Kwalitatieve Onderzoeksmethoden PDF

Summary

This document provides an overview of qualitative research methods. It discusses various approaches, including positivism, interpretivism, critical theory, and constructivism. It also touches on the concept of a research framework, problem statements, and case studies. The topics discussed seem oriented toward social sciences research.

Full Transcript

https://quizlet.com/be/989849985/kwalitatieve-onderzoeksmethoden-flash-cards/ KWALITATIEVE ONDERZOEKSMETHODEN WAT ZIJN KWALITATIEVE ONDERZOEKSMETHODEN kwalitatieve onderzoeksmethoden: uitgaan van de complexiteit van de realiteit: valt niet te reduceren tot...

https://quizlet.com/be/989849985/kwalitatieve-onderzoeksmethoden-flash-cards/ KWALITATIEVE ONDERZOEKSMETHODEN WAT ZIJN KWALITATIEVE ONDERZOEKSMETHODEN kwalitatieve onderzoeksmethoden: uitgaan van de complexiteit van de realiteit: valt niet te reduceren tot gekwantificeerde factoren -> verschillen van mening over ontologische (wat is de werkelijkheid) en epistemologische (wat is kennis) grondslagen van onderzoek ​ keuze moet expliciet of impliciet gemaakt worden & moet onderbouwd worden ○​ geen slechte keuzes, wel inconsistente keuzes POSITIVISME INTERPRETIVISME ​ objectivisme ​ subjectivisme (wereld is subjectief, ​ verklaren (wetmatigheden) mijn realiteit is niet jouw realiteit, we ​ deductief kunnen niet los komen van de ​ kwantitatief (reductie realiteit, we staan er midden in) ​ validiteit (in hoeverre kunnen ​ begrijpen (betekenisgeving mensen die je onderzoek lezen ​ inductief (starten vanuit de data ervan uitgaan dat je onderzoek niet van een specifieke theorie) klopt) (enerzijds repliceerbaarheid, ​ kwalitatief (complexiteit) onderzoekers kunnen exact ​ betrouwbaarheid (hoe betrouwbaar hetzelfde onderzoek uitvoeren en is mijn onderzoek, dezelfde resultaten verkrijgen) geloofwaardigheid, hoe geloofwaardig is het dat ik bepaalde claims maak) (repliceerbaarheid is onmogelijk, net zoals generaliseerbaarheid) ​ nadruk op de betekenis die mensen geven aan hun gedrag -> deze twee zijn tegenpolen: gaan uit van een ultieme scheiding -> critical theory & constructivisme als middenmaat postpositivisme -> bewust zijn wat de rol van de onderzoeker is in het blootleggen van de realiteit ook al bestaat er een objectieve werkelijkheid constructivisme -> realiteit in een construct ​ leunt aan bij interpretivisme -> erkennen dat de realiteit bestaat: is niet gewoon een fictie ​ realiteit bestaat omdat wij die als groep construeren ​ door sociale interactie met elkaar creëren we een realiteit die onderling bestaat ​ kunnen nooit objectief de realiteit bestuderen maar altijd rekening houden met de interactie tussen mensen 1 critical theory ​ realiteit bestaat, is geen fictie ○​ bestaat alleen maar omdat het een critaliseerbare / verharde versie is van de sociale afspraken die we met elkaar gemaakt hebben, tastbare realiteit ​ is mogelijk deze realiteit te veranderen ​ dominant sociaal idee kan veranderen en dan verandert de sociale realiteit grounded theory ​ gericht op het ontwikkelen van theorie gefundeerd in de praktijk = de manier waarop 80% van de kwalitatieve onderzoekers hun op baseren als kader ​ abstracte theorieën zijn heel erg belangrijk ​ ontwikkelen van brede theorieën die ons helpen de realiteit te begrijpen ○​ theorie kan niet zomaar in ons hoofd verzonnen worden ​ focust niet op het testen van abstracte hypothese maar wel het gebruiken van strikte onderzoeksprocedures ○​ niet focussen op deductief onderzoek ​ interpretativisme heeft te vaak de neiging gehad van te denken dat de onderzoeker gewoon met de natte vinger interpreteerde ​ kwalitatieve onderzoeken moeten ook worden uitgevoerd volgens strikte codeerschema's en strikte selectieprocedures en interview regels ​ doel van deze strikte procedures is om heel transparant te zijn 2 ONDERZOEKSONTWERP wat is een onderzoeksontwerp = plan van aanpak voor je aan kennisvergaring wil doen ​ idealiter voor je begint aan dataverzameling en analyse ​ dwingt je keuzes te maken ​ blijft een iteratief (proces dat heen en terug gaat, niet lineair of stap voor stap)proces ​ idee -> probleem -> onderzoeksvraag -> operationalisering-> data en analyse ○​ ! beïnvloeden elkaar ook onderling inhoud ​ wat wil je weten ​ kwantitatief of kwalitatief ​ welke concepten, theorieën, hypothesen, modellen ​ welke cases, respondenten,... ​ hoe wordt de data verzameld ​ hoe wordt de data geanalyseerd wat is een probleemstelling een geïntegreerde tekst met daarin ​ een situering van het onderzoeksdomein ​ een maatschappelijke en of wetenschappelijke verantwoording ​ het onderzoeksdoel en de onderzoeksvraag ​ het conceptueel kader wat is een goede onderzoeksvraag criteria ​ relevant en interessant ​ doenbaar en haalbaar ​ duidelijk; precies, specifiek, ondubbelzinnig en enkelvoudig ​ verankerd in theorie ​ intern logisch en coherent ​ neutraal types ​ exploratief/beschrijvend ​ verklarend ​ veranderend (emancipatorisch) ○​ gaat dit in tegen neutraliteit? onderzoeksontwerp als een zandlopermodel -> onderdeel van het iteratief proces: gebeurt op basis van ruwe onderzoeksvraag maar wordt op haar beurt gebruikt om die onderzoeksvraag te verscherpen literatuurstudie en theoretisch kader ​ in kaart brengen van wat wel en niet geweten is ○​ grote perspectieven en benaderingen, en hoe die zich tot elkaar verhouden; ○​ formulering van probleem en onderzoeksvraag ​ conceptueel en methodologisch kader 3 ○​ definiëren en operationaliseren van verschillende concepten in onderzoeksvraag ○​ formulering van hypothesen ○​ identificatie van methoden ​ belangrijk: keuzes bepalen ○​ hoe je omgaat met theorie ○​ wat voor soort ‘kennis’ je genereert ○​ de formulering van je onderzoeksvraag ○​ de keuze voor concrete methodologische technieken wat is een theorie = gegeneraliseerde vorm van begrip die wordt gebruikt om ons wereldbeeld te onderbouwen -> kan breed zijn maar kan ook heel specifiek zijn -> biedt een lens waardoor we de (menselijke) wereld bekijken en interpreteren ​ maximalistische visie ○​ alle kennis, alle onderzoek (‘grand theory’) ○​ alle kennis over het onderwerp ○​ beschrijvende theorieën ○​ verklarende theorieën (mid-range theory) ○​ algemene wetmatigheden ​ minimalistische visie hoe gebruiken we theorieën in sociaalwetenschappelijk onderzoek deductief onderzoek: theorie -> empirisch fenomeen (formuleert hypothesen) inductief onderzoek: empirisch fenomeen -> theorie abductief onderzoek: theorie -> empirisch fenomeen -> theorie -> empirisch fenomeen -> … CASE CENTRIC ONDERZOEK THEORY CENTRIC ONDERZOEK ​ theorie = instrument ​ theorie = kennis ​ case = kennis ​ case = instrument ​ theorieën begeleiden de empirische ​ theorieën zijn de maatstaf van verkenning en stellen onderzoekers kennis en het hoofddoel van in staat abstract te reflecteren over onderzoek zou dus moeten zijn om de complexiteit van de sociale deze theorieën empirisch te 'testen' realiteit om de causale processen in in een casus te belichten (eclectische ​ cases (test de ene theorie combinatie van theorieën) tegen de andere) ​ exploratief hoe ga je van probleemstelling en theoretisch kader, naar een conceptueel en methodologisch kader? => wie of wat ga je onderzoeken ​ hoe selecteer je een methode en databronnen ! kwalitatief onderzoek is empirisch bij uitstek ​ doel = kennis = begrijpen van een concreet empirisch fenomeen 4 conceptuele en methodologisch kader ​ stap tussen probleemstelling en theoretisch kader enerzijds en effectieve dataverzameling en -analyse anderzijds ​ conceptualisering: wat betekenen je kernconcepten in concrete zin ​ operationalisering: welke data heb je nodig ○​ theoretische aannames omzetten in empirische indicatoren ○​ hoe kunnen theoretische concepten gemeten worden ​ methodologisch kader: welke technieken ga je gebruiken ○​ selectie en bespreking van concrete databronnen, meetinstrumenten en analysemethoden => hangt allemaal samen met voorgaande stappen ! consistente en bewuste keuzes maken ! methodologische coherentie wat is een case? = afgebakend fenomeen dat wordt gehaald uit een populatie (= alle mogelijke uitingen van een bepaald fenomeen). -> individuen, organisaties, handelingen,... ~ wie valt er binnen de criteria van mijn selectie en waarom vallen zij daarbinnen -> case is altijd in relatie tot een bepaalde populatie -> een case kan evolueren -> zien dat de case consistent blijft met wat je aan het onderzoeken bent case selectie -> één of meerdere cases selecteren die zich op een manier verhouden tot de populatie ! kwalitatief onderzoek gaat in de diepte en kan dus maar een beperkt aantal cases bestuderen! => verschillende soorten case-selectie, afhankelijk van je OV en type analyse ​ representatieve steekproef (gebruikt in kwantitatief onderzoek); ○​ voor een sp om representatief te zijn moet je vaak heel veel mensen bevragen ○​ minder in kwalitatief onderzoek ​ single case-studie: kritische case, ontkennende (case die tegen alle regels ingaat) /bevestigende case, extreme case (zodanig ver vna de standaard afwijkend)… ​ vergelijkende case-studie: ‘Mill’s Method’ (selectie op afhankelijke variabele) ○​ Mills method of agreement and difference ​ ​ selecteren op afhankelijke variabele: wat je wilt verklaren 5 ​ er zijn twee cases waar de uitkomst hetzelfde is maar de factoren die dit uitlokken zijn zo anders ​ op zoek naar de ene factor die overeenkomt ​ method of difference: kijken naar cases die anders zijn, waarbij er zodanig veel gelijkenissen zijn, welke verschillen en zijn dit de factoren die verklaren dat de uitkomst anders zijn ​ kritiek: is niet altijd zo duidelijk, er zijn 1001 factoren ​ transparant communiceren waarom een bepaalde case tot iets specifiek leidt ​ method of agreement: kijken naar de ene factor die gelijk is ​ biedt vrijheid om sociale thesissen te kiezen welke soorten analyse kan je doen binnen kwalitatief onderzoek? grondvormen van onderzoek ! ongeacht de grondvorm - iedereen moet aan case selectie doen ​ inhoudsanalyse, discoursanalyse, narratieve analyse: ○​ focust op taalgebruik en constructie van argumenten en initiatieven; ○​ vaak tekst-gebaseerd, met codering (via nvivo); ​ de dieptestudie en etnografie: casestudies ○​ studie van een welomschreven fenomeen in haar reële context; ○​ gebruikt brede waaier aan data en triangulatie; ​ belang van triangulatie voor een case studie geschikte data voor kwalitatief onderzoek is breed: veel dingen kunnen bijdragen aan belangrijke inzichten in de case studie hoe bepaal je wat voor data je nodig hebt -> hoe verzamel je data voor kwalitatief onderzoek ​ interviews ​ focusgroepen wat is een interview ​ open interview (zeer inductief) of semi-gestructureerd interview (inductief en/of deductief) ○​ open interview: voorbereiding is zeer vrij, grote mate van vrijheid om het gesprek te laten lopen ○​ semi-gestructureerd interview: werken met en vragenlijst al dan niet uitgebreid, concrete vragen en structuren aanbrengen in het gesprek ​ een vast gestructureerd interview is eigenlijk een survey ​ flexibel, interactief en gericht op ‘het verhaal’ van de respondent – “hearing data”; ○​ er wordt op het moment zelf data gecreëerd door de antwoorden van de respondent ​ belang van wederzijds vertrouwen tijdens het interview! ○​ inspelen op de antwoorden die je krijgt ○​ als de persoon het gevoel heeft dat hij niet alles kan zeggen tegen de interviewer 6 waarom (niet) interviewen ​ pro ○​ zeer rijke bron van informatie over de gedachte, motieven en ervaringen van mensen ​ toont wereldbeeld van mensen ​ geeft inzicht in betekenisgeving en processen ​ informatie over de beweegreden van mensen ​ con ○​ moeilijk ​ objectiviteit? accuraatheid? verificatie? ​ replicatie en veralgemening bijna niet mogelijk ​ vraagt erg veel tijd en energie stappenplan ​ inhoudelijke voorbereiding ○​ weet wat je wil weten ○​ selectie van respondenten ○​ je vragenlijst opstellen ​ praktische voorbereiding ○​ contacteer (tijdig) je respondent ○​ zorg voor goed materiaal ○​ zoek goede locatie ​ tijdens het interview ○​ bouw vertrouwen ○​ time management ○​ wees dankbaar ​ na het interview ○​ transcriberen ○​ analyseren ○​ rapporteren inhoudelijke voorbereiding ​ zorg eerst dat je weet wat je wil weten! ​ respondenten selecteren: ○​ selectieproces: hangt af van je onderzoeksdesign ○​ lees je in voor je ze contacteert: wie zijn ze, wat doen ze? ○​ integriteit: kotgenoot interview? Ja, maar… ​ vragenlijst opstellen (= interviewstrategie): ○​ ‘grand tour questions’ vs. specifieke vragen (voorbeelden, meer uitleg…) ○​ wees duidelijk: gebruik verstaanbare taal en stel concrete (beantwoordbare) vragen ○​ stel geen suggestieve vragen en vermijd ja/nee-vragen ○​ wees niet te ambitieus: beperk je vragenlijst (cf. time management) ○​ vragenlijst aanpassen aan respondent? ja, maar… ​ problemen: vergelijken van data wordt zeer moeilijk ​ kan tot op zekere hoogte ​ aanpassen aan type actor en type respondent 7 praktische voorbereiding ​ contact leggen met de respondent = eerste indruk en dus zeer belangrijk: wees niet opdringerig, maar wel concreet ○​ maak jezelf interessant: leg uit wie je bent ○​ maak de respondent interessant: leg uit waarom je die persoon wil interviewen ​ locatie en materiaal ○​ geïnformeerde toestemming (‘informed consent’)! ​ moeten weten waaraan ze deelnemen en nemen vrijwillig deel ○​ waar gaat het interview plaatsvinden? ​ online of offline? Is het een veilige omgeving? ○​ zorg dat je materiaal in orde is ○​ hou je aan gemaakte afspraken => vooraf doorsturen van vragen? kan wel -> kan er wel voor zorgen dat je geen eerlijke antwoorden meer krijgen, je kan hoofdthema's of brede vragen doorsturen maar je hoeft niet alles door te sturen tijdens het interview ​ start: create a safe space ○​ bedank mensen voor hun tijd en vraag naar toestemming ○​ bouw vertrouwen en let op je non verbaal gedrag ○​ schat het comfortniveau van je respondent: start desnoods met wat koetjes en kalfjes ​ middle: go with the flow ○​ steering: pas je vragenlijst aan aan hoe het interview loopt ○​ probing: evalueer antwoorden en vraag door wanneer nodig ○​ time management ​ end: say thank you ○​ geef een korte samenvatting (klopt alles of mist er nog iets) ○​ eindig altijd me teen dankwood ○​ wissel eventueel gegevens uit wat na het interview ​ verslag en transcriptie ○​ drie manieren van transcriberen ​ samenvatten, niet alle details ​ woordelijke transcriptie ​ hele gesprek overzetten maar nog niet letterlijk ○​ euhm en ahhh niet transcriberen ​ letterlijke transcriptie ​ elk woord, pauze, … overnemen ​ data coderen en beschrijven ​ data analyseren ​ bevindingen interpreteren en rapporteren 8 wat is een focusgroep -> komt minder voor in onze opleiding ​ doel van een focusgroep: ○​ reacties en percepties (over producten, processen…) ○​ wereldbeelden en denkwijzen ○​ nieuwe ideeën en hypothesen ○​ diagnose van problemen ​ modaliteiten: ○​ groep & moderator; ○​ zeer gelijkaardig aan interviews (selectie, vertrouwen, doorvragen…) ○​ extra moeilijkheid: beheersen groepsdynamiek ○​ actieve, projectieve en collectieve vraagtechnieken ​ KIJK HANDBOEK ​ vaak is de discussie en dynamiek belangrijker dan de opdracht of vraag! => begeleid groepsgesprek, groep mensen samenbrengen die onderling een gesprek kunnen voeren, jij als externe leidt het gesprek in de juiste richting 9 ANDERE DATABRONNEN VOOR KWALITATIEF ONDERZOEK participatie en observatie wat is participatieve observatie? ​ participerende observatie = participeren én observeren. ○​ meer dan gewoon ‘meedoen’ of ‘rondkijken’; ○​ met een doel: data verzamelen, een antwoord op je onderzoeksvraag vinden ○​ balans tussen voorbij ‘normaliteit’ gaan en over-actief observeren ​ gericht zoeken naar je nodige data maar ook de context observeren ​ wat valt er op voor mij & wat valt er op voor de persoon die ik aan het observeren ben ​ participeren als… participant of observator? ○​ belang van acceptatie, vertrouwen en socialisatie (‘hanging out’); ○​ taal, kledij, gedrag, omgang… ​ wat te observeren? ○​ handelingen, interacties, processen, gewoontes, rituelen… ○​ tijd, ruimte, object… ​ gebruik van informanten, (veld)notities, foto’s, opnames => goede informant? ​ diepgaande enculturatie ​ blijvende betrokkenheid ​ beschikbaarheid ​ niet-analytisch welke andere databronnen zijn er nog? ​ documenten: brieven, verslagen, krantenartikels, speeches, partijprogramma’s… ​ artefacten en visueel materiaal: video, foto, streetart, gebouwen, afval… ​ databanken: bevolkingsregisters, leerlingendossiers, website logs… ​ internet en sociale media: (re-)posts, reacties… -> waar vind je deze databronnen ​ archieven, bibliotheken, internet, direct contact… -> waarvoor kan je ze gebruiken ​ hoofdbron (bv. inhoudsanalyse) ​ achtergrondinformatie (cf. databanken) ​ inspiratie (cf. ‘in de wereld zijn’) -> waar moet je op letten ​ wie maakte de bron, wanneer en waarom? ​ wie maakte de bron beschikbaar, wanneer en waarom? ​ is de bron betrouwbaar en volledig? ​ is de bron een kopie of een origineel? ! data overload? thick description! -> belangrijke manier om rijkheid aan data behapbaar te maken (zowel bij participatieve observatie als met andere bronnen) ≠ beschrijving met alle mogelijke details of pure idiosyncrasie = rijke beschrijving en interpretatie van observaties met oog voor context beschrijving => interpretatie => betekenis ~ kan deel zijn van de analyse 10 hoe en waarom combineer je verschillende soorten data? -> gemengde databronnen en ‘mixed method research’ ​ verschillende databronnen worden voor verschillende doelen gebruikt: ○​ interviews => bv.: kennis, beweegredenen of opinie ○​ speeches => bv.: verandering van gedrag, strategie of beleidsstandpunt ​ mixed method = combinatie van kwalitatief en kwantitatief ○​ belangrijk: verschil tussen gemengd datagebruik en gemengde methoden! ​ waarom datasoorten en methoden combineren? (zie p. 352) ○​ triangulatie: controle of data ‘klopt’, versterking van de betrouwbaarheid ○​ verdieping: statistisch buitenbeentje van nabij bestuderen (cf. case selectie), testen of statistische conclusies steek houden in ‘echte wereld’… ○​ verbreding: testen van kwalitatief opgebouwde theorie triangulatie -> vanuit meerdere perspectieven een onderzoek benaderen: ​ de sterktes van een perspectief kunnen voor de zwaktes van een ander perspectief compenseren ​ verhogen van het betrouwbaarheid in je resultaten -> kan op verschillende niveaus ​ data-triangulatie ​ methoden-triangulatie ​ theorieën-triangulatie ​ onderzoeker-triangulatie 11 INHOUDS- & DISCOURSANALYSE waarom analyseren WEBER: kwalitatief onderzoek moet verder gaan dan de case zelf, en diepere betekenis genereren die ons iets vertelt over de wereld: enkel zo kunnen we overgaan naar wetenschappelijke kennis -> overstijgen van het particuliere en de idiosyncrasie om tot diepere kennis in inzicht te komen deductief: starten bij de theory inductief: starten bij de data en bredere concepten proberen abstraheren wat is een analyse -> identificeren en bespreken (het in context plaatsen) van bredere patronen in de kwalitatieve gegevens die relevant zijn om je onderzoeksvraag te beantwoorden patroon: de herhaalde of regelmatige manier waarop iets gebeurt of wordt gedaan, individuele onderzoekseenheden overstijgend -> patroon kan je niet vinden in 1 case verschillende soorten analyse ​ inhoudsanalyse ○​ vaakst voorkomende ​ discoursanalyse ​ narratieve analyse ​ (vergelijkende) case study ​ participatieve observatie ​ qualitative comparative analysis (QCA) ​ process tracing -> kan verschillende methode combineren verschillende soorten patronen ​ Gelijkenis: wat hebben de bronnen in mijn analyse gemeen? ​ verschil: wat onderscheidt de bronnen van elkaar? ○​ misschien zijn ze verschillend op dezelfde manier ​ frequentie: hoe vaak wordt het patroon gevonden? ​ volgorde: in welke volgorde komen dingen/gebeurtenissen voor in mijn analyse? ○​ komt hetzelfde patroon van zoveel jaar geleden nog steeds voor ​ correspondentie: hoe zijn dingen/gebeurtenissen met elkaar verbonden? ​ causaliteit: hoe zijn dingen/gebeurtenissen causaal aan elkaar gerelateerd? wat is een inhoudsanalyse -> een onderzoeksmethode voor de subjectieve interpretatie van tekst gegevens door het systematische classificatieproces van coderen en identificeren van thema's of patronen -> een systematische procedure voor het toewijzen van categorieën aan tekstgedeelten => codering is de basis van een inhoudsanalyse 12 inductie vs deductie ​ inductieve aanpak ○​ verkennende benadering, theorievorming: ​ niet geleid door theoretisch kader ​ wanneer bestaande theorie of onderzoek beperkt is ○​ codes, categorieën en thema’s ontstaan door interactie tussen onderzoeker en data ​ deductieve aanpak ○​ afleiden: start vanuit theoretisch concept, dan codes creëren die we gaan terugzoeken in de data ​ bevestigende benadering, theorie testen/verfijnen: geleid door theoretisch kader ​ vooraf definiëren van codes en categorieën op basis van bestaande theorie of onderzoek coderen: wat en hoe? ​ wat is coderen ○​ toekennen van codes aan kwalitatieve gegevens ○​ open, axiaal en selectief coderen ​ axiaal coderen; sprong van het zeer concrete, zeer praktische naar het abstracte ~codes samenvoegen en kan ik uit de codes een concreter categorie van maken ​ selectief coderen: van concept naar theorie: elke verbanden kan ik zien door de concepten die ik gevonden heb ​ wat is een code? ○​ een woord of korte zin die symbolische een samenvattend, saillant, essentie vast attribuut toekent aan een deel van teamgebaseerde of visuele gegevens ○​ codes zijn niets meer dan labels totdat ze worden geanalyseerd wat is discoursanalyse? discoursanalyse = analyse van taal ‘voorbij de zin (verdere betekenis dan de betekenis die er gewoon staat)’: taal creëert sociale en culturele perspectieven en identiteiten ○​ culturele regels en conventies in communicatie ○​ hoe waarden, overtuigingen en aannames worden gecommuniceerd ​ speciale aandacht voor ‘framing’ en de ‘framing-creator’ ○​ complexe informatie wordt op een gestructureerde manier geselecteerd en verwerkt, zodat een bepaalde probleemdefinitie, toewijzing van oorzaken, morele evaluatie en/of aanbeveling voor actie wordt benadrukt ​ beschrijvende en kritische discoursanalyse. wat is een narratieve analyse narratieve analyse ​ narratief = betekenisvol verhaal dat de manier beïnvloedt waarop de omgeving wordt waargenomen ○​ specifieke setting van het verhaal ○​ verschillende personages figureren in een verhaal ○​ de plot beschrijft de relatie tussen de personages en plaatst ze in de setting 13 ○​ de moraal verwijst naar de oplossing die een verhaal promoot => kwalitatieve analyse focust (vaak) op het identificeren van patronen in een rijkdom aan data => inhoudsanalyse doet dit d.m.v. systematische classificatieproces o.b.v. codes => discoursanalyse en narratieve analyse focussen op taalgebruik en hoe deze de sociale/politieke/historische realiteit vorm geeft => ondanks strakke procedures en protocollen (coderen) blijft dit een subjectief proces 14 CASE STUDIES, PROCESS TRACING & QCA wanneer kunnen onderzoekers een causale claim hard maken? a.​ het variantie bewijs ○​ correlatie tussen veranderingen van de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele ○​ correlatie ≠ causaliteit ​ theorie geeft betekenis aan correlatie, verandert het in causaliteit ​ causaliteit = theoretisch construct, niet direct empirisch waarneembaar! ​ ○​ ontologisch probabilisme b.​ het mechanistisch bewijs ○​ mechanistische causaliteit (descartes) of het onderzoeken van de “geheime connectie” tussen oorzaak en gevolg ○​ verifiëren of er causale krachten van het ene deel van het causale mechanisme worden overgedragen naar het volgende deel ○​ ontologisch determinisme ○​ c.​ noodzakelijke en voldoende voorwaarde ○​ een oorzaak is een noodzakelijke voorwaarde als ze aanwezig moet zijn vooraleer een bepaalde uitkomst zich kan voordoen 15 ​ observaties uit waar de uitkomst aanwezig is, maar de voorwaarde zelf afwezig ​ x y d.​ slechts 1 causaal verband? ○​ monocausaal verband ​ x -> y ○​ multiple causation: equifinaliteit ​ x -> y ​ z -> y ​ w-> y ​ verschillende oorzaken produceren hetzelfde resultaat ○​ conjunctural causation ​ x * z * w -> y ​ verschillende oorzaken interageren en produceren het resultaat wat is process tracing? ​ stapsgewijze, retroactieve analyse (reconstructie) van een proces: ○​ “de oorzaak-gevolgrelatie die onafhankelijk variabele en uitkomst verbindt, wordt uit elkaar gehaald en opgedeeld in kleinere stappen; vervolgens zoekt de onderzoeker naar waarneembaar bewijs voor elke stap” ○​ “een systeem van in elkaar grijpende onderdelen dat causale krachten van x naar y overbrengt” ​ doel = causaal mechanisme blootleggen ​ opsporen van een causaal mechanisme dat een oorzaak met een resultaat verbindt ○​ de vraag is niet of x de oorzaak van y is maar hoe x y beïnvloedt is elke stap een noodzakelijke of voldoende voorwaarde? ​ process tracing ○​ elke stap: individueel noodzakelijk maar onvoldoende ○​ mechanisme: voldoende in het geheel ​ een goed causaal mechanisme voor process tracing ○​ duidelijk gedefinieerde oorzaak en resultaat ○​ geen gaten in het causaal verband ○​ zo eenvoudig mogelijk (occam’s razor) ○​ kan empirisch geobserveerd worden (‘observable manifestations’) ○​ duidelijk gespecificeerde context (‘scope conditions’) ○​ kan deductief of inductief bekomen worden ​ deductief proces training 16 ○​ ​ inductive process tracing ○​ wat is een case // wat is een case -studie? ​ case ○​ = afgebakend fenomeen dat wordt gehaald uit een populatie (= alle mogelijke uitingen van een bepaald fenomeen). ○​ individuen, organisaties, handelingen… ​ case studie ○​ = diepte-studie van een welomschreven fenomeen in haar reële context. ○​ twee soorten: ​ single case-studie: kritische case, ontkennende/bevestigende case, extreme case, pilootstudie…; ​ vergelijkende case-studie: most similar systems design; most different systems design (mill’s method). ○​ verschillende soorten data: tekst, interviews, participatie, beeld… ○​ verschillende soorten analyse: kwalitatieve survey, process tracing, discoursanalyse 17 hoe kunnen we cases vergelijken? -> the comparative method - LIJPHART ​ -> de klassieke methode ​ gericht op een klein aantal cases (kleine N) ​ vaak minder systematisch in dataverwerking ​ focus op overeenkomsten en verschillen tussen cases ​ minder technologisch geavanceerd -> QCA (Qualitative Comparative Analysis) = onderzoeksstrategie die wordt gebruikt om complexe causale verbanden in sociale wetenschappen te analyseren ​ nuttig wanneer onderzoekers te maken hebben met een medium-aantal cases (meestal tussen 10 en 50) ​ QCA is gebaseerd op de idee van multiple conjunctural causation (MCC), wat betekent dat: ○​ meerdere oorzaken kunnen tot eenzelfde uitkomst leiden ○​ deze oorzaken werken meestal in combinaties samen ​ een enkele factor verklaart zelden alles, maar een specifieke combinatie van factoren wel ○​ focus ligt op causale complexiteit: verbanden zijn niet rechtlijnig, maar dynamisch en afhankelijk van context ​ QCA analyseert niet enkel losse variabelen, maar kijkt hoe combinaties van verklarende factoren ("condities") leiden tot een bepaalde uitkomst ○​ deze combinaties = “configuraties” ​ truth tables: ○​ alle configuraties worden gestructureerd in een truth table ○​ truth table toont welke combinaties van condities (factoren) in welke cases voorkomen, en of ze leiden tot de gewenste uitkomst ​ minimisatie: ○​ truth table wordt vervolgens vereenvoudigd tot formules of "solutions". ○​ kwantitatief proces waarbij redundante combinaties worden weggelaten, zodat alleen de kernverbanden overblijven ​ causal pathways: ○​ resultaat is een reeks causale paden die elk een unieke verklaring bieden voor de onderzochte uitkomst ​ kenmerken van QCA: ○​ iteratief/abductief proces: onderzoekers bewegen continu heen en weer tussen theorie, data en analyse ○​ ondanks de minimisatie (een kwantitatieve reductie) blijft de rol van de onderzoeker cruciaal ​ interpretatie van de data en de contextuele kennis zijn onmisbaar ○​ vereist een sterk theoretisch kader: zonder een goed begrip van de factoren en hun mogelijke interacties kan de analyse niet slagen ○​ medium-N onderzoek: QCA is nuttig wanneer er te weinig cases zijn voor grootschalige statistiek, maar te veel voor traditionele kwalitatieve analyse => CONCLUSIE 18 ​ doel van kwalitatief onderzoek is om (causale) verbanden tussen factoren te ontdekken ○​ kwalitatieve methoden stellen onderzoekers in staat om meerdere soorten complexe causaliteit te ontwarren ○​ aandacht voor identificeren van noodzakelijke en voldoende voorwaarden ​ kwalitatief onderzoek kan geen correlaties opsporen, dus gaat in de diepte om rechtstreekse causaliteit empirisch te observeren ○​ analyses kunnen inductief of deductief, maar zijn bijna altijd een iteratief proces 19 ETHIEK & KWALITEIT validiteit ​ interne validiteit: ○​ hoe betrouwbaar zijn mijn bevindingen (‘reliability’)? ○​ ‘meet’ het onderzoek wat het beweert te meten? ○​ afhankelijk van repliceerbaarheid van de bevindingen: komt iemand tot dezelfde resultaten als zij/hij het onderzoek opnieuw doet? ​ externe validiteit: ○​ in welke mate gelden mijn bevindingen voor de populatie? ○​ afhankelijk van de veralgemeenbaarheid (‘generalisation’) van de bevindingen. in welke mate is kwalitatief onderzoek repliceerbaar en generaliseerbaar? betrouwbaarheid ​ veralgemeenbaarheid => overdraagbaarheid (‘transferability’): ○​ doel = “working hypotheses that may be transferred from one context to another depending upon the degree of ‘fit’ between the contexts” ○​ diepte van kwalitatieve data stelt (andere) onderzoekers in staat om te beoordelen of bevinding in een bepaalde setting ook elders gelden ​ repliceerbaarheid => geloofwaardigheid (‘credibility’): ○​ aandacht voor aannemelijkheid (‘plausability’) en authenticiteit. ​ dataverzameling en -analyse moet zo transparant mogelijk zijn! ○​ ‘thick description’, ‘respondent validation’ en ‘idealisation’ ○​ triangulatie en iteratie ○​ discussie met andere onderzoekers de ethiek van kwalitatief onderzoek ​ eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid, verantwoordelijkheid ​ procedurele ethiek ○​ geïnformeerde toestemming (‘informed consent’) ○​ vuistregel: ‘do no harm’ – aan jezelf of je respondent! ​ privacy (gdpr), misleiding, trauma… ​ situationele en relationele ethiek ○​ onafhankelijkheid, gevoeligheid, tussentijdse toestemming… 20

Use Quizgecko on...
Browser
Browser