HOWI - Oosterse Filosofie PDF
Document Details
Uploaded by WiseLimeTree
UGent
Tags
Summary
Dit document is een samenvatting van de verschillende Oosterse filosofische tradities. Het beschrijft belangrijke concepten zoals de Vedische traditie, Boeddhisme, en andere scholen van denken. De tekst bevat een beschrijving van de belangrijkste filosofische denkers en filosofische ideeën.
Full Transcript
Waaier van Wereldbeelden: Oosterse filosofie 1. De Vedische traditie 2. Boeddha 3. Nagarjuna en het mahayana-boeddhisme 4. Shankara en hindoeïstische filosofie 5. Confucius en het confucianisme 6. Lao Zi, Zhuang Zi en het taoïsme 7. Het chanboeddhisme 8. Het shintoiïsme 9. Dōgens zenboeddhisme 1....
Waaier van Wereldbeelden: Oosterse filosofie 1. De Vedische traditie 2. Boeddha 3. Nagarjuna en het mahayana-boeddhisme 4. Shankara en hindoeïstische filosofie 5. Confucius en het confucianisme 6. Lao Zi, Zhuang Zi en het taoïsme 7. Het chanboeddhisme 8. Het shintoiïsme 9. Dōgens zenboeddhisme 1. DE VEDISCHE TRADITIE Aan de basis van het hindoeïsme liggen de Upanishads, die Schopenhauer ‘het product van de hoogste menselijke wijsheid’ en en ‘troost in leven en sterven’ noemde (zoals geciteerd in Dijkstra 2021, p. 15). Ze omvatten ondermeer de eerste theorieën over reïncarnatie, wat als een deprimerend gegeven wordt beschouwd omdat de mens moet blijven meedraaien in het rad van vergankelijkheid en lijden. Karma resulteert uit de handelingen die men tijdens een leven stelt en bepaalt wetmatig hoe men vervolgens reïncarneert. Verlossing of moksha is echter mogelijk door middel van spirituele praktijken. De uiteindelijk, geestelijke werkelijkheid is Brahman, die tot op zekere hoogte vergeleken kan worden met de Geist bij Hegel. Het diepere, individuele zelf heet Atman. Essentieel op het pad naar bevrijding is het belang van zelfrealisatie. Dat kan met een filosofisch inzicht beginnen, maar uiteindelijk moet men de eenheid van Atman en Brahman woordeloos ervaren, wat opnieuw vergeleken kan worden met Hegel. Hiermee kan de mens het lijden overstijgen, geen nieuw karma meer produceren en niet langer reïncarneren (Dijkstra 2021, pp. 12-23). 2. BOEDDHA Ook in de filosofie van ‘de Verlichte’ of ‘Ontwaakte’ Boeddha staat de zoektocht naar bevrijding centraal. De kern van de leer bestaat uit de Vier Edele Waarheden. De eerste Edele Waarheid is dat lijden een inherent deel is van het leven: ‘Geboren worden is lijden, ziek zijn is lijden, sterven is lijden, verenigd zijn met wat ons lief is, is lijden, gescheiden zijn van wat ons lief is, is lijden, wanneer men iets wenst en het niet krijgt, ook dat is lijden’ (zoals geciteerd in Dijkstra 2021, p. 27). De tweede Edele Waarheid diagnosticeert dat de oorsprong van het lijden dorst of begeerte is. Door begeerte te voeden blijft de mens in de samsara, i.e., de keten van wedergeboorte. Volgens de derde Edele Waarheid kan het lijden echter overwonnen worden, door begeerten en fixaties los te laten en het nirvana te bereiken. De vierde en laatste Edele Waarheid is dat de mens daartoe praktisch gesproken het Achtvoudige Pad dient te volgen, zich aan ethische voorschriften moet houden, en moet mediteren of een handeling met de grootst mogelijke aandacht moet uitvoeren. De vraag naar het bestaan van het zelf laat Boeddha in het midden en ook op het stuk van het nirvana volstaat hij met ontkennende formulering, behalve dat het nirvana het eind van het lijden meebrengt: ‘Daar, monniken, zeg ik, is ook geen komen en geen gaan, geen blijven, geen verdwijnen, geen opkomen. Zij is zonder stilstaan, zonder voortgaan, zonder enige grond. Dit is voorwaar het einde van het lijden (zoals geciteerd in Dijkstra 2021, p. 31). Wat de waarheid betreft, bespot Boeddha de filosofen: zij zijn als blinden die een grote olifant op verschillende plaatsen betasten en hun eigen visie verabsoluteren, zonder zicht op het geheel te hebben, wat natuurlijk nooit tot het nirvana kan leiden (Dijkstra 2021, pp. 24-36). 3. NAGARJUNA EN HET MAHAYANA-BOEDDHISME Volgens hinayanafilosofen bestaat de mens uit vijf componenten: lichaam, emoties, waarnemingen, wilsimpulsen en bewustzijn. Die constitueren echter geen zelf; er is geen ‘ware aard’ of ‘diepste ik’. Aangezien de componenten allemaal vergankelijk zijn, roept dat de vraag op wie of wat er dan reïncarneert, maar daar formuleren de hinayanafilosofen geen consistent antwoord op. Hun ideaal is de arhat, die individualistisch naar eigen verlichting streeft en opgaat in het nirvana. Het mahayanaboeddhisme plaatst daar het ideaal van de bodhisattva tegenover, die altruïstisch blijft meedraaien in het rad van wedergeboorte totdat alle levende wezens bevrijd zijn. De bekendste mahayanaboeddhist is Nagarjuna, die een filosofie van de leegte voorstond. Tot op zekere hoogte vergelijkbaar met de apofatische theologie, benadrukt Nagarjuna dat de concepten die we gebruiken om enigszins grip te krijgen op het mysterie dat de werkelijkheid vormt, steevast tekort schieten. Nagarjuna richt meer specifiek zijn pijlen enerzijds op het denken in termen van substanties, i.e., dingen die onafhankelijk of ‘afzonderlijk’ van andere dingen (zouden) bestaan, en anderzijds -Hume anticiperende- op het postuleren van een noodzakelijk ‘causaal’ verband tussen opeenvolgende gebeurtenissen. Verlossing vergt niet alleen het loslaten van begeerten, maar ook het loslaten van dergelijk hokjesdenken. Zijn standpunt is echter genuanceerd. Aan de ene kant kunnen we moeilijk denken zonder concepten. Aan de andere kant moeten we inzien en doorvoelen dat die concepten altijd tekort (zullen blijven) schieten. In dat opzicht kan Nagarjuna ten diepste vergeleken worden met Herakleitos, Hegel en zelfs hedendaagse procesdenkers, zoals Leo Apostel (Dijkstra 2021, pp. 37-47). 4. SHANKARA EN HINDOEISTISCHE FILOSOFIE Tegenover de klassieke, dualistische verklaring van de evolutie van kosmos en mens, in termen van enerzijds oermaterie en anderzijds zuivere geest, staat Shankara een monistisch alternatief voor: Brahman. Verlichting en bevrijding zijn bereikbaar; men kan tot het hoogste principe van Brahman zonder eigenschappen komen, door te mediteren op Brahman met eigenschappen. Twee analogieën helpen dat enigszins te vatten. Een onverlichte wandelaar is bang voor wat enige afstand een slang lijkt te zijn, maar bij nader inzien gewoon een touw is. En tien zwemmers tellen na een overtocht de groep, maar vergeten daarbij steevast zichzelf mee te tellen, waardoor ze lijden omdat ze menen dat er maar negen het hebben gehaald, totdat een buitenstaander hen tot het correcte inzicht brengt (Dijkstra 2021, pp. 48-59). 5. CONFUCIUS EN HET CONFUCIANISME Confucius is de grondlegger van de Chinese filosofie, waarin de hoofdvraag is ‘wat is de weg?’. Centraal in zijn ethiek staan zelfbeheersing en deugdzaamheid, met als hoogste deugd: medemenselijkheid. Het hoogste ideaal is een ‘wijze’ te worden, maar dat is hoogst exceptioneel; bereikbaar is wel om een ‘edele’ te worden. Ook dat is echter niet voor iedereen weggelegd: Confucius, die waarde hecht aan sociale hiërarchie, gelooft dat de kleine man teveel alledaagse beslommeringen heeft om tot innerlijke vervolmaking te komen. Het centrale toepassingsdomein is veeleer de vorst: een rechtvaardig bestuur bestaat in een vorst die de meest deugdzame persoon is en zich omringt met ‘edelen’ die gehoorzamen of, indien ze dat echt niet kunnen, aftreden. Binnen het confucianisme zijn de meningen verdeeld: waar Mencius de mens van nature goed acht, gaat Xunzi ervan uit dat de mens van nature slecht is, en dat wat eventueel goed is aan een mens, aangeleerd is. Daarnaast springt ook de inzet van Ban Zhao in het oog: opdat mannen en vrouwen samen medemenselijkheid kunnen betrachten, is meisjesonderwijs noodzakelijk. (Dijkstra 2021, pp. 60-71). 6. LAO ZI, ZHUANG ZI EN HET TAOISME Lijnrecht tegenover het confucianisme profileert zich het taoïsme, vernoemd naar ‘Tao’, i.e., de ‘Weg’. Centraal staat niet het zich conformeren aan regels, maar veeleer niet-doen, in de zin van vrijheid en spontaniteit. Lao Zi past dat toe op de vorst: die moet niet uitblinken in deugdzaamheid, zoals bij Confucius, maar dient zo mogelijk onzichtbaar te worden. Zhuang Zi is de filosoof van de ongebondenheid en vrijheid. Hij zet vooral in op het zich niet laten inperken door de eigen denkkaders. Een mooie illustratie daarvan is zijn gesprek met de logicus Hui Zi over een boom die niet omgehakt kan worden. Waar Hui Zi zich afvraagt wat het nut van zo’n boom is, stelt Zhuang Zi dat het voor de boom zelf heel nuttig is om niet omgehakt te kunnen worden, en dat er bovendien ook voor mensen veel functionele mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld om onder de boom te gaan zitten en te mediteren. In plaats van nutsdenken staat Zhuang Zi oefenen in wuwei voor, i.e., niet-doen in de zin van spontaniteit en niet-intentioneel handelen (Dijkstra 2021, pp. 72- 85). 7. HET CHANBOEDDHISME Aan de basis van het Japanse zenboeddhisme ligt het Chinese chanboeddhisme. Het is gericht op de boven-discursieve verlichtingservaring en het accent ligt niet op de woordelijke overdracht in geschriften, maar veeleer op intuïtie en meditatie, ten einde terug te (kunnen) keren naar de oorspronkelijke toestand. De belangrijkste toevoeging aan het klassieke boeddhisme gaat nochtans voorbij aan Nagarjuna’s filosofie van de leegte omdat er wel bevestigende begrippen als ‘vreugdevolheid’, ‘smetloosheid’ en ‘eeuwigheid’ aan de boeddhanatuur worden toegeschreven (Dijkstra 2021, pp. 86-101). 8. HET SHINTOISME Shintoïsme betekent ‘de weg van de Goden’. Een van de belangrijkste filosofen is Kanetomo, die enerzijds afstand nam van het boeddhisme, maar anderzijds wel bouwde op het taoïsme en het neoconfucianisme. Zo splitst ‘het goddelijke’ zich op in de kosmische oerkrachten Yin en Yang, die complementaire tegenstellingen uitdrukken, op elkaar ingrijpen en zelfs versmolten zijn. Kanetomo beschouwt het menselijke lichaam als een miniatuur van het universum. Door de eigen microkosmos in evenwicht te houden, draagt de mens bij aan de universele orde, en wordt de plicht gevolgd om de goden te eren (Dijkstra 2021, pp. 102-113). 9. DOGENS ZENBOEDDHISME In Japan wordt het Chinese chanboeddhisme, zenboeddhisme en een van de belangrijkste zeemeesters is Dōgen. Door meditatie, door zich in meditatie boven oordelen en emoties te zetten, kunnen mensen tot de openheid komen die hen toegang geeft tot de mysterieuze aard van alles, wat in wezen vergankelijkheid is. Maar ook dat blijft volgens Michel Dijkstra een kwestie van blijven proberen, zoals in Becketts beroemde kortverhaal Worstward Ho!: “Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better.” Men faalt altijd, maar men kan doorheen de tijd wel ‘beter’ leren ‘falen’ (Dijkstra 2021, pp. 114-127). REFERENTIE Dijkstra, Michel (2021). Basisboek Oosterse Filosofie. Leusden: ISVW Uitgevers.