Hoofdstuk 13 amfibien .docx
Document Details
Uploaded by CharmingAspen
Full Transcript
Hoofdstuk 13: Amphibia Gnathostomata Tetrapoda Amphibia Reptilia Aves Mammalia Meeste primitieve tetrapoda (landvertebraten) Realiseerden overgang water naar land verdere evolutie v/d hogere vertebraten Meestal gebonden aan vochtig biotoop: voortplanting Poikilotherm of koudbloedig Amphi bios =...
Hoofdstuk 13: Amphibia Gnathostomata Tetrapoda Amphibia Reptilia Aves Mammalia Meeste primitieve tetrapoda (landvertebraten) Realiseerden overgang water naar land verdere evolutie v/d hogere vertebraten Meestal gebonden aan vochtig biotoop: voortplanting Poikilotherm of koudbloedig Amphi bios = dubbel leven Hoe vochtiger, hoe meer soorten Winterslaap (koelere gebieden) hibernatie Aestivatie mogelijk Algemene kenmerken Vochtig en klierrijk (geen schubben) Slijmproductie/gifklieren Water en lucht doorlatend Huis tijdens winterslaap droger en waterafstotend Tot 60% van hun waterverliezen Regelmatig vervellen zoals reptielen ’s nachts Huid wordt opgegeten Grote mond, tandjes, 2 neusgaten (afsluitbaar), tong vaak uitsteekbaar Skelet grotendeel benig: 2x2 extremiteiten voor lopen en zwemmen, geen sternum 10 paar kopzenuwen Ademhaling: Kieuwen (larvair stadium) Huid (diffusie O2) Mondepitheel longen Amfibieën ademen niet met behulp van het middenrif en de ribben vullen de longen door middel van keelademhaling. Als de longen nog leeg zijn wordt eerst de verbinding tussen longen en keelholte (de glottis) gesloten, de neusgaten gaan open en de bodem van de keel wordt naar beneden gebracht zodat de keelholte en bek zich vullen met lucht. Daarna sluiten de neusgaten, de glottis opent zich en de longen worden gevuld. Door spierwerking in het lichaam wordt de lucht weer de keelholte ingepompt. De neusgaten openen zich en de mondbodem wordt omhoog gebracht. Daarna herhaalt het proces zich weer. Ook reptielen maken in meer of minder mate gebruik van deze ademwijze.[2] Amfibieën ademen zowel door longen als door de huid Hart met 3 kamers (2atria, 1 ventrikel) Gesloten bloedsomloop + dubbele circulatie Zuurstof via bloed over het hele lichaam Voortplanting Uitwendige of inwendige bevruchting Meestal ovipaar in geleiachtig omhulsel (vochtige omgeving nodig) Larvair stadium Via metamorfose naar adult Habitat In water meer gestroomlijnd lichaam (salamanders) 20x meer O2 in lucht dan in water Temperatuur stabieler in water, meer schommelingen in lucht Minder vocht in lucht (uitdroging, voortplanting) In water reuk, land zicht en gehoor Waterdieren: uitscheiding NH3 Landdieren: zuinig met lichaamsvochten uitscheiden ureul/urinezuur Water geeft steun a/h lichaam: minder stevig skelet nodig dan op land Geen borstbeen/sternum Levenswijze In zoet water: veel soorten in vochtige warmere streken Uitzonderingen: aan poolcirkel, boven 4000m, enkele in woestijn Enkele uitsluitend waterbewonend Enkele uitsluitend land Vermijden temperatuurextremen en droogte Overwinteren: winterslaap of hibernatie (ingraven, laag metabolisme) Overbruggen droge seizoenen: zomerslaap of aestivatie (ingraven, laag metabolisme) Zet je een kikker in de zee, dan is de doorlatende huid dodelijk. Zee = zouter dan kikker Zout trekt water aan Omdat water niet alleen door de huid naar binnen kan om te drinken maar ook naar buiten, stroomt lichaamsvocht weg. Kikker droogt uit en sterft Voeding: Volwassen amphibia en salamanderlarven (carnivoor) levende prooien Grote vormen: visjes, vogeltjes en kleine zoogdieren Soms eigen soort Larven van padden en kikkers: meestal wieren en deeltjes van dode dieren Voortplanting Meestal copulatie in water Externe bevruchting, salamander intern Mannelijke padden en kikkers kwaken om vrouwtjes te lokken Mannelijke ontwikkelen bronstwratten: wijfjes omklemmen Omklemming + ritmisch beweging mannen eileg wijfjes. Na de eileg wordt het sperma losgelaten Leggen eieren in het water Omgeven door geleilagen (bescherming uitdrogen, trauma en parasieten) 1-1000-32000 eieren/keer Ontwikkelingsduur zeer variabel Uitgekomen larven groeien op in het water Kieuwen extern en intern Geen echte kaken, mondopening met hoornige plaatjes Darm lang en spiraalvormig opgerold (herbivoor) Op het einde achterpootjes Metamorfose tot adult Brede mond ipv hoornige kaken Longen ipv kieuwen en kieuwspleten Kortere carnivore darm ipv korte Ontstaan voorpoten en regressie staart Sommige recente soorten zonder metamorfose Salamanders Paringsdans Inwendige bevruchting Zaadcellen in pakketje door cloaca opgenomen Landsalamanders: bevruchting in eileiders Watersalamanders: bevruchting in cloaca Bij sommigen soorten gedeeltelijke of vertraagde metamorfose: neotonie Classificatie Salamanders (Urodela, Caudata) Leven in het water of op/in vochtige grond Langwerpig lichaam Duidelijke lange staart Kop en romp gescheiden door nek 2x2 zwak ontwikkelde pootjes Tegen lichaam bij zwemmen Kronkelende beweging Ong 570 soorten Landsalamanders en watersalamanders Geen schubben (zeer gevoelig voor uitdroging) Ademhaling via huid, zelden door longen Vooral ’s nachts actief Verdediging Klieren, gekleurde onderzijde staart laten zien, afgooien staart (autotomie) Vuursalamander: bijzondere ontwikkeling brengt deels ontwikkelde larven ter wereld, soms zelfs volledig ontwikkeld. Sirenen Waterbewonende organismen, moerassen Blijven larvaal: ondergaan geen metamorfose Kleine zwakke voorpoten, geen achterpoten Geen nek Goed ontwikkelde staart Longen en 3 paar externe kieuwen Tot 90cm lang! Kikkers en padden Als adult geen staart Kort peervormig lichaam met nek Goed ontwikkelde poten, achterste langer Zwemmen, springen Hebben middenoorholte, trommelvlies/tympanum gelijk met lichaamsoppervlak Taptum lucidum: reflecterende laag op netvlies nachtzicht Bij ons bruine kikker, heidekikker en groene kikker, gewone pad en kloflookpad Het verschil tussen kikkers en padden Pad Padden hebben over het algemeen een droge wrattige huid, een lompe lichaamsbouw korte achterpoten waarmee ze hoofdzakelijk lopen in plaats van springen leggen hun eieren in lange rijen kikker Kikkers hebben over het algemeen een gladde vochtige huid een slanke lichaamsbouw lange achterpoten met zwemvliezen waarmee ze goed kunnen springen en snel kunnen zwemmen leggen hun eieren in een groep ademhaling via keelademhaling geen gebruik van borstspieren, diafragma, ribben huidademhaling (niet zo goed als salamander) huid = dun geperforeerd (via diffusie naar bloedvaten) kan alleen bij natte huid O2 opname door mond (soms via cloaca) Mutaties Wormsalamanders (pootlozen, apoda, Gymnophiona) Wormvormige organismen Geen poten, geen gordels Bijna geen staart (cloaca en achtereinde) Geringd uitzicht Kleine ogen, begraven onder huid Compacte schedel, 200-tal wervels 24-30cm Woudbewoners Gravende levenswijze in zeet vochtige grond Harde kop om te graven In tropisch gebied Slangen als enige vijand Voortplanting Inwendige bevruchting Eitjes worden bewaakt door wijfjes Sommige reeds metamorfose in ei Bedreigingen Aantal en verspreidingsgebied gaat achteruit Habitat vernietiging (2 nodig) Ziekten (huidziekten verspreid door bepaald type pad) Milieuvervuiling Klimaatverandering UV-B-straling Geïntroduceerde dieren Invasieve soort Amerikaanse stierkikker