OOP - H6 (De componenten van taal) PDF

Summary

This document provides detailed information about the components of language, including phonology, semantics, syntax, and pragmatics. It also covers the essential aspects of language development, from perception to production and how human beings are learning to express themselves vocally. This is likely to be study material for language or linguistics students.

Full Transcript

H6 -- Taalontwikkeling De componenten van taal ======================= Taalontwikkeling ---------------- Het gebruik van taal vereist begrip van taal (begrijpen wat anderen zeggen) en productie van taal (spreken tegen anderen). Rond de leeftijd van 5 jaar beheersen kinderen de basisstructuur van...

H6 -- Taalontwikkeling De componenten van taal ======================= Taalontwikkeling ---------------- Het gebruik van taal vereist begrip van taal (begrijpen wat anderen zeggen) en productie van taal (spreken tegen anderen). Rond de leeftijd van 5 jaar beheersen kinderen de basisstructuur van hun moedertaal. Daarna zien we vooral een grote toename in woordenschat en het gebruik. Van de complexe aspecten van taal (metafoor, sarcasme en humor). De componenten van taalontwikkeling ----------------------------------- We hebben een systeem waarin een eindige reeks woorden kan worden gecombineerd tot een oneindig aantal zinnen. Dit wordt ook wel ***generatief*** genoemd. - Spraak bestaat uit klankeenheden, die ook wel ***fonemen*** worden genoemd; een verandering in het foneem verandert de betekenis van het woord. - De kleinste betekeniseenheden worden ***morfemen*** genoemd. Deze vormen, vrij of gebonden, woorden. - ***Syntax*** verwijst naar de set van regels die bepaalt hoe een taal wordt gebruikt. Hierbij moet je denken aan de volgorde waarin zelfstadige naamwoorden, werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, enz. voorkomen. - ***Pragmatiek*** verwijst naar het begrijpen van hoe taal doorgaans wordt gebruikt in een specifieke culturele context. - De meeste talen hebben meerdere varianten, genaamd ***dialecten***. Dit zijn verschillende vormen van een taal die geografisch of cultureel geworteld zijn. Fonemen, morfemen, syntaxis en pragmatiek zijn componenten van elke menselijke taal, inclusief gebarentaal, waarin de basistaalelementen handvormen en bewegingen zijn ipv. geluiden. - ***Fonologische ontwikkeling*** = Verwerven van kennis van fonemen - ***Semantische ontwikkeling*** = Leren van systeem voor het uitdrukken van betekenis in een taal, beginnend met morfemen - ***Syntactische ontwikkeling*** = Leren van de syntaxis of regels om woorden te combineren - ***Pragmatische ontwikkeling*** = Leren hoe taal wordt gebruikt, inclusief begrijpen dat er verschillende (cultuurgebonden) gespreksconventies bestaan Wat is nodig voor taal? ----------------------- 1. De menselijke hersenen De menselijke hersenen zijn cruciaal voor volledige taalontwikkeling. Taal is een soort-specifiek gedrag, alleen mensen verwerven een communicatiesysteem dat de complexiteit, structuur en generativiteit heeft van taal. Taal is ook soort-universeel, bijna alle mensen ontwikkelen taal. ***Verband hersenen en taal*** Functionele lokalisatie in de hersenen: - De ***linker hemisfeer*** is al bij jongere kinderen gespecialiseerd voor taal; deze hemisferische specialisatie neemt toe met de leeftijd - Schade aan het ***gebied van Broca***, vlak bij de motorische cortex, leidt tot problemen met de spraakproductie - Schade aan het ***gebied van Wernicke***, vlak bij de auditieve cortex, leidt tot problemen met betekenis Uit onderzoek is gebleken dat meertalig opvoeden geen probleem is, maar juist een voordeel. 2. De menselijke omgeving Blootstelling aan taal is nodig voor ontwikkeling. ***Kind-gerichte spraak (Infant-directed speech/IDS)*** is de specifieke manier van praten van volwassenen tegen baby's en jonge kinderen. Kenmerken van IDS zijn: een warme en gevoelige toon, hoge stem, extreme intonatie, langzamer spreektempo, vergezeld van overdreven gezichtsuitdrukkingen. Kinderen luisteren aandachtiger naar IDS dan naar ***ADS (adult-directed speech)***. Sommige onderzoeken suggereren dat de voorkeur van baby's van IDS kan ontstaan omdat het 'vrolijke spraak' is; wanneer de toon van de sprekers constant blijft, verdwijnt de voorkeur. Taalverwervingsproces ===================== Fasen in taalverwerving ----------------------- ***Prelinguale/preverbale periode (1^ste^ jaar)*** 1. Spraakperceptie Een baby is gevoelig voor ***prosodie***: het kenmerkende ritme, tempo, melodie, intonatie, klemtonen, etc. waarmee een taal wordt gesproken. Variaties in prosodie verklaren grotendeels waarom talen (en de sprekers ervan) zo verschillend van elkaar klinken. Spraakperceptie gaat daarnaast ook over ***categorische perceptie***: het kunnen onderscheiden van verschillende klanken. Baby's kunnen onderscheid maken tussen spraakklanken die ze nog nooit eerder hebben gehoord. Baby's zijn voorbereid om te beginnen met het leren van elke taal van de wereld die ze ook maar om zich heen horen. Kinderen worden in toenemende mate gevoelig voor regelmatigheden in hun eigen taal. - ***Distributionele eigenschappen*** = Herkennen dat bepaalde klanken vaak samen voorkomen (vanaf geboorte) - ***Woordsegmentatie*** = In een zin herkennen waar woorden beginnen en eindigen (vanaf ongeveer 6 maanden) - ***Eigen naam herkennen*** = Vanaf ongeveer 5 maanden 2. Voorbereiding voor productie Rond de leeftijd van 6 tot 8 weken beginnen baby's het leuk te vinden om klinkers te produceren. Als het klankrepertoire dat ze kunnen produceren toeneemt, worden ze zich steeds meer bewust dat dit reacties van anderen oproept (start van klankdialogen met ouders/opvoeders). Baby's beginnen gemiddeld vanaf ongeveer 7 maanden (tussen de 6 en 10 maanden) te ***brabbelen***: het herhalen van klankreeksen die bestaan uit medeklinkers gevolgd voor klinkers ('bababa'). Baby's die gebarentaal leren brabbelen ook door middel van herhaalde handbewegingen. Als het brabbelen meer gevarieerd wordt, gaat het meer lijken op de klanken, het ritme en de intonatiepatronen van de taal die ze dagelijks horen. In het 1^ste^ jaar, al voordat kinderen echt beginnen te praten, ontwikkelen ze interactieve routines: - ***De beurt nemen*** = Eerst jij, dan ik - ***Intersubjectiviteit*** = Delen van dezelfde belangstelling - ***Gezamenlijke aandacht*** = Kijken en reageren op hetzelfde in de omgeving - ***Wijzen*** helpt bij het richten van de aandacht van de ander - Ook andere ***gebaren*** kunnen worden gebruikt als communicatiemiddel (ook door horende kinderen en ouders) ***Vroeglinguale periode (1 - 2,5 jaar)*** 3. Eerste woorden Van herkenning naar begrip naar productie. Rond de 7/8 maanden beginnen kinderen nieuwe woorden te herkennen en zij kunnen deze wekenlang onthouden. In het algemeen zijn kinderen beter in staat woorden te identificeren als ze luisteren naar IDS. De meest kinderen produceren hun eerste woorden tussen de 10 en 15 maanden. Door het proces van ***cross-situationeel*** ***woordleren*** (het bepalen van woordbetekenissen door het volgen van de verbanden tussen labels en betekenissen in verschillende scènes en contexten) kunnen zelfs baby's de mogelijke betekenis van nieuwe woorden bepalen. De periode van 1-woord uitingen heet de ***holofrastische periode***, omdat het kind een 'hele zin' uitdrukt in een enkel woord. ***Overextensie*** is het gebruiken van een bepaald woord in een bredere context dan dat correct is. ***Onderextensie*** is het niet gebruiken van een bepaald woord wanneer dat wel correct is. Gemiddelde productieve/actieve woordenschat in 2^de^ levensjaar: - Rond de 12 maanden = 1 woord - Rond de 18 maanden = 50 woorden - Rond de 24 maanden = 200 woorden Volwassenen hebben ook invloed op de spraak van hun kind. Zijn kunnen gebruik maken van ***wederzijdse uitsluiting*** (bijv. geen auto, maar een trekker). Ook kunnen zijn gebruik maken van ***pragmatische hints*** zoals: sociale context, woordspelletjes en herhaalde blootstelling in verschillende contexten. Verder ook ***syntactic bootstrapping*** (de grammatica van de hele zin gebruiken om de woordbetekenis te vinden) en ***voorlezen***. 4. Woorden combineren De meeste kinderen beginnen iets voor hun 2^e^ verjaardag met het combineren van woorden tot eenvoudige zinnen. De 1^ste^ zinnen zijn twee-woord uitingen die worden omschreven als ***telegrafische spraak***, omdat niet-essentiële elementen ontbreken. Rond de 2,5 jaar kunnen de meeste kinderen vier-woord zinnen produceren. ***Overregularisatie***, spraakfouten waarbij kinderen onregelmatige woordvormen behandelen alsof ze regelmatig zijn, komt regelmatig voor. ***Differentiatiefase (2,5 - 5 jaar)*** 5. Conversatievaardigheden Veel kinderen praten tegen zichzelf (***private speech*** -\> Vygotsky). Vygotsky geloofde dat de persoonlijke spraak van jonge kinderen dient als een strategie om hun acties te organiseren. Geleidelijk aan wordt persoonlijke spraak (private speech) geïnternaliseerd als gedachte, en worden kinderen in staat om hun gedrag mentaal te organiseren, zodat ze niet langer hardop tegen zichzelf hoeven te praten. Verder praten kinderen ook in ***collectieve monologen***: kinderen praten tegen elkaar, maar reageren nog niet echt op elkaars inbreng. De mate waarin kinderen over het verleden praten neemt sterk toe gedurende de kleuterleeftijd. Terwijl 3-jarigen heel kort naar eerdere gebeurtenissen verwijzen, produceren 5-jarigen ***narratieven*** (gestructureerde verhaalachtige beschrijvingen van gebeurtenissen uit het verleden). Volwassenen ondersteunen de narratieven van jonge kinderen door te vragen naar meer informatie. Een cruciaal aspect van het worden van een goede gesprekspartner, is de ***pragmatische ontwikkeling*** die kinderen in staat stelt te begrijpen hoe taal wordt gebruikt om te communiceren. Een dergelijk begrip stelt luisteraars in staat om verder te kijken dan de woorden die ze horen, om de werkelijke betekenis ervan te begrijpen (sarcasme, ironie, hyperbool). In de loop van kleuterjaren leren kinderen om het perspectief van hun gesprekspartner in te nemen. De ontwikkeling van conversatievaardigheden hangt samen met de ontwikkeling van executieve functies; naarmate kinderen beter in staat zijn om hun neiging om zijn/haar eigen perspectief in te nemen te beheersen, wordt het voor hen gemakkelijker om het perspectief van een gesprekspartner in te nemen. ***Voltooiingsfase (vanaf 5 jaar)*** 6. Latere ontwikkeling De vaardigheid om een conversatie te voeren neemt na de kleuterperiode nog jarenlang toe, vooral ter attentie van het accuraat ingaan op wat de ander zegt. Maar ook de toename van woordenschat, het gebruik van complexere grammatica en het creatief omgaan met taal. Taal kan ook worden gestimuleerd door de leerkracht aan de hand van: - (Voor)lezen! - Expliciete aandacht voor woordenschat - Het stimuleren van de leerlingen zelf veel te laten praten (taaldenkgesprekken) - Leerkracht introduceert 'krachtige kwestie' en begeleidt gesprek - In sociale interactie met leerkracht en medeleerlingen (bij voorkeur in een groep van ongeveer 5 leerlingen) oefenen leerlingen met spreken en redeneren - Door te koppelen aan vakinhoud wordt Cognitief Academische Taalvaardigheid (CAT) geoefend Theoretische kwesties ===================== Nativistisch ------------ De moderne studie van taalontwikkeling is ontstaan uit een theoretisch debat. Behavioristen geloofden dat ontwikkeling een functie is van leren door middel van bekrachtiging en bestraffing van openlijk gedrag. Skinner betoogde door middel van dezelfde soorten bekrachtigingstechnieken die worden gebruikt om dieren te trainen om nieuw gedrag te vertonen. Noam Chomsky reageerde op Skinner door te wijzen op enkele redenen waarom taal niet kan worden geleerd via bekrachtiging en straf. Een belangrijke reden was: we kunnen zinnen begrijpen en produceren die we nog nooit eerder hebben gehoord (generativiteit). Chomsky benadrukte ook het generatieve karakter van taal. Hij beweerde dat gebruik van taal een stelsel van abstracte, onbewuste regels vereist: een universele grammatica die aangeboren is en gemeenschappelijk is voor alle talen. Chomsky opperde ook dat de cognitieve mogelijkheden voor taalontwikkeling specifiek zijn te lokaliseren in de language acquisition device (LAD) in de hersenen. ***Socio-cultureel/Interactionistisch*** - Beweert dat bijna alles van de taalontwikkeling beïnvloed wordt door de sociale/communicatieve functie van taal - Belangrijkste doel waarmee kinderen hun toenemende taalvaardigheden toepassen is om te communiceren met anderen ***Connectionistisch*** - Beweert dat taalontwikkeling het resultaat is van toenemende versterking van verbindingen in het neurale werk

Use Quizgecko on...
Browser
Browser