Meer dan Onderwijs PDF

Summary

This document explores various perspectives on education, focusing on the roles of teachers and students in society.  It examines the concept of pedagogical mandates and provides insights into the crucial role of education in developing well-rounded and responsible individuals.

Full Transcript

**1.1 -- Inleiding** - Iedereen heeft zijn of haar eigen **idealen** over het onderwijs. - Er zijn drie belangrijke inspiratiebronnen op de visie van het boek: - Door middel van zowel meeloper als dwarsligger. - **Meeloper**: kennismaken en meelopen met de bestaande ontwikkelingen, k...

**1.1 -- Inleiding** - Iedereen heeft zijn of haar eigen **idealen** over het onderwijs. - Er zijn drie belangrijke inspiratiebronnen op de visie van het boek: - Door middel van zowel meeloper als dwarsligger. - **Meeloper**: kennismaken en meelopen met de bestaande ontwikkelingen, kennisnemen van nieuwe inzichten, vaardigheden leren om je in de samenleving goed te kunnen redden. Ook wel meedoen. - **Dwarsliggen**: kritisch kijken naar de bestaande ontwikkelingen en nieuwe inzichten in de huidige samenleving. Het vormen van een eigen mening, anders durven te zijn. Het soms durven zeggen van 'nee'. 2. **Micha de Winter**: Er zit een 'gat' in de opvoeding. Naast het gezin en de school heeft de gemeenschap waarin kinderen opgroeien, ook een taak. - Door de individualistische samenleving van nu is gemeenschap steeds minder zichtbaar. Mensen voelen zich minder met elkaar verbonden. - Gemeenschappelijk opvoeden: Micha pleit voor het beter **maatschappelijk opvoeden**. - Dit betekent dat de samenleving een gezamenlijke verantwoordelijkheid heeft voor het grootbrengen van de nieuwe generatie. Kinderen maken deel uit van een samenleving waarin zij moeten deelnemen. - Het onderwijs zou ook plek moeten maken waarin kinderen werken aan gemeenschappelijke doelen en **sociale verbondenheid** tot stand komt. 3. **Biesta**: Hij vraagt zich af of we in de 21^e^ eeuw naar een andere onderwijscultuur moeten. - Het gaat er in het onderwijs namelijk om dat de kinderen iets waardevols leren en dat ze het van iemand leren: **inhoud + doel + relatie.** De leraar doet ertoe. - De nieuwe generatie moet geholpen worden een stap in de wereld te zetten, **zich met wereld te verbinden**: de verbinding van de mens. Onderwijs als verbinding en als voorbereiding. - Wij als mens hebben de wereld niet zelf gemaakt en zullen onze weerstand moeten laten winnen om erin te kunnen leven. Dat kan op 3 manieren: 1. **Wereldvernietiging**: door te proberen de wereld je wil op te leggen, al of niet met geweld. 2. **Zelfvernietiging**: door jezelf terug te trekken in de wereld. 3. **Dialoog**: door te praten tussen mens en wereld, er zijn hier alleen geen winnaars. - De taak als leraar is om **dialoog tussen kind en wereld** vorm te geven. Dit betekent dat je weerstand van de wereld ervaart en ermee aan de slag gaat. Dan leert een kind zich tot de wereld te verhouden en het in de wereld uit te houden. **1.2 -- De pedagogische opdracht van de basisschool** - De **pedagogische opdracht**: het handelen waarbij de leraar doelbewust werkt aan maatschappelijke en ontwikkelingsgerichte leerdoelen rond waardengerichte vorming, opvoeden, burgerschap en sociale competentie. - Ook wel waartoe willen wij de kinderen opvoeden. - Maar wat is **pedagogie** nou eigenlijk? Eigenlijk betekent het, het leiden of begeleiden van kinderen. - Waar naartoe begeleiden we de kinderen? - In hoeverre is de school verantwoordelijk voor de opvoeding van kinderen? - Eind jaren 1990 was er een discussie over de laatste vraag. Volgens sommige deskundigen zouden basisscholen een grotere rol moeten hebben in het opvoeden van kinderen, terwijl anderen dit juist niet vonden. - Het splitste zich uit in 3 aspecten: 1. De taak van de school is de leerlingen voor te bereiden op het leven in een democratische samenleving. 2. De relatie tussen onderwijs en levensbeschouwing. 3. De manier waarop volwassenen en kinderen in de school met elkaar omgaan. - Tegenwoordig wordt er op scholen sterk de nadruk gelegd op het leren van vak inhouden zoals rekenen, taal, wiskunde enzovoort. - Daarnaast is er veel aandacht voor het welzijn van de kinderen tijdens school en daarbuiten. - Van scholen wordt er verwacht dat ze kinderen goed gedrag, waarden en normen bijbrengen, hen in aanraking brengen met verschillende levensbeschouwingen en culturen. - Onder **pedagogische opdracht** verstaan wij ook wel kinderen begeleiden bij **menswording**. - Dat wil zeggen bij het leren meeloper en dwarsligger te worden en bij het leren betrokken en sociale volwassenen te worden. - **De ouders of natuurlijke opvoeders** van het kind dragen daar de eindverantwoordelijkheid voor de opvoeding. - De school verzorgt in opdracht van de ouders op een professionele manier voor de opvoeding wat ouders niet kunnen voorzien. Dingen als rekenen en taal, maar ook opvoedende elementen zoals de kinderen om laten gaan met regels en het vormen van een eigen mening over bepaalde onderwerpen. - **Pedagogische opvattingen**: hoe jij over dingen denkt breng je terug in de klas. - Door middel van je eigen **normen en waarden** creëer je deze opvattingen. **1.3 -- Mensen op weg** - Kinderen zijn constant in **ontwikkeling**. - Door opvoeding en onderwijs begeleid jij kinderen naar hun menswording. Je kunt wel schetsen hoe ze vandaag zijn, maar morgen is het weer anders. - **Wenzenskenmerken van het mens-zijn**: 1. **Creator** zijn - De mens heeft het vermogen zelf nieuwe dingen te bedenken en te maken. 2. **Keuzevrijheid hebben** - In zekere zin kan de mens invloed uitoefenen op de richting die hij in zijn leven wil gaan. Hij kan keuzes maken, zijn doelen bepalen en daarvoor gaan. 3. **Verantwoordelijkheid kunnen dragen** - De mens hoeft de gegeven wereld niet altijd te accepteren. Hij wordt uitgedaagd zelf deelnemer te zijn, een eigen standpunt te nemen en te kiezen. 4. **Betekenissen geven** - De mensen ordenen de wereld door bijvoorbeeld onze taal. We geven dingen een naam en geven er zo een betekenis aan. Mensen kunnen ook zelf betekenissen geven aan de werkelijkheid en zo nieuwe kennis doen ontstaan. 5. **Zin zoeken en zin geven** - Veel mensen zoeken naar een doel in hun leven en vragen zich af waarom ze er zijn. We vragen ons niet alleen af waar we naar toe willen, maar ook waarom we dat willen. We willen weten war de zin ervan is om daar te willen zijn. We willen ook graag dingen doen die we als zinvol ervaren. In de wereld zijn we voortdurend bezig met de handelingsmotieven van een ander te begrijpen of te interpreteren. - Volgens **neurowetenschappen zijn wij ons brein**. - Er zijn eigenlijk nauwelijks vrije keuzes vanuit de mens, wij hebben geen hersenen, maar wij zijn hersenen. - Psychiater **Herman van Praag** vindt dat wij **meer dan ons brein** zijn, wij zijn ook onze geest. - Opvoeding en onderwijs hebben als opdracht jonge mensen te helpen zelf richting te zoeken en te vinden. - Beide hebben tot taak een omgeving te realiseren waarin kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen, in vrijheid eigen keuzes kunnen maken en creatief kunnen zijn, een omgeving waarin betekenissen gegeven kunnen worden en tijd en ruimte is voor **zingevingsvragen**, zodat kinderen leren meeloper en dwarsligger te worden. Kortom zelf iemand te zijn. **1.4 -- Mens en maatschappijbeelden** **1.4.1 Inleiding** - Een **mensbeeld wordt geleefd**, het is een bepaalde kijk op mensen, die in de loop der jaren is opgebouwd. - We worden ons bewust van ons mensbeeld als we bijvoorbeeld met schrik constateren dat we tegen de een wel en tegen de ander niet vijandig optreden. - **Identiteit** betekent ***eenheid van zijn***: elk mens is op zoek naar de eigen identiteit en heeft behoefte aan een harmonieuze wijze van optreden naar de wereld. - Hoe je naar mensen kijkt, wordt uiteindelijk bepaald door de **waarden en normen** die je bewust of onbewust belangrijk vindt. - Een mensbeeld heeft ook te maken met ons gedrag en de doelen die we nastreven. **1.4.2 Vier mensbeelden** **Een naturalistisch mensbeeld** - In de negentiende eeuw zag men de mens als hoogtepunt van de reeks levende wezens. - Het wezen van de mens is te verklaren vanuit zijn biologische ontwikkeling (op zoek naar voedsel, bescherming en onderdak). - Daarnaast wil de mens zelfstandig worden (autonoom). - Kenmerkend is dar de mens als het ware boven zichzelf kan uitstijgen en zich kan inleven in het gezichtspunt van een ander. - De mens is zich bewust van zijn plaats en rol in de wereld, hij is zelfbewust. - **Pedagogisch pessimisme**: ervan uitgaan dat de leraar de leerlingen weinig kan leren. **Een cultureel-historisch mensbeeld** - Met behulp van zijn verstand, de ratio, kan de mens de beste keuze maken. - Met behulp van zijn rede kan hij zich losmaken van de natuur en de (menselijke) cultuur scheppen. - **Cultuur**: alles wat door mensen tot stand is gekomen. - **Pedagogisch optimisme**: verwachten dat de leraar via onderwijs kinderen kan helpen zich verder te ontwikkelen. **Een religieus mensbeeld** - De mens kan vooral begrepen worden vanuit zijn **schepsel-zijn**: de mens kan nooit alleen uit zichzelf worden verstaan. - Wil je de mens begrijpen, dan moet je iets weten over het goddelijke. **Een antropocentrisch mensbeeld** - De betekenis van de mens ligt in zijn **eigen bestaan**. - Omdat de mens zich bewust is van zijn bestaan, is hij erg betrokken op zichzelf, waardoor hij zijn bestaan een invulling geeft. - De mens is een **vrij individu**, iemand die zelf invulling geeft aan de wijze waarop het leven geleefd wordt. - Deze vrijheid geeft de mens ook een enorme verantwoordelijkheid, de verdere ontwikkeling van het individu (ontplooiing van eigen mogelijkheden) wordt bepaald door zijn eigen kracht. **1.4.4 Maatschappijbeelden en trends** - In bepaalde delen van de wereld is er sprake van toenemende **secularisatie, individualisering en emancipatie**. - **Secularisatie**: verwereldlijking, steeds minder mensen zijn godsdienstig en ontlenen hun opvattingen over zichzelf en de samenleving aan de godsdienst. - Nadruk op de onafhankelijkheid van de mens leidt tot individualisering en emancipatie. - De groei in communicatiemogelijkheden en de beschikbaarheid van informatie leiden ertoe dat de wereld kleiner lijkt te worden en we mondialer denken en handelen (**globalisering**). - **Liberalisme**: nadruk op vrijheid van het individu. - **Socialisme**: nadruk op de samenleving. - De vrije markt is tot en met het begin van de 21^e^ eeuw een dominant principe van de westerse samenleving. - Keuze voor een verantwoordelijke samenleving door middel van marktwerking en participatie won sterk aan kracht. - Het streven naar een rechtvaardige maatschappij, waarin er evenwicht is tussen vrijheid en gebondenheid, is van groot belang. - Een gevaar van het liberalisme en daarmee samenhangend het individualisme, is dat mensen geen **gemeenschapszin** of burgerzin meer kennen. ![](media/image2.png)**1.5 -- De mens in zijn wereld** - - 1. ***De wereld***, verdeeld in ***vier oriëntatievelden***: de ander, de natuur, de cultuur en de bovennatuur. 2. ***De mens*** met zijn ***ontwikkelingsmogelijkheden***: de psychomotoriek, de cognitie en de affectie. 3. ***De vormsystemen*** als intermediair tussen de mens en de wereld: taal, klank, beeld, en beweging. **1.5.1 Het aspect 'wereld': vier oriëntatievelden** - 1. ***Het oriëntatieveld 'de ander'*** - Kinderen ontwikkelen zich niet vanzelf, we hebben ***medemensen*** nodig om optimaal te kunnen leren en zich te kunnen ontwikkelen. - ***Pedagoog Langeveld*** zei: 'Een mens is een wezen dat op opvoeding is aangewezen'. 2. ***Het oriëntatieveld 'de natuur'*** - We zijn als mens gebonden aan ***de natuur*** als bron van energie en voedingsmiddelen, maar ook al eigenschap van het mens-zijn. - In onszelf en om ons heen ontdekken we langzamerhand steeds meer natuurverschijnselen die een grote invloed hebben op ons. Wij zijn afhankelijk van de natuur. 3. ***Het oriëntatieveld 'de cultuur'*** - Met het begrip ***cultuur*** duiden we alles aan wat de mens vroeger en nu tot stand heeft gebracht, denk bijvoorbeeld aan huizenbouw maar ook aan omgangsvormen. - Oriëntatievelden kunnen elkaar overlappen, de omgangsvormen kan ook genoemd worden onder het oriëntatieveld 'de ander' 4. ***Het oriëntatieveld 'de bovennatuur'*** - We kiezen voor het begrip ***bovennatuur*** om meerdere opvattingen te kunnen plaatsen. Wanneer iemand sterft, kan dat als een zuiver biologisch verschijnsel worden beschouwd, maar ook als het overgaan naar een andere wereld: de hemel, het rijk der geesten of wat dan ook. - De ene zal onder bovennatuur God verstaan, de ander denkt aan Allah. - *De relatie met de bovennatuur doordrenkt onze relatie met de ander, de natuur en de cultuur.* **1.5.2 Het aspect 'mens': drie ontwikkelingsgebieden** - 1. ***Het ontwikkelingsgebied 'psychomotoriek'*** - De term ***'psychomotoriek'*** duidt aan *dat we hierbij uitgaan van een nauwe verbondenheid tussen lichaam en geest*. - Onder ***motoriek*** verstaan we allerlei vormen van bewegen. Vaardigheden op het manuele gebied vinden hier hun plaats: het werken met de handen, het hanteren van gereedschap. - ***De psychomotoriek*** is dus op allerlei manieren gerelateerd aan de ontwikkelingsgebieden van de affectie en de cognitie, en omgekeerd geldt voor die beide ook dat ze onderling en met psychomotoriek zijn verbonden. 2. ***Het ontwikkelingsgebied 'cognitie'*** - In het algemeen bedoelen we met ***cognitie*** de mogelijkheid om tot kennis te komen, je leert dingen doordat je met je zintuigen waarneemt. 3. ***Het ontwikkelingsgebied 'affectie'*** - Onze gevoelens begeleiden de andere processen permanent. - Denken over een bepaald probleem wordt moeilijk wanneer de gevoelens die daarbij opgeroepen worden, erg vervelend zijn. Vooral in de sociale sfeer is de invloed van affectie bijzonder groot. - - In de relatie met de omringende wereld en in de relatie met zichzelf wordt de mens ***persoon***. **1.5.3 Het aspect 'vormsystemen tussen mens en wereld'** - - We noemen deze middelen in navolging van ***Vygotsky*** ***culturele instrumenten*** als bemiddellaar tussen mens en wereld. - 1. ***Ordening (van voorstellingen)*** - Door het woord 'stoel' uit te spreken vormt zich bij de ander een voorstelling van een stoel. 2. ***Uiting*** - We spreken een woord uit met de bedoeling dat een ander hierop reageert. 3. ***Communicatie*** - Het woord stoel hoort bij ***een systeem van symbolen***, dat anderen ook kennen. Door taal kunnen we dingen aan elkaar duidelijk maken. - - - Ook vallen de ***non-verbale klanken*** onder vormsystemen, zoals muziek, mimiek en dans. - **1.5.4 Meer dan relatie: een kind is een uniek mens** - **1.6 -- Over opvoeding gesproken** **1.6.1 Wat is opvoeden?** - Elk kind is uniek en het is de taak van de opvoeder dit tot zijn recht te laten komen. - Maar er is ook een andere rol voor de opvoeder dan het kind tot ontplooiing te laten komen. - Namelijk om het **kind** niet zichzelf als **het centrum van de wereld** te laten zien maar om zichzelf in de wereld te zien. - Het gaat er niet om jezelf te worden, het er om een zelf te worden. Iemand die op een eigen manier in relatie met de wereld is. - Een opvoeder helpt het kind om te **leren aangesproken te worden**. - Een kind moet leren om met zijn verlangens om te gaan, door de vraag te stellen 'is wat jij wilt eigenlijk wel goed voor jou en ook goed voor de wereld om heen?' - Soms moet je een kind daarom wel eens **onderbreken** om hem daar goed over na te laten denken. - Een kind kan alleen ondanks al jouw goede bedoelingen toch iets anders kiezen, dat hoort bij het '**prachtige risico van onderwijs**'. - Bij het begrip **opvoeden** kun je onderscheid maken tussen 2 dingen: 1. Het kind dat iets leert, ervaring opdoet: dit is afhankelijk van een kind zijn aard, zijn ontwikkelingsniveau en zijn gevoeligheid voor de invloed die volwassenen op hem uitoefenen. 2. De opvoeder die invloed uitoefent: hij heeft bepaalde bedoelingen met het kind, hij wil dat het kind zich goed gedraagt of dat hij leert luisteren naar anderen. - **Pedagoog Langeveld** vindt dat de mens zich niet tot een volwaardig mens kan ontwikkelen als er geen sprake is van opvoeding. - De opvoeding is volgens hem dat de opvoeder, de opvoedeling en allerlei andere factoren op elkaar inspelen. - Hij onderscheidt daarbij 4 dingen: 1. Het opvoeden als het handelen dat bewust wordt verricht om een opvoedingsdoel te bereiken. 2. Het actief deelnemen van de opvoedeling aan zijn opvoeding. 3. De omgang 4. Het milieu - Volgens Langeveld is er sprake van opvoeding als de opvoeder bewust met het oog op een doel (bv. Zelfstandig worden) een **opvoedingsmiddel** (bv. Een compliment) hanteert. - In gewone omgangssituaties wordt er niet aldoor bewust opgevoed, maar zijn de **opvoedingsmomenten** in aanleg aanwezig. - Je moet daarbij opletten voor een te nadrukkelijke of opzettelijke opvoeding, dat moet namelijk niet gebeuren. - De opvoeder handelt bewust maar voor het kind moet het zo **onopgemerkt mogelijk** zijn. - Er moet vooral naar de **omgang** gekeken worden: de natuurlijke verhouding tussen opvoeder en kind. - Het milieu of de **omgeving** heeft ook invloed op de opvoeding. - Niet alleen de opvoeder heeft invloed op de opvoeding het kind zelf natuurlijk ook. - We kunnen namelijk moeilijk over een **opvoedingsrelatie** spreken als het kind niet op het opvoeden reageert of totaal iets anders leert. - **Vertrouwen** is ook erg belangrijk bij het opvoeden. De opvoeder moet vertrouwen hebben in het kind, maar het kind moet ook vertrouwen hebben in de opvoeder. - Ook **gezag** is belangrijk. Het gaat om dat je elkaar iets te zeggen hebt, maar ook iets te zeggen hebben over. Gezag heb je ook niet dat moet je verwerven. De kinderen moeten je gezag aanvaarden anders spreek je van macht. - **Beroepsopvoeder**: een leraar. - Van een leraar wordt verwacht dat hij een **onderzoekende houding** aanneemt. - Dat houdt in dat de onderzoeker open staat voor wat het kind meemaakt. Hij moet nieuwsgierig zijn naar wat het kind eigenlijk kan, bedoelt en zegt, naar wat dit kind in deze situatie meemaakt. - Een onderzoekende houding vraagt ook gerichtheid op het verzamelen van betrouwbare gegevens die controleerbaar zijn. - In de loop van de opvoeding verandert de gezagsrelatie: men spreekt over een **afnemend gezag**. - De eigen verantwoordelijkheid van het kind neemt toe, het kan steeds beter zelf keuzes maken en betekenissen geven aan de wereld. - Ook verandert de opvoeding van karakter: de hoeveelheid verantwoordelijkheid van de opvoeder neemt af, terwijl de vrijheid en verantwoordelijkheid van het kind zal toenemen. - Een belangrijk aspect van de opvoeding waar scholen ook mee te maken hebben is het **inleiden in betekenissen**. - Een kind moet namelijk ingeleid worden in een wereld van betekenissen die de mens heeft ontwikkeld. Een kind leert bijvoorbeeld te taal dankzij een volwassene die heb de taal leert. - Een mooie en veelomvattende beschrijving van het doel van opvoeden komt van **Langeveld**. Hij ziet als doel van de opvoeding de volwassenheid. - En het eigenlijke kenmerk van volwassenheid is **zelfverantwoordelijke zelfbepaling**. De volwassene neemt zijn eigen verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven. **1.6.2 Führen oder Wachsen-lassen: enkele opvattingen over opvoeding** - Er zijn 2 soorten opvoedingen: 1. **Führen**: Het kind moet leren van anderen, het moet **geleid worden**. - De opvoeder bepaalt in principe wat het kind moet leren. Ze vinden wel dat er niet geleerd wordt volgens een vast patroon, ze hebben allemaal verschillende ontwikkelingswegen. 2. **Wachsen-lassen**: Een groot vertrouwen in de **natuurlijke ontwikkeling**. - Kinderen doorlopen over het algemeen een vaste volgorde van ontwikkelingsfases. Elke fase heeft eigen kenmerken en zijn in alle delen van de wereld gelijk. Wil je een kind iets leren moet je wachten tot het kind eraan toe is. De periode zijn niet altijd gekoppeld aan een bepaalde leeftijd. - Volgens **Montessori** heeft een kind de **gevoelige perioden**. - Zij was van mening dat de opvoeder niet zo belangrijk is, de kinderen ontwikkelen vanzelf. - Volwassenen moeten alleen situaties realiseren en mogelijkheden verschaffen die tot handelen uitnodigen en de ontwikkeling op gang brengen. - De **cultuurhistorische school**: grondlegger van deze school is **Vygotsky**. - **Vygotsky** wilde het probleem van **aanleg of milieu, van rijping of aanleren** overwinnen. - Hij vond dat een kind niet alleen via rijping of natuurlijke omgang leerde, maar ook via spreken en hulp van een ander. De mens is op opvoeding en onderwijs aangewezen. - **Vygotsky** had binnen het onderwijs een benadering die hij **zone der naaste ontwikkeling** noemt. - Een kind kan morgen dingen alleen doen die het vandaag met behulp van een volwassene moest doen. Hiermee neigt Vygotsky dus meer naar de führen kant. - Opvoeding heeft een **intentioneel** karakter (opzettelijke bedoeling om op te voeden) en een **functioneel** karakter (onbedoeld opvoeden). **1.6.3 Opvoedingsmiddelen** - **Langeveld** maakt een onderscheid tussen: 1. Opvoedingsmiddelen: door de opvoeder bewust gehanteerd met het oog op een doel. 2. Opvoedingsfactoren: horen bij de omgang en het milieu. - Tegenwoordig spreekt men over **gedragsbeïnvloeding**. - Via de opvoeding willen we in zeker zin ook het gedrag van kinderen beïnvloeden. - Denk hierbij aan dingen als: hoe lees je een tekst, hoe gedraag je je in het verkeer, hoe kun je gezond leven. Ook daarvoor geldt dat bewust, consequent en systematisch handelen als opvoeder noodzakelijk is. - Enkele opvoedingsmiddelen zijn: - **Goedkeuring/beloning**: Als er een goede relatie is tussen opvoeder en kind dan is een gebaar vaak al genoeg. Ieder mens heeft behoefte aan erkenning en waardering voor wat hij doet. We onderschatten vaak het grote effect dat waardering heeft op het zelfbeeld van kinderen volwassenen. - **Gebod/verbod**: Ze hebben de functie om regels en afspraken duidelijk te stellen, zodat de veiligheid bevorderd wordt. Ze geven het kind vaak een gevoel van zekerheid. - **Allerlei middelen om de zelfstandigheid te bevorderen:** het geven van opdrachten of aanwijzingen, het geven van voorbeelden die het kind in staat stellen zelf iets te doen. - **Straf:** Bij het geven van straffen zijn de meningen erg verdeeld. - Aanhangers van de **natuurlijke straftheorie** gaan ervan uit dat het kwaad zichzelf straft. Straf wordt hier niet als bewust middel gehanteerd en leidt slechts tot het vermijden van nare gevolgen in plaats van het besef van goed of kwaad. - Als we het nodig vinden om straf toe te passen doen we dit om het kind op de goede weg te krijgen of te houden. Straffen kan namelijk een **verstoring** veroorzaken tussen **de relatie** van opvoeder en kind. Het beste is om direct na de gebeurtenis te straffen en niet na verloop van tijd. Het is ook van belang dat na de straf de relatie hersteld wordt. **1.7 -- Opvoeden: wie is verantwoordelijk?** - De **ouders** zijn de natuurlijke opvoeders en oefenen dus het **primaire gezag** uit. - Ze worden daarin ook bevestigd door een aantal rechten. - Zo is in de wet vastgelegd dat ouders zeggenschap en beslissingsbevoegdheid hebben over het leven van hun kinderen. - Ouder hebben ook het recht een school te kiezen voor hun kinderen. - Bij deze **schoolkeuze** spelen verschillende aspecten een rol: 1. Een school die bij hun opvattingen en idealen past: deze ouders verwachten vaak ook iets van een school. Zij dragen ten slotte bij aan de opvoeding. 2. Pragmatische redenen: de school is dichtbij, vriendjes of vriendinnetjes gaan erheen. 3. Een school verwacht vaak ook iets van de ouders, namelijk betrokkenheid en inzet. - Een uitgangspunt is dat ouders, kinderen en leraren elkaar met respect behandelen, juist ook als ze het oneens zijn. - De meeste ouders zien de opvoedende taken als een gedeelde verantwoordelijkheid met de school. - Maar kinderen helpen met leermoeilijkheden ligt volgens hun compleet bij de school. - Het is dus belangrijk voor jou als leraar dat je kennis hebt van verschillende visies op opvoeding en dat je een eigen visie ontwikkeld, omdat je een **opvoedende taak** hebt in het onderwijs. - Ook is het belangrijk dat je weet welke gemeenschappelijke waarden en normen er in onze samenleving van belang zijn en welke middelen je hebt om op een pedagogisch verantwoorde manier een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van kinderen tot constructieve leden van onze samenleving. **1.8 -- Over onderwijs gesproken** **1.8.1 De maatschappelijke betekenis van opvoeding en onderwijs** - - Het gaat ook om het **opvoeden tot lid van de samenleving.** - - Dit aspect kun je ook de **maatschappelijke** **opdracht** van de school noemen. - 1. **Individualisering**: mensen willen veel meer individuele keuzes maken en verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen leven. - Dit betekent dat je steeds meer je eigen doelen moet bepalen en dat zingeving een individuele zoektocht wordt. 2. **Toenemende pluriformiteit**: Onze samenleving is pluriform geworden. - Dat betekent dat we een samenleving hebben waarin verschillende groepen met uiteenlopende etnische, religieuze en/of culturele kenmerken samenleven. Andere culturen spelen een grotere rol en krijgen meer invloed. 3. **Informatisering en globalisering**: We leven in een samenleving waarin meer dan ooit informatie van allerlei soort voor ons beschikbaar is. - In een hele korte tijd kan een gevoel van veiligheid en geborgenheid omslaan in een beleving van onzekerheid en onveiligheid. - - Scholen dragen bij aan de **sociale cohesie** door het aanleren van vaardigheden die tot doel hebben leerlingen in de samenleving te integreren. - - **Levensecht** leren zou je bepaalde aspecten van het onderwijs ook kunnen noemen. - **1.8.2 Onderwijs en identiteit** - 1. **Openbare scholen**: van een rijk of gemeente 2. **Bijzondere scholen**: van een stichting of vereniging. - Dit zijn scholen die zijn opgericht vanuit **levensbeschouwelijke achtergrond** of vanuit bijvoorbeeld een **pedagogische visie**. - In Nederland worden de bijzondere scholen ook door de overheid bekostigd. - - Dit geldt ook voor een school, je kunt zeggen dat iedere school een eigen identiteit heeft. - - - - De **onderwijskundige identiteit** wordt mede bepaald door de visie op ontwikkeling en leren. - - Ouders moeten de identiteit ook terugzien in de school, en gaan daarover praten. Dat noem je ook wel de **beleefde of existentiële identiteit**. - - Aan je identiteit kun je dus veel doen, aan je **imago** daar en tegen wat minder. Dat is nou eenmaal wat mensen van de vinden. **1.8.3 Onderwijs in een pluriforme samenleving** - - De andere culturen passen zich hierop aan. - - - 1. **Monocultureel**: kinderen moeten zich helemaal aanpassen aan de Nederlandse cultuur (assimilatie). 2. **Multicultureel**: - **Segregatie**: Een gedeeltelijke scheiding van nationaliteiten. Kinderen zitten vaak in de klas met kinderen uit hetzelfde milieu. - **Emancipatie**: Alle kinderen moeten leren samenleven. Ze vinden dat culturele groepen moeten emanciperen, zodat er meer gelijkwaardigheid komt in de samenleving. Gelijkwaardigheid is gelijk van niveau/waarde. 3. **Intercultureel**: Gelijkwaardig functioneren door de **ontmoeting**. - Het onderwijs moet de nadruk leggen op het leren omgaan met verschillende culturen. De school moet kennis van verschillen bijbrengen. En er moet een **multiculturele samenleving** tot stand komen zonder discriminatie of racisme. 4. **Transcultureel**: Wederzijdse aanpassing. Beide culturen moeten zich aanpassen aan elkaar. - Zowel de leraar als de leerling moet een open houding hebben. Door in verschillende culturen te leven verwerven kinderen een meervoudige culturele identiteit, waardoor ze goed met cultuurverschillen om kunnen gaan en volwaardig durven te participeren in wisselende culturele situaties. - **1.9 -- Waardenoriëntatie en -opvoeding** - **Waarden**: opvattingen en ideeën die vrij algemeen erkend en richtinggevend zijn, die zin geven aan ons handelen en dus zinvol zijn om na te streven. - Ze zijn gericht op een idee over wat goed of slecht is, en verwijzen naar opvattingen over wat het goede leven inhoudt. - **Normen**: richtlijnen of voorschriften voor het gedrag en worden ook wel sociale conventies genoemd. - Het zijn afspraken of gedragsregels die in bepaalde situaties gelden. - **Schaamteculturen**: collectivistische (groepsverband) culturen, schaamte wordt gezien als een van de essentiële kenmerken daarvan. - **Schuldcultuur**: individualistische culturen, schuld wordt gezien als een van de essentiële kenmerken daarvan. - **Moraal**: beoordeling van het gedrag van een mens ten opzichte van zijn medemens, natuur of cultuur. - **Deugden**: goede eigenschappen, maar dan wel van een bepaalde soort. Verantwoording is een eigenschap maar geen deugd. - Een deugd is een aanleg of geneigdheid om je op een bepaalde manier te gedragen, een innerlijke motivatie waardoor je op een bepaalde manier handelt. - **Morele** **opvoeding**: Helpt kinderen de afweging te maken tussen wat goed of kwaad is.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser