Full Transcript

Bot groeit in de lengte tot het in de puberteit is voltooid. Dit gebeurt in de epifysair- of groeischijven, die zich aan het uiteinde van het bot vinden. Daar wordt snelgroeiend kraakbeen omgezet in been. Om schade aan de groeischijven te voorkomen mogen kinderbotten niet zwaar belast worden.  Breed...

Bot groeit in de lengte tot het in de puberteit is voltooid. Dit gebeurt in de epifysair- of groeischijven, die zich aan het uiteinde van het bot vinden. Daar wordt snelgroeiend kraakbeen omgezet in been. Om schade aan de groeischijven te voorkomen mogen kinderbotten niet zwaar belast worden.  Breedtegroei van het bot gebeurt door verbening van het botvlies of periost. Naast de groei is botdichtheid een ander belangrijke ontwikkeling van het bot. Gewicht dragende bewegingen belasten het bot waardoor de mineralen en de botdichtheid toenemen. Hiermee wordt botontkalking voorkomen of uitgesteld.  Het skelet en de botten Ons skelet is opgebouwd uit botten. Het skelet bestaat uit verschillende delen. Het is belangrijk om te weten welke botten zich waar bevinden.  Het skelet bestaat uit: Schedel Wervelkolom Borstkas Schoudergordel Bekkengordel Extremiteiten (armen & benen) Belangrijkste botten Het bovenlichaam Op deze afbeelding zie je de belangrijkste botten van het bovenlichaam met hun anatomische namen en de Nederlandse namen. Oss betekent bot in het Latijn. Os cranium → Schedel Columna vertebralis → Wervelkolom Os clavicula → Sleutelbeen Os scapula → Schouderblad Os sternum → Borstbeen Os costa → Rib De arm De arm bestaat uit het bovenarmbeen, het spaakbeen en de ellepijp.  Latijnse namen: Os humerus → Bovenarmbeen Os radius → Spaakbeen Os ulna → Ellepijp  In de anatomische houding bevindt de radius zich aan de buitenkant. Door pronatie komt de ulna echter aan de buitenkant te liggen. Om te onthouden aan welke kant radius of ulna liggen ongeacht de stand van de onderarm bestaan er meerdere ezelsbruggetjes. Positie ulna (pinkzijde) en radius (duimzijde) zijn afhankelijk van pronatie- of supinatiestand Ezelsbruggetje Pinkeltje → ulna aan pinkzijde Drup → duim-radius, ulna-pink Het onderlichaam De belangrijkste botten van het onderlichaam, te beginnen met het bekken en het bovenbeen. Het is belangrijk om te weten dat het bekken eigenlijk uit drie stukken bestaat. Het bekken: Os ilium → Darmbeen Os pubis → Schaambeen Os ischii → Zitbeen Bovenbeen: Os femur → Dij- of heupbeen Os patella → knieschijf → zweeft als het ware tussen boven- en onderbeen in.  Onderbeen:   Het onderbeen bestaat uit het scheenbeen en het kuitbeen. Os tibia → scheenbeen Bobbel binnenkant enkel → malleolus medialis Os fibula → kuitbeen Bobbel buitenkant enkel → malleolus lateralis Voet: De voet bestaat uit een aantal grotere en heel veel kleinere botten. Daarom worden deze gegroepeerd in voetwortel, middenvoet en de tenen.   Os calcaneus → hielbeen Os fibula → kuitbeen Talus → sprongbeen Tarsalia → voetwortelbeenderen Metatarsalia → middenvoetsbeentjes Phalanges → tenen De wervelkolom De wervelkolom speelt een belangrijke rol in houding en beweging en kent een complexe bouw. Daarom wordt de werking ervan hieronder uitgebreid bestudeerd.   De wervelkolom (columna vertebralis), de naam zegt het al, is een kolom van op elkaar gestapelde wervels (vertebrae). Ze bestaat uit zeven nekwervels, twaalf borstwervels, 5 lendenwervels, het heiligbeen en het staartbeen.  De wervelkolom is onderverdeeld in: Vertebrae cervicales → nekwervels (7) Vertebrae thoracales → borstwervels (12) Vertebrae lumbales → lendenwervels (5) Os sacrum → heiligbeen (5) Os coccigys → staartbeen (1) De wervels van het heiligbeen zijn met elkaar vergroeid. Ook het heiligbeen en het staartbeen zijn met elkaar vergroeid. De wervelkolom heeft van opzij gezien een dubbele S vorm. De dubbele “S” vorm word gevormd door: Holling in de nek (H) Bolling in de bovenrug (B) Holling in de onderrug (H) Bolling heiligbeen en staartbeen (B) Afwijkingen: Een holling in de rugwervel wordt lordose genoemd. Een bolling wordt kyfose genoemd. En een zijwaartse kromming op bocht in vooraanzicht is een afwijking die scoliose wordt genoemd.   Naast de botten vormen de gewrichten een ander belangrijk onderdeel van het bewegingsapparaat. Botten kunnen op vier manieren met elkaar verbonden zijn.   Gewrichten Rechtsonder de afbeelding zie je een bot type dat niet met elkaar vergroeid is, maar verbonden door middel van een gewricht. Dat betekent dat er ruimte tussen de botten is waardoor er beweging kan plaatsvinden. Gewrichten vormen een verbinding tussen botten waarin beweging mogelijk is. In sommige gewrichten is veel beweging mogelijk, in anderen nauwelijks. Gewrichten bevatten veel kraakbeen dat verschillende belangrijke functies heeft. In de afbeelding is het kraakbeen blauw aangegeven, in werkelijkheid is dit wit. Kraakbeen heeft een aantal functies: Betere pasvorm of aansluiting tussen botten Bescherming van het gewricht Het produceren van vloeistof die het gewricht smeert (synovia) Niet alle gewrichten bevatten dezelfde onderdelen, maar sommige komen wel veel voor. Veel voorkomende gewrichtsonderdelen zijn: Caput → kop Cavum → kom Facies articularis → gewrichtsvlak Ligamentum → gewrichtsband Capsula articularis → gewrichtskapsel Synovia → gewrichtsvloeisof Bursa → slijmbeurs Labium → kraakbeenlip    Gewrichten maken bewegen mogelijk, maar zorgen tegelijk ook voor stabiliteit. De gewrichtsonderdelen zoals het kapsel en de banden leveren wat we passieve stabiliteit noemen. Sterke gewrichtsbanden zorgen bijvoorbeeld voor stabiel gewicht. Actieve stabiliteit wordt verzorgd door de spieren. Sterke spieren met een hogere spierspanning zorgen zo voor meer stabiliteit. Een betere coördinatie maakt het gewricht ook stabieler.  Typen gewrichten Er bestaan verschillende soorten gewrichten. De bouw en vorm van gewrichten verschilt sterk per gewricht en bepaalt welke bewegingen mogelijk zijn. De belangrijkste typen of vormen gewichten: Scharniergewricht met 1 bewegingsas (bijv. tussen femur en tibia in kniegewricht) Kogelgewricht met 3 assen (bijv. tussen humerus en scapula in schoudergewrichten) Rolgewricht met 1 bewegingsas (bijv. tussen radius en ulna in elleboog) Zadelgewricht met 2 assen (bijv. tussen duim en radius) De schouder De schoudergordel bestaat feitelijk uit drie gewichten: Het schoudergewricht Het gewricht tussen schouderblad en sleutelbeen (AC) Het gewricht tussen sleutelbeen en borstbeen Het schoudergewricht is een mooi voorbeeld van een kogelgewricht. Hierbij draait de kop van de humerus in de kom van de scapula. De kop wordt voornamelijk door spieren in de kom gehouden omdat de kom ondiep is. Dit verklaart waarom schouders soms uit de kom kunnen raken.  AC gewricht Het gewricht tussen het schouderblad en het sleutelbeen wordt het Acromioclaviculair gewricht (AC gewricht) genoemd. Omdat de top van het schouderblad acromion wordt genoemd. De acromion heeft weinig tot geen bewegingsmogelijkheid.  Functies/bewegingen: Elevatie en depressie Protractie en retractie Laterorotatie en mediorotatie   Sternoclaviculair gewricht De sternoclaviculair gewricht is zoals de naam al zegt het gewricht tussen sternum of borstbeen en de clavicula of sleutelbeen. Je hoeft maar je eigen sleutelbeen vast te pakken met je vingers en je schoudergordel alle kanten op te bewegen om te constateren dat er verrassend veel beweging mogelijk is in dit gewricht.   Onderdeel van schoudergordel. Functies/bewegingen: Elevatie en depressie Protractie en retractie Laterorotatie en mediorotatie Elleboog Het ellebooggewricht is een verbinding tussen drie botten die functioneert als scharnier tussen boven en onderarm, maar ook als rolgewricht bij pronatie en supinatie om de longitudinale as. Ezelsbruggetje: Pro → proost Supinatie → soep eten Heupgewricht Het heupgewricht is een ander voorbeeld van een kogelgewricht. Het heeft daarom dezelfde uitgebreide bewegingsmogelijkheden als het schoudergewricht. Het heupgewricht is een gewricht tussen bekken (ilium) en bovenbeen (femur). Kogelgewricht met 3 bewegingsassen en dezelfde bewegingsmogelijkheden: Anteflexie en retroflexie om transversale as Abductie en adductie om sagittale as Endorotatie en exorotatie om longitudinale as Kniegewricht (articulatio genus) Het kniegewricht is een klassiek voorbeeld van een scharniergewricht. Hoewel bij een gebogen knie ook een rotatie van onderbeen ten opzichte van het bovenbeen mogelijk is. Als de knie volledig gestrekt is, zit het been op slot en is er geen rotatie mogelijk. Kruisbanden kniegewricht Het kniegewricht kent een aantal unieke onderdelen die alleen in de knie voorkomen zoals aan weerszijden een meniscus en de kruisbanden.  Kruisbanden: Voorste (ligamentum cruciatum anterius) Achterste (ligamentum cruciatum posterius) Lateraalbanden: Zijkant (ligamentum collaterale laterale) Binnenkant (ligamentum collaterale mediale) Ligamentum patellae is een pees (van de quadriceps) en geen gewrichtsband. Het is de pees van de grote quadriceps spiergroep aan de voorkant van het bovenbeen.  Enkelgewricht   In de enkel bevinden zich twee gewrichten. Deze worden de bovenste en onderste spronggewricht genoemd. In de bovenste vindt plantair en dorsaal flexie (op en neer bewegen van de voet) plaats. De onderste maakt inversie (inwaarts) en eversie kantelen van de voet (uitwaarts) mogelijk.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser