Extra oefeningen hoofdstuk 1 t/m 7 (1) PDF

Summary

This document contains a series of chemistry exercises covering various topics from different chapters. The exercises focus on calculations and concepts related to chemical properties and reactions. It includes calculations based on the formula of substances, quantum numbers and chemical bonding.

Full Transcript

Extra oefeningen Hoofdstuk 1 1. Wat is de soortelijke warmte van Si als er 192 J nodig is om 45,0 g Si met 6°C te verwarmen? (0,711 J/g°C) 2. Een fles cola (ongeveer 350 g) van 25°C wordt afgekoeld. Hierbij wordt er 32,2 kJ warmte afgegeven. Tot hoeveel graden wordt de fles afgekoeld?...

Extra oefeningen Hoofdstuk 1 1. Wat is de soortelijke warmte van Si als er 192 J nodig is om 45,0 g Si met 6°C te verwarmen? (0,711 J/g°C) 2. Een fles cola (ongeveer 350 g) van 25°C wordt afgekoeld. Hierbij wordt er 32,2 kJ warmte afgegeven. Tot hoeveel graden wordt de fles afgekoeld? Je mag uitgaan van het feit dat Coca Cola dezelfde soortelijke warmte heeft als water (4,18 J/g°C). (3°C) Hoofdstuk 2 1. Bereken de molaire massa van koper, gegeven dat een natuurlijk monster 69,17% 63Cu bevat (M=62,94 g/mol) en 30,83% 65Cu (M=64,93 g/mol). (63,55 g/mol) 2. In een magnesiummonster is 78,99% 24Mg (A=3,983.10-23 g), 10,00% 25Mg (A= 4,149.10-23 g) en 11,01% 26Mg (A=4,315.10-23 g). Bereken de molaire massa van magnesium. (24,31 g/mol) Hoofdstuk 3 1. Ga na of de volgende sets quantumgetallen mogelijk zijn voor een elektron in een atoom. Als het niet mogelijk is, verklaar waarom. a) n=1,l=1, ml=0, ms=+1/2 (neen, l kan niet gelijk zijn aan n) b) n=3,l=1, ml=-2, ms=-1/2 (neen, ml kan alleen waarden aannemen tussen -1 en 1 als l=1) c) n=2,l=1, ml=0, ms=+1/2 (mogelijk) d) n=2,l=0, ml=0, ms=1 (neen, ms kan niet gelijk zijn aan 1) e) n=0,l=1, ml=0, ms=+1/2 (neen, n kan niet gelijk zijn aan nul en/of l kan niet groter zijn dan 1) f) n=2,l=3, ml=0, ms=-1/2 (neen, l kan niet groter zijn dan n) g) n=3,l=2, ml=+3, ms=+1/2 (neen, ml kan alleen waarden aannemen tussen -2 en 2 als l=2) h) n=3,l=2, ml=+2, ms=0 (neen, ms kan niet gelijk zijn aan 0) 2. Geef de elektronenconfiguratie (voor de grondtoestand) van a) Mg (1s²2s²2p63s²) b) Al (1s²2s²2p63p1) c) V ([Ar]4s²3d³) d) Pb ([Xe]6s²4f145d106p²) e) Bi ([Xe]6s²4f145d106p³) f) As ([Ar]4s²3d104p³) g) Ag ([Kr]5s14d10) 3. De elementen Ga, Ge, As, Se en Br behoren tot dezelfde periode in het PSE. Leg uit hoe de atoomgrootte verandert van Ga naar Br en waarom. (De atoomgroott daalt van Ga richting Br omwille van een toenemende kernlading) 4. Welke elementen hebben de volgende elektronenconfiguratie (in de grondtoestand)? a) [Kr] 5s24d105p4 (Te) b) [Ar] 4s23d3 (V) c) [He]2s22p2 (C) d) [Rn]7s26d2 (Th) Hoofdstuk 4 1. Geef de formule van de ionaire verbindingen gevormd met a) zink en fluoride-ionen b) barium en nitraat-ionen c) zilver en jodide-ionen d) lithium en nitride-ionen e) chroom(III)en sulfide- ionen (ZnF2, Ba(NO3)2, AgI, Li3N, Cr2S3) 2. Geef de formule en de naam van de verbinding die gevormd wordt met een element uit groep 2, periode 6 en een element uit groep 17/VII, periode 4. Is de gevormde verbinding moleculair of ionair? (BaBr2 – bariumbromide – ionverbinding) 3. Elk van de volgende componenten heeft een foute naam. Verbeter de fouten. a) CuCO3: koper(I)carbonaat (koper(II)carbonaat b) K2SO3: kaliumsulfaat (kaliumsulfiet) c) LiCl: lithiumchloor (lithiumchloride) 4. Elk van de volgende verbindingen heeft een foute formule. Verbeter de fouten. a) Natriumsulfaat: NaSO4 (Na2SO4) b) Magnesiumchloriet: Mg(ClO)2 (Mg(ClO3)2) c) Difosforpentoxide: P2O10 (P2O5) 5. Maak gebruik van de formele ladingen om te bepalen welke Lewisstructuur voor de volgende verbindingen de beste elektronenverdeling weergeeft. Schrijf die Lewisstructuur en duid de formele ladingen aan. a) CO FL(C)= -1, FL(O)= +1 b) NH4+ FL(N)= +1, FL(H)= 0 c) COCl2 FL(Cl)= 0, FL(C)=0, FL(O)=0) d) SO32- FL(O)(links)= 0, FL(O)(rechts, onder)= -1, FL(S)= 0 – resonantiestructuren analoog e) BH4- FL(H)=0, FL(B)= -1 f) CO32- FL(O)(links)= 0, FL(O)(boven, rechts= -1, FL(C)= 0 g) ClO2- FL(O)(links)= -1, FL(Cl)= 0, FL(O)= 0 h) ICl2+ FL(Cl)= 0, FL(I)= +1 i) XeOF2 (FL(F)= 0, FL(Xe)= 0, FL(O)= 0 Hoofdstuk 5 1. Bereken de massa van a) Een natriumatoom b) Een zwavelatoom c) Een CH3Cl-molecule d) Een natriumthiosulfaat molecule (3,82.10-26 kg - 5,32.10-26 kg - 8,38.10-26 kg - 2,62.10-25 kg) 2. Bereken de massa van a) 0,15 mol Na b) 0,594 mol S c) 2,78 mol CH3Cl d) 38 mol natriumthiosulfaat (3,5 g -19,0 g - 140 g - 6,0 kg) 3. Bereken a) Het aantal atomen in 7,46 g lithium b) Het aantal atomen in 32,0 g broom c) Het aantal moleculen in 43 g ammoniak d) Het aantal ionverbindingen in 159 g lood(II)chromaat e) Het aantal sulfaationen in 14,3 g in chroom(III)sulfaat (6,47.1023 - 2,41.1023 - 1,5.1024 - 2,96.1023 - 6,59.1022) 4. Zinkjodide (ZnI2) kan bereid worden door de directe combinatie van beide elementen. Als er 0,0654 mol ZnI2 gevormd wordt, hoeveel gram is dat dan? (20,9 g) 5. De massa van een koperen muntstuk is 3,20 g. Stel dat het zuiver koper is. a) Welke stofhoeveelheid koper bevat het muntstuk? b) Hoeveel Cu-atomen zijn er aanwezig? (0,0504 mol – 3,03.10²³) 6. Welk van beide monsters bevat de grootste stofhoeveelheid atomen in elk van volgende paren? a) 75 g indium of 80 g tellurium b) 15 g fosfor of 15 g zwavel c) 7,36.1027 atomen Ru of 7,36.1027 atomen Fe (In, P, gelijk) 7. Bereken het massapercentage a) aan waterstof in water. b) aan chloor in natriumchloride. c) aan zilver in zilvernitraat. (11,2% - 60,7% - 63,5%) 8. Bereken de procentuele samenstelling van aluminiumsulfaat. (15,77% Al – 28,11% O – 56,12% O) 9. CO2, dat vrijkomt bij de verbranding van koolwaterstoffen, draagt bij tot de opwarming van de aarde. Rangschik de volgende brandstoffen in stijdende volgorde massapercentage koolstof: etheen (C2H4), propanol (C3H7OH), heptaan (C7H16). (propanol

Use Quizgecko on...
Browser
Browser