Summary

This document provides a presentation on the chemistry of life, covering various topics from the structure of water molecules to the functions of lipids and proteins. It may be useful for secondary school or undergraduate students studying biological or organic chemistry.

Full Transcript

Chemie van het leven BIO 5SPWE/WEWI 1 Chemie van het leven Chemische samenstelling van organismen 96% van de lichaamsmassa – vier elementen: Koolstof (C) Waterstof (H) Zuurstof (O)...

Chemie van het leven BIO 5SPWE/WEWI 1 Chemie van het leven Chemische samenstelling van organismen 96% van de lichaamsmassa – vier elementen: Koolstof (C) Waterstof (H) Zuurstof (O) Stikstof (N) Stofwisseling: Calcium (Ca), Fosfor (P), Kalium (K), Zwavel (S), Natrium (Na), Chloor (Cl) en Magnesium (Mg) 1 Chemie van het leven Chemische samenstelling van organismen Anorganische stoffen Organische stoffen of koolstofverbindingen vaak macromoleculen ORGANISCHE STOFFEN ANORGANISCHE STOFFEN (BIOMOLECULEN) - Water - Sachariden - Eiwitten/proteïnen - Mineralen - Vetten/lipiden - Gassen - Bijzondere biomoleculen Water Lichaam = 2/3de water water zit in cellen (= intracellulair water) als tussen de cellen (=extracellulair water). Functies van water in het lichaam 1. Watermoleculen = zeer klein. Dit heeft als voordeel dat water gemakkelijk door het celmembraan gaat. 2. Water = zeer goed oplosmiddel. Veel stoffen kunnen dus oplossen in water en kunnen daardoor getransporteerd worden. 3. Water is een goede warmtebuffer goede bescherming tegen temperatuursveranderingen 4. Speelt structurele rol, geeft vorm aan de cellen Mineralen beperkte hoeveelheid in het lichaam, maar zijn onmisbaar Voorbeelden: calcium, magnesium, natrium, kalium, chloor, zwavel, fosfor, …. De functies zijn zeer uiteenlopend: structuurelementen in bv. botten en tanden (Ca, P, F), werking spieren (Na, K, Ca, Mg), onderdeel van vitaminen en hormonen graanproducten, melkproducten, noten, groenten en fruit Anorganische gassen CO2 O2 Functie: cruciale rol in belangrijke cellulaire processen Aerobe celademhaling: O2 wordt opgenomen in de cel en CO2 wordt afgegeven Fotosynthese groene planten: CO2 wordt opgenomen, O2 wordt afgegeven Organische stoffen Koolstofverbindingen (C) = organische verbinding omdat ze C (en H) bevatten als belangrijkste component Biomoleculen : sachariden, proteïnen, lipiden, nucleïnezuren en vitaminen = een groot deel van de moleculen in levende organismen Sachariden bestaan uit koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O) verhouding waterstof- en zuurstofatomen is zoals bij water Soorten:  monosachariden (=suikers)  disachariden (=suikers)  polysachariden Monosachariden = enkelvoudige suikers die bestaan uit één suikereenheid Voornaamste: glucose, fructose en galactose brutoformule is dezelfde nl. C6H12O6 Verschillende structuurformule Disachariden = twee monosachariden verbonden met elkaar Meeste voorkomende: maltose, sacharose en lactose Disachariden Twee sachariden verbonden via een covalente binding = glycosidebinding Condensatiereactie tussen twee mono- sachariden vormt een disacharide + water Afbraak van een disacharide gebeurt via een hydrolysereactie met behulp van water  spijsvertering Polysachariden ontstaan door veel monosachariden te verbinden veel energie, maar smaken minder zoet zetmeel, glycogeen en cellulose Eiwitten (=proteïnen) Binding van meerdere aminozuren 20 soorten van AZ Naargelang de volgorde en de hoeveelheid --> andere stoffen en weefsels meeste aminozuren kan je zelf aanmaken a.d.h.v. grondstoffen verkregen uit de voeding (niet-essentiële AZ) Essentiële AZ kunnen enkel via voeding opgenomen worden Sample Footer Text 15 Eiwitten (=proteïnen) Eenzelfde basisstructuur Aan het centrale C-atoom hangen: * -COOH = carboxylgroep * -R = restgroep  verschilt van AZ tot AZ * -NH2-groep of aminogroep * - H: waterstofatoom Eiwitten (=proteïnen) Eiwitten verschillen van elkaar in: 1. De lengte van de keten 2. De aanwezige soorten aminozuren 3. Het aantal van ieder soort van de aminozuren 4. De volgorde van de aminozuren (+ ruimtelijke structuur) Eiwitten (=proteïnen) Functies van eiwitten:  Vormen structuurelementen o.a. in spieren (actine en myosine)  Antilichamen voor bescherming tegen indringers  Transport van O2 en CO2 met hemoglobine eiwit  Microtubuli bestaat uit eiwit tubuline (beweging celorganellen)  Enzymen: versnellen reacties in de spijsvertering Lipiden (=vetten) Triglyceriden - fosfolipiden Meest voorkomende vetten = triglyceriden (opnemen via voeding) Functie: - energiebron - energieopslag in vetweefsel - isolatielaag - beschermen organen De vetzuren kunnen verzadigd of onverzadigd zijn Lipiden Triglyceriden Verzadigde vetzuren Maximale aantal H-atomen rond elk C-atoom Enkelvoudige bindingen Vast bij kamertemperatuur Dierlijke/verzadigde vetten Lipiden Triglyceriden Onverzadigde vetzuren Één of meer dubbele bindingen Enkelvoudig onverzadigd: één dubbele binding Meervoudig onverzadigd: min. twee dubbele bindingen Vloeibaar bij kamertemperatuur Plantaardige oliën Lipiden Triglyceriden Onverzadigde vetzuren Gezonder dan verzadigde vetzuren Gezondst: omega 3-vetzuren (lijnzaad, walnoten en vette vis) Lipiden Fosfolipiden Bouwsteen van membranen in de cel Diglyceride (glycerol + twee vetzuren) + fosfaatgroep  condensatiereactie Lipiden Steroïden Vier koolstofringen + verschillende functionele groepen Cholesterol  belangrijk onderdeel van celmembranen in dierlijke cellen Signaalmoleculen (hormonen) – chemische boodschappers Lipiden Lipoproteïnen Proteïnen + lipiden Oplosbaar in water Glycoproteïnen Eiwitten + sachariden Slijm in de neus, mond en luchtwegen (zie celmembraan) Glycolipiden Lipiden + sachariden Fosfolipiden Celmembraan: herkenning, receptor

Use Quizgecko on...
Browser
Browser