Hoorcollege Aantekeningen IOWW PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
These lecture notes cover the introductory concepts of educational studies, detailing different levels of learning and education (micro, meso, macro). They also discuss actors, stakeholders, processes, and variables within the educational system.
Full Transcript
**Hoorcollege aantekeningen -\> Inleiding Onderwijswetenschappen** **Hoorcollege 1; Referentiekader voor de onderwijswetenschappen** Niveaus die te maken hebben met leren, onderwijs en ontwikkeling; - **Micro** -\> Gaat over het leren zelf, zoals in de klas, in de collegezaal, op je sport o...
**Hoorcollege aantekeningen -\> Inleiding Onderwijswetenschappen** **Hoorcollege 1; Referentiekader voor de onderwijswetenschappen** Niveaus die te maken hebben met leren, onderwijs en ontwikkeling; - **Micro** -\> Gaat over het leren zelf, zoals in de klas, in de collegezaal, op je sport of wat je zelf thuis doet. Voorbeeld -\> "Juf Hilde weet het geheim voor een goede allereerste schooldag: ' Een beetje spannend en een beetje leuk'." -\> Docenten, leerlingen. **Microniveau** -\> Interactie tussen instructieverantwoordelijke (bijvoorbeeld, docent) en lerende. - **Meso** -\> Gaat over de organisatie van onderwijs en leren. Voorbeeld -\> "Studie: stop met beoordelen onderwijs door studenten." **Mesoniveau** -\> Leren en onderwijs wordt bekeken vanuit het perspectief; school, team, instelling, etc. - **Macro** -\> Gaat over het onderwijsbeleid en onderwijs in de samenleving. Voorbeeld -\> "Pleidooi voor AI-richtlijnen op scholen: 'Risico's groot, bewustzijn laag'." **Macroniveau** -\> Leren en onderwijs wordt bekeken vanuit beleid, wetgeving, etc. **Onderwijswetenschappen** -\> "De wetenschap die zich richt op leren en instructie; binnen een grote variatie aan formele en informele contexten, toepasbaar op alle leeftijdsgroepen." Actoren -\> Concrete personen, de organisaties die ze vertegenwoordigen of de organisaties zelf. Stakeholders: Groepen hebben verschillende belangen. Spelen verschillende 'rollen' in het onderwijs. Processen -\> Lopen over de tijd heen, bijvoorbeeld leer- of instructieprocessen. Variabelen -\> Kenmerken (van bijvoorbeeld actoren) die verschillende waarden kunnen hebben (bijvoorbeeld man/vrouw). **Microniveau** **Instructieverantwoordelijke** -\> Docent, coach, trainer, begeleider. Invloed van kenmerken van instructieverantwoordelijke -\> Bijvoorbeeld geslacht, leeftijd, visie. Begeleiding instructieverantwoordelijke -\> Bijvoorbeeld mentoren, samenwerking tussen leerkrachten, websites, nascholing. **Lerende** -\> Persoon die iets op een systematische manier (er is een plan op de achtergrond aanwezig) leert, bijvoorbeeld een leerling of cursist. Kenmerken van lerenden -\> Bijvoorbeeld, geslacht, leeftijd, opvattingen, persoonlijkheid. Begeleiding van lerenden -\> Bijvoorbeeld, medeleerlingen, ouders, zorgleerkracht, huiswerkinstituut. **Instructieactiviteiten** Beslissingen van instructieverantwoordelijke; - Leerdoelen -\> Wat wil je bereiken met instructie? Observeerbaar. - Lesstof -\> Datgene wat je leert. - Instructiestategie/werkvorm -\> Handelingen (bijvoorbeeld uitleggen en vragen) Waarmee leeractiviteiten uitgelokt worden. - Media -\> Welk medium wordt gebruikt (boek, powerpoint, tablet, laptop, etc.)? - Toetsing -\> Manier waarop gecontroleerd wordt of leerdoelen zijn bereikt. Formatief -\> Formatieve evaluatie heeft als doel het leerproces van leerlingen te ondersteunen en te verbeteren. Het wordt gebruikt om te zien hoe leerlingen vorderen, zodat er tijdens het leerproces bijgestuurd kan worden. **Leeractiviteiten** (Vermunt, 2003) 1. Cognitief -\> "Cognitieve leeractiviteiten leiden direct tot leerresultaten op het mentale vlak." Alles wat je in mentorlessen geleerd krijgt; Hoe leer je? Hoe neem je stof tot je? 2. Affectief -\> "Affectieve activiteiten gebruiken leerlingen om gevoelens te verwerken die zich bij het leren voordoen." Gevoelens tijdens het leren. Leren is niet altijd leuk en hoe ga je daarmee om? Hoe motiveer ik me? 3. Metacognitief -\> Het leren evalueren. Nadenken over hoe je het beste kunt studeren? Wanneer ga ik beginnen en hoe ga ik beginnen? Begrijp ik wat ik leer? **Effectsize** - Vaak d, maar soms ook g, r of ES. - In onderwijsonderzoek gaat het vaak om de significantie: Zijn verschillen tussen groepen statistisch significant? Is een correlatie (verband) tussen twee variabelen (motivatie en leerprestaties) statistisch significant. - Effectsize is een maat voor relevantie; Hoe betekenisvol zijn verschillen of correlaties voor de onderwijspraktijk? - Effectsizes groter dan of gelijk aan.4 worden als betekenisvol gezien. - Worden in meta-analyses gebruikt om meerdere studies samen te vatten. **Mesoniveau** Hoger organisatieniveau, actoren en factoren, activiteiten worden minder concreet. - Actoren -\> Klassen, schoolteams. - Kenmerken -\> Samenstelling klas, denominatie (categorie) van de school. - Begeleiding -\> Pedagogische centra, aanwezigheid ondersteuning. - Organisatie -\> Onderwijsvisie, beschikbare lokalen. **Leeractiviteiten** Hoe wordt de lesstof aangeboden? Wat doe je in het eerste en wat in het tweede jaar? **Macroniveau** Hoogste organisatieniveau - Actoren -\> Studentenvakbond, minister, etc. - Kenmerken -\> Demografische kenmerken leerlingen en leerkrachten. - Begeleiding -\> Belangenverenigingen (BON, Laks, LsvB), vakbonden (AOb). - Context -\> Politieke situatie, economische conjunctuur. - Organisatie -\> Inrichting onderwijs (basisonderwijs, vmbo, havo, vwo, etc.) - Didactisch handelen -\> Eindtermen, kerndoelen, basisonderwijs, CITO-toets. **Hoorcollege 2; Leren en instructie** **Leertheorieën** - Zijn descriptief: Beschrijven het verloop van het leerproces - Geven antwoord op vragen over leren, als: 1. Hoe verloopt het leerproces? 2. Welke factoren spelen een rol? 3. Hoe vindt transfer plaats? Natuurwetenschappen -\> Universeel geldig Sociale wetenschappen -\> Niet alles wat we doen in het onderwijs dat werkt, maar er is ook niets wat altijd werkt in het onderwijs. Er zijn geen theorieën of fenomenen die altijd werken in het onderwijs. **Leertheorieën en implicaties voor de praktijk** Praktijk -\> Het lesgeven, onderwijzen, ontwerpen van lesmateriaal, training, etc. Ertmer & Newby: Liking science (=instructional design) Vertaling naar praktijk kent veel onzekerheden Daarom: probalistisch (Kirschner et al., 2004) David Berliner (2002): "Educational research: the hardest science of them all" **Onderwijspsychologie** -\> 3 leertheorieën -\> Behaviorisme, cognitieve psychologie en contructivisme. **Behaviorisme -\> Leren door gedrag** **Klassieke conditionering** -\> Stimulus -- Respons 1. Ongeconditioneerde stimulus (UCS -- unconditioned stimulus) Stimulus die van nature automatisch een respons oproept. Voorbeeld: Tik van een hamer op knie 2. Ongeconditioneerde respons (UCR -- unconditioned respons) De niet geleerde respons als reactie op de ongeconditioneerde stimulus. Voorbeeld: Reactie van kniepees 3. Geconditioneerde stimulus (CS -- conditioned stimulus) Een voorheen neutrale stimulus, die door associatie met de UCS, een geconditioneerde respons oproept. Voorbeeld: Geluid van de bel 4. Geconditioneerde respons (CR -- conditioned respons) Aangeleerde respons als reactie op een voorheen neutrale stimulus. Voorbeeld: Reactie van kniepees **Minpunt** Klassieke conditionering: Werkt maar in bepaalde situaties, alleen bij natuurlijke reacties. **Operante conditionering** -\> Focus op gevolgen/consequenties van de respons. Skinner -\> Teaching machines Positieve reinforcement (bekrachtiging) -\> Sticker in je schrift. Negatieve reinforcement (bekrachtiging) -\> Geen huiswerk als je oplet. Positieve punishment (straf) -\> Strafwerk wanneer je te laat komt. Negatieve punishment (straf) -\> Geen zakgeld als je ruzie maakt. **Token economy** -\> Een token economie is een strategie om positief gedrag aan te leren bestaande uit drie basiselementen: (1) de selectie en definiëring van gedrag, (2) de toekenning van tokens wanneer leerlingen het gewenste gedrag vertonen, en (3) de uitwisseling van tokens voor attractieve beloningen. 1. Een **token economy** is een voorbeeld van **operante conditionering** omdat gewenst gedrag wordt versterkt door middel van beloningen (tokens), die later kunnen worden ingewisseld voor iets waardevols. 2. In dit voorbeeld is er sprake van **positieve reinforcement**, omdat de leerling een ster (token) krijgt als beloning voor het voltooien van een taak. 3. Volgens behavioristische principes kan het gedrag van leerlingen behouden blijven door **intermittent reinforcement**. Dit betekent dat beloningen niet elke keer worden gegeven, maar af en toe. Dit maakt het gedrag stabieler, omdat leerlingen blijven reageren in de hoop op een toekomstige beloning, waardoor ze niet snel terugvallen in hun oude gedrag. **Cognitieve psychologie -\> Leren door verwerken van informatie** Assumpties - Cognitieve psychologen zeggen dat leren het verwerken van informatie is. - Informatieverwerking (kennisopbouw en leren) gebeurt in stappen. - Er zijn grenzen aan wat verwerkt kan worden. - De informatie verwerkende activiteit is interactief: invloed van wat we al weten (voorkennis). - Reeks mentale processen spelen een rol bij informatie verwerken: waarnemen, herhalen, denken/reflecteren, problemen oplossen; herinneren, vergeten, zich inbeelden, elaboratie. ![](media/image2.png) **Information processing model** **Beperking werkgeheugen** Werkgeheugen heeft beperkte capaciteit -\> "The magical number seven, plus or minus two." (Miller,1956) 7 +- 2 elementen of chunks (maar misschien ook wel minder, Cowan, 2001) Strategieën kunnen helpen, maar maken beperking niet ongedaan. - Chunking -\> Is een geheugenstrategie waarbij je informatie in kleinere, beter behapbare eenheden verdeelt (of \"chunks\") om het makkelijker te onthouden. Bijvoorbeeld, in plaats van een lange reeks cijfers als 123456789 te onthouden, verdeel je het in stukjes zoals 123-456-789. - Mnemonics -\> Zijn geheugensteuntjes die je helpen om informatie beter te onthouden door het te associëren met iets bekends, zoals een rijmpje, acroniem of beeld. Bijvoorbeeld het acroniem \"ROGGBIV\" helpt om de kleuren van de regenboog te onthouden (Rood, Oranje, Geel, Groen, Blauw, Indigo, Violet). Het geheugenpaleis -\> Een verhaaltje maken om je boodschappenlijstje te onthouden door middel van een reisje door je huis. **Cognitieve belasting** (cognitive load) Informatie 'belast' het werkgeheugen. **Cognitive load theory** (CLT) - Beperking werkgeheugen - Onbeperkt lange termijngeheugen die beperking kan opvangen Drie soorten cognitive load 1. **Intrinsic cognitive load (neutraal)** Bepaald door complexiteit informatie - Aantal informatie-elementen - Interactie tussen informatie-elementen (element interactivity) 2. **Extraneous cognitive load (slecht)** Wordt veroorzaakt door de manier waarop de informatie wordt gepresenteerd. Sommige manieren van presenteren zijn beter dan andere. Implicatie voor instructie: Extraneous cognitive load vermijden. Voorbeeld; Een slide waarop de tekst onleesbaar is en veel afleidt. 3. **Germane cognitive load (goed)** Cognitieve belasting die bijdraagt aan leren. Capaciteit die overblijft na 'aftrek' extraneous en intrinsic load. Kan ondersteund of gestimuleerd worden, bijvoorbeeld door uitgewerkte voorbeelden. Germane cognitive load is de inspanning die bijdraagt aan het actief en efficiënt verwerken van leerstof, wat belangrijk is voor het ontwikkelen van blijvende kennis. **Constructivisme** ![](media/image4.png) **Kenmerken constructivisme** - Kennis is een constructie van de werkelijkheid - Kennis is niet (zonder meer) overdraagbaar van de ene persoon naar de andere. - Kennis is contextgebonden - Kennis is een sociale constructie Geen eenvormige theorie -\> verschillende stromingen 1. **Cognitief** constructivisme: Individueel, kennisconstructie, rol voorkennis. 2. **Sociaal** constructivisme: Leren is sociaal verband, co-constructie van kennis. Constructivisme **toegepast** Leerlingen zelf verantwoordelijk voor het leerproces - Aandacht voor actief en zelfstandig werken - Zelfsturing en hogere orde vaardigheden (leren leren) - Docent meer een begeleidende rol Realistische betekenisvolle (authentieke) leeromgeving - Opdrachten moeten zoveel overeenkomen met werkelijkheid: 'echte' vraagstukken en problemen - Complexe, open opdrachten Samenwerking en interactie - In Daltononderwijs, Montessorionderwijs hebben kenmerken van constructivisme. **Samenvatting** Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving **Toelichting** - **Behaviorisme** richt zich op observeerbaar gedrag dat wordt gevormd door beloningen en straffen. De leerkracht controleert het leerproces en de leerling reageert vooral op externe stimuli. - **Cognitivisme** richt zich op hoe informatie wordt verwerkt en gestructureerd in het geheugen. De leerkracht helpt bij het organiseren van informatie, terwijl de leerling actief nadenkt en mentale modellen ontwikkelt. - **Constructivisme** gaat ervan uit dat leren een actief proces is waarbij de leerling zelf kennis construeert op basis van ervaringen. De leerkracht begeleidt dit proces door een omgeving te creëren waarin de leerling zelfstandig kan leren en samenwerken. **Hoorcollege 3; De leraar** ![](media/image6.png)Variabelen die prestaties van leerlingen verklaren **Motieven** om te **kiezen** voor het beroep de leraar -\> - Altruïstische redenen - Intrinsieke motivatie - Extrinsieke motivatie **Motieven** om het beroep te **verlaten** -\> **Self-efficacy** -\> is het geloof in je eigen vermogen om specifieke taken of doelen succesvol uit te voeren. **Opvattingen over het leraarschap** 1. **Kennisgericht** (onderzoekstraditie van oudsher) Van oudsher: goede leraar weet veel. Wie over voldoende kennis beschikt, kan dit overdragen. "Wie docenten aanstelt die niet grondig zijn ingevoerd in de inhouden en denkwijzen van het vakgebied, legt de basis voor oppervlakkigheid en niveauverlies in het onderwijs." 2. **Persoonsgericht** (onderzoekstraditie van 1945-1965) Persoonlijkheid leraar Goede leraar wordt geboren Goede leraar heeft evenwichtige, volwassen persoonlijkheid Kritiek: Leverde weinig inzicht op 3. **Vaardigheidsgericht** (onderzoekstraditie 1960-1990) Wat doet een effectieve leraar? Wat is effectief gedrag? Proces-product onderzoek -\> Vaardigheden, gedrag in isolatie bekeken; trainbaarheid onderzocht. Kritiek: - Hoe wordt "los" gedrag een geheel? Bestaat de ideale leraar wel? - Outputgerichte, gestandaardiseerde toetsen (zoals CITO), beperkte opvatting van leren. - Nauwelijks theorievorming, black box - Overwegingen leraar spelen geen rol 4. **Praktijkgericht** (onderzoekstraditie vanaf jaren '80) (Praktijk)kennis van leraren hangt samen met gedrag van leraren. Gedrag leraren hangt samen met leerprocessen leerlingen. Onderscheid in verschillende soorten kennis. De term **black box** verwijst in het behaviorisme naar het idee dat de interne mentale processen van een persoon (zoals gedachten, gevoelens en motieven) niet direct waarneembaar of meetbaar zijn, en dus worden genegeerd in het onderzoek. Behavioristen beschouwen de hersenen als een \"black box\" omdat ze alleen geïnteresseerd zijn in observeerbaar gedrag en de relatie tussen stimuli (prikkels) en responsen (reacties), zonder zich bezig te houden met wat er intern in de geest gebeurt. Kortom, de focus ligt op de input (stimulus) en de output (gedrag) en niet op de interne cognitieve processen die daartussen plaatsvinden. ![](media/image8.png)Opbrengsten onderzoek effectieve instructie -\> **10 principes Rosenshine** **Kennisbasis van de leraar** Kennis **voor** leraren - WAT: Vakinhoudelijke kennis - HOE: Onderwijskundig, pedagogisch en vakdidactisch - Bron: Theoretisch op basis van wetenschappelijk onderzoek Kennis **van** leraren - Praktijkkennis - Interactieve cognities (bijvoorbeeld, ik ben aan het uitleggen, ik zie dat jullie goed luisteren dus ik ga door met uitleggen) - Beliefs (wat meer op de achtergrond, wat meer algemene ideeën over hoe onderwijs werkt. Bijvoorbeeld, eerst een hoorcollege voor kennis en dan een werkcollege voor toepassing.) - Pedagogical content knowledge (de combinatie tussen vakdidactiek en het pedagogische, weten van je leerlingen hoe ze de stof het makkelijkst tot zich kunnen nemen.) **Adaptieve expertise van de academische leraar** **Ontwikkeling tijdens de opleiding** Kerntaken: - Pedagogisch adequaat handelen - Professioneel voorbereiden en evalueren onderwijsactiviteiten - Onderwijs uitvoeren en begeleiden - Communiceren en samenwerken - Werken aan professionele ontwikkeling Kijken naar leraren in de klas **Inhoudelijk** perspectief -\> Wat wordt behandeld? **Vakdidactisch** perspectief -\> Hoe wordt inhoud behandeld? **Pedagogisch** perspectief -\> **Interpersoonlijk** perspectief -\> Wat zijn de gevolgen van gedrag van de leraar voor de relatie met leerlingen? Hoe werkt dit voor leerlingen? ![Afbeelding met tekst, schermopname, cirkel, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image10.png) ![](media/image12.png)**Interpersoonlijke cirkel docent** **Vertaling naar de praktijk** Interpersoonlijke relaties in de eigen klas - Kennis van de leerlingen - Kennis van de school(regels) - Kennis van jezelf Wat moet ik doen in deze situatie met deze leerling? Kennis uit onderzoek biedt taal en handelingsalternatieven - Reflectie - Intervisie - Experimenteren **Hoorcollege 4; Schoolorganisatie** **Organisatiestructuur** zegt iets over... - Effectief zijn - Effectiever worden Waar richt je als organisatie je energie op: effectief zijn/blijven of effectiever worden/innoveren? **Definitie** schooleffectiviteit 1. 'De mate waarin het onderwijs bepaalde effecten bereikt, gerelateerd aan onderwijsdoelstellingen.' (Creemers & Sleegers, 2009) 2. 'De mate waarin leereffecten worden bereikt in relatie tot verschillen in de instructie-verantwoordelijken of verschillen in de kenmerken van lerenden, klassen of scholen.' (Valcke, 2018) 3. Het deel van de spreiding in leerprestaties dat verklaard kan worden door onderwijsvariabelen. Het merendeel van het verschil in prestaties wordt verklaard door de verschillen tussen leerlingen in intelligentie, leergeschiktheid, sociale achtergrond en kennis die leerlingen op een bepaald terrein al hebben Vormgeving en de inrichting van het onderwijs (docentgedrag, lesmethode, beschikbare leertijd) = 20%. Daarbinnen verdeling tussen klas, sectie en school: schoolvariabelen verklaren direct maar een klein gedeelte van de variantie in effectiviteit **Hoe meet je schooleffectiviteit?** Continu debat: 1. Wat zijn de doelen van het onderwijs? - Het op gang brengen en in stand houden van leerprocessen van leerlingen, om een bepaalde leeropbrengst te bereiken. - De motivationele, emotionele, affectieve, sociale en de esthetische opbrengsten. - Het bereiken van maatschappelijke gelijkheid. 2. Hoe meten we (betrouwbaar en valide) de 'leerwinst' en verschillen in leerprestaties? - Aantal geslaagden voor het examen, het aantal drop-outs, het aantal verwijzingen naar het speciaal onderwijs en/of het aantal zittenblijvers. - Resultaten van de leerlingen op toetsen. **Schoolverbetering** -\> **Organiseren** is -\> 'A tool people use to coordinate their actions to obtain something they desire or value' = 'Een hulpmiddel dat mensen gebruiken om hun acties te coördineren om iets te verkrijgen dat ze wensen of waarderen.' **Organisatiestructuur** zegt iets over -\> - Hoe het werk is georganiseerd - Welke rollen er zijn en hoe die zich tot elkaar verhouden - Hiërarchie: verantwoording, ondersteuning, afstemming, uitvoering. - Hoe communicatie (idealiter) verloopt In een **organogram** zie je een platte weergave van hoe een school georganiseerd kan zijn. **Coördinatiemechanismen** - Verwijst naar 'het afstemmen van verschillende activiteiten binnen organisaties zodat de doelstellingen van de organisatie worden bereikt'. 1. **Structurele** coördinatie -\> Heeft betrekking op de formele kenmerken van de organisatie. Bijvoorbeeld, zo'n organogram. 2. **Procedurele** coördinatie -\> Verwijst naar dat wat feitelijk wordt gedaan om afstemming en integratie te bereiken. **Coördinatiemechanismen** 1. Direct leidinggeven Dit mechanisme houdt in dat een manager of leider direct toezicht houdt op en instructies geeft aan medewerkers. Dit zorgt voor directe communicatie en controle over de activiteiten, wat helpt bij het coördineren van acties binnen een organisatie. 2. Standaardisatie van werkprocessen Hierbij worden specifieke procedures en protocollen vastgesteld die gevolgd moeten worden bij het uitvoeren van taken. Dit zorgt voor uniformiteit en efficiëntie, en helpt om de output te standaardiseren. 3. Standaardisatie van kennis en vaardigheden Dit mechanisme zorgt ervoor dat medewerkers beschikken over dezelfde basiskennis en vaardigheden. Dit kan worden bereikt door training en opleiding, wat leidt tot consistentie in hoe medewerkers hun taken uitvoeren. 4. Standaardisatie van output (doelen) Dit houdt in dat er duidelijke doelen en verwachte resultaten worden vastgesteld voor de prestaties van een organisatie of team. Dit helpt om te zorgen dat iedereen in dezelfde richting werkt en dat de resultaten meetbaar zijn. 5. Wederzijdse afstemming Dit is een proces waarbij medewerkers met elkaar communiceren en hun activiteiten op elkaar afstemmen. Dit mechanisme is vooral nuttig in situaties waar flexibiliteit en samenwerking belangrijk zijn, zoals in teamprojecten. 6. Ideologie Dit mechanisme verwijst naar de gedeelde waarden, overtuigingen en normen binnen een organisatie. Een sterke organisatiecultuur kan medewerkers motiveren en richting geven, waardoor coördinatie op basis van gemeenschappelijke doelen en visies wordt bevorderd. **Ambiguïteit** (verschillende perspectieven/dubbelzinnigheid) **in schoolorganisaties** **Ambigue doelen:** - Iedere actor heeft eigen doelen - Doelen zijn op meerdere manieren uit te leggen ("goed onderwijs") - Doelen zijn strijdig (bijvoorbeeld, doel schoolleider vs. leerkracht) **Ambigue werkprocessen:** - Wat is er nodig voor "goed onderwijs"? - Welke activiteiten dragen bij aan gestelde doelen? **Ambigue participatie:** - Wie is betrokken en waarbij? - Wie neemt besluiten? **Coördinatie en besluitvorming** Zijn scholen professioneel-bureaucratische organisaties? **Professionele bureaucratie** -\> Scheiding tussen beheersmatig- en onderwijskundig terrein. Hanson -\> Contested zone (betwiste gebied) ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, cirkel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image14.png) **Wat draagt bij aan schooleffectiviteit?** Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving Vooral factoren op het niveau van de klas beïnvloeden de onderwijseffectiviteit, factoren op schoolniveau lijken van belang te zijn voor het **creëren van de condities** voor effectiviteit. De enige factor waar consistent een betekenisvol effect voor wordt gevonden betreft **evaluatie** en **monitoring**. **Benaderingen voor schoolverbetering** 1. **Mechanistische** benadering -\> Gericht op de effectiviteitskenmerken (wat werkt, stabiliteit) Richt je je vooral op direct leidinggeven, standaardisatie van werkprocessen, uitkomsten en kennis en vaardigheden. 2. **Organische** benadering Gericht op veranderingscapaciteit (kunnen inspelen op veranderingen, flexibiliteit) Richt je je vooral op wederzijdse afstemming en ideologie. ![Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image16.png) **Rol van de schoolleider** 1. **Transformatief leiderschap** - Gericht op vergroten betrokkenheid en capaciteiten van teamleden Kenmerkend: - Ontwikkeling van visie - Consensus over doelen ontwikkelen - Hoge verwachtingen - Individuele ondersteuning - Intellectuele stimulans - Modelleren **Schoolcultuur** -\> Normen en waarden van de school of organisatie **Schoolklimaat** -\> Gedrag binnen een school of organisatie (minder abstract dan cultuur) **Onderzoek MacNeil et al.,** Bevindingen uit eerder onderzoek: - Klimaat is een meetbaar onderdeel van het abstracte concept cultuur. - Een schoolleider kan de schoolcultuur niet direct veranderen, het schoolklimaat wel. - Klimaat kan in kaart gebracht worden door middel van oganizational health. - Verbeteren schoolklimaat zorgt voor betere leerprestaties. **Verwachting MacNeil et al.,** **Verwachting**: - De schoolleider kan indirect invloed uitoefenen op de leerprestaties van de leerlingen (en dus schoolverbetering bewerkstelligen) door het schoolklimaat te verbeteren. **Vraag**: - Op welke aspecten van schoolklimaat zou de schoolleider zich met name moeten richten om (zo effectief mogelijk) de leerprestaties te verbeteren. **Resultaten** **MacNeil et al.,** OHI: Exemplary schools \> Acceptable schools TAAS: Exemplary schools \> Acceptable schools Geen verschillen tussen Exemplary-- Recognized, Recognized-- Acceptable, m.u.v.: \- Goal focus: Recognized \> Acceptable \- Adaptation: Recognized \> Acceptable **Conclusie**: Wanneer schoolleiders schooleffectiviteit willen verbeteren via schoolklimaat, dan focussen zij het beste op goal focus en adaptation. **Hoorcollege 5; Curriculum** **Wat is curriculum?** **Taba** (1962): \... in essentie een plan ter ondersteuning van het leren. Het bestaat uit doelen om het leren in te richten en manieren om die doelen te bereiken; een curriculum is het resultaat van drie beslissingen: 1. Selectie en ordening van inhouden, 2. Keuze van leerervaringen die men wil uitlokken, zodat de inhouden gepast worden gemanipuleerd, 3. Een planning met daarin de optimale leercondities. Kortom, het curriculum vormt de basis voor de planning en uitvoering van onderwijs in een school of opleiding. - Plan for learning ookwel leerplan Instructional design is niet hetzelfde als curriculumontwikkeling **Benaderingen van het curriculum** - **Humanisme/Mentale discipline**: Overdracht wetenschappelijke kennis en cultuur. 'Colonial curriculum' waarin men vasthoudt aan de traditionele kennisbasis (denk aan; moeten alle kinderen het Wilhelmus leren op school?). 'Humanistische benadering' waarin men versneld state-of- the art kennis wil overbrengen. - **Studie van het kind** (developmentalism): Basis ontwikkelingsverloop kinderen. Curriculum is bepaald door wat opgroeiende kinderen nodig hebben om te ontwikkelen tot volwassene (denk aan; spelen of rekenen? Deze mensen vinden dat spelen voor gaat). - **Sociale efficiëntie**: Instructie moet dus helpen om \"a coolly efficient, smoothly running society\" te realiseren (Kliebard, 1987, p. 28). Lerenden moeten leren participeren aan en in de samenleving (denk aan; onderwijs moet beter aansluiten op de arbeidsmarkt). - **Sociaal meliorisme**: Curriculum dient om de maatschappij te verbeteren. Een curriculum moet bijdragen tot een meer rechtvaardige wereld (Freire, Illich) (denk aan; moet de wereld verbeteren). **Vijf perspectieven op curriculum** 1. **Traditioneel**: Back to basics. Nadruk op "mastery" van basisvaardigheden (lezen, rekenen). Nadruk op een "kerncurriculum": basale kennis, informatie en terminologie die iedereen moet kennen. 2. **Experiential**: Onderwijs staat te ver af van dagelijkse ervaringen. Maak onderwijs minder kunstmatig, zodat leerlingen zich beter kunnen ontwikkelen. 3. **Structuur van de disciplines**: Er is een gat tussen schoolvakken en het wetenschapsdisciplines waar ze vanaf stammen. Nadruk op wetenschappelijke methode (inquiry, discovery), zodat leerlingen zelf kennis kunnen ontwikkelen. 4. **Behaviorisme**: Andere perspectieven bieden geen systematische aanpak. Bepaal wat er geleerd moet worden in termen van concreet gedrag. Veel oefening en feedback zorgen voor resultaat. 5. **Cognitief**: In onderwijs is er te weinig aandacht voor begrip. Curricula moeten aansluiten bij voorkennis en zorgen dat er sprake is van betekenisvol leren. **Ontwikkeling opvattingen over het curriculum** 1. **Reductionistische visies**: - Kennisinhoud centraal - Nadruk op colonia curriculum en sociale efficientie - Onderwijs helpt bij overdracht cultuur en gewoontes 2. **Bobbit**: - Benadrukt belang duidelijk curriculum met duidelijke leerdoelen. - Wetenschappelijke benadering voor curriculumontwikkeling. - Uitgaanspunt bij curriculumontwikkeling: Wat hebben leerlingen nodig voor hun latere **beroep**? - Veel wat je leert in een traditioneel curriculum is overbodig voor veel leerlingen. 3. **Tyler**: - 4 kernvragen: - Welke leerdoelen zijn van belang? (Op basis van systematische analyse en studie.) - Welke leeractiviteiten kun je uitlokken om doelen te bereiken? Correspondentie tussen doelen en activiteiten. - Welke didactische werkvormen/instructieverantwoordelijkheden inzetten om leeractiviteiten uit te lokken? - Hoe kun je evalueren of doelen behaald zijn? **Formuleren van leerdoelen: Taxonomieën** Taxonomie: Hiërarchisch ordeningssystemen waarmee instructieverantwoordelijken handvatten hebben om leerdoelen te structureren. Mogelijk in een of meer dimensies: - Inhoud - Gedrag - Transfer Taxonomie van **Bloom** **Gedragsdimensie**: Afbeelding met tekst, schermopname, lijn, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving ![](media/image18.png)**Inhoudsdimensie (type kennis)** **Inhouds- en gedragsdimensie gecombineerd** Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving **Kritiek op Bloom** **Typen curricula** Ideaal curriculum Bedoelde curriculum Formele curriculum Ervaren curriculum Operationele curriculum (bereikt curriculum) Getoetste curriculum ![Afbeelding met schermopname, Lettertype, tekst, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image20.png) **Impliciet curriculum** Ongeschreven curriculum: neveneffecten van instructiesysteem Nulcurriculum: wat (onbewust) genegeerd wordt in een curriculum (bv. creativiteit) Het "hidden curriculum": meer psychologische invalshoek; de indirecte en verborgen socialisatie: - hoe gaan leerlingen met elkaar om - lkr-lln verhouding - omgaan met macht **Hoorcollege 6; Onderwijsbeleid en maatschappij** **Functies van het onderwijs: De overheid** 1. Kwalificatie -\> Door het onderwijs te volgen kwalificeer je je voor een bepaald beroep of range van functies die je zou kunnen vervullen met een diploma. 2. Differentiatie en selectie -\> Mensen die deelnemen aan het onderwijs in te delen in verschillende stromingen, bijvoorbeeld meer praktisch of meer theoretisch. 3. Socialisatie of sociale integratie -\> Leren om deel te nemen aan het sociale verkeer. **Functies van het onderwijs: De socioloog (Van de Werfhorst & Mijs, 2010)** 1\. Arbeidsmarkt -\> Onderwijs is er zodat kinderen klaargestoomd wordt voor de arbeidsmarkt.\ 2. Optimalisatie -\> Het moet zo optimaal verlopen. Zo snel, zo goed en zo passend mogelijk opleiden.\ 3. Gelijke kansen bieden 4\. Socialisatie -\> Leren om deel te nemen aan het sociale verkeer. **Functies van het onderwijs: De pedagoog (Biesta, 2020)** 1. Kwalificatie 2. Socialisatie 3. Subjectificatie -\> Persoonsvorming. Ontdekken wat je identiteit is. **Functies van het onderwijs: Overzicht** 1. **Kwalificatie voor de arbeidsmarkt** Leverancier van kennis, vaardigheden en attitudes "Toerusting" 2. **Socialisatie** Voorbereiding op participatie in samenleving, integratie, burgerschapsvorming Cultuuroverdracht 3. **Optimaliseren van productie van kennis en vaardigheden** 4. **Gelijke kansen bieden** Gelijke kansen hebben op het doorlopen van een succesvolle onderwijscarrière 5. **Persoonsvorming** Identiteitsvorming, morele vorming Zelfstandigheid **Functies staan soms op gespannen voet met elkaar** Bijvoorbeeld: 1. Optimaliseren vs. Socialisatie 2. Kwalificatie vs. Socialisatie 3. Kwalificatie & Socialisatie vs. Persoonsvorming 4. Optimalisatie & Gelijke kansen 1. **Optimaliseren vs. Socialisatie**: Het optimaliseren van onderwijs betekent vaak dat leerlingen gesorteerd worden op basis van prestaties, wat kan leiden tot ongelijkheid. Socialisatie vraagt daarentegen om inclusiviteit en samenwerking, wat moeilijker te realiseren is als leerlingen gescheiden worden op basis van hun niveau. 2. **Kwalificatie vs. Socialisatie**: Het kwalificeren voor de arbeidsmarkt focust sterk op individuele prestaties en het behalen van meetbare doelen. Socialisatie draait juist om samenwerken, gedeelde waarden en integratie, wat soms in conflict staat met de nadruk op competitie en individuele resultaten. 3. **Kwalificatie & Socialisatie vs. Persoonsvorming**: Kwalificatie en socialisatie richten zich op externe doelen, zoals arbeidsmarktvoorbereiding en maatschappelijke participatie. Persoonsvorming legt de nadruk op zelfontplooiing en identiteitsontwikkeling, wat minder meetbaar en individueler is, en daardoor soms minder prioriteit krijgt. 4. **Optimalisatie & Gelijke kansen**: Optimalisatie betekent het toewijzen van leerlingen aan hun juiste niveau, wat kan leiden tot ongelijke kansen. Sommige leerlingen hebben meer ondersteuning nodig om te slagen, maar optimalisatie kan de nadruk leggen op prestaties in plaats van het bieden van gelijke kansen voor iedereen. **Onderwijs en sociale ongelijkheid** Sociale differentiatie en sociale ongelijkheid zijn maatschappelijke fenomenen Ongelijkheid naar gender, sociaal milieu (SES), etnische herkomst Door kwalificatie en socialisatie draagt het onderwijs bij aan het verminderen van sociale en economische ongelijkheid. Op basis van **meritocratie** - \... maar ook aan het in stand houden van deze ongelijkheid - Bijvoorbeeld door onderscheid vmbo-havo-vwo Een **meritocratie** is een systeem waarin mensen beloond worden op basis van hun talenten, vaardigheden en prestaties, in plaats van hun afkomst of sociale status. Succes wordt bepaald door wat iemand zelf bereikt. **Kenmerken onderwijssystem en ongelijkheid** **Kenmerken van onderwijssystemen:** 1. Differentiatie\ Externe differentiatie: Leerlingen gaan naar aparte schooltypes of scholen 2. Standaardisatie\ Curriculum\ Examens\ Middelen (budget, personeel) **Indicatoren van ongelijkheid:** 1. Spreiding in toetsscores - Grotere spreiding is meer ongelijkheid - Datasets: PISA, TIMMS, PIRLS 2. Invloed van sociale klasse en etniciteit op toetsscores - Grotere invloed = meer ongelijkheid **Samenhang kenmerken onderwijssystemen en functies onderwijs** Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving Conclusies: 1. **Externe differentiatie** hangt negatief samen met gelijke kansen op basis van sociale klasse en etniciteit. 2. **Standaardisatie** hangt samen met meer gelijke kansen. 3. Er is geen **trade-off** tussen spreiding in toetsscores en algemeen prestatieniveau: bij grotere spreiding ligt prestatieniveau niet hoger. **Waarmee bemoeit de overheid zich?** 1\. **Bewaken van minimale kwaliteit** - Regels voor bekwaamheden docenten - Controlerend en stimulerend toezicht - Kerndoelen, eindtermen en kwaliteit examens (het "wat" van onderwijs, niet het "hoe"; "vrijheid van onderwijs") 2\. **Garanderen van toegankelijkheid** 1\. Financiering: - Studiefinanciering / leenstelsel - Doelmatige besteding van overheidsmiddelen 2\. Openbaaronderwijs 3\. Inspraak **Commissie Dijsselbloem** 2006-2007: Onrust over het "nieuwe leren" en centraal doorgevoerde vernieuwingen in onderwijs - Ouders, docenten, leerlingen - Studiehuis, Tweede fase - Basisvorming - Competentiegericht onderwijs in mbo/hbo Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen **Conclusies Commissie Dijsselbloem** 1\. Overheid heeft kerntaak verwaarloosd: - Artikel 23 GW: "Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering" - Overheid heeft geen zicht op kwaliteit van onderwijs - Gedaald vertrouwen in kwaliteit onderwijs en waarde diploma's - Politiek schoof te veel op bord scholen: primaire taak onder druk 2\. Overheid beperkt pedagogische-didactische vrijheid - Inrichting pedagogisch-didactisch klimaat niet langer enkel taak van scholen - Visie op didactiek opgedrongen 3\. Onzorgvuldige beleidsprocessen - Geen probleemanalyse - Weinig aandacht voor draagvlak onder docenten, lln., ouders - Wetenschappelijke onderbouwing ontbrak **Hoorcollege 7; Onderwijsonderzoek** **Leermythes** ![](media/image22.png)**Leerstijlen** - Idee -\> Je leert het beste als je informatie ontvangt op de manier die het beste bij je past (= Meshing hypothesis). - Voorbeelden -\> Visueel, auditief, kinesthetisch (beweging) - Veel verschillende modellen voor leerstijl, veel meetinstrumenten. - Resultaat zou dan moeten zijn als plaatje hiernaast. Maar er klopt echter niks van deze hypothese. -\> Het omgekeerde is zelfs waar, je leert slechter op je eigen leerstijl. En leerstijlen zijn lastig te onderscheiden; misschien bestaan ze wel helemaal niet? Wat is het **gevaar**? - Zijn onderwijsmythes gevaarlijk? Ja - Zijn onderwijsmythes "besmettelijk"? Ja - Is het erg als docenten verkeerde opvattingen hebben over hoe mensen leren? Ja - Minder aandacht voor "bewezen" theorieën door aandacht voor onderwijsmythes? Ja - Tast het verspreiden van onbewezen, foutieve ideeën de onderwijswetenschappen, psychologie, etc. aan? Ja **Wat kun je doen dan?** 1. **Strip it and flip it:**\ Bekijk de bewering kritisch. - Is het taalgebruik vaag? - Emotioneel? - Hype-achtig? 2. **Trace it:** - Waar komt de bewering vandaan? - Wie beweert het? - Hoe betrouwbaar is deze bron? 3. **Analyze it:** - Waarom word je gevraagd iets te geloven? - Welk bewijs is er eigenlijk? 4. **Should I do it?** - Moet ik deze methode toepassen? - Deze strategie gebruiken? - Deze tool kopen? **The role of evidence in improving education -\> Hoog in toepassing, hoog in theoretische waarde** - Evidence-based education: - Gebruik van bewijs uit onderwijsonderzoek van hoge kwaliteit - Welke onderwijsmethoden werken? - Evidence-based teaching en evidence-based learning - Grote invloed van meta-meta-analyses (Marzano, Hattie) **Welk type onderzoek levert het beste bewijs?** 1. - **Randomized controlled trial (RCT)** - Experimentele vs. controlegroep (placebo) - Aselecte toewijzing - Dubbelblind - **William: problemen RCTs** - Soms specifieke steekproeven - Aselecte toewijzing soms aangetast - Houden geen rekening met docentkwaliteit - Niet alle onderwijsvragen zijn te vangen in een RCT - Focus op effect zorgt dat verklaringsmechanisme onduidelijk blijft 2. - **Meta-analyse / best evidence synthesis** - Systematische zoektocht naar studies - Elke studie levert één of meer effect sizes - Overall effect: Gewogen effect size - **Probleem meta-analyse** - Vaak grote spreiding in effect sizes - In elke meta-analyse zitten ook studies met negatief effect -\> **Docenten als kritische consumenten van onderzoek (William**) 1\. Gaat dit een probleem oplossen?\ 2. Hoeveel verbetering gaan we krijgen? 3\. Hoeveel kost het?\ 4. Zal het hier werken?