Natuurkunde Golven en Trillingen PDF

Summary

Dit document behandelt de fundamentele concepten van trillingen en golven in natuurkunde. Het beschrijft verschillende soorten trillingen en golven, de relevante grootheden zoals frequentie en amplitude, en de toepassing van formules. Er worden diverse voorbeelden en u,t-diagrammen besproken.

Full Transcript

## Begrippen en relaties: Trillingen en golven ### 1 Trillingen en golven #### Trilling - Kenmerken - Beweging moet regelmatig terugkerend (periodiek) zijn - Er moet een evenwichtsstand zijn. Beweging van de aarde om de zon is geen trilling want er is geen evenwichtsstand. - Relevante gr...

## Begrippen en relaties: Trillingen en golven ### 1 Trillingen en golven #### Trilling - Kenmerken - Beweging moet regelmatig terugkerend (periodiek) zijn - Er moet een evenwichtsstand zijn. Beweging van de aarde om de zon is geen trilling want er is geen evenwichtsstand. - Relevante grootheden - Frequentie _f_ in Hz ofwel s<sup>-1</sup> - Trillingstijd _T_ ofwel periode in s - _T = (1/f)_ - Amplitude _A_ (of _r_) is maximale uitwijking (in m) - _A_ (of _r_) is uitsluitend positief - Uitwijking _u_ in m - _u_ kan positief en negatief zijn. Vaak wordt gebruikt: _u_ naar boven of naar rechts positief en _u_ naar beneden of naar links negatief. - _u_ varieert van -A tot +A. Er geldt: _A = r = |U<sub>max</sub>|_ - Registreren van trillingen komt neer op het maken van een u,t-diagram van de trilling. #### Verschillende mogelijkheden o.a: - Beroete plaat: trek trillende benen van een stemvork over een beroete plaat. - Oscilloscoop: toont op het scherm een u,t-diagram van de trilling - Horizontaal wordt de tijd uitgezet. - Tijdbasis bepaalt het aantal seconden (of ms of us) per hokje; dit wordt weergegeven als: s/div (= s/division = s/hokje). - Verticaal wordt de uitwijking van het trillende voorwerp uitgezet; hiertoe moet de trilling worden omgezet in een elektrische trilling (bv. microfoon: zet geluid om in elektrische trilling). - Spanning verticaal is uitgezet: volt/div = volt/hokje. - Computer: met een meetpaneel en het programma Coach. #### Fase (geen eenheid) - _φ_ = formule alleen gebruiken indien wordt gestart op t = 0s - _φ_ = faseverschil tussen twee trillingen A en B _A = (t/TA) Δt_ - _φ_ = faseverschil bij een trilling tussen twee momenten _Δφ = (t/T) Δt_ - Gereduceerde fase 0 ≤ Ø<sub>red</sub><1: om van een trillende massa de _u_ te bepalen hoeft slechts Ø<sub>red</sub> bekend te zijn. - _φ_ = faseverschil tussen de massa's trillen 'gelijk op'; (zie bovenste figuur hiernaast). - _φ_ = in tegenfase trillen de massa's trillen 'tegengesteld'. - _φ_ = voortdurend in fase (of in tegenfase) trillen komt voor bij golven/trillingen met dezelfde trillingstijd _T_. - _φ_ = af en toe in fase (of in tegenfase) trillen komt voor bij golven/trillingen met verschillende trillingstijd _T_. #### Harmonische trilling - Uitwijking is sinusfunctie van de tijd, zie figuur: u,t-diagram. - Bij harmonische trilling met op t=0s passage door de evenwichtsstand omhoog geldt: - Plaatsfunctie: _u(t) = Asin(wt) = Asin(2πft)_ _U<sub>max</sub> = A_ want _u_ is maximaal bij _sin = 1_ - Diagrammen - _u,t_-diagram: sinusfunctie - _v,t_-diagram: cosinusfunctie af te leiden uit _u,t_-diagram volgens de regel _v = steilheid in u,t-diagram_. - _V<sub>max</sub> = (2πA/T)_. - _a,t_-diagram: negatieve sinusfunctie af te leiden uit _v,t_-diagram_ volgens de regel: _a = steilheid in v,t-diagram_. - Tekenen van u,t-diagrammen teken o.a. punten op T voor en na een nuldoorgang; voor deze punten geldt namelijk: |u| = A. - Treedt op bij elastische voorwerpen want hierbij wordt voldaan aan _Fterugdrijvend = -Cu;_ z zie hieronder. - De krachten bij harmonische trillingen - Algemene regel bij elke harmonische trilling: - _F(t) = -C u(t)_. F en _u_ zijn vectoren; F is steeds tegengesteld aan _u_. - _F(t) = terugdrijvende kracht op tijdstip t_: dit is de kracht die ervoor zorgt dat het trillend voorwerp telkens terugkeert naar de evenwichtsstand. F is meestal een resulterende kracht en verandert in loop van de tijd sinusvormig. - _u(t) = uitwijking uit evenwichtsstand op tijdstip t_. - _C = krachtconstante_ = constante verhouding van _Fterugdrijvend_ tegenover _u_. #### Gereduceerde fase - Fase minus het aantal gehelen. #### Faseverschil tussen twee trillingen - Aantal trillingen dat de ene trilling op een bepaald tijdstip meer heeft gemaakt dan de andere trilling. - In de figuur hiernaast staan de u,t-diagrammen van twee trillingen A en B, die allebei begonnen op t = 0,0 ms. - Op welke tijdstippen zijn de trillingen in fase? - Kijk wanneer de trillingen 'gelijk op' trillen. Dat is op t = 0,0 ms en t = 20 ms. - En indien de grafiek zou doorlopen, ook op 40 ms, 60 ms, 80 ms, etc. - En op welke tijdstippen zijn de trillingen in tegenfase? - Dan zijn de trillingen tegengesteld - dit is op t = 10 ms, t = 30 ms, 50 ms etc. - Hoe groot is het faseverschil tussen A en B op t = 15 ms? - A heeft dan 1 maal getrild en B 2 maal (af te lezen in de grafiek). - Het faseverschil bedraagt dus 2-1 = 1. #### Harmonische trilling - 2 gelijkwaardige definities - Trilling waarbij het u,t-diagram een sinusfunctie van de tijd is. - Trilling waarvoor geldt: _Fterugdrijvend ~ uitwijking u_ en tegengesteld aan _u_. #### Gebruik van formule voor _u(t)_ - Voor een bepaalde harmonisch trillende massa geldt: - _u(t) = 12 sin(8,0t)_ cm; _t_ in seconden; (8,0t) in radialen. - Bepaal de amplitude A en de trillingstijd _T_ van deze trilling. - Vergelijk u(t) = 12 sin(8,0t) met de algemene formule _u(t) = A sin(2πft) ⇒_ - _A = 12 cm_ en _8,0t = 2πft ⇒ f = 1,27 Hz ⇒ T = (1/f) = 0,79 s_ ### Massa-veersysteem - Een onbelaste veer heeft een lengte van 4,6 cm. Harmen hangt nu een massa (m = 280 g) aan de veer. De lengte van de veer wordt hierdoor 7,3 cm. - Bereken de veerconstante _C_ van deze veer. - De uitrekking u = 7,3 cm - 4,6 cm = 2,7 cm. - De kracht op de veer is 0,28.9,8 = 2,744 N. - _C_ volgt uit: _C = (F/u) = (2,744 N)/(0,027 m) = 1,0-102 Nm-1_ #### Bereken de trillingstijd van de trilling die ontstaat wanneer men de massa 2,2 cm omlaag trekt en daarna loslaat. - Er geldt: _T = 2π√(m/C)_ - _T = 2π√(0,28/1,0-102) = 0,33 s._ ### 2 Eigentrillingen (eigenfrequenties) - Systemen met slechts één eigentrilling: treedt o.a. op bij stemvork, massa die trilt aan veer en massa die slingert aan koord. - Systemen met meerdere eigentrillingen: treedt o.a. op bij snaren (snaarinstrumenten), luchtkolommen (blaasinstrumenten), klankkasten. - Vaak zijn meerdere eigentrillingen tegelijk mogelijk. Klankkast van een instrument moet bij voorkeur zeer veel eigentrillingen bezitten: alle tonen moeten even hard klinken (= even goed meeresoneren). #### Eigentrillingen bij harmonische trillingen - **Algemene formule voor trillingstijd:** _T = 2π√(m/C)_ waarin _m_ = massa van trillende voorwerp (in kg); _C_ = krachtconstante (in N/m) = (F<sub>terugdrijvend</sub>/ _u_) ; C kan betrekking hebben op slingerende massa aan koord, op trillende dobber in water, etc. - **Trillingstijd van massa-veersysteem:** _T = 2π√(m/C)_ waarin _m_ = massa van trillende voorwerp (in kg); _C_ = veerconstante van veer (in N/m). #### Numeriek model van harmonische trilling met be hulp van programma Coach-6 - Invoeren van _F = -Cu_ in model levert automatisch sinusvormige trillingen; zie verder pag. 145 ### 3 Resonantie #### Kenmerken - Voorwerp gaat meetrillen: er is periodieke energieoverdracht op het juiste moment. Resonantie vindt plaats indien de frequentie van de gedwongen trilling gelijk is aan (een van) de eigenfrequentie(s) van het voorwerp. - Amplitude van trilling neemt steeds verder toe, echter, vaak wordt na enige tijd de amplitude van de trilling constant; dan geldt: energietoevoer per trilling = energieverlies per trilling. - Resonantie is soms gewenst, soms ongewenst. - Gewenst bij bv. muziekinstrumenten. - Ongewenst bij bv. hinderlijk meetrillen van voorwerpen. ### 4 Lopende golven algemeen - Er wordt trillingsenergie doorgegeven. - Hiervoor zijn trillende deeltjes nodig. Uitzondering: lichtgolven, want licht kan zich ook in vacuüm voortplanten; trillende deeltjes blijven gemiddeld op hun plaats - de deeltjes lopen niet met de golf mee. - Voorbeelden: - Watermoleculen bij watergolven. - Luchtdeeltjes bij geluidsgolven. - 'Snaardeeltjes' bij golven in snaren. ### 5 Lopende transversale golven #### Voorwaarde voor ontstaan - Deeltjes moeten aan elkaar 'vast zitten' - het ene deeltje trekt het andere mee omhoog of omlaag: er ontstaan bergen en dalen; uitzondering: lichtgolven, want daar trillen geen deeltjes (zie pag. 16). #### Treedt op - Langs oppervlakken van vaste stoffen/vloeistoffen. - Bij koorden, snaren, veren etc. #### Merk op - Golf is gevolg van na elkaar bewegen van moleculen. Vergelijk dit met de 'wave' in een voetbalstadion: de toeschouwers gaan alleen omhoog en omlaag: door de volgorde waarop de toeschouwers dit doen (eerst jij, dan de buurman, dan de volgende buurman, etc.) gaat er een golf door het stadion. #### Manier van opwekken - Laat deeltjes trillen in richting loodrecht op voortplantingsrichting van golf. -- Zie figuur. #### Merk op - Alle punten voeren dezelfde soort beweging uit als A. Ze doen dit echter na elkaar - er gaat een 'berg' voorop. - Alle punten gaan hier als eerste omhoog want A gaat als eerste omhoog. - Alle punten trillen met dezelfde frequentie _f_. - Alle punten trillen met dezelfde amplitude _A_. Indien er geen demping is. #### Voorkomende begrippen - Frequentie _f_ (in Hz): Dit is de frequentie waarmee de afzonderlijke deeltjes op en neer trillen; frequentie verandert nooit bij overgang van ene medium naar andere medium. - Voortplantingssnelheid van golven _v_ (of _c_ in geval van lichtgolven) in m/s; dit is een andere snelheid dan die waarmee de deeltjes op en neer trillen. - Golflengte _λ_ in m; indien A één volledige trilling heeft uitgevoerd bevindt zich in het koord één golf. _AP = λ_. #### Lopende transversale golven vervolg #### Formules: - _λ = v.T_ ofwel _v = λ.f_: algemene regel: _λ_ past zich aan aan _v_ en _T_. Immers, _v_ en _T_ (of _f_) zijn direct te regelen → _λ_ past zich aan (λ is gevolg); uitzondering: staande golven bij snaren en luchtkolommen met vaste lengte, dan past _f_ zich aan aan _λ_ en _v_ (zie pag. 18 e.v) - _Δφ = (Δφ/Δx) Δx_ : geldt in geval P en Q beide trillen. - Gereduceerde faseverschillen: - Als Ø<sub>red</sub> = 1, P en Q zijn in fase; - Als Ø<sub>red</sub> = 1, P en Q zijn in tegenfase. - _Δφ <sub>PQ</sub> = (Δx/ λ) = 1_ : _Δφ<sub>red, PQ</sub> = 1_ - _u,t_-diagram: toont de _u_ van één punt P van het koord op allerlei tijdstippen. - _u,x_-diagram ofwel: stand van koord toont de _u_ van alle deeltjes van het koord op één tijdstip. Het is een foto van een koord op één bepaald moment. #### Lopende longitudinale golven - Deeltjes hoeven niet aan elkaar gekoppeld te zijn: er zijn verdichtingen en verdunningen. #### Manier van opwekken - Laat deeltjes trillen in dezelfde richting als voortplantingsrichting. #### Voorbeeld - Geef bij A een klap tegen de staaf (zie figuur) naar rechts gericht: er ontstaat in de staaf een longitudinale golf #### Langere spiraalveer AZ - Stand van de veer op t = 0 s: - A start met een harmonische trilling en gaat als eerste naar rechts er gaat een verdichting van windingen naar rechts. - B gaat even later ook naar rechts. - C volgt weer punt B etc. - A gaat even later naar links. - Later ook naar links gaan, etc. - Stand van de veer op t = 2T (2 golven in de veer): zie fig. - Er is een verdunning van windingen te zien; B zal even later ook naar links gaan, etc.; - Elke winding blijft gemiddeld op zijn plaats. #### Merk op - Begrippen als bij transversale golven komen ook hier o.a. voor: - Frequentie waarmee een winding op en neer trilt. - Golfsnelheid snelheid waarmee de golf zich voortplant. - Golflengte is de afstand van verdichting tot verdichting = _λ_ = IQ (zie figuur); hier geldt: _λ_ past zich aan aan _v_ en _f_ met _λ = v.T._ #### Lopende transversale golven vervolg #### Formules: - _λ = v.T_ ofwel _v = λ.f_ - _Δφ = (Δφ/Δx)Δx_: geldt in geval P en Q beide trillen. #### Gereduceerde faseverschillen - _Δφ <sub>PQ</sub> = (Δx/ λ) = 1_ : _Δφ<sub>red, PQ</sub> = 1_ - _u,t_-diagram: toont de _u_ van één punt P van het koord op allerlei tijdstippen. - _u,x_-diagram ofwel: stand van koord toont de _u_ van alle deeltjes van het koord op één tijdstip. Het is een foto van een koord op één bepaald moment. #### Lopende longitudinale golven - Deeltjes hoeven niet aan elkaar gekoppeld te zijn; er zijn verdichtingen en verdunningen. #### Manier van opwekken - Laat deeltjes trillen in dezelfde richting als voortplantingsrichting. #### Voorbeeld - Geef bij A een klap tegen de staaf (zie figuur) naar rechts gericht: er ontstaat in de staaf een longitudinale golf #### Lange spiraalveer AZ - Stand van de veer op t = 0 s: - A start met een harmonische trilling en gaat als eerste naar rechts. Er gaat een verdichting van windingen naar rechts. - B gaat even later ook naar rechts. - C volgt weer punt B etc. - A gaat even later naar links. - Later ook naar links gaan, etc. - Stand van de veer op t = 2T (2 golven in de veer): zie fig. - Er is een verdunning van windingen te zien; B zal even later ook naar links gaan, etc.; - Elke winding blijft gemiddeld op zijn plaats. #### Merk op - Begrippen als bij transversale golven komen ook hier o.a. voor: - Frequentie waarmee een winding op en neer trilt. - Golfsnelheid snelheid waarmee de golf zich voortplant. - Golflengte is de afstand van verdichting tot verdichting = _λ_ = IQ (zie figuur); hier geldt: _λ_ past zich aan aan _v_ en _f_ met _λ = v.T_ . #### Staande golven bij snaarinstrumenten - Aan één kant ingeklemde staaf. Kant waar staaf is ingeklemd is een knoop; het vrije uiteinde is een buik. - Voorwaarde voor ontstaan van staande golven (twee gelijkwaardige formuleringen) B - l = (2n-1)λ/4 met n = 1, 2, 3, etc; dit is ook te schrijven als l = nλ + λ/4 met n = 0, 1, 2, 3, etc; in de figuur hiernaast geldt: l = λ - Op staaflengte l moet een geheel aantal λ + éénmaal λ/4 passen. - Verhouding van frequenties van de tonen: - f<sub>grondtoon</sub>: f<sub>1e boventoon</sub>: f<sub>2e boventoon</sub>: ... = 1:3:5: - v = λf geldt ook bij resonerende snaren. v is snelheid van de lopende golven in snaar, die samen de staande golf vormen. #### Staande golven bij blaasinstrumenten - Beschouw blaasinstrument als kolom, waarin lucht kan trillen. - Resonerende luchtkolom kenmerkt zich door - Knopen: luchtdeeltjes staan voortdurend stil. - Treden op - Bij vaste uiteinden: want deeltje kan vlak bij wand niet heen en weer trillen: wand blokkeert en maakt één helft van trilling onmogelijk. - Midden tussen twee buiken. - Buiken: luchtdeeltjes trillen voortdurend maximaal op en neer. - Treden op - Vlak bij openingen. Plaats van buik valt niet precies samen met plaats van opening, maar ligt meestal iets buiten opening. - Midden tussen twee knopen. - Afstand knoop-buik = λ/2. #### 2 veel voorkomende situaties - Buis (lengte l) met één open uiteinde en één dicht uiteinde. Bij dicht uiteinde ligt een knoop; buik ligt iets buiten de opening. - Er zijn allerlei eigentrillingen mogelijk: - l = 1/4 λ ⇒ grondtoon - l = 3/4 λ ⇒ 1e boventoon - l = 5/4 λ ⇒ 2e boventoon - Enzovoort - Algemeen: l = (2n-1)λ/4 met n = 1, 2, 3... - f<sub>grondtoon</sub>: f<sub>1e boventoon</sub>: f<sub>2e boventoon</sub>: ... = 1:3:5:... #### Staande golven bij snaren en snaarinstrumenten vervolg - Derde boventoon: op snaarlengte past 4λ/2 = 3,00 m = λ = 1,50 m. - Voor f geldt dan: _f = (v/λ) = (118/1,50) = 78,7 Hz_. - Wat gebeurt er, natuurkundig gezien, bij het stemmen van een gitaarsnaar? - Je verandert dan de _F_ van de snaar. Stel, je maakt _F_ groter ⇒ _v_<sub>golven</sub> groter, terwijl de snaarlengte constant blijft (dus ook λ<sub>grondtoon</sub> is constant) ⇒ _f_ groter, dus hogere toon. #### Staande golven bij luchtkolommen en blaasinstrumenten - Blaasinstrumenten worden eerst altijd 'ingespeeld' en daarna gestemd. Het instrument moet eerst op temperatuur worden gebracht. - Leg uit waarom, - Na enige tijd blazen stijgt de temperatuur van het instrument en hiermee ook de temperatuur van de lucht in het instrument. Dus neemt de geluidssnelheid toe (Binas 15A) ⇒ de frequentie van de grondtoon stijgt. Het instrument kan anders vals klinken. - Een trompet wordt in gedachten gebogen tot een rechte buis en heeft dan een lengte l. Aan de linkerkant zit het mondstuk; aan de rechterkant bevindt zich de kelk van de trompet. - Het is onmogelijk om op een trompet de grondtoon te spelen. De eerste en volgende boventonen zijn wel te spelen en vormen de natuurtonen van de trompet. - Deze natuurtonen hebben, gerekend vanaf de eerste boventoon, frequenties die gelijk zijn aan 233 Hz, 349 Hz, 466 Hz, 583 Hz etc. - Bij een luchtkolom als deze zijn er twee mogelijkheden: - Mogelijkheid 1: mondstuk en kelk gedragen zich allebei als een buik B. - Mogelijkheid 2: het mondstuk gedraagt zich als een knoop K en de kelk als een buik B. - Toon met behulp van de gegeven frequenties en de inleidende tekst aan, dat je bij een trompet te maken hebt met de eerste mogelijkheid. - Bij mogelijkheid 1 past op de lengte van de trompet of λ/2 of 1 3/2 λ of 2 2/2 λ etc. - Voor de verhouding van de frequenties van de boventonen geldt dan: - f<sub>grondtoon</sub>: f<sub>1e boventoon</sub> : f<sub>2e boventoon</sub>: f<sub>3e boventoon</sub>: f<sub>4e boventoon</sub>: ... = 1:2:3:4:5: ... (bij mogelijkheid 1) - f<sub>1e boventoon</sub>: f<sub>2e boventoon</sub>: f<sub>3e boventoon</sub>: f<sub>4e boventoon</sub>: ... = 2:3:4:5 : ... (bij mogelijkheid 2) zou dat zijn 1:3:5:7 enz.) dus geldt ook: - De temperatuur van de lucht in de trompet is ongeveer 30 °C. De buik ligt bij de eerste boventoon 4 cm rechts van de kelk. - Bereken de lengte van de rechte trompetbuis. - Bij de eerste boventoon (233 Hz) is de lengte van de resonerende luchtkolom gelijk aan λ. - _v_<sub>geluid</sub> 30°C ligt tussen 343 m/s en 354 m/s (Binas 15A) ⇒ _v_ ≈ 348,5 m/s. - _λ = (v/f) = (348,5/233) = 1,50 m_ -- lengte trompetbuis = 150 cm - 4 cm = 146 cm. #### Staande golven bij blaasinstrumenten vervolg - Buis (lengte l) met twee open uiteinden. Iets buiten de open uiteinden liggen buiken. - Er zijn allerlei eigentrillingen mogelijk: - l = 1/2 λ ⇒ grondtoon - l = 1.λ ⇒ 1e boventoon - l = 3/2 λ ⇒ 2e boventoon - Enzovoort - Algemeen: l = n.λ met n = 1, 2, 3... - f<sub>grondtoon</sub>: f<sub>1e boventoon</sub>: f<sub>2e boventoon</sub>:... = 1:2:3:... - Eigenfrequenties van luchtkolom berekenen via _f = (v/λ)_ ; _v_ = geluidssnelheid bij heersende temperatuur; λ bepalen door te tellen hoeveel golven in kolom passen; luchtkolommen hebben, evenals snaren, meerdere eigenfrequenties. #### Telecommunicatie met behulp van elektromagnetische golven - Je maakt gebruik van zendgedeelte, een medium en een ontvanggedeelte; toegepast bij radio, tv, mobiele telefoon. - Zendgedeelte wekt radiogolven op en 'verstopt' het bronsignaal (bevat de informatie van beeld/geluid) hierin. - Zendgedeelte bestaat uit: - Opwekker van draaggolf - Draaggolf is elektromagnetische golf: nodig om bronsignaal te transporteren. Draaggolf zelf bevat geen informatie. Elke zender heeft draaggolf met eigen frequentie. Zo is ontvangst mogelijk van vele stations, zonder dat zij elkaar hinderen. - Modulator - Voegt bronsignaal toe aan draaggolf: Draaggolf wordt gemoduleerd. - Twee mogelijkheden om te moduleren: - **A.M. Amplitude Modulatie** - Bronsignaal wordt 'verstopt' in de amplitude van de draaggolf; amplitude van draaggolf varieert overeenkomstig het bronsignaal. - **F.M. Frequentie Modulatie** - Bronsignaal wordt 'verstopt' in de frequentie van de draaggolf; frequentie van de draaggolf varieert overeenkomstig het bronsignaal. #### Lopende geluidsgolven - Een luidspreker produceert een toon van 400 Hz. Vanaf de luidspreker planten zich verdichtingen en verdunningen van lucht voort (zie figuur pag. 18). Er geldt: _v_<sub>geluid</sub> = 340 m/s. - Hoe groot is de afstand tussen twee opeenvolgende verdichtingen? - Deze afstand is gelijk aan λ. Er geldt: λ = (v/f) = (340/400) = 0,850 m). - Is het juist dat luchtdeeltje P even later in Q is gearriveerd? - Nee, P trilt heen en weer met zeer kleine amplitude maar blijft gemiddeld op zijn plaats. P geeft de trillingsenergie alleen door. #### Zendgedeelte in mobiele telefoon - De mobiele telefoon van Florentijn zendt ut met een frequentie van 2,0 GHz. De antenne in zijn telefoon is _λ_ groot. - Bereken de lengte _λ_ van deze antenne. - Er geldt: _λ = (c/f) = (3,00-10<sup>8</sup>/2.0-10<sup>9</sup> = 0,15m = 3,8 cm_. - Het vermogen P van de zender in de telefoon is 0,25 W. Rondom de antenne wordt een elektrische veldsterkte E (in V/m) opgewekt, die gegeven wordt door de formule: E = (30.P.g/r). Het getal 30 stelt eigenlijk 30 Ω voor (het is een soort golfweerstand voor elektromagnetische golven in vacuüm); g is een dimensieloos getal dat iets zegt over de kwaliteit van antennes (voor antennes geldt: g = 3,28); r is afstand tot antenne (in m). - Toon aan dat de eenheid van E inderdaad V/m is. - Rechts van het = teken staat: - ((√W)/m) (volgt uit - P = UI) dit levert ((√VA)/m)) = (√(V<sup>2</sup>/R))/m = (√(V<sup>2</sup>/4πR<sup>2</sup>))/m (volgt uit R = 4πR<sup>2</sup>) en W = V.A (volgt uit P = UI) dit levert (V/m). #### Telecommunicatie met behulp van elektromagnetische golven vervolg - Zendmast: gemoduleerde draaggolf wordt door antenne uitgezonden: elektromagnetische straling in vorm van radiogolven breidt zich rondom antenne uit. - Medium: radiogolven breiden zich uit in atmosfeer, maar kunnen dit ook in vacuüm. - Ontvanggedeelte: omgekeerde proces als in zender vindt hier plaats. - Demodulator verwijdert bronsignaal van draaggolf: bronsignaal komt weer beschikbaar. #### Overige kenmerkende begrippen: - **Bandbreedte:** de hoeveelheid ruimte aan frequenties, die een signaal in beslag neemt; hoe groter de bandbreedte, des te beter de kwaliteit van beeld/geluid. - A.M. heeft weinig bandbreedte. - F.M. heeft grotere bandbreedte. - **Kanaalscheiding:** frequentiebanden van verschillende zenders mogen elkaar niet overlappen; apparaten die zowel ontvangen als zenden doen dit daarom in gescheiden kanalen: downlink respectievelijk uplink. #### Typen bronsignalen - **Analoge (continue) signalen:** veranderen continu in de tijd: kunnen binnen grenzen alle waarden aannemen; A.M. en F.M.-radio gebruiken analoge bronsignalen. - **Digitale (discrete) signalen:** bronsignaal is gecodeerd in reeksen enen en nullen: in binaire codes; een 0 of 1 heet een bit; mobiele telefoon gebruikt digitale bronsignalen. #### Digitale codering - Gebruikt bij informatieoverdracht en bij dataopslag. - **Rechtstreekse codering:** bv. letters en cijfers van een toetsenbord: worden direct omgezet in binaire code van nullen en enen. - **Codering via AD-omzetter:** analoog (continu) signaal, bv. spraak, wordt door omzetter omgezet in getallen die in binaire codes (met nullen en enen) worden weergegeven. #### Kenmerken: - **n-bits AD-omzetter:** heeft aan uitgang n bits, die elk 0 of 1 kunnen zijn: naarmate getal n groter is, wordt bronsignaal met grotere nauwkeurigheid omgezet. - **Bemonsteringsfrequentie:** aantal malen per seconde dat het analoge signaal door omzetter wordt bemonsterd, ofwel wordt omgezet in een binaire code. - Bepaalt de nauwkeurigheid waarmee analoog signaal wordt omgezet in binaire code. - Bepaalt bandbreedte die nodig is om met binaire code gemoduleerd signaal te versturen. - **Data transfer rate:** snelheid waarmee data, bestaande uit bits, worden verstuurd: uitgedrukt in megabits per seconde (Mbps) of Gbps (giga) of Tbps (tera); bv. glasvezel: 10 Tbps. #### Zendgedeelte in mobiele telefoon (vervolg) - In Nederland wordt een stralingsnorm gehanteerd die stelt dat je binnenoor 24 uur achtereen een maximale veldsterkte mag ontvangen van 87 V/m. - Florentijn houdt de telefoon op 2,0 cm van zijn binnenoor. - Ga na of bij Florentijn deze norm wordt overschreden tijdens het bellen. - _E = (30.P.g/r) = (30.0,25.3,28)/(0,020) = 2,5-10<sup>2</sup> V/m_ - dat is boven de norm, echter hij zal deze straling waarschijnlijk niet 24 uur achter elkaar ontvangen. - **Bemonsteren met AD-omzetter** - Wanneer f<sub>bemonstering</sub> ≥ 2f<sub>max</sub> van bronsignaal, dan is uit de binaire code het bronsignaal goed te reconstrueren. Muziek voor CD's wordt bemonsterd met een frequentie van 44,1 kHz - de hoogste frequentie van het geluidssignaal bedraagt 22,05 kHz. - **Data transfer rate in relatie tot bandbreedte** - Elke communicatielijn (bv. telefoonlijn) bevat 'ruis' (kleine stoorsignalen). - De hoeveelheid ruis hangt o.a. af van de kwaliteit van de lijn en de drukte op de lijn. - Het te transporteren signaal (S) moet normaal gesproken veel sterker zijn dan de ruis (N): De maximale hoeveelheid bits/s (C), die over zo'n lijn kan worden getransporteerd, wordt gegeven door de zgn. Shannon-formule: _C = BW·log(1 + S/N)/log2_; hierin is BW de beschikbare bandbreedte (Band-Width) en S/N de signaal-ruis vermogens verhouding (Signal-Noise-Ratio). - De formule laat zien dat C zowel toeneemt bij toename van BW als bij toename van S/N. - Leg uit waarom dit eigenlijk wel logisch is. - Bij een grote bandbreedte kun je natuurlijk veel bits/s versturen; wanneer de ruis zwak is t.o.v. het signaal heb je minder storende invloeden en kun je ook meer data/s versturen. - Een gewone vaste telefoonlijn gebruikt voor spraak het gebied tussen 300 Hz en 3400 Hz. De gewenste verhouding S/N is hier 1,0-10:1. - Wat is het maximale

Use Quizgecko on...
Browser
Browser