Economie Samenvatting PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
Deze samenvatting behandelt inleiding tot de economische wetenschap, behoeften, schaarse middelen, nuttigheid, welvaart en welzijn, consumptie en productie, en productie factoren. De samenvatting bespreekt ook micro-, meso- en macro-economie en gaat detail in op consumenten, keuze van de optimale goederencombinatie, sociologische en psychologische factoren, de eerste wet van Gossen, budgetlijn, prijsvraagcurve, en verschillende soorten elasticiteit.
Full Transcript
**Economie** **H0: Inleiding** [0.1 Het doel van de economische wetenschap] Afbeelding met tekst, Lettertype, schermopname, logo Automatisch gegenereerde beschrijving **Behoefte**: Een behoefte is het aanvoelen van een tekort en het streven om dit tekort te bevredigen. Kenmerken van behoeften:...
**Economie** **H0: Inleiding** [0.1 Het doel van de economische wetenschap] Afbeelding met tekst, Lettertype, schermopname, logo Automatisch gegenereerde beschrijving **Behoefte**: Een behoefte is het aanvoelen van een tekort en het streven om dit tekort te bevredigen. Kenmerken van behoeften: - Subjectief - Talrijk en van verschillende aard - Verzadigbaar - Vatbaar voor substitutie - Tijd en plaatsgebonden - Materieel en immaterieel - Individueel en collectief +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Soorten Behoeften** | | +===================================+===================================+ | Primaire of levensnoodzakelijke | Voeding, kledij, huisvesting | | behoeften | | | | | | - Voor iedereen | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Immateriële behoeften | Onderwijs, ontspanning, | | | geneeskundige verzorging | | - Voor iedereen | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Collectieve of gemeenschappelijke | Onderwijs, wegen, bejaardenzorg, | | behoeften | recreatiezones | | | | | - Voor je gemeenschap | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Individuele behoeften | Voeding, kledij, huisvesting, | | | ontspanning | | - Voor jezelf | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ **Schaarse middelen**: De middelen waarover de consument beschikt om zijn behoeften te bevredigen zijn maar in beperkte mate beschikbaar. Deze goederen en diensten noemen we daarom schaarse goederen. Schaars ≠ Zeldzaam: Indien de goederen of diensten gratis zouden worden aangeboden zouden de voorraden vlug uitgeput zijn. De verlangde hoeveelheid zou de beschikbare hoeveelheid overtreffen indien het gratis zou zijn. Schaarsheid waardeverschijnsel: Met ons inkomen kunnen we niet tegelijk aan al onze behoeften voldoen. **Nuttigheid**: wanneer behoefte bevredigd is subjectief **Economisch principe**: Keuzeprobleem, met beschikbare middelen kiezen wat naar inschatting het meest behoeftebevrediging zal brengen. Economie = De studie van het menselijk streven naar bevredigen van behoeften met behulp van schaarse middelen. [0.2 Welvaart en welzijn] **Welvaart**: De mate waarin mensen met de beschikbare schaarse middelen in hun behoeften kunnen voorzien. Schaarste verminderen = welvaart stijgt Niet alleen geld en inkomen, ook vrije tijd, kwaliteit van leefmilieu, humanisering van arbeid etc. **Welzijn**: Je gevoel van welbevinden en betekent ook bevrediging van verlangens die vaak geen beslag leggen op schaarse middelen. [0.3 Soorten goederen] ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image2.png) Bv: fiets Bv: politie Bv: tolwegen [0.4 Consumptie en productie] **Consumptie:** Aanwending van economische goederen voor niet-productieve doeleinden. Gaat gepaard met besteding van het inkomen. **Productie:** Ontstaan of toevoegen van waarde aan de economische goederen. Gaat gepaard met verwerven van inkomen. **Productiefactoren:** - Natuur - Arbeid - Kapitaal: Omwegproductie: Indirecte bijdrage tot de uiteindelijke behoeftebevrediging Afgeleide productiefactor: Kapitaal wordt gevormd door samenwerking van natuur en arbeid. [0.6 Ceteris-parisbusclausule] Bij studie, een economisch verschijnsel afhankelijk stellen van [1 variabele]. Alle andere factoren worden verondersteld [constant] te zijn. Onderzoek: stel dat..... [0.7 Micro- meso- en macro-economie] ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image4.png) **H1: Consumenten** [1.1 Keuze van de optimale goederencombinatie] De preferenties, individuele voorkeuren: **Sociologische factoren**: - Gezinssituatie - Sociale klasse - Religie - Woonplaats - Nationaliteit **Psychologische factoren**: - Persoonlijkheid - Levensstijl: Bandwagoneffect (elkaar na doen), Snobeffect (exclusief gedragen). - Attitude Preferenties zijn variabel, doel is maximale behoeftebevrediging. **Eerste wet van Gossen** (wet van dalend grensnut): Indien een consument over meer aantallen van een goed beschikt, dan daalt het nut dat de laatste eenheid toevoegt aan het totale nut. Voorbeeld 'drinken' Budgetlijn: De startsituatie. Wijzigingen Y (nominaal inkomen) - Stijging nominaal inkomen én gelijkblijvende prijzen = toename van de koopkracht - Daling van het nominaal inkomen én gelijkblijvende prijzen = afname van de koopkracht Wijzigingen P (productprijs) - Vb. prijsdaling van een product én nominaal Y blijft gelijk → reële toename van het Y of de koopkracht - Inflatie -- loonindex (bescherming koopkracht?) [1.2 Prijsvraagcurve] Gegeven: - De consument is beperkt door economische factoren zoals: - De prijs van de goederen - Het budget dat hij heeft - Grafische voorstelling van het effect van verschillende prijzen op de gevraagde hoeveelheid van de consument. - Interessante informatie voor de aanbieder van goederen en diensten. - Besluit: dalend verloop van de vraagcurve! - Definitie individuele vraagcurve: Geeft combinaties weer namelijk welke hoeveelheid van een goed dat de consument bereid is te kopen tegen een bepaalde prijs ![Hoe Werken Vraag en Aanbod in de Economie? (Uitleg)](media/image6.png) **Beweging langs de vraagcurve:** Prijsverandering (ceteris parisbus): Δ P **Verschuiving van de vraagcurve:** Studie van 3 mogelijke situaties waarbij de individuele vraagcurve verschuift: - Wijziging van het Y (= inkomen consument) - Wijziging van de preferenties van de consument - Wijziging in de P van andere goederen/diensten Inkomensverandering: Δ Y - Hypo: stijging van de koopkracht of het individuele budget - Besluit: - Stijging van Y → verschuiving van V naar rechts - Daling van Y → verschuiving van V naar links Preferentieverandering: Δ preferentieschaal - Besluit: - Bij afname preferentie → verschuiving V naar links - Bij toename preferentie → verschuiving van V naar rechts Prijsverandering: ΔP van andere goederen\ voorbeeld: prijs benzine stijgt - Inkomen en preferentie blijven constant - [Afleiding vraagcurve benzine]: verschuiving naar links op de vraagcurve (LANGS) - **EN** [afleiding vraagcurve benzinewagens]: verschuiving naar links VAN de curve - COMPLEMENTAIRE GOEDEREN Prijsverandering: ΔP van andere goederen\ voorbeeld: appelen worden goedkoper - [CP]: inkomen en preferenties constant - [Afleiding vraagcurve appelen]: verschuiving naar rechts op de vraagcurve: toename (LANGS) - [Afleiding vraagcurve peren]: verschuiving naar links VAN de vraagcurve: afname - SUBSTITUEERBARE GOEDEREN ander voorbeeld: boter en margarine -- brood en broodjes De collectieve of marktvraagcurve: - [Marktvraagcurve] = ∑ vraagcurve van individuen - Voor de producent telt de marktvraag - Soms: totale markt opdelen in 'deelmarkten', denk aan 'persona' in marketing - Vb. vraagcurve van doelgroep kennen naar concert, festivals - Vb. vraagcurve van doelgroep kennen naar tenniswedstrijd in Oostende - Doordat de prijs daalt komen er nieuwe kopers bij. Namelijk diegene wiens inkomen niet toeliet voor hogere prijzen te kopen. Doordat de prijs daalt komen er nieuwe kopers bij. Namelijk diegene wiens inkomen niet toeliet voor hogere prijzen te kopen. ![Afbeelding met tekst, diagram, schermopname, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image8.png) (niet zelf kunnen tekenen) - Stijging/daling van marktvraag kan gevolg zijn van verandering in - Preferenties consumenten - Bandwagoneffect, snobeffect... - Grootte/samenstelling bevolking - Inkomen - Inkomensverdeling - Toekomstvooruitzichten - Vermogen - Prijzen andere goederen [1.3 Elasticiteit van de vraag] Elasticiteit: reactie van de vraag naar een goed, ten gevolge van een wijzigende factor, omzetten in cijfers en grafisch voorstellen Prijsgevoeligheid \%ΔP → %ΔQ = ? Een procentuele verandering in de prijs leidt tot welke procentuele verandering in de hoeveelheid? 3 soorten elasticiteiten, afhankelijk van wijzigende factor. De prijselasticiteit van de vraag: Ev Belangrijk voor: [producenten] (vb. prijs van een product/dienst) [overheid] (vb. gebruik tabak afremmen) **[Definitie]** Prijselasticiteit van de vraag= verhoudingsgetal tussen de **procentuele (relatieve)** verandering van de gevraagde hoeveelheid **en** de **procentuele** **(relatieve)** verandering van de prijs van een goed. Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving Ev= [\$\\frac{\\text{de}\\ \\text{procentuele}\\ \\text{verandering}\\ \\text{van}\\ \\text{gevraagde}\\text{\\ h}\\text{oeveel}h\\text{eid}}{\\begin{matrix} \\text{de}\\ \\text{procentuele}\\ \\text{verandering}\\ \\text{van}\\ \\text{de}\\ \\text{prijs} \\\\ \\\\ \\end{matrix}}\$]{.math.inline} Ev doorgaans [negatief] cfr. negatief verband prijs en gevraagde hoeveelheid. **[Verschillende situaties]**: - ***unitaire Ev*** Ev = -1 of lEvl = 1 Evenredige verandering ![Afbeelding met tekst, diagram, lijn, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image10.png) - ***prijselastische vraag*** Ev \< -1 of lEvl \> 1 Meer dan evenredige verandering Vb. skivakantie Grafisch: vlakkere helling van de vraagcurve **[Verschillende situaties]**: - ***prijsinelastische vraag*** -1 \< Ev \< 0 of lEvl \< 1 Minder dan evenredige verandering Vb. flessenwater Grafisch: steilere helling van de vraagcurve ![Afbeelding met tekst, lijn, diagram, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image12.png) - ***volkomen inelastische vraag (= zeer uitzonderlijk)*** Ev = 0 Geen verandering Vb. brood - ***volkomen elastische vraag (= zeer uitzonderlijk)*** Ev = -∞ hoge gevoeligheid bij verandering vb. luxegoederen Hoogte Ev is afhankelijk van een aantal factoren. - Aard van behoefte - Aandeel van uitgaven - Inkomensniveau van consument - Substitueerbaarheid van goed - Beschouwde tijdsperiode Kruiselingse prijselasticiteit van de vraag (Ek): **[Definitie]** De verhouding tussen de [procentuele verandering] van de gevraagde hoeveelheid van goed [x] en de [procentuele verandering] van de prijs van goed [y]. Ek= [\$\\frac{\\text{Procentuele\\ verandering\\ van\\ de\\ gevraagde\\ hoeveelheid\\ van\\ goed\\ X}}{\\text{Procentuele\\ verandering\\ van\\ de\\ prijs\\ van\\ goed\\ Y}}\$]{.math.inline} ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image14.png) **[Verschillende situaties]** - Vb. prijs Senseo-pads stijgt, vraag naar gewone koffie zal toenemen. Positief verband - Vb. prijs lidgeld golfclub daalt, vraag naar golfsticks zal toenemen. Negatief verband lE~k~l \> 1 elastisch lE~k~l \< 1 inelastisch - **Inkomenselasticiteit van de vraag (Ey):** Wet van Engel: Bij een stijging van het inkomen dalen de uitgaven voor voeding procentueel en die voor luxegoederen nemen procentueel toe. Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, diagram Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image16.png) Afbeelding met tekst, Lettertype, schermopname, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving **[Verschillende situaties]** - vb. luxegoederen, bepaalde sporten, kunstwerken,... let op: drempelinkomen - vb. primaire voedingsmiddelen, sigaretten let op: snijpunt X-as: spaargelden aanspreken bij inkomen = 0 inkomenselasticiteit is normaal positief, [behalve] bij inferieure goederen: hoe rijker een samenleving hoe minder deze producten zullen gebruikt worden! ![Afbeelding met diagram, lijn, tekst, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image18.png)Afbeelding met diagram, lijn, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met diagram, lijn, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image20.png) **Belang van elasticiteitscoëff.** - Bedrijf: wat gebeurt er met mijn verkopen als de prijs van een substituut van mijn product daalt? - Bedrijf: wat is het effect van een verhoging van indirecte belastingen op mijn verkopen? - Overheid: met welke soort bedrijven zal het slechter gaan als de beschikbare inkomens afnemen? - Overheid: wat zal er met de btw-inkomsten gebeuren als we de btw-tarieven verlagen? - Bedrijf: waarop gaan consumenten het meest bezuinigen als de inkomstenbelasting verhoogt? - Bedrijf: wat zal het effect op mijn omzet zijn als de inkomens volgend jaar met een bepaald percentage stijgen? [1.4 Het consumentengedrag in België] Bestedingspatroon van Belgische particulieren: Evolutieschets van de particuliere consumptie periode 2016-2022 Informatie: - **Tegen werkelijke prijzen**: zowel prijsevolutie als hoeveelheidsevolutie - **Tegen constante prijzen**: alleen hoeveelheidsevolutie Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving![Afbeelding met tekst, schermopname, software, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image22.png) Spaargedrag van Belgische particulieren: Sparen = gedeelte van het beschikbaar inkomen dat overblijft nadat de consumptieve uitgaven voldaan werden Beschikbaar inkomen = Inkomen ***particulieren*** -- directe belastingen. Spaargedrag meten via spaarquote. Factoren die spaargedrag van gezinshuishoudingen beïnvloeden: Factoren op lange termijn: Levenscyclus van Modigliani. [Sparen] van een persoon in relatie met het verloop van zijn [toekomstig beschikbaar inkomen] en zijn [leeftijd.] Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving Factoren op korte termijn: wat te doen bij lage rente - Vermogenseffect: meer sparen om vermogen op peil te houden. - Substitutie-effect: meer consumeren omdat de reële vergoeding van het sparen is afgenomen (geld brengt toch niks op) - Nominale vs. reële rente - Cfr. Situatie reële rente = 0 als de rente die je krijgt = inflatie - Vb: Als inflatie stijgt en nominale rente blijft gelijk → reële rente daalt![Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image24.png) [1.5 Meting van de prijzen, indexcijfer] - De consument laat zich leiden door het element P - Algemeen prijspeil = verzameling van gemiddelde prijs van alle soorten producten - Korf van goederen: moet representatief zijn voor gemiddelde gezin - Meten via indexcijfer van de consumptieprijzen - Evoluties meten Gezondheidsindex - Gezuiverd van een aantal goederen uit de korf. (benzine -- diesel -- alcohol -- tabak) - Waarom? Bedenking? Indexcijfer van de consumptieprijzen (CPI): inflatie meten! - Interpretatie indexcijfers: zie volgende slide - Inflatie: cijfer vergelijken met cijfer van zelfde maand vorig jaar Koppeling van prijsbepalingen aan indexcijfer: - Lonen en wedden gezondheidsindex - Huurprijzen gezondheidsindex - Alimentatiegeld index der consumptieprijzen \ [\$\$\\frac{indexcijfer\\ dec\\ 20xx - indexcijfer\\ 20xx - 1}{indexcijfer\\ dec\\ 20xx - 1}\\ x\\ 100\$\$]{.math.display}\ Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, diagram Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image26.png) **H2: Producenten** [2.1 Bepaling van de optimale productiegrootte] - Producent: transformeert productiefactoren (input) in goederen en diensten (output). - Productiviteit = [\$\\frac{\\text{output\~producten}}{\\text{input\~productiefactoren}}\$]{.math.inline} - Keuzeprobleem van de producent: optimale productiegrootte Wanneer is winst maximaal? - TW = TO -- TK - Beperking door productiecapaciteit. - Op korte termijn: Wat gebeurt er met de output indien er 1 enkele productiefactor toeneemt? - Op lange termijn: wat gebeurt er met de output indien alle productiefactoren wijzigen? [2.2 De wet van toe- en afnemende meeropbrengst] - Totale productie (TP) - = opbrengst van de ingezette productiefactoren gedurende een bepaalde tijd - Gemiddelde productie (GP) = [\$\\frac{\\text{TP}}{A}\$]{.math.inline} - = gemiddelde opbrengst van één eenheid van de (variabele) productiefactor - = arbeidsproductiviteit - Marginale productie (MP) (*geen formule kennen)* - Meeropbrengst wanneer de hoeveelheid van de variabele productiefactor (= arbeid) met één eenheid toeneemt ***PRODUCTIEVERLOOP*** - Inzetten van meerdere productiefactoren - Resultaat: zie figuur 2.1 pagina 59 - Beginfase: meer dan evenredige productie bij inzet van bijkomende productiefactor → efficiënte neemt toe (toenemende meeropbrengst) - Nadien: stabilisatie - Eindfase: bij inzet van bijkomende productiefactor: afname van de productie → bottlenecks en efficiëntie neemt af (afnemende meeropbrengst) - Wet van de toe‐ en afnemende meeropbrengst! ![Afbeelding met lijn, Perceel, tekst, diagram Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image29.png) [2.3 Kostenverloop] ***PRODUCTIEKOSTEN*** = kosten voor het inzetten van productiemiddelen **[2.3.1 De totale constante kosten = TCK]** - vb. brandverzekering gebouwen, kosten externe controle brandveiligheid, huur, afschrijvingskosten... - TCK [wijzigen niet op korte termijn] door verandering in de productieomvang. - De constante kosten veranderen dus niet als je meer produceert/verkoopt - Figuur 2.2: [horizontaal verloop] van de TCK‐curve. Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving **[2.3.2 De totale variabele kosten = TVK]** - Variabele kosten wijzigen wel afhankelijk van de productieomvang - De variabele kosten veranderen als je meer/minder verkoopt - Vb. vergoeding voor de productiefactoren (arbeid), grondstoffen,... - Opmerking arbeidskosten -- vast of variabel? - Figuur 2.3 : verloop van TVK‐curve. - Aanvankelijk minder dan evenredig (= degressief) stijging.\ Reden = kostenbesparend gaan werken. - Evenredige stijging (proportioneel) - Meer dan evenredige (= progressieve) stijging. Reden:\ capaciteitsgrens bereikt: minder efficiëntie =\ kostenverhogend ![Afbeelding met tekst, lijn, Perceel, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image31.png) Verschil TCK en TVK: Totale constante kosten (TCK): veranderen niet als je meer produceert/verkoopt (vb huur, afschrijvingen...) Totale variabele kosten (TVK): veranderen wel mee met de productieomvang (vb grondstoffen: hoe meer je wil produceren, hoe meer grondstoffen je nodig hebt) **[2.3.3 Totale kosten = TK]** - Totale kosten (TK) = totale constante kosten (TCK) + totale variabele kosten (TVK) - Figuur 2.4: verloop van TK‐curve. Pag. 64 Afbeelding met tekst, lijn, diagram, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving [2.4 Opbrengstenverloop] - Winstmaximalisatie voor de producent: - Producent zoekt Q waarvoor winst maximaal is - Herhaling: formule winst? - Productiekosten beheersen - Prijsbepaling: - Prijszetter (zie hoofdstuk 3) - [Hoeveelheidsaanpasser -- prijs is gegeven] In dit hoofdstuk gaan we uit van de marktvorm volkomen concurrentie (mededinging) vb. veiling verse groenten, fruit, vis,... - De prijs wordt door de markt bepaald en is een gegeven! - TO (omzet) = P. Q - P = constante - Q = Σ verkochte hoeveelheid - Figuur 2.6: verloop van de totale opbrengst ![Afbeelding met tekst, lijn, Perceel, diagram Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image33.png) [2.5 De optimale productiegrootte bij volkomen concurrentie] - Tabel 2.6: combinatie van TO en TK - Afleiden van **[winstmaximalisatie]**: zo hoog mogelijke opbrengsten en productiehoeveelheid realiseren met minimum aan kosten. - Wordt bereikt bij een productiegrootte waar het positief verschil tussen TO en TK het grootst is. - [**Break-even** punt]: het punt waar TO = TK, waar noch winst, noch verlies gemaakt wordt. - Figuur 2.8: TO, TK, winst Afbeelding met tafel Automatisch gegenereerde beschrijving ![](media/image35.png) [2.6 De afleiding van de aanbodcurve bij volkomen concurrentie] Individuele aanbodcurve: - Cfr. Hoofdstuk 1: consumenten Reactie van de producent bij een verandering van de prijs van het betrokken goed (ceteris paribus). - Redenering: als de [prijs hoog] is, zal de [producent meer aanbieden]. TO zal immers toenemen. Als de prijs laag is, zal de producent minder aanbieden, TO is lager en vaste kosten blijven identiek. Dus [positief verband] tussen prijs en aangeboden hoeveelheid. Wijzigingen langs de aanbodcurve - Gevolg van een prijswijziging. Figuur 2.11 (rechts) C à D Afbeelding met tekst, diagram, lijn, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving Wijziging van de aanbodcurve - Gevolg van een wijziging in vb. kostenstructuur. Prijs blijft constant. Figuur 2.12 (rechts) A1 A2 - Vb. kosten stookolie nemen toe, prijs blijft constant aanbieder zal minder producten aanbieden - Actualiteit: energiekost en arbeidskost neemt toe ![Afbeelding met tekst, lijn, diagram, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image37.png) [Collectieve aanbodcurve] = Σ individuele aanbodcurven bij een gegeven prijs. Figuur 2.13: collectieve aanbodcurve -- niet kunnen tekenen! Oorzaken van wijzigingen: - Verbeterde productietechniek - Wijziging prijzen productiemiddelen - Verandering aantal aanbieders Afbeelding met tekst, diagram, schermopname, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving [2.7 Break-even analyse] - Break-evenomzet = minimumomzet waarbij alle kosten gedekt zijn door de opbrengsten! - Interessant om de hoeveelheid van het aantal goederen te bepalen waarbij de opbrengsten juist de kosten dekken. Pas vanaf dat punt wordt er winst gemaakt. Elke ondernemer wil minimaal break-even draaien! ![Afbeelding met tekst, lijn, diagram, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image39.png) [2.8 De prijselasticiteit van het aanbod] - = maat om prijsgevoeligheid van de aangeboden hoeveelheid te meten. [\$E\_{a} = \\ \\frac{\\frac{\\mathrm{\\Delta}Q\_{a}}{Q\_{a0}}}{\\frac{\\mathrm{\\Delta}P}{P\_{0}}}\$]{.math.inline} = [\$\\frac{\\%\\ wijziging\\ van\\ de\\ aangeboden\\ hoeveelheid\\ }{\\%\\ wijziging\\ van\\ de\\ prijs\\ }\$]{.math.inline} - Positief verband - Prijselasticiteit van het aanbod Afbeelding met zwart, duisternis Automatisch gegenereerde beschrijving - Beïnvloedende factoren: - **aard** van het product: vb. landbouwproducten - **tijdsperiode** vb. lange/korte termijn, productiecapaciteit ![Afbeelding met tekst, diagram, lijn, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image41.png) **H3: Prijsvorming** Doelstellingen: - Hoofdstuk 1 'meets' hoofdstuk 2 - De consumenten ontmoeten de producenten op de - 'Markt' = combinatie vraag- met aanbodzijde - Welke soorten marktvormen bestaan er? Wat zijn hun kenmerken? Hun verschillen? Zo onderscheiden we: - Volkomen concurrentie - Onvolkomen concurrentie - Monopolie - Oligopolie - Monopolistische concurrentie - Wat is de rol van de overheid in België mbt. het prijsbeleid - En waar mogelijk leggen we de link naar de dagelijkse realiteit/praktijk [3.1 Markt en marktvormen] Afbeelding met zwart, duisternis Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image43.png) [3.2 Volkomen concurrentie] Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving - Komt weinig voor. Vb. bloemenveiling, fruitveiling*,...* - 3.2.1 kenmerken (4 voorwaarden) - Veel vragers, veel aanbieders\ geen invloed op prijs = prijsnemers waardoor hoeveelheidsaanpassers - Doorzichtig: iedereen beschikt over volledige informatie - Volledig toegankelijk -- geen 'drempels' - Homogeen product (bv. appels) Er ontstaat slechts 1 prijs! ![Afbeelding met zwart, duisternis Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image45.png) Afbeelding met tekst, diagram, lijn, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving *Elke andere prijs is slechts 'tijdelijk':* - *Vb. P = € 1,25 Qa \> Qv : [**aanbodoverschot**]* voorraad aanbieders moeten prijs laten dalen. - Vb. P = € 0,25 Qa \< QV : **[vraagoverschot]** vragers bieden tegen elkaar op prijs zal stijgen Besluit: - Volkomen concurrentie is niet realistisch: - Meestal geen homogene goederen: differentiatie leidt tot prijszetting - Geen vrije toegang: toetredingskosten, vestigingswetten etc. - Tendens tot minder producenten (schaaleffecten) 3.2.3 Dynamische vraag- en aanbodrelaties\ (=spinnenwebtheorema) - Veelal nieuwe evenwichtssituatie komt pas tot stand na zeker tijdsverloop. - Cfr. Landbouw: teelt aanpassen ≠ onmiddellijk, pas na een aantal veranderingen. De evenwichtsprijs wordt niet altijd direct bereikt. Er kunnen ingrepen zijn in het prijsvormingsproces (vb. deel van de oogst kan vernietigd worden). ![Afbeelding met tekst, diagram, lijn, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image47.png) - Een zelfde redenering kan gemaakt worden voor een aanbodwijziging - Een aanbodtoename kan de consumenten ertoe aanzetten om hun vraag te verhogen, zodat de prijsdaling, slechts gedeeltelijk of helemaal niet tot stand komt. Een analoge grafiek kan gemaakt worden. 3.2.4 Ingrijpen van de overheid in de prijsvorming **Maximumprijs** Gevolg: vraagoverschot Bijkomende maatregelen nodig Tijdelijk: rantsoenering stimuleren substitueerbare goederen ontraden complementaire goederen Structureel: producenten aanmoedigen meer te produceren stimuleren invoer geneesmiddelen voor menselijk gebruik; terugbetaalbare implantaten; bejaardentehuizen; drinkwaterdistributie Afbeelding met diagram, lijn, Perceel, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving **Minimumprijs** Gevolg: aanbodoverschot Opnieuw extra maatregelen nodig Tijdelijk: overheid koopt overschot op overheid vernietigt overschot geven uitvoersubsidies Structureel: premies productiebeperking instellen productiequota Gebruik maken van belastingen en subsidies voor corrigeren van prijsvorming ![Afbeelding met lijn, diagram, Perceel, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image49.png) [3.3 Onvolkomen concurrentie] Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving Monopolie: **Kenmerken** - Eén aanbieder veel vragers (voorbeelden?) - Aanbieder is prijszetter - Maar meestal beperking machtspositie van de aanbieder door: - Substitutiemogelijkheid (voorbeelden?) - Ev: - vb. inelastische vraag: %Qv \< %P : goed voor monop. - vb. elastische vraag: %Qv \> %P : slecht voor monop. - Toetreding concurrenten - Wet bescherming van de consument (zie verder punt 3.4) - **Soorten** - Overheidsmonopolie (NMBS) - Natuurlijk monopolie (Diamantmijnen in Zuid-Afrika) - Feitelijk monopolie - Beschermd door patent (voorbeelden?) - Allergrootste marktleider (voorbeelden? -- waarom?) - Markt te klein voor 2 of meer ondernemingen **[Uitgangssituatie:]** - Monopolist = [prijszetter]: bepaalt zelf de prijs, men kan hier dus [geen aanbodcurve] (= aangeboden hoeveelheid in functie van de heersende marktprijs) afleiden. - Wel een afzetcurve = collectieve vraagcurve - Streeft naar [winstmaximalisatie.] - [Prijshoogte:] waar winst maximaal is: TO -- TK = TW - [Grafisch:] monopolist zoekt punt op de marktvraagcurve (zie hfst 1) waar TW maximaal is. Aangezien hij zelf de prijs kan bepalen waar tegen hij wilt verkopen.\ (= 'Punt van Cournot') **Waarom bestrijden de overheden monopolies en streven zij naar zoveel mogelijk concurrentie?** - Enerzijds de **marktprijs vaak te hoog is** - vermijden dat bepaalde levensnoodzakelijke goederen = luxegoederen worden zie ook engelcurve: problematiek van drempelinkomen - Bv. prijs te hoog -- medicamenten die onbetaalbaar zijn - Anderzijds omdat de **aangeboden markthoeveelheid te laag** kan zijn waardoor er een aanbodtekort kan ontstaan. - Bv. aanbodtekort -- onvoldoende medicamenten (zie oa. huidige problematiek met leveringsproblemen bij meer dan 400 geneesmiddelen) Oligopolie - **Kenmerken** - Beperkt aantal aanbieders veel vragers (voorbeelden?) - Homogeen goed homogeen oligopolie (voorbeelden?) - Heterogeen goed heterogeen oligopolie (voorbeelden?) - Toetreding: soms zeer moeilijk Niet alleen te maken met wettelijke restricties maar vaak met bestaan van grote vaste kosten, grote investeringen in technologie of reclame, ingewikkelde technologie, ontbreken van ongebonden distributiesysteem... - Praktijk: relatieve prijsstarheid Stel: 1) 1 oligopolist verlaagt prijs om marktaandeel te andere oligopolisten volgen prijzenoorlog kleine (of geen) winsten 2\) door bv. lonen verhoogt dominante oligopolist zijn prijs andere volgen om prijzenoorlog te vermijden Benedenwaartse prijsstarheid ([∼]{.math.inline} structurele inflatie) Non-price competition! ([∼]{.math.inline} concurreren met andere elementen van de marketingmix) **Enkele begrippen (extra)** - **Kartelvorming**: samenwerking tussen aanbieders prijsvorming zoals bij monopolie. (voorbeelden?) - **Prijsleiderschap**: van 1 grote onderneming, die de macht heeft om de kleine ondernemingen van de markt te duwen. Kleine ondernemingen moeten prijs volgen. (voorbeelden?) - **Cut-throat competition**: onder de kostprijs verkopen om de concurrent uit de markt te duwen. (voorbeelden?) Monopolistische concurrentie - **Kenmerken** - Veel vragers veel aanbieders - Vrije toetreding - Heterogeen product (wel productdifferentiatie!) - **Prijszetting** - [Prijsniveau] wordt bepaald door V en A (concurrentie). - [Prijsdifferentiatie]: vrij binnen bepaalde grenzen tot het gemiddelde prijsniveau, opgelet voor substitutiemogelijkheden! [3.4 Prijsbeleid in België] - **Uitgangspunt van de overheid**: - Concurrentie is de beste prijsbeheerser\ Wet van 03/04/2013 : bescherming van economische mededinging= 'Kartelvorming' verboden + geen misbruik van machtspositie op betrokken Belgische markt. Prijzencontrole wordt overbodig. - **Waarom ingrijpen van overheid op prijsvorming?** - ten voordele van de **producenten**: vrijwaren van de concurrentiekracht. ten voordele van de **consumenten**: behoud van koopkracht: sociale doelstellingen. Rechtstreeks ingrijpen van de overheid: - **[Stelsel van de normale prijzen]** - Verboden tegen abnormale hoge prijzen te verkopen - **[Stelsel van de prijsverhogingaangifte]** - Alleen voor bepaalde producten (sectoren: rusthuizen, brandverzekering, geneesmiddelen, nutsvoorziening) - Hoe? Aanvraag bij prijzencommissie met motivering minister van economische zaken beslist binnen 60 dagen. (Vlaams minister -- federaal minister). - **[Opleggen van maximum prijzen en maximum winst]** - Per product (vb. taxi) of algemene prijzenstop (uitzonderlijk) - Bevoegdheid van minister Werk, Economie en Consumenten - **[Programmaovereenkomsten]** - Aardolieproducten - Overeenkomst tussen minister Werk, Economie en Consumenten en sector. Prijsevolutie wordt afhankelijk gemaakt van een aantal parameters. (prijs ruwe olie + dollarkoers) Onrechtstreeks overheidsingrijpen: - Bestrijden van monopolies en kartelvorming (EU) - Subsidies aan producenten (EU), vb. landbouw - Productiequota opleggen (EU) vb. visvangst - Inkomensbeleid: loonindexeringen overslaan om concurrentiekracht te vrijwaren (indexsprong regering Michel 2016) - Budgettair beleid (*zie later)* **H4: Macro-economische grootheden** [4.1 De economische kringloop] ![](media/image50.png) - **[Totstandkoming BBP]**: door een samenwerking - gezinnen - bedrijven - overheid - buitenland - **[Voorstelling]**: kringloopschema om onderlinge verbondenheid te tonen. **[Gegevens]**: bijgehouden door Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR), Nationale Bank van België (NBB), FOD Economie en Federaal Planbureau Federaal minister economie & werk: Pierre-Yves Dermagne (PS) [4.2 Berekening van economische activiteit] **Economische activiteit** - Productieoptiek PRODUCT: de totale waarde van de goederen en diensten die gedurende één jaar zijn GEPRODUCEERD - Bestedingsoptiek BESTEDINGEN: de totale UITGAVEN die gedurende één jaar naar de producenten vloeien - Inkomensoptiek INKOMEN: bedrag gedurende één jaar VERDIEND voor productieve prestaties Na verloop van tijd gelijk aan elkaar BBP: Het bruto binnenlands product (BBP) is de totale marktwaarde van alle eindproducten en --diensten die in een bepaald land in een bepaalde periode zijn geproduceerd. = BBP tegen marktprijzen ([⇔]{.math.inline} factorprijzen) [≠]{.math.inline} Bruto nationaal product (BNP) - 'marktwaarde' output wordt gewaardeerd tegen marktprijzen - 'van alle eind-' enkel waarde van eindproducten om dubbele telling te vermijden - 'goederen en diensten' zowel materiële goederen als immateriële diensten - 'geproduceerd' omvat goederen en diensten die in dat jaar geproduceerd werden, dus bv. Geen tweedehands - 'binnen een land' meet waarde van productie binnen geografische grenzen van een land - 'in een bepaalde periode' meet waarde van productie binnen bepaald tijdsinterval, meestal een jaar of kwartaal - BBP is de som van - Consumptie (C) - Investeringen (I) - Overheidsaankopen (G) - Netto export (= export (X) -- import (M)) (NX) - BBP = C + I + G + X -- M = C + I + G + NX - BBP tegen marktprijzen - Goederen en diensten worden gewaardeerd aan marktprijs - BBP tegen factorprijzen - Marktprijs bevat elementen die niks te maken hebben met waarde van product - Indirecte belastingen en subsidies - Bij factorprijzen halen we deze elementen uit de marktprijzen Nationaal inkomen = inkomen dat de gezinnen ontvangen van de bedrijven, de overheid en het buitenland, plus niet-uitgekeerde winsten van onderneming (reserves en directe belastingen) Of anders: het nationaal inkomen is gelijk de som van alle vergoedingen aan de productiefactoren arbeid en kapitaal die eigendom zijn van eigen ingezetenen. Nationaal inkomen is doorgaans tegen factorprijzen Zie H6 [4.3 Het reële en het nominale bbp] - Stijging van bbp is mogelijk door stijging in prijzen of stijging in productie - Nominale bbp = bbp tegen lopende prijzen = geldbedrag van bbp - Reële bbp of bbp naar volume = bbp waarbij de prijsbewegingen zijn uitgeschakeld - Bbp in kettingeuro's = bbp gemeten in prijzen van het onmiddellijk voorafgaande jaar Zo schakel je effect van prijsverandering uit - Bbp per hoofd of bbp per capita Maakt vergelijking mogelijk [4.4 Het bbp als maatstaf voor onze welvaart] Problemen met het bbp als maatstaf? - Zegt niet over de manier waarop het tot stand komt - Hoe komt het binnen? - Bevat alleen goederen en diensten die in een prijs uitgedrukt worden - Wat wordt niet mee in rekening genomen? - Zegt niet over het gebruik ervan - Aan wat besteden we het? - Ontstaan van groen bbp **[Alternatieve indicatoren]** - - **SSI: Sustainable Society Index** **Sociale en ecologische indicatoren** Houdt rekening met \- bbp \- welzijn van mensen \- milieuproblematiek (biodiversiteit, energieverbruik en uitstoot van broeikasgassen) **[Andere opvattingen over het bbp]** **Donuteconomie** (Kate Raworth) kenmerken: - Ecologische grenzen respecteren - Ieder mens een waardig leven Het sociale minimum vs ecologische begrenzing **Degrowth** Economische groei en een gezonde planeet gaan niet samen. Afhankelijkheid van groei inperken (ontgroeien) - Beperkingen op grondstoffengebruik via een koolstofheffing - Meer progressief belastingstelsel - Graduele afbouw van het aantal werkuren per week dankzij technologische vooruitgang. [4.5 De nationale rekeningen] - Economische kringloop toont de grootte van de stromingen niet - Nationale boekhouding houdt transacties tussen huishoudingen bij - = volgens een boekhoudkundige techniek systematisch optekenen van de verrichtingen die plaatshebben tussen de verschillende huishoudingen gedurende één jaar in een bepaald land - Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) verantwoordelijk, NBB in de praktijk [4.6 Macro-economische gegevens van de Belgische economie] Afbeelding met tekst, schermopname, software, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met tekst, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image52.png) Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving **H5: Conjunctuur, groei en ontwikkeling** [5.1 Conjunctuur] **[Algemeen]** **Conjunctuur** is de verandering van het groeipercentage van de economie of de productie op de [korte termijn]. De gemiddelde groei over de lange termijn noemen we de trendmatige groei. - een permanente economische groeibeweging sinds WOII - door een ↗ technologische evolutie = ↗ van de productiviteit en de productie - anticyclische conjunctuurpolitiek: amplitudo's afzwakken ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image54.png) **[De conjunctuurbeweging]** - Opeenvolgende periodes van snellere en tragere economische groei, soms zelfs daling - Hoogconjunctuur, laagconjunctuur - Expansie -- boom -- recessie -- depressie -- slump -- econ. herstel - Technische recessie = groei van bbp krimpt 2 opeenvolgende kwartalen - Double-dip-recessie Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, Webpagina Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image56.png) **[Indicatoren van de economische activiteit]** 1. **[Het reële BBP]** - Logische indicator om economische activiteit te meten - In kettingeuro's waarbij de prijsbewegingen zijn uitgeschakeld 2. **[Andere indicatoren]** - Voorwaarden: - Duidelijk verband met het economisch gebeuren - Conjunctuurgevoelig - Informatie snel ter beschikking - Macro-economische gegevens van de nationale rekeningen zijn niet bruikbaar omdat zij met 8 -- 12 m vertraging gepubliceerd worden 2. **[Andere indicatoren]** - Elke indicator volgt eigen cyclisch patroon - *[Leading]* (= vooroplopende) indicatoren (bv. Begonnen woongebouwen want er is vertrouwen en men maakt plannen, invoer van goederen in volume want mensen gaan meer consumeren) Vertellen iets over de toekomst - *[Lagging]* (= vertraagde) indicatoren (bv. Investeringen, niet-werkende werkzoekenden) Vertellen iets over verleden - *[Coïncidente]* (= gelijklopende) indicatoren (bv. Uitvoer van goederen in volume, elektriciteitsverbruik) Vertellen iets over heden - Twee types conjunctuurindicatoren - Kwalitatieve of vertrouwensindicatoren - Via producenten Conjunctuurbarometer van de NBB - Via consumenten Index van het Europese consumentenvertrouwen - Kwantitatieve indicatoren - Feitelijke ontwikkeling van economische variabelen -- objectieve indicatoren - Voorlopende indicator van de OESO voor de industriële productie: voorspelt 9 maanden op voorhand de keerpunten in de conjunctuurcyclus voor België **[Indicatoren van de economische activiteit]** - **[Kwalitatieve of vertrouwensindicatoren (verscheidene gegevens in 1 synthesecijfer)]** Via producenten - Conjunctuurbarometer van de [NBB](https://www.nbb.be/doc/dq/n/dq3/pnc.pdf) - Conjunctuurenquêtes gehouden bij 6000 bedrijfsleiders over economische situatie en verwachtingen nabije toekomst - Per vraag; verschil tussen de positieve (beter dan normaal) en de negatieve (slechter dan normaal). Gemiddelde is weerspiegeling van psychologisch klimaat waarin bedrijfsleiders beslissingen nemen en dus mee conjunctuurverloop bepalen. Afbeelding met tekst, Perceel, schermopname, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving **[Indicatoren van de economische activiteit]** - **[Kwalitatieve of vertrouwensindicatoren (verscheidene gegevens in 1 synthesecijfer)]** Via consumenten - [Europese commissie] berekent maandelijks een index van het Europese consumentenvertrouwen - Op basis van telefonische enquête door NBB naar 1500 consumenten - [vragenlijst](https://www.nbb.be/doc/dq/n_method/m_snb00iii.pdf) - [Vragen over] - Economische situatie in België - Werkloosheid in België - Financiële situatie van de gezinnen - Sparen van de gezinnen ![Afbeelding met tekst, Perceel, lijn, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image58.png) **[5.1.2 Verklaring]** **[Welke factoren doen conjunctuurbewegingen ontstaan?]** - **[Exogene verklaringen]** (= buiten de economische sfeer) - oorlogen - revoluties - grote handelsembargo's - natuurrampen - overheidsbeleid - grondstofreserves - Covid-19 -... - **[Endogene verklaringen]** (= in de economische sfeer) - multiplicatoreffect - acceleratoreffect -... - Endogene verklaringen - Via multiplicatoreffect: het nationaal inkomen stijgt met een veelvoud (= multiplicator) van de extra-investeringen\ (investeringen ↑ productie ↑ inkomen ↑ consumptie ↑ vraag ↑ productie ↑ inkomen ↑....) - Acceleratoreffect: productie ↑ investeringen ↑ ↑...\ bv. nieuwe technologieën in bepaalde sectoren zullen ook hun gevolg hebben in andere sectoren \... = versnellingseffect - Na verloop van tijd: bottlenecks (= knelpunten) - Tekort aan arbeid ( lonen ↑) & een tekort aan productiecapaciteit ( prijzen ↑) - Vraag naar kapitaal (voor extra productie) doet rente ↑ Dus: kosten voor ondernemingen ↑ investeringen ↓ vraag ↓ werkloosheid ↑ inkomen ↓...\ \ Hierdoor verkrijg je een negatieve multiplicator & accelerator! **[Kondratieffcyclus]** - Golfbeweging met een lengte van 40 à 60 jaar - Opgaande en neergaande fase van elk 20 à 30 jaar - Belangrijkste drijvende krachten: - Innovaties in producten en productiemethodes - Nieuwe ideeën over economische beleid - Opbloeien van afzetmarkten Kondratieff-cyclus is onzin - GoldRepublic.nl **Rol van de overheid = conjunctuurschommelingen afvlakken[\ ]**Bij laagconjunctuur economie aanwakkeren en bij hoogconjunctuur economie afremmen [5.2 Economische groei] **[5.2 De economische groei = doorgaans gemeten a.d.h.v. de reële groei]** [5.2.1 Begrip] - lange termijn - capaciteitsuitbreiding op lange termijn - via [groeivoet] van het reële BBP In het verleden: 1950-1959: gemiddeld 3% reële BBP groei in België 1960-1974: gemiddeld 4,9% reële BBP groei in België 1974-1981: gemiddeld 2,1% reële BBP groei in België 1982-1993: gemiddeld 1,9% reële BBP groei in België 1994-2009: gemiddelde 2% reële BBP groei in België 2010-2020: gemiddeld 0,95% reële BBP groei in België Vanaf 2021: onstuimige herstelgroei en oplopende inflatie 2. **[Determinanten]** - Bevolkingsgroei Bepaalt beschikbare hoeveelheid arbeidskrachten, maar ook vraag naar goederen en diensten - Kapitaalvorming Investeringen vormen deel van vraag, maar veroorzaken ook uitbreiding kapitaalgoederen voorraad en productiecapaciteit - Technische ontwikkeling Verhoogt productiviteit - Onderwijs Investering in menselijk kapitaal **[5.2.3 De voor- en nadelen van economische groei]** **Voordelen:** - Stijging reële inkomens Vraag stijgt productie op grotere schaal efficiënter - Toename van het aantal beschikbare producten - Technologische vooruitgang - Verhoogd vertrouwen van bedrijven en consumenten leidt tot een toename van investeringen **Nadelen:** - uitputting van belangrijke natuurlijke hulpbronnen - grootschalige milieuschade - financiële ontwrichting [5.3 Ontwikkeling] **Wat is een ontwikkelingsland?** - geen hoge graad van industrialisatie bereikt - veel landbouw - beperkte dienstensector - lage levensstandaard - laag BNP **[5.3.1 Inkomen als ontwikkelingsmaatstaf ]** bni per inwoner gecorrigeerd voor de koopkrachtpariteit armoedelijn van de Wereldbank op 1,90 USD per dag armoede in zes regio's neemt % af **Manieren om de inkomensongelijkheid te meten:** - **Decielenmethode**: inkomensverstrekkers worden gerangschikt volgens inkomen, beginnen met laagste inkomens - **Manieren om de inkomensongelijkheid te meten:** - **Lorenzcurve** is de grafische weergave\ = verband tussen het cumulatief percentage van de bevolkingsomvang en het cumulatief percentage van de inkomens van diezelfde bevolking - **Gini-coëfficiënt**\ = maatstaf voor de ongelijkheid in de inkomensverdeling (hoe dichter bij nul, hoe beter de inkomensverdeeldheid) - **MAAR** omzichtig interpreteren (!!) - Landen leveren de cijfers zelf aan - Fiscale aangiften ≠ werkelijke inkomens - Zelfvoorziening, niet in BNI - Momentopname ![Afbeelding met tekst, diagram, lijn, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image60.png) Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving ![](media/image62.png) **5.3.2 Alternatieve maatstaven van maatschappelijk welzijn** - HDI (VN) - MAI = Multidimensionele Armoede-Index (UNDP) Onderzoekt drie terreinen: gezondheid, levensstandaard en onderwijs - **[Human Development Index (HDI)]** - Gemiddelde levensverwachting - Aantal scholingsjaren - BNI per capita Index ligt tussen 0 en 1. Hoe dichter bij 1, hoe beter. 4 groepen: Zeer hoge menselijke ontwikkeling Hoge menselijke ontwikkeling Middelmatige menselijke ontwikkeling Lage menselijke ontwikkeling **[MAI = Multidimensionele Armoede-Index (UNDP)]** Onderzoekt drie terreinen: gezondheid, levensstandaard en onderwijs 4 uitdagingen: - Ongelijkheid (bv. toegang tot technologie) - Vergrijzing en jongeren - Klimaatverandering - Sociale onrust door beperkte politieke inspraak **[5.3.3 Oorzaken van het lager ontwikkelingstempo van veel ontwikkelingslanden]** **[1) Koloniale uitbuiting...]** moederland zag kolonies als leverancier van hun grondstoffen, maar zorgde ook voor betere infrastructuur, onderwijsnet **[2) Burgeroorlogen, slecht functionerend openbaar bestuur, verkeerde economische beleidskeuzes...]** **[3) Ontbreken of onvoldoende beschikbaar zijn van productiefactoren]** - onvruchtbare bodem... - slechte scholing, ziektes (vervuild water, aids...) - weinig investeringen door kapitaalgebrek - Sinds 1999: vermindering van armoede als doelstelling en economische groei als middel - Meer aandacht voor civiele maatschappij - Geleidelijke toenemende liberalisering en integratie in de wereldeconomie, verbetering van exportpositie - Aanpak van klimaatverandering en migratie staan hoog op de agenda **H6: Nationaal inkomen en werkgelegenheid** [6.2 Arbeidsmarkt] Beroepsbevolking = totale arbeidsaanbod = actieve bevolking: werkloze en de werkende bevolking. Niet: personen die niet willen werken (= de inactieven) Iedereen vanaf 15 jaar, wonende in België Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving **[De beroepsbevolking wordt beïnvloed door]** - grootte van de totale bevolking (afh. van natuurlijke groei en migratie) - de bevolking op arbeidsleeftijd (tussen 15 en 64 jaar) - activiteitsgraden De grijze exit: oplossingen: - Activeringsbeleid: activiteitsgraad opkrikken - Werkbaar en wendbaar werk het flexibeler maken van de arbeidsmarkt - Permanente opleiding Activiteitsgraad = [\$\\frac{\\mathrm{\\text{beroepsbevolking}}}{\\mathrm{\\text{bevolking\~op\~arbeidsleeftijd}}}\\mathrm{\\cdot}100\$]{.math.inline} De activiteitsgraad geeft aan hoeveel procent van de bevolking beroepsactief is, dit wil zeggen werkend of werkzoekend **[Activiteitsgraad opkrikken]** **[Hoe?]** - Focus op doelgroepen - Beperking brugpensioen - Optrekken pensioenleeftijd - Veel langdurig zieken - Teveel inactieve 55+'ers **[De vraag naar arbeidskrachten wordt beïnvloed door:]** - de vraag naar goederen - de arbeidsproductiviteit - de relatieve prijzen van de productiefactoren arbeid en kapitaal ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, visitekaartje Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image64.png) **Arbeidsmarktparadox:** tegenstrijdigheid tussen een hoge werkloosheidsgraad en niet-beantwoorde werkaanbiedingen.\ [Oorzaken]: gebrek aan kwalificatie en scholingsniveau, gebrek aan mobiliteit en gebrek aan motivering. - **Spanningsgraad**: het aantal werkzoekenden per openstaande vacature. Hoe lager dit cijfer, hoe krapper de arbeidsmarkt.\ Spanningsgraad ↓ door de vergrijzing van de beroepsbevolking - **Werkloosheidsval:** uitkeringen zijn onbeperkt en weinig degressief in de tijd - **Risico van werkloosheidsvallen:** België aan de top van de Europese rangschikking. - Arbeid netto beter verlonen! - Verschil tussen vervangingsinkomens en de laagste inkomens uit arbeid moet groter **[Werkloosheidsgraad]**: verhouding tussen het aantal niet-werkende werkzoekenden t.o.v. de beroepsbevolking **[Categorieën van personen die meer problemen hebben met de integratie op de arbeidsmarkt]**: - [jongeren van 15 tot 24 jaar]: ontoereikend scholingsniveau, gebrekkige overeenstemming opleiding en behoeften ondernemingen en het gebrek aan beroepservaring Het Youth Guarantee plan van Europa + NEET-jongeren - [laaggeschoolden]: snelle technologische verandering - [niet-EU-onderdanen]: vooral lager gekwalificeerden, door beschikbare middelen en discriminatie, risico op armoede en sociale uitsluiting. - [langdurig werklozen]: oudere, minder geschoolde werklozen Soorten werkloosheid: - **Conjuncturele werkloosheid (vraagzijde)** - Vraag ↓ werkloosheid ↑ - **Structurele werkloosheid (aanbodzijde)** - Kwantitatief: invoeren arbeidsbesparende machines, groei beroepsbevolking, delokalisatie naar lageloonlanden,.... - Kwalitatieve structurele werkloosheid: indien het aanbod van arbeid niet over de vereiste kwaliteiten beschikt - **Seizoenswerkloosheid:** bv. werknemers in hotel in hoogseizoen en laagseizoen, skigebieden in de wintervakanties tov doorheen het jaar - **Frictiewerkloosheid**: bij veranderen van werk niet meteen een nieuwe betrekking vinden - **Verdoken werkloosheid**: bv. halftijds werken, job beneden diploma - **Tijdelijke werkloosheid**: economische en technische werkloosheid, slecht weer (bouwsector) Werkloosheid bestrijden: De **conjuncturele** werkloosheid:\ vraag vergroten door anticyclisch begrotingsbeleid: - overheidsconsumptie en/of overheidsinvesteringen - consumptie gezinnen (bv door belastingvermindering) - stimuleren investeringen bedrijven (bv door subsidies) De **kwantitatieve** **structurele** werkloosheid vloeit voort uit gebrek aan arbeidsplaatsen. Bestrijden door: - creëren nieuwe arbeidsplaatsen (Investeren aantrekkelijker maken) - loonstijgingen matigen - afremmen loonkostenstijgingen Loonwig! - herverdelen beschikbare arbeid (cfr loopbaanonderbreking) Afbeelding met schermafbeelding Automatisch gegenereerde beschrijving De **kwalitatieve** structurele werkloosheid vloeit voort uit het onvoldoende op elkaar afgestemd zijn van het aanbod van en de vraag naar arbeidskrachten. Bestrijden door: - Onderwijs afstemmen op de wensen van de ondernemingen - Bijscholing door het bedrijfsleven - Opleiding en Levenslang leren [6.3 Concurrentievermogen, loonvorming, innovatie en digitalisering] Concurrentievermogen: = de capaciteit van een economie om een duurzame toename van de **levensstandaard** te realiseren en een zo laag mogelijk niveau van **onvrijwillige werkloosheid.** Het WEF (Wereld Economisch Forum): Global Competitiveness Index: Gebaseerd op 12 pijlers: ![](media/image66.png) Loonvorming: - **Loonindexering**: wanneer de prijzen van goederen en diensten boven een bepaalde drempel stijgen (de zogenaamde spilindex), worden de meeste lonen automatisch verhoogd. - De **loonnorm** bepaalt hoeveel de loonkosten mogen stijgen om concurrentiepositie te behouden. Vastgelegd door de **sociale partners**. - **Spilindex:** bij overschrijden van deze vooraf vastgelegde index treedt een loonindexering van 2% in werking. - Een **loon-prijsspiraal** kan ontstaan als gestegen loonkosten per product worden doorberekend in de prijzen, en de aldus ontstane hogere prijzen op hun beurt weer tot hogere looneisen leiden. - Werkgeversorganisaties: VBO, UNIZO, UCM, Boerenbond - Vakbonden: voor werknemers: ABVV, ACV, ACLVB - **[Loonvorming]** - **[1^e^ fase: IPA op nationaal vlak]** - Door de groep van Tien (5+5+1) - Voor alle Belgische bedrijven - Voor twee jaar - **[2^e^ fase: cao per sector of bedrijfstak]** - Voor twee jaar - Vakvereniging in de paritaire commissie vs de werkgeversorganisatie - Loonschalen, arbeidsduur, betaalde vakantiedagen,... - **[3^e^ fase: op bedrijfsniveau]** - **Het interprofessioneel niveau** staat borg voor de grootste solidariteit want op dat niveau worden de minimumrechten voor alle arbeiders en bedienden van het land vastgelegd, dus ook voor de werknemers uit de "kleine" sectoren. - **Op sectoraal niveau** wordt oneerlijke concurrentie tussen ondernemingen vermeden die tot eenzelfde sector behoren: alle werknemers van een bedrijfssector krijgen dezelfde rechten. Ook dit draagt bij tot solidariteit omdat er gestreefd wordt naar een algemene sociale vooruitgang voor alle werknemers uit een welbepaalde sector. - **Het ondernemingsniveau** staat het dichtst bij de werkvloer. Via een ondernemings-cao worden de rechten en plichten vastgelegd op ondernemingsniveau en wordt solidariteit bereikt tussen werknemers van eenzelfde onderneming of specifiek afgesproken zodat de onderneming er beter of gemakkelijker door functioneert. - Aanpassing aan de schommeling van de consumptieprijzen (afgevlakte gezondheidsindex) - Bepaald per sector: via het paritair comité - [2 systemen] - O.b.v. het voortschrijdend gemiddelde van de laatste 4 maandelijkse gezondheidsindexen afgestemd op een spilindex - Indexering op vaste tijdstippen - Koppeling - lonen - sociale uitkeringen - huren - erelonen vrije beroepen - Doel: bescherming van de koopkracht van het loon **Consumptieprijsindex** houdt met het prijsverloop van alle goederen en diensten. Wordt maand per maand bekeken. **Gezondheidsindex** houdt met het prijsverloop van alle goederen en diensten BEHALVE met de prijs van tabaksproducten, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel. Wordt maand per maand bekeken. **Afgevlakte gezondheidsindex** De afgevlakte gezondheidsindex, ook 'afgevlakte index' genoemd, is gelijk aan het rekenkundige gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste 4 maanden. **Spilindex** De spilindex is een vooraf vastgelegde drempelwaarde, waarmee de afgevlakte gezondheidsindex vergeleken wordt. Centrale akkoorden voor de bepaling van de **loonnorm** - wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen - Loonevolutie in de hand houden - Sociale partners bepalen marge voor loonstijgingen - Rekening houden met lonen van de 3 belangrijkste handelspartners - Voor 2 jaar Innovatie: = de invoering, door een onderneming, van een voor zichzelf **nieuw of significant verbeterd product of proces**. BELANGRIJK want - België scoort zwak in de uitvoer van hoogtechnologische producten - Werkgelegenheid neemt sterk toe in de highsectoren Toekomst in Europa - Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor 2021-2027 - Horizon Europe = nieuw onderzoeks- en innovatieprogramma - Versterken van wetenschap en technologie - Bevorderen van industriële concurrentievermogen en innovatieprestaties - Verwezenlijken van strategische prioriteiten European Innovation Scoreboard (EIS) = meetinstrument voor innovatieresultaten vanuit ruimer perspectief 27 EU-lidstaten + enkele andere landen worden (op basis van 27 indicatoren) ingedeeld: - Innovatieleiders - Sterke innovators (België) - Gematigde innovators - Bescheiden innovators Digitalisering: - Niet enkel prijzen, kosten en innovatie bepalen concurrentievermogen - Digital Economic and Society Index (DESI) - Vergelijkt prestaties op gebied van digitale economie en samenleving op 4 domeinen: - Menselijk kapitaal - Connectiviteit - Integratie van digitale technologie - Digitale overheidsdiensten **H7: Inflatie** **Inflatie**: Aanhoudende algemene prijsstijging van de consumptiegoederen. Om inflatiepercentage vast te stellen baseert met zich op consumptieprijsindex. **Kruipende inflatie (creeping inflation):** Jaarlijkse toename prijspeil minder 3 tot 4 procent. **Galloperende inflatie (galloping inflation**): Jaarlijkse toename prijspeil meer dan 10 procent. **Hyperinflatie (hyper inflation**): Zeer snelle en stijle verhoging catastrofe. **Oorzaken van inflatie:** - Conjuncturele oorzaken - Structurele oorzaken - Monetaire oorzaken **Conjucturele oorzaken** Prijzen stijgen wanneer de vraag naar goederen of diensten de productiecapaciteit overschrijdt (vraaginflatie = bestedingsinflatie = conjuncturele inflatie = demand pull inflation). Kan voortvloeien uit verschillende oorzaken - Tekort op overheidsbegroting - Overschot op lopende rekening van betalingsbalans - Belangrijke investeringen in publieke of privé-sector **Structurele oorzaken** Inflatie kan ontstaan uit verhoogde kosten voor het vervaardigen van goederen of het presteren van diensten (kosteninflatie = cost push inflation = aanbodinflatie = structurele inflatie). Inflatie kan ook ontstaan door prijsverhogingen die België invoert bv. stijging van de grondstoffenprijzen (Ingevoerde inflatie). Als sectoren met hoge productiviteitsstijging de lonen laten stijgen, zullen andere sectoren met lagere productiviteitstoename ook volgen (productiviteitsinflatie) **Monetaire oorzaken** Als de maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt en/of de omloopsnelheid van het geld toeneemt moet de goederenstroom verhogen. Als de productiecapaciteit volledig benut is, kunnen goederentransacties niet meer toenemen en zal prijs stijgen (monetaire inflatie). - Ruilverhouding van Fisher: MV = PT **Gevolgen van inflatie** Positief: - Lage inflatie stimuleert consumenten om goederen en diensten te kopen. - Inflatie die niet volledig gecompenseerd wordt door loonsverhogingen leidt tot een daling van de reële lonen en dat verhoogt de concurrentiekracht van de bedrijven. - Voor schuldenaars is inflatie voordelig omdat ze in koopkracht minder terugbetalen dan ze oorspronkelijk ontvangen hebben. - Inflatie doet lopende inkomsten van de overheid stijgen. - Beperkte inflatie is gunstig voor economie, deflatiegevaar wordt afgehouden. Negatief: - Als inflatie in België sneller stijgt dan in buitenland leidt dit tot een daling van export en toename van import. - Loonstijgingen die groter zijn dan de productiviteitsstijgingen tasten de rentabiliteit van de ondernemingen aan. - Een sterk fluctuerende inflatie houdt voor bedrijven in dat ze niet zeker kunnen zijn van toekomstige kosten en opbrengsten. Dit zorgt voor voorzichtere houding tov investeringen. - Inflatie tast de koopkracht van de lonen aan indien deze niet of slechts gedeeltelijk geïndexeerd zijn. - Inflatie kan een loon-prijsspiraal op gang brengen. - Inflatie leidt tot een verzwaring van het progressieve belastingstelsel als het niet geïndexeerd is. - Inflatie vermindert de koopkracht van vastrentende spaar- en beleggingsproducten. - Inflatie leidt tot hogere overheidsuitgaven. Bestrijding van inflatie: Bij conjuncturele inflatie: - Restrictief monetair beleid - Restrictief begrotingsbeleid Bij inflatie van structurele aard: - Inkomens- en prijsbeleid - Gedurende een bepaalde periode prijzen geheel of selectief blokkeren. Kerninflatie: **Kerninflatie** is een maatstaf voor inflatie die de prijsveranderingen van goederen en diensten meet, maar hierbij **sterk schommelende prijzen** uitsluit, zoals die van **energie** (bijvoorbeeld olie en gas) en **voedsel** (bijvoorbeeld groenten en fruit). Gevoelsinflatie: Kloof die ontstaat tussen werkelijke inflatie en inflatieperceptie. (psychologisch) Deflatie: Deflatie is een daling van het algemeen prijspeil. - Minder afzet - Minder werk Koopkrachtimpuls nodig bij deflatie. **H8: Internationale betrekkingen** [8.1 Betekenis en beschrijving van het Belgische handelsverkeer] - Cijfers voor 2022 - bbp = 554 miljard euro - Invoer = 593 miljard euro - Uitvoer = 604 miljard euro - Wat kan je uit deze cijfers besluiten? - België: belangrijke rol in de wereldhandel (zie fig 8.1) - België is in belangrijke mate afhankelijk van het buitenland, zowel voor export als voor import - Buitenlandse handel belangrijk voor België - Open economie - Grondstoffenarm veel invoer - Veel uitvoer om invoer te bekostigen - Groei-element (bv. tewerkstelling) [8.2 Werking van vrij internationaal handelsverkeer] - **Waarom internationale handel?** - Bepaalde landen kunnen sommige producten niet maken vanwege: - klimaat - geen grondstoffen - onvoldoende technische kennis - \... - Soms kan men het maken, maar voert men het toch in - Exporteren zorgt voor grotere afzetmarkt, schaalvoordelen, mogelijkheid tot specialiseren, stabiliteit... - Een land moet uitvoeren om de ingevoerde goederen en diensten te bekostigen Wanneer wordt internationale handel voordelig? Theorie van de internationale handel **Voordelen van internationale vrijhandel** - Specialisatie schaalvoordelen productiekosten ↘ - Grotere afzetmarkt - Stijgende koopkracht/consumenten profiteren van lagere prijzen in het buitenland - Meer keuzemogelijkheden voor consument - Betere kwaliteit Internationale handel verhoogt de wereldwelvaart Maar zien we ook dat er volledig vrij internationaal handelsverkeer is? **Ongebreidelde vrijhandel of niet?** - **Protectionisme:\ **Internationale handel belemmeren: overheidsmaatregelen om binnenlandse economie te beschermen tegen buitenlandse concurrentie. - **Argumenten**: - Opvoedingsargument (o.a. voor ontwikkelingslanden) - Lageloonlanden-argument - **Gevaren** - vicieuze cirkel - het buitenland minder sterk maken - productiviteit is ook een issue - **Reshoring** (Amerikaans fenomeen) - Coronacrisis? **Argumenten voor protectionisme:** - Antidumpingargument - Dumping - Sociale dumping - Zelfvoorzieningsargument - Werkgelegenheidsargument handelsoorlog - Het milieuargument - Vergeldingsargument [8.3 Handelspolitiek] Welke middelen kan overheid hanteren om eigen economie te beschermen (protectionisme)? **[8.3.1. Tarifaire belemmeringen]** - invoerrechten of douanerechten: - specifieke rechten op de hoeveelheden - ad-valorem rechten - exportsubsidies **[8.3.2. Niet-tarifaire belemmeringen]** - importquota of -contingenten - boycot, embargo (= beperkter dan boycot), administratieve/technische voorschriften [8.5 De betalingsbalans] - **[Begrip]** - **De betalingsbalans is** - een systematisch overzicht van alle economische transacties - tussen de eigen ingezetenen - en die van andere landen - voor een bepaalde periode - Voorbeelden van economische transacties tussen eigen ingezetenen en die van andere landen? **H9: Internationale samenwerking** [9.1 Vormen van economische integratie] - Economische integratie = samenwerking tussen landen op economisch en sociaal gebied [9.1.1 Vrijhandelszone] - [Afschaffing van de onderlinge] handelsbelemmeringen tussen die landen, maar eigen handelsbelemmeringen [t.o.v. derde landen blijft behouden] - EVA = EFTA = Europese Vrijhandelsassociatie (1960)\ Noorwegen, Liechtenstein, IJsland en Zwitserland - EER = EU-landen en eerste 3 van de 4 EVA-landen (1994) - vrij verkeer kapitaal, goederen, diensten en personen - wel douaneformaliteiten door gebrek aan gemeenschappelijk buitentarief Belangrijkste handelszones: - - - - - - **[9.1.2 Douane-unie]** - Gaat nog verder in economische integratie dan vrijhandelszone - Onderling vrijhandel, **[maar naar derden een gemeenschappelijke handelspolitiek]**, een gemeenschappelijk buitentarief - 1948: Benelux-douane-unie (verleden) - 1951: EGKS (Duitsland, Frankrijk, Italië en Benelux) (verleden) - 1957: EEG (via het Verdrag van Rome -- start 1958) - 1995: MERCOSUR/MERCOSUL: Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruguay sinds 2012: + Venezuela (ondertussen geschorst) sinds 2015: + Bolivia **[9.1.3 Gemeenschappelijke markt]** - Is een douane-unie waarbij er **[een vrij verkeer van productiefactoren]** is - 1985: Verdrag van Schengen: vrij verkeer van personen. Burgers kunnen vrij reizen. 26 landen passen het verdrag toe. (Nadelen?) - 1993: Niet langer controle op binnengrenzen EG **[9.1.4 Economische Unie]** - Naast een gemeenschappelijke markt is er ook een harmonisering op economisch en sociaal vlak **[een economisch en sociaal beleid]** - 1991: Verdrag van Maastricht: - Oprichting EU -- na ratificatie in 1992 waren er 12 lidstaten - Nu: 27 lidstaten - 5 landen zijn erkend als kandidaat lidstaten - Brexit **[9.1.5 Monetaire Unie]** - absoluut vaste wisselkoers - coördinatie van het monetair beleid - EU-lidstaten = invoering gemeenschappelijke munt - 1999: lancering euro + eurosysteem (ECB + alle nationale banken) - 2002: invoering chartaal geld [9.3-9.4 Mondiale samenwerking: internationaal handelsverkeer/betalingsverkeer] Verschillende organisaties die instaan voor het internationaal handels- en betalingsverkeer: **De Wereldhandelsorganisatie (WTO)** **Ontstaansgeschiedenis van de WTO sinds 1947** De Wereldhandelsorganisatie (WTO) vindt zijn oorsprong in 1947 met de oprichting van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT). Dit was een tijdelijk akkoord om internationale handel te bevorderen en handelsbarrières te verminderen. In 1995 werd de WTO officieel opgericht als opvolger van de GATT, met een uitgebreid mandaat en een sterkere juridische basis om handelsgeschillen te beslechten en de wereldhandel te reguleren. **Belangrijkste taken van de WTO** De belangrijkste taken van de WTO zijn: 1. Het bevorderen van vrije en eerlijke internationale handel. 2. Het beslechten van handelsgeschillen tussen landen. 3. Het onderhandelen over handelsakkoorden en het reduceren van handelsbelemmeringen. 4. Het monitoren en implementeren van bestaande handelsregels. 5. Het ondersteunen van ontwikkelingslanden in hun handelsactiviteiten. **Belangrijkste principe van de WTO** Het belangrijkste principe van de WTO is het non-discriminatieprincipe, dat uit twee onderdelen bestaat: 1. Meestbegunstigingsclausule (MFN): Lidstaten mogen geen onderscheid maken tussen hun handelspartners. Als een voordeel wordt gegeven aan één land, moet dit aan alle WTO-leden worden verleend. 2. Nationale behandeling: Buitenlandse producten, diensten en investeerders moeten op dezelfde manier worden behandeld als nationale, zodra ze de binnenlandse markt betreden. Dit principe zorgt voor een gelijk speelveld en bevordert eerlijke concurrentie. **De Doha Ontwikkelingsagenda** De Doha Ontwikkelingsagenda, gestart in 2001, is een onderhandelingsronde van de WTO gericht op het verbeteren van handelsvoorwaarden, vooral voor ontwikkelingslanden. Het doel is om handel eerlijker te maken door barrières te verlagen, subsidies voor landbouw te verminderen en toegang tot markten te verbeteren. Ondanks veel onderhandelingen zijn de gesprekken vaak vastgelopen door conflicterende belangen tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Besef dat internationale handel van groot belang is - Bevorderen van internationale handel en wegwerken van internationale handelsbelemmeringen - GATT (General Agreement on Tariffs and Trade) (1947): 23 landen ondertekenen het ontwerp, maar compromis wordt nooit bereikt, GATT blijft wel hoeksteen voor streven naar vrijhandel - WTO opgericht in 1995 -- hoofdkantoor Genève (een permanent orgaan) - Taken: - bevorderen internationale handel - beslechten van handelsconflicten - opheffen van handelsbelemmeringen - **[Non-discriminatieprincipe]** - Clausule van de meest begunstigde natie: lager tarief toegekend aan één handelspartner moet **[automatisch]** toegekend worden aan alle andere leden van de WTO - Uitzondering: vrijhandelszone/douane-unie, ontwikkelingslanden - 164 leden (nadeel?) -- hoofdzetel in Genève - beslissingen onder consensus / ratificatie door de parlementen - **[Globalisering: de onderlinge verwevenheid van de nationale economieën neemt toe]** - Meer in- en uitvoer, meer multinationale ondernemingen... - Andersglobalisten of democratisch globalisten: ook rechtvaardige arbeidsvoorwaarden, mensenrechten, milieuwetten... overal ter wereld - Een fase van deglobalisering is waarschijnlijk onafwendbaar Afbeelding met tekst, schermopname, cirkel, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving **United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD)** **Bestaansredenen van UNCTAD** De United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) werd in 1964 opgericht als een orgaan van de Verenigde Naties. De belangrijkste bestaansredenen van UNCTAD zijn: 1. Ondersteuning van ontwikkelingslanden: UNCTAD streeft naar een rechtvaardiger en meer inclusief internationaal handelssysteem dat in het voordeel werkt van ontwikkelingslanden. 2. Onderzoek en beleidssuggesties: Het biedt onderzoek en beleidsaanbevelingen om ontwikkelingslanden te helpen economische groei te bevorderen via handel, investeringen en technologieoverdracht. 3. Onderhandelingen en capaciteitsopbouw: UNCTAD onderhandelt niet direct over handelsakkoorden, maar biedt een platform voor overleg en capaciteitsopbouw voor ontwikkelingslanden. 4. Ondersteunen bij economische integratie: Het helpt landen te integreren in de wereldeconomie, terwijl het rekening houdt met sociale en economische uitdagingen zoals ongelijkheid en armoede. **Samenvattend:** De WTO is meer gericht op bindende handelsregels en geschillenbeslechting, terwijl UNCTAD zich bezighoudt met ontwikkelingsvraagstukken en het bevorderen van inclusieve economische groei. - GATT: rijke landen hebben overwicht - G77: vereniging van ontwikkelingslanden - Leidde in 1964 tot een alternatieve handelsorganisatie UNCTAD - Elk lid 1 stem -- meer ontwikkelingslanden dan ontwikkelde landen noden van de ontwikkelingslanden komen meer aan bod - Momenteel 195 leden -- hoofdzetel in Genève **Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)** **Bestaansredenen van de OESO** De **Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)** werd in 1961 opgericht als opvolger van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES), die in 1948 was opgericht om het Marshallplan voor wederopbouw van Europa na de Tweede Wereldoorlog te coördineren. De OESO ontstond met de volgende redenen: 1. **Economische samenwerking:** Het bevorderen van economische groei en samenwerking tussen ontwikkelde markteconomieën. 2. **Internationale handel:** Het stimuleren van een vrij en open handelssysteem om economische welvaart te vergroten. 3. **Beleidsharmonisatie:** Het ontwikkelen en coördineren van economische, sociale en milieubeleidsmaatregelen tussen lidstaten. 4. **Stabiele wereldorde:** Het bijdragen aan financiële en politieke stabiliteit door landen samen te brengen en multilaterale oplossingen te zoeken voor gemeenschappelijke problemen. **Huidige taken van de OESO** De OESO vervult tegenwoordig een brede waaier aan taken om economische en sociale vooruitgang te bevorderen. Tot de belangrijkste taken behoren: 1. **Economische analyse en rapporten:** - Het publiceren van economische vooruitzichten en landenspecifieke analyses. - Het verzamelen en analyseren van data over economische en sociale trends. 2. **Beleidsaanbevelingen:** - Het adviseren van regeringen over beleidsmaatregelen in verschillende sectoren zoals onderwijs, gezondheid, werkgelegenheid, en milieubeleid. - Het promoten van structurele hervormingen om economische veerkracht te versterken. 3. **Internationale standaarden en richtlijnen:** - Het ontwikkelen van richtlijnen en standaarden op gebieden zoals belastingbeleid (bijv. Base Erosion and Profit Shifting, BEPS), goed ondernemingsbestuur en anti-corruptie. 4. **Globalisering en inclusie:** - Het helpen van landen bij het omgaan met uitdagingen van globalisering, technologische veranderingen en economische ongelijkheid. - Het ondersteunen van ontwikkelingslanden in hun economische integratie. 5. **Klimaat en duurzaamheid:** - Het bevorderen van groene groei en milieuvriendelijke beleidsmaatregelen. - Het ontwikkelen van strategieën om klimaatverandering tegen te gaan. 6. **Internationale samenwerking:** - Het fungeren als een platform voor dialoog tussen lidstaten en partnerlanden over wereldwijde uitdagingen. - Ontstaan in 1948 om Marshall-hulp te verdelen - 36 leden (ook niet-Europese landen) - Gevestigd te Parijs - [Studiewerk] - 2x/jaar rapport internationale studie - Jaarlijks rapport over economische toestand elke lidstaat - Advies m.b.t. te voeren economische politiek en ontwikkelingshulp **Internationaal Monetair Fonds (IMF)** **Wanneer en waar werd het IMF opgericht?** Het **Internationaal Monetair Fonds (IMF)** werd opgericht in **juli 1944** tijdens de **Bretton Woods-conferentie** in Bretton Woods, New Hampshire, Verenigde Staten. Het begon officieel met zijn activiteiten op **27 december 1945**, nadat 29 landen de oprichtingsovereenkomst hadden ondertekend. **Met welk doel werd het IMF opgericht?** Het IMF werd opgericht met het doel om de internationale economische samenwerking en financiële stabiliteit te bevorderen. Dit was noodzakelijk in de nasleep van de Grote Depressie en de economische chaos van de Tweede Wereldoorlog. Specifieke doelstellingen waren: 1. **Het bevorderen van monetaire stabiliteit:** Door wisselkoersstabiliteit en internationale samenwerking op het gebied van valuta te waarborgen. 2. **Het faciliteren van wereldhandel:** Door het ondersteunen van een systeem van betalingen tussen landen. 3. **Het voorkomen van economische crises:** Door landen financiële hulp te bieden bij betalingsbalansproblemen. **Drie belangrijke taken van het IMF** Het IMF heeft drie kerntaken: 1. **Toezicht houden op de wereldeconomie:** - Het IMF monitort de wereldeconomie en de economische ontwikkelingen in lidstaten. Dit proces, bekend als \"surveillance,\" helpt landen economische risico\'s te identificeren en beleidsaanbevelingen te doen om stabiliteit te waarborgen. - Het beoordeelt macro-economisch beleid, zoals overheidsuitgaven, monetair beleid en wisselkoersbeleid. 2. **Financiële ondersteuning bieden:** - Het IMF verleent leningen aan landen met betalingsbalansproblemen, zodat ze economische stabiliteit kunnen herstellen. - De leningen zijn vaak gebonden aan hervormingen (bekend als \"conditionality\") die gericht zijn op het aanpakken van structurele problemen, zoals begrotingstekorten of inefficiënties in de economie. 3. **Technische assistentie en training:** - Het IMF biedt technische ondersteuning en training aan lidstaten op gebieden zoals fiscaal beleid, centrale bankbeheer en financiële regelgeving. - Het helpt landen om economisch beleid en instellingen te versterken en zo hun economische prestaties te verbeteren. **Wereldbank (World Bank)** - Ontstaan in 1944 bij het Verdrag van Bretton Woods - Doel: financiering verschaffen voor heropbouw economie - Huidige taken: - Langetermijnkredieten aan ontwikkelingslanden (voor productieve doeleinden, leningen moeten gewaarborgd worden) - Adviserende functie (kennis & advies) - Verlenen van bijstand voor hervormingsprogramma's voor schuldenlanden [9.5 Internationale beleidscoördinatie] - G7: 7 grootste industrielanden: VS, Duitsland, Japan, Frankrijk, Italië, GB, Canada - G8 = G7 + Rusland na annexatie van de Krim: G7 - BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India, China (opkomende economieën) - BRICS = BRIC + Zuid-Afrika - BRIICS = BRICS + Indonesië - G20 - Permanent overlegorgaan beheer wereldeconomie - G7-landen + groeilanden incl. EU (wisselende voorzitter), België maakt geen deel uit van de G20 9.6 De officiële ontwikkelingshulp (DAC-leden) **VN-streefdoel: min 0,7% van het bni** van rijke industrielanden als ontwikkelingshulp bieden, maar door economische crisis en besparingen wordt dit vaak niet gehaald Daling slecht teken om in 2030 de Duurzame Ontwikkelingsdoelen te bereiken. (zie hoofdstuk 10.2.3) **Commitment to Development Index (CDI):** - Geld niet het enige criterium. - Beleid tov ontwikkelingslanden graadmeter voor de kwaliteit van ontwikkelingssamenwerking - 7 beleidsgebieden: hulp, handel, investeringen, migratie, milieu, veiligheid en technologie ![Afbeelding met grafiek Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image68.png) **H11: Overheid** [11.1 Overheidstussenkomst of toch niet?] - **Directe of indirecte wijze** - Directe interventie: dwingende reguleringen - Indirecte interventie: belastingen, subsidies die prijzen beïnvloeden - **[Pre-Keynes]** - Overheidsbudget moet in evenwicht zijn - [Alle schuld is door een OH die boven haar stand leeft] - Idee dat toekomstige generaties er niet voor mogen opdraaien - **[Keynes (1883-1946)]** - Stimuleren overheidstussenkomst - [Schulden door de OH worden goedgekeurd] - Toekomstige generaties genieten van verwezenlijkingen - Leidt tot sterk oplopende overheidsschuld **[De vraag naar overheidsinterventie wordt bepaald door]** - Groei van het inkomen - Demografische ontwikkeling - De openheid van de economie **[Het aanbod overheidstussenkomst wordt bepaald door]** - Het gedrag van de politici electorale winst **[Vormen van overheidsinterventie zijn]** - Allocatieve functie (productie van collectieve goederen en diensten, bv. Onderwijs of vaccinatiecentra); - Herverdelingsfunctie (belastingen); - Stabilisatiefunctie (conjunctuurpolitiek, zie H5). [11.2 Doelstellingen van de economische politiek] - Doelstellingen op korte termijn - Verhoging van economische groei - Rechtvaardige verdeling van nationaal inkomen - Evenwicht op betalingsbalans - MAAR: onmogelijk om deze doelstellingen samen te verwezenlijken De onbehaaglijke driehoek van de economische politiek Afbeelding met diagram Automatisch gegenereerde beschrijving - Op lange termijn: **Structuurpolitiek** **9 doelstellingen** - Verbetering van uitrusting - Verhoging welvaart - Bescherming milieu - Beperken van verbruik uit uitputbare bronnen - Behouden evenwicht op betalingsbalans - Hoge tewerkstellingsgraad - Voldoende bezitsspreiding - Behoud van koopkracht van geld - Rechtvaardige verdeling inkomen [11.3 Vormen van economische politiek] - Monetair beleid (H7.2 -- niet gezien) - Inkomens- en loonbeleid (H6.3.2 Loonvorming) - Prijs- en mededingingsbeleid (H3.4 Prijsvorming) - Beleid tegenover buitenland (H8.2.6 Internationale betrekkingen) - Industrieel beleid - Aanmoedigen ontstaan nieuwe en uitbreiding bestaande bedrijven - Regionaal beleid - D.m.v. overheidssteun werkgelegenheid in sommige regio's stimuleren - Milieubeleid (H10.1.2) - Budgettair beleid (H11.4.2) [11.4 De overheidsfinanciën] **[11.4.1 De overheidsbegroting]** - Rijksbegroting = federale begroting: alle uitgaven en inkomsten voor een bepaald jaar worden geraamd en toegestaan - algemene uitgavenbegroting - rijksmiddelenbegroting (alle staatsinkomsten) - Moet als wetsontwerp ingediend worden in de Kamer (uiterlijk 31 oktober) - **Begrotingsprincipes:** - éénjarigheid - specialiteit (in detail) - algemeenheid van de begroting: ALLE ontvangsten en ALLE uitgaven (praktijk: debudgettering) ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image70.png) Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving **[11.4.2 Het budgettair beleid (fiscal policy)]** - Het **begrotings- of budgettair beleid** om doelstellingen van de economische politiek te verwezenlijken - **[Verschillende denkrichtingen]** - **Klassieke denkrichting:** - gewone begroting (belastingen en overheidsconsumptie)\ moet in evenwicht zijn - buitengewone begroting (overheidsinvesteringen)\ mag gefinancierd worden met leningen - **Keynesiaanse denkrichting**: anticyclisch beleid - Gevaar bestaat dat er in perioden van hoogconjunctuur niet wordt bespaard! begrotingstekorten ↑ belastingdruk ↑ - **Aanbodeconomisten (school van Chicago):** niet de vraag naar g&d stimuleren, maar de productie van g&d, bijvoorbeeld door belastingverlaging (Arthur Laffer) **[11.4.2 Het budgettair beleid (fiscal policy)]** - Bij belastingverlaging 2 tegengestelde effecten: - [Inkomenseffect]: belasting ↓ reëel inkomen ↑ vraag naar vrije tijd ↑ aanbod arbeid ↓ - [Substitutie-effect]: belasting ↓ opportuniteitskost van vrije tijd ↑ aanbod arbeid ↑ - Belastingvermindering bij belastingtarief \> punt B, is het substitutie-effect \> inkomenseffect - Bijkomend voordeel: belasting ↓ sparen ↑ meer goedkope fondsen om investeringen te financieren **[11.4.3 De overheidsuitgaven]** - **Primaire uitgaven** - overheidsconsumptie - overheidsinvesteringen - transferten aan gezinnen, bedrijven, buitenland - **Rentelasten** - **[Evolutie]** - alsmaar een groter deel gaat naar sociale bescherming - de komende jaren worden hervormingen verwacht (pensioenenstelsels, gezondheidszorg,...) - **[Uitgaven sociale zekerheid:]** nu 1/4^de^ van het BBP -- in 2070: 1/3^de^ **[11.4.3 De overheidsuitgaven]** **De vergrijzing** - Scheeftrekking van de leeftijdspiramide: - 1\) minder geboortes - 2\) stijging van de levensverwachting - 3\) babyboomgeneratie ![Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image72.png) **De vergrijzing** - **Afhankelijkheidsgraad** - De verhouding tussen het economisch afhankelijke deel van de bevolking en het economisch productieve deel van de bevolking - Repartitiestelsel - Actieve beroepsbevolking betaalt pensioenen van huidige gepensioneerden - **Indicator intensiteit van de vergrijzing** - Meet aandeel van 80-plussers in de bevolking van 67 jaar en ouder Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, Parallel Automatisch gegenereerde beschrijving - **Pensioenpijlers** - Wettelijk pensioen (netto vervangingsratio = 66,2%) - Aanvullend pensioen (groepsverzekering) - Pensioensparen (vrijwillige basis) - Initiatieven om vergrijzing op te vangen: - Gewaarborgde minima wettelijk pensioen - Meer aanvullende pensioenstelsels - Invoering inkomensgarantie voor ouderen (IGO = premie indien bepaalde drempel niet gehaald) - Verhoging van pensioenleeftijd **Armoede** - **[Sociale zekerheid: verzekering en herverdeling via solidariteit // gedeeltelijk of volledig]** - **[EU-armoededrempel]**: 60% van het mediaan nationaal equivalent inkomen - **[Armoededrempel:]** - Alleenstaande: inkomen minder dan 1 284 euro/maand - Gezin (2+2): inkomen minder dan 2 696 euro/maand - **[Armoedeparadox]**: hoewel de welvaart is gestegen en de werkloosheid is verminderd, is de armoede niet verminderd - **[Kwetsbare groepen: ]** - Het armoederisico is hoger voor vrouwen - Meer armoede in Wallonië en vooral in Brussel - Werklozen - 50,2 % armoederisico / 10 keer hoger dan werkenden - weinig "werkende armen" (5,2%) - Alleenstaanden en alleenstaande ouders - Gepensioneerden: 14,3% armoederisico (wettelijk pensioen!) - Opleiding verlaagt armoederisico ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image74.png) - Armoede wordt doorgegeven van generatie op generatie - Materiële deprivatie - Sociale deprivatie Volgende begrippen lezen: **TARKI-rapport:**\ Een rapport dat armoede en sociale ongelijkheid in Europa analyseert, opgesteld door het TÁRKI Social Research Institute. Het biedt inzichten in trends en beleidsimplicaties met betrekking tot armoede en inkomensongelijkheid. **Werkintensiteit:**\ De verhouding tussen het aantal gewerkte maanden of uren door de leden van een huishouden en het totaal aantal beschikbare maanden of uren dat gewerkt zou kunnen worden. **Kansarmoede-index:**\ Een maatstaf die aangeeft hoe groot de kans is dat een persoon of een huishouden in armoede leeft, gebaseerd op factoren zoals inkomen, onderwijs en toegang tot basisbehoeften. **Europese armoede-indicator:**\ Een combinatie van drie indicatoren die armoede en sociale uitsluiting meten: risico op armoede (inkomen), ernstige materiële deprivatie en lage werkintensiteit. **Risico op armoede en/of sociale uitsluiting:**\ Het percentage mensen dat onder de armoedegrens leeft, materiële deprivatie ervaart of in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit woont. **Graad van materiële deprivatie:**\ De mate waarin huishoudens niet in staat zijn zich essentiële goederen en diensten te veroorloven, zoals een verwarmd huis, voedzaam voedsel of onverwachte uitgaven. **Subjectieve armoede-indicator:**\ Een maatstaf gebaseerd op hoe mensen zelf hun financiële situatie en levenservaringen beoordelen, bijvoorbeeld of ze zich \"arm\" voelen. **Subjectief welzijn:**\ De perceptie van individuen over hun eigen kwaliteit van leven, geluk, tevredenheid en geestelijke gezondheid. **Quality of Life:**\ Een bredere maatstaf voor het welzijn van mensen, inclusief materiële en immateriële aspecten zoals gezondheid, onderwijs, sociale relaties en milieukwaliteit. **Inkomensquintielverhouding (S80/S20-ratio):**\ Een indicator van inkomensongelijkheid, berekend door het totale inkomen van de 20% rijkste mensen te delen door het totale inkomen van de 20% armste mensen. Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving Risico op armoede en/of sociale uitsluiting, indien te maken met minstens één van onderstaande risico's: - Verhoogd armoederisico (= onder grens van 60% van mediaan equivalent inkomen) - Graad van materiële deprivatie (= minimum 4 vastgelegde items niet kunnen veroorloven) - Aantal huishoudens met lage werkintensiteit (= personen \