KunstActua-Examen PDF
Document Details

Uploaded by FreeYew7242
PXL University of Applied Sciences and Arts
Tags
Summary
Dit document is een examenoverzicht over kunst en heeft onderwerpen over de artistieke strategie van toeëigening, tijdscapsules en de wederzijdse invloed tussen hedendaagse beeldende kunst en technologie.
Full Transcript
KUNSTACTUA - EXAMEN Wat staat er zoal op het spel in de artistieke strategie van toeëigening (appropriation)? Licht toe aan de hand van minimum 3 voorbeelden en formuleer ook je eigen mening. 1. Auteurschap & Originaliteit 2. Eigendom & J...
KUNSTACTUA - EXAMEN Wat staat er zoal op het spel in de artistieke strategie van toeëigening (appropriation)? Licht toe aan de hand van minimum 3 voorbeelden en formuleer ook je eigen mening. 1. Auteurschap & Originaliteit 2. Eigendom & Juridische Grenzen 3. Betekenis van Kunst & Kunstmarkt Kunstenaars kopiëren bestaande werken. Gebruik van andermans beelden. Waarde kunst = concept i.p.v. object. Vraagt: Wie is de echte maker? Conflict met auteursrechten. Kritiek op commercie in kunstwereld. (bv. Sherrie Levine, Fountain (Buddha)) (bv. Richard Prince, Cowboy series) (bv. Maurizio Cattelan, Comedian) Eigen Mening: Sterke manier om kunstwereld te bevragen + Zinvol als er een duidelijke boodschap is = Kan betekenisvol zijn, maar soms ook leeg Wat is een tijdscapsule, en hoe inspireert het hedendaagse kunstenaars? Leg uit aan de hand van minstens drie voorbeelden. Definitie: Een tijdscapsule is een afgesloten container met objecten of informatie die bewaard worden voor toekomstige generaties, als venster naar het verleden. 1. Andy Warhol – Time Capsules (1974-1987) 2. Marjolijn Dijkman – Mirror Worlds (2016) Concept: Meer dan 600 dozen met alledaagse objecten zoals Concept: Installatie met astronomische objecten en visuele brieven, kranten, bonnetjes. referenties. Thema: Documentatie van het dagelijks leven en Thema: Behoud van kennis in een kosmisch perspectief. consumptiemaatschappij. Betekenis: Hoe documenteren we menselijke kennis voor Betekenis: Kritiek op wat als waardevol wordt beschouwd in toekomstige beschavingen? kunst en cultuur. 3. Kris Martin – 100 Years (2004) Conclusie: Concept: Gouden bol met onbekende inhoud die zichzelf over Tijdscapsules als symbool voor geheugen, vergankelijkheid 100 jaar vernietigt. en culturele waarde. Thema: Vergankelijkheid en het mysterie van herinneringen. Kunstenaars gebruiken ze om na te denken over wat we Betekenis: Spanning tussen bewaren en onvermijdelijke bewaren en hoe de toekomst onze herinneringen zal vernietiging. interpreteren. Hoe zou je de wederzijdse invloed tussen hedendaagse beeldende kunst en technologie historisch situeren? Illustreer met minstens drie kunstenaars en/of stromingen, zowel historisch als hedendaags. 1. Nam June Paik – Videokunst (1960s) Samenvatting van de Ontwikkeling: Kenmerk: Gebruik van video en technologie als medium. 1960s: Begin videokunst en technologische Werk: K-456 (1964) – Robotperformances. experimenten. Invloed: Start van (nieuwe) media kunst, samenwerking met wetenschappers (E.A.T.). 1970s: Generatieve kunst en vroege computergebruik in kunst. 2. Generatieve Kunst – Algoritmische Kunst (1970s) 2000s-heden: Kritische post-internet kunst en Kunstenaars: Vera Molnar, Manfred Mohr. digitale cultuurreflectie. Kenmerk: Gebruik van vroege computers voor kunstcreatie. Werken: Molnar: Structure of Squares (1974). Mohr: P-62 (1970). Invloed: Van objectgerichte naar systeemgerichte kunst, geïnspireerd door cybernetica en systeemtheorie. 3. Post-Internet Kunst – Digitale Cultuur (2000s-heden) Kunstenaars: Cory Arcangel, Hito Steyerl. Kenmerk: Kritische reflectie op digitale media en internetcultuur. Werken: Arcangel: Super Mario Movie (2005). Steyerl: Video-installaties op Biënnale Venetië (2015, 2019). Invloed: Kritiek op digitale surveillance, hybride fysieke-virtuele kunstwerken. KUNSTACTUA - EXAMEN Situeer het ontstaan van performancekunst in een sociopolitieke context en leg dit uit aan de hand van minstens drie artistieke voorbeelden. Sociopolitieke Context: Doel van Performancekunst: Jaren 60-70: maatschappelijke onrust, feminisme, Reactie op controle- en machtsstructuren. burgerrechtenbeweging. Lichaam als artistiek medium. Voorbeelden: Marina Abramović – Rhythm 0 (1974) Publiek manipuleert kunstenaar, consent en groepsdynamiek. Conclusie: Performancekunst als verzet tegen Joseph Beuys – I Like America and America Likes Me (1974) machtsstructuren. Isolatie met coyote, kritiek op koloniale geschiedenis. Lichaam = instrument voor politieke en esthetische grenzen. Adrian Piper – Mythic Being (1973) Alter-ego, confrontatie met raciale en sociale percepties. Wat verstaan we onder performativiteit binnen de hedendaagse kunst en hoe kunnen we dit fenomeen in een sociopolitieke context plaatsen? Leg uit aan de hand van minstens drie artistieke voorbeelden. Definitie: Sociopolitieke Context: Performativiteit = Gebruik van performance, Gilles Deleuze: Van disciplinerende controle naar lichaam, technologie en taal in kunst. netwerksamenleving. Controle door digitalisering, surveillance, Voorbeelden: prestatiedruk. Amalia Ulman – Excellences and Perfections (2014) Instagram-performance over manipulatie van online identiteit. Conclusie: Sun Yuan & Peng Yu – Can't Help Myself (2016) Performativiteit = Kritisch instrument voor macht, Industriële robot die controlemechanismen symboliseert. controle en identiteit. Cécile B. Evans – Sprung a Leak (2017) Robots en video als kritiek op emotionele exploitatie door technologie. Beschrijf minstens drie voorbeelden van hedendaagse beeldende kunstenaars die hun eigen museum hebben opgericht. Leg daarbij ook hun achterliggende motivaties uit. Marcel Broodthaers – Musée d’Art Moderne, Département des Aigles (1968-1971): Broodthaers creëerde een fictief museum zonder fysieke collectie, waarin hij de macht van musea om kunst te definiëren ter discussie stelde. Hij onderzocht hoe kunst wordt gepresenteerd en gepercipieerd door instellingen. Les Levine – Museum of Mott Art Inc. (1970): Levine richtte een satirisch museum op dat de commercialisering van kunst aanklaagde. Het bood “diensten” aan, zoals kunst voor financiële winst, om de invloed van marketing en netwerken in de kunstwereld te bekritiseren. Robert Filliou – Galerie Légitime (1962): Filliou creëerde een minimalistisch, mobiel museum in een hoed, waarmee hij de afhankelijkheid van fysieke tentoonstellingsruimtes in vraag stelde. Zijn werk benadrukte de toegankelijkheid van kunst buiten traditionele instellingen. Deze kunstenaars deelden gemeenschappelijke thema's van institutionele kritiek, conceptualisme, en toegankelijkheid, waarbij ze de rol van het museum als kunstinstelling uitdagen. KUNSTACTUA - EXAMEN Wat staat er zoal op het spel in de artistieke strategie van toeëigening (appropriation)? Licht toe aan de hand van minimum 3 voorbeelden en formuleer ook je eigen mening. Levine’s Fountain (Buddha) (1996) Toe-eigening ondermijnt het traditionele idee van de kunstenaar als de unieke schepper van een origineel meesterwerk. Door bestaande werken opnieuw te presenteren, stellen kunstenaars zoals Sherrie Levine de vraag: Wie heeft het recht om als auteur beschouwd te worden? Levine’s Fountain (Buddha) (1996) was een herinterpretatie van Marcel Duchamps beroemde urinoir, waarbij ze inspeelde op het idee dat het kopiëren van een iconisch kunstwerk zelf een kunstvorm kan zijn. Dit werk stelt de autoriteit van de oorspronkelijke maker ter discussie en benadrukt hoe context en interpretatie de betekenis van kunst beïnvloeden. Richard Prince's Cowboy series (1989) Appropriation daagt ook de juridische aspecten van eigendom uit, zoals zichtbaar in Richard Prince's Cowboy series. Prince nam bestaande beelden uit massamedia-advertenties, presenteerde deze als eigen kunst, en verkocht ze voor miljoenen dollars. Dit werk roept vragen op over intellectuele eigendom: wanneer houdt inspiratie op en begint plagiaat? Prince’s werk balanceert op de grens tussen conceptuele kunst en auteursrechtenschending, wat de noodzaak van een kritische dialoog over de rol van kunst in een commerciële context benadrukt. Maurizio Cattelan’s Comedian (2019) Een ander belangrijk aspect van toe-eigening is hoe het de kunstmarkt en de waarde van kunst in twijfel trekt. Maurizio Cattelan’s Comedian (2019), een banaan die met ducttape aan de muur was bevestigd, stelt de absurditeit van de hedendaagse kunstwereld aan de kaak. Het werk, dat voor honderdduizenden dollars werd verkocht, laat zien hoe de waarde van een kunstwerk niet alleen wordt bepaald door het fysieke object zelf, maar door het concept en de reputatie van de kunstenaar. Het confronteert de kijker met de vraag: Is kunst nog steeds een creatieve expressie, of vooral een commercieel product? Mijn mening Naar mijn mening is toe-eigening een sterke manier voor kunstenaars om de kunstwereld kritisch te bekijken. Het kan helpen om vragen te stellen over wie kunst bezit, wat echt origineel is en hoe de waarde van kunst bepaald wordt. Dit soort kunst kan laten zien hoe de kunstmarkt soms meer draait om geld en reputatie dan om de inhoud van het werk zelf. Toch vind ik dat toe-eigening alleen echt waardevol is als de kunstenaar er een duidelijke boodschap mee wil overbrengen. Soms lijkt het meer op een eenvoudige truc zonder echte betekenis. Als het goed gedaan is, kan toe-eigening ons laten nadenken over wat kunst echt betekent en hoe we er als samenleving naar kijken. Levine’s Fountain (Buddha) (1996) Richard Prince's Cowboy series (1989) Maurizio Cattelan’s Comedian (2019) KUNSTACTUA - EXAMEN Wat is een tijdscapsule, en hoe inspireert het hedendaagse kunstenaars? Leg uit aan de hand van minstens drie voorbeelden. Een tijdscapsule is een afgesloten bewaarobject waarin voorwerpen of informatie worden opgeslagen met de bedoeling deze op een later moment in de toekomst te openen. Ze fungeren als vensters naar het verleden en stellen toekomstige generaties in staat een beeld te vormen van de cultuur, technologie en het leven van de tijd waarin de capsule werd samengesteld. Andy Warhol – Time Capsules Andy Warhol creëerde tussen 1974 en 1987 meer dan 600 tijdscapsules waarin hij alledaagse objecten opsloeg, zoals kranten, ansichtkaarten, kassabonnen en persoonlijke correspondentie. Deze dozen vormen een archief van zijn dagelijks leven en de Amerikaanse consumptiemaatschappij van zijn tijd. Door de willekeur van de bewaarde objecten en de afstand tot traditionele kunstwerken, stelt Warhol vragen over wat waardevol genoeg is om bewaard te worden. Zijn tijdscapsules bieden niet alleen een persoonlijk perspectief, maar documenteren ook de cultuur van het tijdperk, waardoor ze zowel intieme archieven als maatschappijkritisch werk zijn. Marjolijn Dijkman – Mirror Worlds (2016) Dijkman’s Mirror Worlds is een ruimtelijke installatie die het concept van de tijdscapsule verbindt met de manier waarop de mensheid kennis probeert te behouden voor toekomstige generaties. De installatie bestaat uit astronomische objecten, visuele elementen en een 3D-geprinte meteoriet, geïnspireerd door wetenschappelijke archieven en de Voyager Golden Record die in de ruimte werd gelanceerd. Haar werk onderzoekt hoe we ons bestaan vastleggen in een kosmisch perspectief en roept vragen op over de vergankelijkheid van kennis en de houdbaarheid van onze culturele herinneringen. Kris Martin – 100 Years (2004) In 100 Years creëerde Kris Martin een gouden bol met een mysterieuze inhoud die pas over een eeuw vanzelf zal vernietigen, zonder dat de inhoud bekend is. Dit werk draait om het spanningsveld tussen bewaren en verdwijnen, waarbij de tijdscapsule niet alleen een opslagplaats is, maar ook een aftellend object. De onvermijdelijke vernietiging van de capsule benadrukt de vergankelijkheid van herinneringen en de ongrijpbaarheid van de toekomst. Het werk nodigt uit tot reflectie over wat we willen bewaren en of dat uiteindelijk standhoudt tegen de tand des tijds. Warhol - capsule 262 Marjolijn Dijkman – Mirror Worlds (2016) Kris Martin – 100 Years (2004) KUNSTACTUA - EXAMEN Hoe zou je de wederzijdse invloed tussen hedendaagse beeldende kunst en technologie historisch situeren? Illustreer met minstens drie kunstenaars en/of stromingen, zowel historisch als hedendaags. K-456 (1964) De interactie tussen beeldende kunst en technologie heeft zich sinds de tweede helft van de 20e eeuw sterk ontwikkeld en blijft evolueren. Kunstenaars hebben technologie niet alleen als medium omarmd, maar ook als onderwerp van reflectie en kritiek. Deze wisselwerking kan worden begrepen door zowel historische als hedendaagse kunstenaars en stromingen te analyseren. Nam June Paik en de opkomst van videokunst (1960s) Nam June Paik wordt beschouwd als een pionier van de videokunst en een sleutelfiguur binnen de (nieuwe) media kunst. Hij was één van de eerste Nam June Paik kunstenaars die de televisie en video gebruikte als artistiek medium, waarmee hij de grens tussen kunst en technologie doorbrak. Zijn werk K-456 (1964), in samenwerking met Shuya Abe, is een robot die hij presenteerde als een kunstwerk, waarmee hij de menselijke interactie met technologie symboliseerde. Paik was ook betrokken bij de Experiments in Art and Technology (E.A.T.), een baanbrekend samenwerkingsverband tussen kunstenaars, choreografen, cinematografen en wetenschappers van Bell Telephone Laboratories. Dit illustreert hoe technologie niet alleen een instrument was, maar een integrale component werd in het creatieve proces. Vera Molnar - Structure of Squares (1974) Generatieve Kunst en het gebruik van Algoritmes (1970s) Generatieve kunst ontstond in de jaren 70 met kunstenaars als Vera Molnar en Manfred Mohr, die vroege computertechnologie gebruikten om algoritmisch gegenereerde kunstwerken te creëren. Vera Molnar gebruikte plotters en eenvoudige computerprogramma’s om haar minimalistische abstracte werken te creëren, zoals Structure of Squares (1974), waarin ze variaties van geometrische vormen onderzoekt. Manfred Mohr experimenteerde met zwart-wit geometrische composities, zoals in P-62 (1970), waarin hij code en systemen gebruikte om visuele patronen te genereren. Beide kunstenaars markeren een verschuiving van objectgerichte kunst naar systeemgerichte kunst, zoals theoreticus Jack Burnham beschreef in Systems Esthetics (1968). Hun werk weerspiegelt een vroege vorm van data-gedreven kunst en de invloed van cybernetische principes, zoals die van Norbert Wiener, Manfred Mohr - P-62 (1970) die parallellen trok tussen computers en het menselijk zenuwstelsel. KUNSTACTUA - EXAMEN Cory Arcangel - Super Mario Movie (2005) Post-Internet Kunst en Kritiek op Digitale Cultuur (2000s-heden) Sinds de opkomst van het internet hebben kunstenaars de digitale wereld als onderwerp van hun kunst gemaakt, waarbij de grens tussen fysieke en virtuele werelden vervaagt. Dit wordt vaak aangeduid als post- internet kunst. Cory Arcangel is bekend om zijn werken waarin hij populaire cultuur en gaming onderzoekt, zoals Super Mario Movie (2005). Hij hackte klassieke Nintendo-spellen en herschiep ze als kunstobjecten, waarmee hij de invloed van massamedia en consumententechnologie in de kunstwereld reflecteert. Hito Steyerl onderzoekt in haar werken concepten als digitale surveillance en de rol van data in de moderne samenleving. Haar werken, zoals te zien op de Biënnale van Venetië in 2015 en 2019, gebruiken video-installaties om de impact van technologie op politiek, macht en menselijke perceptie te verkennen Hito Steyerl - Biënnale Venetië 2019 Conclusie De wederzijdse invloed tussen hedendaagse beeldende kunst en technologie kan dus worden begrepen als een evolutie van experimenteren met nieuwe media (zoals bij Nam June Paik), naar de integratie van algoritmische systemen (Vera Molnar en Manfred Mohr) en uiteindelijk naar kritiek op digitale cultuur in de post-internet kunst (Cory Arcangel en Hito Steyerl). Technologie heeft niet alleen nieuwe vormen van kunst voortgebracht, maar ook nieuwe manieren van denken over interactie, perceptie en controle binnen de kunstwereld. KUNSTACTUA - EXAMEN Situeer het ontstaan van performancekunst in een sociopolitieke context en leg dit uit aan de hand van minstens drie artistieke voorbeelden. Het ontstaan van performancekunst kan worden gesitueerd binnen de sociopolitieke context van de jaren 60 en 70, een periode van maatschappelijke onrust, emancipatiebewegingen en kritiek op institutionele macht. Performancekunst ontwikkelde zich als een radicale reactie op deze structuren, door het lichaam als artistiek medium te gebruiken om macht, controle en sociale normen te bevragen. Het ontstond parallel met de opkomst van de feministische beweging, de burgerrechtenbeweging en anti-oorlogsprotesten, waarbij de persoonlijke ervaring en het fysieke lichaam centraal kwamen te staan in de kunstpraktijk. Marina Abramović – Rhythm 0 (1974) Marina Abramović voerde in Rhythm 0 een schokkende performance uit waarin zij zich volledig passief opstelde gedurende zes uur, terwijl het publiek haar lichaam kon manipuleren met 72 objecten, waaronder een roos, een mes en een geladen pistool. Het publiek begon aanvankelijk voorzichtig, maar werd steeds gewelddadiger, tot Abramović daadwerkelijk fysiek in gevaar kwam. Deze performance stelde vragen over macht, consent, groepsdynamiek en de grenzen van artistieke expressie. Het werk reflecteerde op de fragiele grens tussen publieke en private controle over het lichaam en de potentie voor geweld binnen een gecontroleerde sociale context. Joseph Beuys – I Like America and America Likes Me (1974) Joseph Beuys voerde deze performance uit door zich drie dagen lang in een afgesloten ruimte op te houden met een wilde coyote, zonder direct contact met mensen. Dit symbolisch geladen werk reflecteerde op de Amerikaanse koloniale geschiedenis, de vernietiging van inheemse culturen en de kloof tussen mens en natuur in de moderne samenleving. Beuys’ fysieke aanwezigheid en minimalistische interactie met het dier dienden als metafoor voor zowel confrontatie als verzoening, terwijl zijn afzondering kritiek leverde op sociale en culturele isolatie binnen het institutionele kunstsysteem. Adrian Piper – Mythic Being (1973) Adrian Piper voerde in Mythic Being een performance uit waarin zij de rol aannam van een zwart mannelijke alter-ego met afropruik en zonnebril. Ze mengde zich in de publieke ruimte en confronteerde het publiek met hun eigen vooroordelen rond ras, gender en sociale identiteit. Piper’s performance belichtte hoe sociale perceptie en stereotypering de ervaring van het individu beïnvloeden, en gebruikte haar lichaam als instrument om deze maatschappelijke mechanismen zichtbaar te maken. Conclusie: Deze drie performances illustreren hoe performancekunst ontstond als een directe reactie op sociopolitieke controlemechanismen en machtsstructuren. Het lichaam werd een medium van verzet, waarmee kunstenaars persoonlijke, politieke en esthetische grenzen doorbraken. De radicale fysieke aanwezigheid in het moment van de performance stelde vragen over macht, verantwoordelijkheid en de rol van het publiek in de kunstervaring. Marina Abramović – Rhythm 0 (1974) Adrian Piper – Mythic Being (1973) Joseph Beuys – I Like America and America Likes Me (1974) KUNSTACTUA - EXAMEN Wat verstaan we onder performativiteit binnen de hedendaagse kunst en hoe kunnen we dit fenomeen in een sociopolitieke context plaatsen? Leg uit aan de hand van minstens drie artistieke voorbeelden. Performativiteit binnen de hedendaagse kunst verwijst naar een bredere opvatting van performance, waarbij het niet enkel draait om het menselijke lichaam als medium, maar ook om de interactie tussen technologie, taal, objecten, dieren en culturele codes. Performativiteit omvat het bewustzijn dat handelingen, gebaren en representaties niet slechts een uiting zijn, maar zelf betekenis produceren en machtsstructuren kunnen blootleggen. Sociopolitieke context: De Franse filosoof Gilles Deleuze introduceerde in Postscript on the Societies of Control (1992) het idee dat moderne samenlevingen zijn geëvolueerd van disciplinerende controle (zoals beschreven door Michel Foucault) naar een netwerkgerichte samenleving van continue toezicht en data-analyse. Individuen worden getransformeerd tot 'dividuals': gefragmenteerde databronnen die voortdurend gemonitord en gecontroleerd worden. Deze context van surveillance, prestatiedruk en digitale controle wordt door hedendaagse kunstenaars onderzocht en bekritiseerd door middel van performativiteit. Amalia Ulman – Excellences and Perfections (2014) Ulman voerde een langdurige Instagram-performance uit waarbij ze een luxe influencer-lifestyle simuleerde. Door zorgvuldig gestileerde beelden van schoonheidsingrepen, mode en consumptie te posten, onderzocht ze hoe sociale media identiteitsconstructies vormen. Haar project bekritiseert de oppervlakkigheid van online zelfrepresentatie en de druk om een perfect leven te tonen, wat verwijst naar de performativiteit van gender en consumptie binnen een digitale cultuur. Sun Yuan en Peng Yu – Can't Help Myself (2016) Dit werk, gepresenteerd op de Biënnale van Venetië, toont een industriële robotarm die voortdurend een bloederige vloeistof probeert binnen een afgebakend gebied te houden. De mechanische herhaling symboliseert de onophoudelijke controle in moderne samenlevingen, met verwijzingen naar de manier waarop technologieën zoals bewakingscamera's en algoritmen worden ingezet voor gedragsregulering. Cécile B. Evans – Sprung a Leak (2017) Evans presenteert in deze multimedia-installatie een dystopische wereld waarin robots, data en kunstmatige intelligentie menselijke emoties en relaties proberen na te bootsen. Het werk onderzoekt hoe digitale technologieën niet alleen fysieke lichamen, maar ook de menselijke geest beïnvloeden, en belicht de verschuiving van biopolitiek (controle over het lichaam) naar noöpolitiek (controle over de geest). Conclusie: Performativiteit binnen de hedendaagse kunst functioneert als een krachtig middel om sociopolitieke thema's te onderzoeken, zoals digitale surveillance, identiteitsconstructie en de impact van technologie op het lichaam en de geest. Door artistieke interventies worden deze machtsstructuren zichtbaar gemaakt en uitgedaagd, waarbij kunstenaars de grens tussen werkelijkheid en representatie bewust opzoeken. Amalia Ulman – Excellences and Sun Yuan en Peng Yu – Can't Help Cécile B. Evans – Sprung a Perfections (2014) Myself (2016) Leak (2017) KUNSTACTUA - EXAMEN Beschrijf minstens drie voorbeelden van hedendaagse beeldende kunstenaars die hun eigen museum hebben opgericht. Leg daarbij ook hun achterliggende motivaties uit. 1. Marcel Broodthaers – Musée d’Art Moderne, Département des Aigles (1968-1971) Beschrijving: De Belgische conceptuele kunstenaar Marcel Broodthaers richtte in 1968 het Musée d’Art Moderne, Département des Aigles op. Dit was geen conventioneel museum met een fysieke collectie, maar eerder een fictieve kunstinstelling die uit verschillende "afdelingen" bestond, elk met een eigen expositie. Zo waren er bijvoorbeeld een "Section des Figures" met reproducties van adelaars en een "Section Cinéma" met films. Dit project omvatte tentoonstellingen, publicaties en zelfs een speciaal ontworpen museumruimte. Motivatie: Broodthaers wilde de kunstwereld en de instituties die kunst legitimeren kritisch benaderen. Door de structuren van musea en hun presentatiewijzen te imiteren, vroeg hij zich af: Wat bepaalt of iets kunst is? Wie bepaalt de waarde van een kunstwerk? Hoe beïnvloedt de context van een museum de perceptie van kunst? Zijn museum functioneerde als een commentaar op hoe kunstwerken worden "ingekaderd" door musea en hoe deze instellingen macht uitoefenen over de definitie van kunst. Broodthaers bekritiseerde de commerciële belangen in de kunstwereld en de manier waarop musea kunstwerken fetisjeren en uit hun oorspronkelijke context halen. 2. Les Levine – Museum of Mott Art Inc. (1970) Beschrijving: Les Levine, een Iers-Canadese conceptuele kunstenaar, richtte in 1970 het Museum of Mott Art Inc. op, een geheel fictieve instelling die de commerciële en zakelijke kant van de kunstwereld aan de kaak stelde. Het museum bood diensten aan zoals: "Art for Capital Gains" (kunst voor financiële winst) "How to Become an Artist's Spouse" (hoe de echtgenoot van een kunstenaar te worden) "Where to Be Seen" (waar gezien te worden) Deze "diensten" werden gepresenteerd in de vorm van een catalogus, waarbij elk aanbod met een prijslijst kwam, net als bij commerciële advertenties. Motivatie: Levine bekritiseerde de toenemende commercialisering van kunst en de rol van marketing en netwerken in het succes van kunstenaars. Hij stelde de vraag of kunst nog wel draait om artistieke waarde, of volledig bepaald wordt door financiële belangen en sociale status. Het Museum of Mott Art Inc. was een satirische spiegel van de kunstwereld waarin kunstwerken handelswaar worden. KUNSTACTUA - EXAMEN 3. Robert Filliou – Galerie Légitime (1962) Beschrijving: De Franse kunstenaar Robert Filliou richtte in 1962 de Galerie Légitime op, een uiterst minimalistisch en conceptueel museum. De galerie bestond uit een bolhoed waarin kleine kunstwerken werden bewaard. Dit "mobiele museum" werd letterlijk gedragen door Filliou zelf, wat betekende dat de collectie alleen tentoongesteld werd wanneer hij de hoed droeg. Later werd de hoed zelfs verzegeld in een plastic zak om de werken voor tien jaar te conserveren. Motivatie: Filliou’s project was een directe kritiek op de elitaire kunstwereld en de afhankelijkheid van fysieke ruimtes zoals galeries en musea. Zijn aanpak stelde vragen over: De locatie van kunst: Moet kunst altijd in een traditionele expositieruimte getoond worden? Toegankelijkheid: Kan kunst ook bestaan buiten de muren van een museum? Het object als kunstwerk: Door kunst in een hoed te bewaren, vervaagde hij de grens tussen kunstobject en alledaags gebruiksvoorwerp. Zijn werk was sterk beïnvloed door het Fluxus-collectief, dat streefde naar de democratisering van kunst en het doorbreken van de traditionele scheiding tussen kunst en het dagelijks leven. Overkoepelende Thema’s en Vergelijking: Hoewel de benaderingen van Broodthaers, Levine en Filliou verschillen, hebben ze enkele gemeenschappelijke thema's: Institutionele Kritiek: Ze bekritiseren de macht van musea en galeries om kunst te definiëren en te legitimeren. Conceptualisme: De focus ligt op het idee achter het kunstwerk, niet op het object zelf. Toegankelijkheid: Ze stellen de vraag of kunst alleen waardevol is binnen de muren van een museum of in een commerciële context. Deze kunstenaars probeerden de rol van het museum opnieuw te definiëren door zelf instituten op te richten die niet primair dienden om kunst te verzamelen, maar om het begrip kunst ter discussie te stellen.