Maatschappijleer Toetsweek 2 PDF
Document Details
Uploaded by BeneficiaryArtePovera
Charlie van Rij
Tags
Summary
This document is a sample of a past paper, covering topics in political systems, including democracy, types of political systems (like the parliamentary and presidential systems, and authoritarian regimes), ideologies and concepts of freedom. It also covers the main values of different political systems.
Full Transcript
Charlie van Rij 6V Hoofdstuk 3: Parlementaire democratie 1648: Vrede van Münster Soevereiniteit: Wanneer een staat op duidelijk, begrensd gebied het hoogste gezag uitoefent en het geweldsmonopolie heeft. Thomas Hobbes ze...
Charlie van Rij 6V Hoofdstuk 3: Parlementaire democratie 1648: Vrede van Münster Soevereiniteit: Wanneer een staat op duidelijk, begrensd gebied het hoogste gezag uitoefent en het geweldsmonopolie heeft. Thomas Hobbes zegt: soevereine staat met soeverein vorst is nodig om ‘oorlog van allen tegen allen’ te voorkomen. Politiek: Gaat over het maken van keuzes waaraan alle burgers in een staat zijn gebonden. Politici nemen besluiten die van algemeen belang zijn en invloed hebben op ons leven. Dilemma: Wil je daadkrachtig kunnen besturen, of de burger meer invloed geven in het democratische besluitvormingsproces? Efficiënt besturen ←→ Maximale participatie Democratie: Bestuursvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed hebben op de politieke besluitvorming. Je spreekt van directe democratie als burgers stemmen op wetten / besluiten. Je spreekt van indirecte democratie als burgers volksvertegenwoordigers kiezen, die dan weer stemmen op wetten / besluiten. Nederland kent een representatieve democratie. Representatieve democratie: Het volk kiest de volksvertegenwoordigers die met een zekere regelmaat bij verkiezingen aan de bevolking verantwoording moeten afleggen. Voordelen hiervan zijn: Er hoeft niet door de hele bevolking over elk onderwerp gestemd te worden. Verschillende instituties controleren elkaar (trias politica). Andere kenmerken democratie: Er is individuele vrijheid. Er gelden politieke grondrechten. Politie en leger hebben beperkte bevoegdheden. De rechtspraak is onafhankelijk. Er is persvrijheid. Charlie van Rij 6V Kenmerken parlementair stelsel: Het gekozen parlement is het hoogste orgaan. Uitvoerende macht wordt gekozen door het parlement en moet verantwoording afleggen aan het parlement. Staatshoofd is meestal niet gekozen en heeft beperkte macht. Kenmerken presidentieel stelsel: Volk kiest parlement én president. President heeft veel politieke macht. President is hoofd van de regering en kan ministers benoemen en ontslaan. Om macht te beperken heeft de president meestal niet het ontbindingsrecht: het recht om het parlement te ontbinden. In de grondwet zijn vastgelegd: De taken en bevoegdheden van de drie machten. Politieke grondrechten. Regels voor politieke besluitvorming. Media zijn vrij en de overheid moet ervoor zorgen dat ze over de juiste informatie beschikt. Autoritair regime: Staatsvorm waarbij de drie machten niet gescheiden zijn, maar in handen van een kleine groep mensen zijn. In een dictatuur vindt indoctrinatie plaats. Sommige landen hebben zowel dictatoriale als democratische kenmerken. Zoals Rusland en Turkije. Vormen van autoritaire regimes: Ideologische: Regime gebaseerd op een ideologie, zoals het communisme. Voorbeeld: Noord-Korea en China. Religieuze: Regime waar wetgeving gebaseerd is op religie. Voorbeeld: Iran. Militaire: Regime waarbij de macht bij het leger ligt. Voorbeeld: Myanmar (Birma). Kenmerken autoritair regime: Een machtenscheiding ontbreekt. Geen onafhankelijke rechters. Grondrechten worden niet gerespecteerd. Er bestaat geen vrije pers. ○ Censuur: mediaberichten worden door de overheid gecontroleerd. Oppositiepartijen zijn verboden. Het leger heeft een belangrijke politieke rol. Er is sprake van verkiezingsfraude, manipulatie en geweld. Ideologie: Een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. Charlie van Rij 6V Een ideologie heeft standpunten over: 1. Waarden en normen. 2. Sociaaleconomische verhoudingen. Hierin onderscheiden linkse en rechtse ideologieën zich. Politiek gedachtegoed over sociaaleconomische verhoudingen: In welke mate moet welvaart worden gedeeld? Wat moet de overheid doen en wat niet? Links Midden Rechts Een actieve overheid. Een passieve overheid. Eerlijke verdeling van inkomen Lage belastingen. Een uitgebreide verzorgingsstaat. Mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid. Gelijke kansen. Economische vrijheid. Liberalisme Belangrijke waarde: vrijheid. Economische vrijheid: ○ Minder regels ○ Vrijemarkteconomie ○ Lagere belastingen Persoonlijke vrijheid: ○ Bijvoorbeeld ten aanzien van: geloofs- en levensovertuiging euthanasie homohuwelijk genotsmiddelen Socialisme Belangrijke waarden: solidariteit en gelijkheid Ontstaan in de 19e eeuw als reactie op slechte werkomstandigheden. Communisten probeerden revoluties onder arbeiders te ontketenen. Eerlijke verdeling van kennis, inkomen en macht. Tegenwoordig sociaaldemocratie: vrijemarkteconomie is wenselijk, maar wel met een uitgebreide verzorgingsstaat. Charlie van Rij 6V Confessionalisme Belangrijke waarde: christelijk geloof Confessie = geloofsovertuiging. Tegenwoordig: christendemocraten. ○ Gespreide verantwoordelijkheid ○ Naastenliefde ○ Rentmeesterschap ○ Maatschappelijk middenveld ○ Gezin als hoeksteen van de samenleving ○ Vaak in het politieke midden Vanaf de jaren zestig, de tijd van de ontzuiling: Ontideologisering: Het verdwijnen van een ideologie als leidraad voor hoe de samenleving moet worden ingericht. Gevolg: nieuwe stromingen en partijen. Ecologisme: Benadrukt wederzijdse afhankelijkheid tussen mensen en natuurlijke omgeving. Economische waarden moeten ondergeschikt worden gemaakt aan ecologische waarden. Populisme: ‘Vox populi’: zegt namens ‘het volk’ (een homogene groep) te spreken. Heeft afkeer van de elite, de gevestigde orde. Is niet ideologisch en moeilijk in politiek spectrum te plaatsen. Charlie van Rij 6V Heeft vaak nationalistische standpunten. Progressief: Vooruitstrevende politieke ideeën. Bijv. homohuwelijk, abortus, klimaatdoelstellingen. Conservatief: Behoudende politieke ideeën. Vaker geen voorstander van veranderingen. Bijv. sceptisch om meer macht aan Europese Unie over te dragen. Kosmopolieten willen het land openhouden zodat het mee kan in de globaliserende wereld en benadrukken dat samenwerking met andere landen nodig is om grensoverschrijdende problemen als de klimaatcrisis op te lossen. Nationalistische partijen benadrukken de inperking van de soevereiniteit en aandacht voor de nationale belangen door internationale samenwerking. Dit onderscheid overstijgt ideologieën. Opkomst Lange tijd werden volksvertegenwoordigers op eigen titel gekozen. Pas toen arbeiders zich in vakbonden gingen verenigen, ontstonden ook de eerste politieke partijen. Politieke partij: Een groep mensen met globaal dezelfde ideeën over een ideale samenleving. Veel partijen zijn terug te voeren op een ideologie: Socialisme Liberalisme Confessionalisme En je hebt ook: Populistische partijen Kosmopolitisch georiënteerde partijen Nationalistisch georiënteerde partijen One-issuepartijen: Stellen één aspect van de samenleving centraal. Bijvoorbeeld: Partij voor de Dieren BoerBurgerBeweging (BBB) Niet-democratische partijen: Wijzen een democratische staatsvorm af. Fascistische / rechts-extremistische partijen. Sterk nationalistisch. Doen in Nederland niet mee aan de verkiezingen. Charlie van Rij 6V Maatschappelijke veranderingen Door ontzuiling en toenemende individualisering is het aantal zwevende kiezers toegenomen. Zwevende kiezers: Kiezers die hun keuze voor een partij laten afhangen van het moment en vooral ook van de persoonlijkheid van de partijleiders. Dalende ledenaantallen: In 1950: 800.000 leden. In 2024 circa 392.000. Selectiefunctie komt in gevaar. Slechte afspiegeling van de samenleving. Teruglopende contributie-inkomsten. Steeds meer regels worden in de Europese Unie gemaakt. Daardoor wordt het bereik van de nationale politiek (soevereiniteit) minder. Om hier invloed op te houden wordt in het Europees parlement samengewerkt met partijen met hetzelfde gedachtegoed. Sinds de komst van politieke partijen kunnen volksvertegenwoordigers minder vanuit hun eigen oordeel stemmen. Vrijwel elk Tweede Kamerlid stemt volgens de partijlijn en/of afspraken uit het regeerakkoord. Dit noem je fractiediscipline. Charlie van Rij 6V Kiesrecht Vanaf je 18e mag je stemmen. Vanaf je 18e mag je je verkiesbaar stellen. Evenredige vertegenwoordiging: Alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels. Kiesdeler: De hoeveelheid stemmen die nodig is voor één zetel. Voordelen van evenredige vertegenwoordiging: Stemmen gaan niet verloren. De pluriformiteit van de samenleving wordt weerspiegeld in de politiek. De macht ligt niet bij één partij. Nieuwe partijen kunnen makkelijker in het parlement komen. Nadelen van evenredige vertegenwoordiging: Partijen moeten soms met veel partijen coalities en compromissen sluiten. Politieke partijen kunnen minder slagvaardig te werk gaan. Oplossing: een kiesdrempel. Kiesdrempel: Een partij moet een minimumpercentage stemmen halen om zetels te kunnen krijgen. Districten- of meerderheidsstelsel Voorbeelden: VS en Verenigd Koninkrijk. Per district wint één afgevaardigde die het grootste aantal stemmen heeft. Voordeel: afgevaardigden hebben een binding met hun eigen regio. Nadeel: stemmen van verliezende kandidaat gaan ‘verloren’. Tijdens verkiezingen maken lijsttrekkers gebruik van spindoctors, communicatiedeskundigen die kandidaten adviseren over een zo positief mogelijk imago. Opiniepeilingen: Tussentijdse peilingen over de verwachte uitslag. Media spelen een grote rol in de verkiezingscampagne. Er wordt door politieke wetenschappers gesproken over een mediacratie. De voornaamste redenen om op een partij te stemmen: De standpunten van de partij spreken je aan. De partij let goed op jouw belangen. Je stemt strategisch: je kijkt welke partij kans maakt om in de regering te komen. De persoon van de lijsttrekker spreekt je aan. Charlie van Rij 6V Stemmen op een persoon In Nederland stem je op een persoon en dus niet enkel op een partij. De meeste kiezers stemmen op de lijsttrekker. Sommige kiezen bewust voor een andere kandidaat. Door voorkeurstemmen kan een kandidaat die laag op de lijst staat toch in de Tweede Kamer komen. De informatiefase Na de verkiezingen kiest de Tweede Kamer de informateur(s) die onderzoekt welke coalitie geschikt is om een kabinet te vormen. Coalitie: Een combinatie van verschillende partijen die samenwerken op bestuurlijk niveau. Partijen die willen gaan samenwerken sluiten compromissen. Na de onderhandelingen schrijven coalitiepartijen hun plannen op in het regeerakkoord. Regeerakkoord: Raamwerk voor het beleid dat het kabinet gedurende de kabinetsperiode wil gaan uitvoeren. De formatiefase De formateur (meestal de toekomstige minister-president) zoekt naar geschikte ministers en staatssecretarissen. Het aantal zetels dat een regeringspartij in de Tweede Kamer heeft, bepaalt vaak het aantal kabinetsleden dat een partij mag leveren. Bordesfoto: Na de formatie wordt het kabinet door de koning benoemd en volgt de foto op het bordes. Prinsjesdag Troonrede: Jaarlijkse rede (tijdens prinsjesdag) waarin het kabinet uitleg geeft over de plannen die ze voor het daaropvolgende jaar heeft. Miljoenennota: Overzicht met verwachte inkomsten en uitgaven voor het daaropvolgende jaar. Wordt op Prinsjesdag door de minister van Financiën aan de Tweede Kamer aangeboden. Is een toelichting op de Rijksbegroting. Algemene beschouwingen: Reeks debatten die na Prinsjesdag plaatsvinden in de Tweede Kamer. Charlie van Rij 6V Gehaktdag Voorjaarsnota: (Financiële) verantwoording over het beleid dat in de Miljoenennota is toegezegd. Verantwoordingsdag (kortweg gehaktdag) vindt plaats op de derde woensdag in mei: Ministeries presenteren hun jaarverslagen aan de Kamer. De Algemene Rekenkamer publiceert het verslag van de controle op de jaarverslagen. Doel: Wat is er terechtgekomen van de plannen van de regering? De val van een kabinet Een kabinetscrisis kan ontstaan als: Kabinetsleden het structureel onderling niet eens zijn. De Tweede Kamer zijn steun opzegt. Vervroegde verkiezingen Demissionair kabinet: oude kabinet blijft zitten maar heeft geen eigen missie meer. Voorbeeld: Kabinet Rutte III na aftreden vanswege de Toeslagenaffaire. Regering: Koning en ministers. Kabinet: Ministers en staatssecretarissen. Een minister heeft een eigen beleidsterrein en (meestal) een eigen ministerie. De premier (minister-president) leidt het kabinet. Een staatssecretaris neemt een deel van het beleidsterrein van de minister op zich. Minister zonder portefeuille: minister die geen eigen ministerie heeft. Belangrijke taken van de koning: Ceremoniële taken. Ondertekenen van wetten en verdragen. De troonrede voorlezen op Prinsjesdag. Ministers en staatssecretarissen benoemen. Zich laten informeren over het kabinetsbeleid door de minister-president. Ons land vertegenwoordigen in het buitenland (staatsbezoeken). De koning is onschendbaar. Het kabinet is verantwoordelijk voor gedragingen van het Koninklijk Huis. Politieke verantwoordelijkheid: Het kabinet draagt verantwoordelijkheid voor de inhoud en uitvoering van wetten. Daarmee ook voor hun ambtenaren en voorgaande bestuurders. Charlie van Rij 6V Belangrijke taken van de regering: Dagelijks bestuur van het land (voorbeeld: aanpak coronacrisis). Wetsvoorstellen maken. Wetten uitvoeren. Parlement = Staten-Generaal: Eerste- en Tweede Kamer samen. 225 leden: 75 (Eerste Kamer) + 150 (Tweede Kamer). Het parlement heeft een wetgevende en controlerende taak. De Tweede Kamer vervult twee belangrijke taken: (Mede)wetgeving Controle van de ministers Voor beide taken heeft het parlement een aantal rechten. Rechten van het parlement Wetgevende taak: Recht Uitleg Stemrecht Stemmen over wetsvoorstellen. Budgetrecht Recht om de rijksbegroting goed- of af te keuren. Recht van initiatief recht om zelf wetsvoorstellen in te dienen. Recht van amendement Recht om wijzigingen in een wetsvoorstel aan te brengen. Dit recht geldt enkel voor de Tweede Kamer. Controlerende taak: Recht Uitleg Recht om vragen te stellen Schriftelijk of in de Kamer vragen stellen aan het kabinet. Recht van interpellatie Met spoed een minister naar de Tweede Kamer laten komen. Parlementaire enquête Een onderzoek starten naar een onderdeel van het regeringsbeleid. Motierecht Door het aannemen van een motie verzoekt de Kamer een minister om haar beleid te veranderen. Charlie van Rij 6V Recht Uitleg Motie van afkeuring Het beleid van een minister wordt afgekeurd. Motie van wantrouwen Het vertrouwen in een minister wordt opgezegd. Eerste Kamer 75 leden: worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten. Wordt ook wel Senaat genoemd. Beoordeelt of een wetsvoorstel: ○ niet in strijd is met andere wetgeving (bijvoorbeeld grondwet). ○ fouten bevat ○ onduidelijk is De Eerste Kamer keurt een wetsvoorstel alleen goed of af. Poldermodel De Nederlandse politieke cultuur staat bekend om de bereidheid van partijen om samen te werken en compromissen te sluiten. Dit noemen we het poldermodel. Dualisme: Een politiek systeem waarin er een duidelijke taakverdeling is tussen de wetgevende macht en de uitvoerende macht. Dualisme zie je terug bij alle bestuurslagen: de gemeentelijke, provinciale en landelijke politiek. Het systeem van politieke besluitvorming De Amerikaanse politicoloog Easton beschrijft in zijn systeemtheorie vier fasen in de politieke besluitvorming. Dit is een model; de werkelijkheid is vaak complexer. Invoering Omzetting Uitvoering Terugkoppeling (werkt de gekozen aanpak?) Fase: Invoer Politieke actoren brengen kwesties op de politieke agenda: Media Burgers Actie- en belangengroepen Politici Bedrijven Charlie van Rij 6V Fase: Omzetting Beleidsvoorbereiding: ambtenaren zoeken naar geschikte oplossingen en brengen advies uit. Er wordt door ambtenaren soms gebruikgemaakt van adviesorganen zoals de WRR, SER en SCP. Actie- en belangengroepen blijven invloed uitoefenen. Politici zoeken naar een oplossing die op een meerderheid in het parlement kan rekenen. De regering komt met een wetsvoorstel Fase: Uitvoer Ministers en ambtenaren zorgen dat de aangenomen wet wordt uitgevoerd. Fase: Terugkoppeling van de uitvoering Nadat een wet (of beleid) is uitgevoerd komen politieke actoren met reacties. Eventueel wordt het beleid gewijzigd. Besluitvorming vindt dan opnieuw plaats. Omgevingsfactoren In de praktijk kunnen omgevingsfactoren het proces van besluitvorming verstoren. Events: onvoorziene gebeurtenissen veranderen de situatie, zoals de coronacrisis of een grote overstroming. Trends: gebeurtenissen die een politicus kan zien aankomen. Denk aan de klimaatverandering en automatisering. Politieke actoren: Alle individuele burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces. Politieke debat: De wisselwerking tussen de verschillende actoren in het politieke proces. Hoe kunnen burgers invloed uitoefenen? Stemmen. Lid worden van een politieke partij. Gebruikmaken van het burgerinitiatief. Contact opnemen met politici. Massamedia benaderen. Je aansluiten bij een actiegroep. Een bezwaarschrift indienen. Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Actie- en belangengroepen proberen onder andere invloed uit te oefenen door te lobbyen of een boycot te organiseren. We maken onderscheid tussen: Actiegroepen: Gericht op één doelstelling. Bijvoorbeeld: ‘Wakker Dier’ (dierenwelzijn) en ‘Pro-life’ (anti-abortus). Charlie van Rij 6V Belangen-groepen: Behartigt belangen van een groep mensen. Bijvoorbeeld: ANWB (weggebruikers) en vakbond (werknemers). Ambtenaar: Iemand die werkzaam is voor de overheid. Functies Media: Informatieve functie: Media informeren burgers over (actuele) politieke onderwerpen. Agendafunctie: Media kunnen bepaalde onderwerpen belangrijk maken en daarmee op de politieke agenda plaatsen. Commentaar-functie: Media geven een eigen kijk op politieke onderwerpen. Platform-functie: Politieke actoren (politici, belangengroepen, etc.) kunnen via de media hun mening/visie laten horen. Controlerende functie: Media controleren of politici hun werk wel goed doen. Belangrijk voor een democratie zijn goed functionerende media. Dit wordt (in Nederland) bereikt door: persvrijheid en vrijheid van meningsuiting (grondrechten). een pluriform aanbod van media. de Wet openbaarheid van bestuur (WOB): De overheid is verplicht om journalisten informatie te geven als ze daarom vragen.