en de zwaartekracht doet zijn werk Auris me Het middenoor dia Os petrosum/ rotsbeen pars petrosa Cavitas De trommelholte (voorstelling: een box met 6 wanden) tympanum Is een lucht houdende 1. Vena jugularis holte gelegen in het 2. Ovale en ronde venster rotsbeen 3. Promontorium (= uitstulping) 4. Nervus facialis 5. Arteria caroticus 6. Opening van buis van eustachius Ossicula auditus Gehoorbeentjes Membrana Het trommelvlies tympanica Cellulae De mastoïdholten mastoideae Tuba auditiva De buis van Eustachius Ossiculaire keten 20 Toegepaste anatomie en fysiologie malleus Hamer - Caput mallei - Manubrium mallei incus Aambeeld - Corpus incudis - Crus breve - Crus longum - Processus lenticularis stapes Stijgbeugel caput - Caput stapedis - Basis stapedis - Crus anterius/poserius Auris interna binnenoor Cochlea (Eigenlijke ) gehoororgaan scala vestibuli Bovenste gang cochlea (aan ovaal venster) Stijgende gang scala tympani Onderste (aan rond venster) Dalende gang 21 Toegepaste anatomie en fysiologie Lamina spiralis Dun beenplaatje dat ossea cochlea in 2 kanalen verdeeld helicothrema Waar scala vestibuli en scala tympani samenkomen Sacculus en Zakvormige structuurtjes utriculus in vestibulum (eivormige structuur) Saccus orgaantje dat ervoor zorgt endolyphaticus dat er overtollige endolympfen worden opgenomen Ductus Derde kanaaltje in cochlearis cochlea (in vliezig labyrint) (media) (in scala vestibuli), waar endolympfen doorlopen stria vascularis Maakt endolymfen aan Pilaarcellen Scheiden inwendige en uitwendige haarcellen Tunnel van Corti Ruimte tussen pilaarcellen Cellen van Steuncellen onder Deiters uitwendige haarcellen Cellen van Steuncellen lateraal van Hensen haarcellen Tectoriaal Dakmembraan bovenop membraam haarcellen Membrana / delicaat membraan dat lamina reticularis alle haar- en steuncellen samenvoegt Ganglion spiralis soort schakelcentrum in de as van de cochlea vestibulo-spinale stabilisatie van de reflexen: stabiele lichaamshouding: houding uitvoeren van doelgerichtere handelingen Vestibulo- blikstabiliteit: duidelijk oculaire reflex: zicht, ook tijdens stabiele blik hoofdbewegingen 22 Toegepaste anatomie en fysiologie Centraal auditieve banen Centraal gehoororgaan Vanaf verbinding tussen perifeer gehoororgaan en hersenschors = centraal auditieve banen We hebben afferente en efferente zenuwbanen Vanaf dat de prikkel/signaal via gehoorzenuw richting auditieve cortex wordt doorgegeven, spreken we van centraal gehoororgaan Centraal auditieve banen Nervus vestibulocochlearis = 8ste craniale zenuw o Gehoor en evenwichtszenuw (bevat zenuwvezels uit cochlea en evenwichtsorgaan) o Nervus cochlearis en nervus vestibularis komen daar samen o Info over evenwicht en gehoor worden daar naar de hersenen gelid Verbinding perifeer gehoororgaan en hersenschors wordt door de centraal auditieve banen gemaakt. Centraal auditieve banen worden onderverdeeld in afferente en efferente banen. Afferente auditieve banen Voeren prikkels van perifeer naar centraal zenuwstelsel → van cochlea naar hersenen Inwendige haarcellen voorzien 95% van de afferente info Maar 5 % van onze uitwendige haarcellen geven info, ookal zijn er hier meer van Per IHC: 10-18 zenuwcellen Synaps thv basis van HC Cellichamen van zenuwvezels → ganglion spirale STATIONS (van perifeer naar centraal) Vanaf de haarcel, gaat er een prikkel naar de ganglion spirale Nuclei cochleares o Dorsales → lemniscus laterale (rechtstreeks) o Ventrales → nucleus superior olivaris (eerst nog langs hier, dan pas naar volgende)→lemniscus laterale Colliculus inferior Corpus geniculatum mediale Auditieve cortex o Temporale kwab ▪ Bovenzijde gyrus temporalis superior ▪ Primaire auditieve zones+ associatieve gebieden 23 Toegepaste anatomie en fysiologie Geluid vanuit rechterkant, wordt links gesignaleerd in hersneen en omgekeerd (is zo bij alles) → rechterlichaam wordt door de linker hersenpan bestuurd Efferente auditieve banen - Naar OHC - Worden gevormd door de olivocochleaire bundel en die info gat rechtstreeks naar de uitwendige haarcellen - Inhiberend effect op bewegingen Uitwendige haarcellen (remmend effect) Afdalen van centraal auditief systeem naar het perifeer gehoororgaan TIP: e= weg (weg van centraal zenuwstelsel naar perifeer gehoororgaan) weg van de hersenen a= naar (van het perifeer gehoororgaan naar het centrale zenuwstelsel) Feedbackcircuit en draagt bij tot het selectief luisteren door het onderdrukken van storende en niet interessante geluiden Centraal auditieve verwerking Hoe gaan we van geluidstimnus naar waarneming gaan? Baseert zich op frequentie-analyse → tonotopische organisatie = afhankelijk van welke haarcelletjes gestimuleerd worden en dus gaan bewegen en prikkels doorgeven. → verschillende prikkels waarnemen: begin cochlea = hoge frequentie, meer apicaal = lage frequentie die we stimuleren  in de cochlea zijn de haarcellen tonotopisch georganiseerd en dat blijft in de auditieve cortex ook zo, heeft ook een bepaalde organisatie, er wordt een onderverdeling gemaakt: lage frequentie richting hoge frequentie Ook analyse van intensiteit → hoe luider een geluid, hoe groter de beweging van het basilair membraam en hoe meer prikkels er richting de hersenen worden doorgegeven Bij sommige zaken ook kijken naar interaurale verschillen (= verschillen tussen de 2 oren): De positieve effecten van binauraal horen, gebaseerd op interaurale vergelijking en fusie: Sommatie- effect o 1 oor vs 2 oren (het geeft een verschil → 2 oren = luider horen): +-3dB op drempelniveau (3dB luider horen dan met 1 oor) Lokalisatie o Input links vs input rechts ▪ LF: tijd- en faseverschillen Bij lage frequentie is het vooral de tijdsverschillen die belangrijke info gaan geven aan onze hersenen ▪ HF: intensiteitsverschillen 24 Toegepaste anatomie en fysiologie Over hoogfrequente geluiden gaat het eerde over intensiteitsverschillen vb: 1000hz links → eerder linkerkant luider binnenkomen wij hebben mogelijkheid om te weten vanwaar het geluid komt (geldt enkel als mensen een symmetrisch geluid hebben). Waarom kunnen wij lokaliseren als we een symmetrisch gehoor hebben? Omdat beperkte verschillen met tijd en intensiteit aankomen in linker- of rechteroor en op basis van die kleine verschillen kunnen oren zeggen of het van links of van rechts komt. Beter spraak verstaan in ruis o Wij kunnen ook goed spraak verstaan in ruis als we een goed gehoor hebben, zeker als we ons focussen → heeft te maken met dat lawaai ook andere akoestische kenmerken heeft dan alleen de spraak o We focussen ons dan op de spraak en de hersenen weten dat van de minder belangrijke akoestische kenmerken mogen we achterwegen laten, ook is de geluidsbron anders gelokaliseerd → het detecteren van de verschillen laat ins toe om bepaalde input te negeren (je eet dat de lokalisatie voor je is als je met iemand praat, het geroesemoes achter ons kan je laten want je focust je daar niet op) o Efferente banen geven info aan ons gehoor en zegge dat de akoestische kenmerken van ruis niet interessant zijn en dat zorgt ervoor dat het gehoororgaan luistert naar degene die spreekt Centraal auditieve verwerking – hoofdschaduweffect Geluid komt van rechts → rechts goed hoorbaar en links wat minder op te vangen ➔ Dit effect is groter bij hoge frequentie want geluid is trilling en die trilling heeft een bepaalde sinusvorm en bij hoge frequentie heeft de sinusvorm een korte golflengte (afb. B) en korte golflengte zorgt ervoor dat de trilling niet zo goed kan afbuigen langs hoofd ➔ Hoe langer de golflengte dus is, hoe lager de frequentie, hoe beter die kan afbuigen (afb. C) ➔ Lage frequentie, dan gaat het hoofdschaduweffect minder zijn STEL: links gehoorverlies: - LF : minder problemen - HF: moeilijk bij stimulatie aan ‘slechte zijde’, want buigen niet rond hoofd Centraal auditieve verwerking - binauraal horen = Met 2 oren horen → meer voordelen (lokaliseren,..) Monoauraal horen = met 1 oor horen Basisbegrippen audiometrie Toonaudiometrie (→ testen hoe goed of slecht iemand hoort): - Luchtgeleiding (LG) Koptelefoon Geluid via buitenoor naar middenoor (naar binnenoor) en prikkels naar auditieve cortex doorgeven 25 Toegepaste anatomie en fysiologie - Beengeleiding (BG) Beentriller op mastoïd (bot achter oor) Trilling doet schedelbeenderen trillen die cochlea doet trillen en direct signaal in binnenoor geeft en wordt dan via de zenuwvezels naar de auditieve cortex geleid Mastoïdholte is belangrijk voor beentjes (zien we hier ook) Basistest in audiometrie Toonaudiometrie: - Zuivere tonen aanbieden (verschillende frequenties) - Reactie van patiënt noteren op audiogram reactie van stilste geluid dat patiënt hoort= gehoordrempel en dat tekenen op audiogram Zuivere tonen = piepen → hoge pieptonen/bastonen - Koptelefoon (=LG) Volledig (perifeer) gehoororgaan wordt getest (buiten-, midden- en binnenoor) - Beentriller (=BG) Uitwendig oor en middenoor worden NIET getest, ENKEL binnenoor Tonale audiometrie Een toonaudiogram is een raster: Horizontaal: frequenties van laag naar hoog Verticaal: dBHL (hearing level) → hoe hoger het getal, hoe luider we het geluid moesten laten horen voor de patiënt iets hoorde (soort volume knopje) Rechts: rood rondje → TIP RRR (rood rechts rondje) Links: blauw kruisje Beengeleiding rechts: < Beengeleiding links : > 26 Toegepaste anatomie en fysiologie Tonale audiometrie – gehoorverlies beschrijven GRAAD o Hoe erg is het verlies? o BIAP = gem. gehoor op 500,1000,2000 en 4000Hz o Berekenen van de graad doe je zowel links als rechts afzonderlijk → daarna vergelijk je de waarde met wat je in de tabel ziet (kommagetal naar boven afronden) AARD o Waar ligt het probleem? o Transmissieverlies → probleem in geleidingsmechanisme STEL: testen met beengeleiding (geen buiten en middenoor) , dan krijg je normale beengeleiding) met koptelefoontest is er iets mis verschil: min 15dB en max 60dB o Perceptief verlies → gehoorverlies in binnenoor of verder op centraal auditieve banen = probleem in perceptiemechanisme STEL: koptelefoontest: luchtgeleiding is iets mis→ verlies en bij beentriller: beengeleiding → probleem ligt ergens vanaf binnenoor dus steeds nog probleem, drempels altijd gestoord → beide abnormaal (been en luchtgeleiding) o Gemengd verlies: in geleidings- en perceptiemechanisme (luchtgeleiding is erger probleem dan bij beengeleiding VORM (ook links en rechts apart) o Aflopende curve o Oplopende curve o Hoogfrequente curve 27 Toegepaste anatomie en fysiologie Tonale audiometrie – gehoorverlies beschrijven Andere kenmerken Waarom beschrijven we beide oren apart? ➔ Haarcellen verslijten bij oudere mensen → eerst de hoge tonen (hoogfrequent gehoorverlies = presbyacusis = ouderdom slechthorendheid) ▪ bilateraal gehoorverlies, meestal symmetrisch en perceptief van aard, niet erfelijk, niet syndromaal BEGRIPPENLIJST Ganglion spirale Zenuwcellen in de cochlea die geluidstrillingen omzetten in zenuwsignalen. Nuclei cochleares Kernen in de hersenstam die geluid verwerken. Colliculus inferior Middenhersenkern die auditieve signalen verwerkt. Corpus geniculatum mediale Deel van de thalamus dat geluid doorgeeft aan de auditieve cortex. Auditieve cortex Gebied in de hersenschors dat geluid verwerkt. Temporale kwab Deel van de hersenen dat gehoor, taal en geheugen ondersteunt Gyrus temporalis superior Deel van de temporale kwab dat betrokken is bij spraak- en geluidsherkenning. binauraal Horen met 2 oren 28

Use Quizgecko on...
Browser
Browser