Islamitische filosofie - HOWI PDF
Document Details
Uploaded by WiseLimeTree
UGent
Tags
Summary
Deze samenvatting bespreekt belangrijke aspecten van de Islamitische filosofie, met focus op de ideeën van Ibn Sina, Ghazali en Ibn Roesjd. Belangrijke concepten zoals faculteitenpsychologie, antifilosofie, en teleologische godsbewijzen worden verder uitgelegd.
Full Transcript
Waaier van Wereldbeelden: Islamtische filosofie 1. Ibn Siena (Avicenna) 2. Ghazali 3. Ibn Roesjd (Averroës) 1. IBN SIENA (AVICENNA) Bouwend op Aristoteles’ De Anima, ontwikkelde de Perzische filosoof Ibn Siena (of Avicenna), die leefde in de 10de en 11de eeuw, de ‘faculteitenpsychologie’, waarbij...
Waaier van Wereldbeelden: Islamtische filosofie 1. Ibn Siena (Avicenna) 2. Ghazali 3. Ibn Roesjd (Averroës) 1. IBN SIENA (AVICENNA) Bouwend op Aristoteles’ De Anima, ontwikkelde de Perzische filosoof Ibn Siena (of Avicenna), die leefde in de 10de en 11de eeuw, de ‘faculteitenpsychologie’, waarbij hij naast de vijf zintuigen ook een aantal interne ‘faculteiten’, ’zinnen’ of ‘modules’ onderscheidde, zoals ‘de verbeelding’ en ‘het geheugen’, die elk een eigen rol spelen bij het verwerken van informatie. De meest fascinerende faculteit die Avicenna identificeerde was de ‘sensus communis’, die hij verantwoordelijk achtte voor het integreren en verwerken van sensorische informatie uit de buitenwereld. De zintuigen geven elk fundamenteel verschillende informatie over de buitenwereld -bijvoorbeeld visuele en auditieve informatie- maar op enkele illusies na, kunnen we doorgaans die informatie samenbrengen en integreren in een coherent wereldbeeld. Volgens Ibn Siena was dat het resultaat van de werking van de ‘sensus communis’, wat aan de basis ligt van de notie ‘common sense’ of ‘gezond verstand’. Ibn Siena’s faculteitenpsycholgie was invloedrijk in de ontwikkeling van de westerse filosofie, ondermeer bij Thomas van Aquino, maar er zijn ook echo’s in de hedendaagse psychologie. Met name de modulaire aanpak in hedendaagse cognitieve psychologie of cognitiewetenschap is in belangrijke mate schatplichtig aan Ibn Siena’s faculteitenpsychologie. 2. GHAZALI Antifilosofie is ook filosofie. In de zoektocht naar absolute zekerheid tracht de Wiener Kreis bijvoorbeeld de metafysica te ‘elimineren’, op grond van de betekeniscriteria ‘verifieerbaarheid’ of ‘confirmeerbaarheid’. In de Islamitische filosofie speelt ‘de vernieuwer van het geloof’ Ghazali een vergelijkbare, antifilosofische rol. Zijn meest bekende werk is De tegenspraak der filosofen, waarin hij zijn pijlen richt op de filosofische tradities van zijn tijd, met name Aristoteles en Ibn Siena, en benadrukt dat het onvermogen om consensus te vormen een indicatie vormt dat de filosofen slechts meningen hebben en nog niet tot de waarheid zijn doorgedrongen. Een van die controversiële kwesties betreft de eeuwigheid van de wereld. Aristoteles had daartoe besloten op grond van het argument dat elke beweging -of verandering- wordt voorafgegaan door een beweging en wordt gevolgd door een beweging, maar de notie van de eeuwigheid van de wereld staat op gespannen voet met de openbaring. Opvallend is dat Ghazali voor dezelfde oplossing kiest als Augustinus, i.e., God heeft met de schepping ook de tijd geschapen. Ghazali benadrukt ook de contingentie van de schepping: alles wat er is, had er net zo goed niet kunnen zijn. Een laatste, bekend aspect van Ghazali's werk is zijn kritiek op de notie van causaliteit, waarbij hij -Hume anticiperende- beargumenteert dat de notie van een noodzakelijk verband tussen oorzaak en gevolg ‘incoherent’ is, en dat de werking van het universum enkel verklaard kan worden in termen van Gods directe ingrijpen. 3. IBN ROESJD (AVERROES) De laatste, grote Islamitische filosoof is Ibn Roesjd of Averroës. In De Tegenspraak van de ‘Tegenspraak’ bekritiseert hij Ghazali’s argumentatie in diens De tegenspraak der filosofen. Filosofie -in het bijzonder die van Aristoteles, die hij grondig bestudeerde en becommentarieerde- is wel degelijk consistent en in overeenstemming te brengen met de islam. In lijn met Aristoteles’ teleologisch wereldbeeld, ontwikkelt Ibn Roesjd twee teleologische godsbewijzen: enerzijds een klassiek intelligent design-argument, maar anderzijds ook de idee dat de schepping op de mens afgestemd is, wat noopt tot het postuleren van het bestaan van een ‘afstemmer’. Hij levert echter geen ontologisch godsbewijs, waarbij uit Gods essentie, Gods existentie wordt afgeleid. De notie van ‘dubbele waarheid’ die Siger van Brabant aan Ibn Roesjd meende te ontlenen, en die tot de veroordelingen van bisschop Tempier in 1270 en 1277 zou leiden, kan niet als dusdanig teruggevonden worden bij Averroës. Wel maakt hij het onderscheid tussen drie discoursen: het retorisch discours in de openbaring, het dialectisch discours in de theologie, en het demonstratief discours in de filosofie. Opnieuw in lijn met Aristoteles betekent demonstratief hier: vanuit eerste beginselen of axioma’s, strikt deductief theorema’s afleiden. Volgens Averroës heeft niet iedereen de cognitieve vermogens om demonstratief te redeneren -doch wie het kan, moet het ook doen; filosofie is niet alleen toelaatbaar, het is zelfs een plicht- en bevat de openbaring om die reden beeldspraak die iedereen in staat stelt tot de waarheid te komen.