Duits Overzicht K1 VWO 3 PDF

Zinnen Wie wird das Wetter? Wat voor weer wordt het? -------------------------------------------------------------- -------------------------------------------------------- Heute sind es Grad. Vandaag is het....

Zinnen Wie wird das Wetter? Wat voor weer wordt het? -------------------------------------------------------------- -------------------------------------------------------- Heute sind es Grad. Vandaag is het... graden. Heute werden es Grad. Vandaag wordt het... graden. Morgen wird es leicht bewölkt. Morgen wordt het licht bewolkt. Morgen wird es stark bewölkt. Morgen wordt het zwaar bewolkt. Morgen wird es leicht regnen. Morgen gaat het licht regenen. Morgen wird es stark regnen. Morgen gaat het zwaar regenen. Nächste Woche wird es leicht bewölkt. Volgende week wordt het licht bewolkt. Nächste Woche wird es stark bewölkt. Volgende week wordt het zwaar bewolkt. Nächste Woche wird es leicht regnen. Volgende week gaat het licht regenen. Nächste Woche wird es stark regnen. Volgende week gaat het zwaar regenen. Es regnet bestimmt gleich. Het gaat zo meteen vast regenen. Es regnet wahrscheinlich gleich. Het gaat waarschijnlijk zo meteen regenen. Es regnet bestimmt den ganzen Tag. Het gaat zeker de hele dag regenen. Es regnet wahrscheinlich den ganzen Tag. Het gaat waarschijnlijk de hele dag regenen. Es schneit bestimmt gleich. Het gaat zeker zo sneeuwen. Es schneit wahrscheinlich gleich. Het gaat waarschijnlijk zo sneeuwen. Es schneit bestimmt den ganzen Tag. Het gaat zeker de hele dag sneeuwen. Es schneit wahrscheinlich den ganzen Tag. Het gaat waarschijnlijk de hele dag sneeuwen. Es wird kälter als heute. Het wordt kouder dan vandaag. Es wird besser als heute. Het wordt beter dan vandaag. Es wird kälter als vorige Woche. Het wordt kouder dan vorige week. Es wird besser als vorige Woche. Het wordt beter dan vorige week. Dann ist das Wetter in Spanien echt super. Dan is het weer in Spanje echt super. Dann ist das Wetter in Spanien sonnig, aber kalt. Dan is het weer in Spanje zonnig, maar koud. Dann ist das Wetter meistens echt super. Dan is het weer meestal echt super. Dann ist das Wetter meistens sonnig, aber kalt. Dan is het weer meestal zonnig, maar koud. Im Frühling ist das Wetter in Spanien echt super. In de lente is het weer in Spanje echt super. Im Frühling ist das Wetter in Spanien sonnig, aber kalt. In de lente is het weer in Spanje zonnig, maar koud. Im Frühling ist das Wetter meistens echt super. In de lente is het weer meestal echt super. Im Frühling ist das Wetter meistens sonnig, aber kalt. In de lente is het weer meestal zonnig, maar koud. Wie sieht die Gegend dort aus? Hoe ziet de omgeving daar eruit? Wie sieht die Gegend bei euch aus? Hoe ziet de omgeving bij jullie eruit? Wie sieht es dort aus? Hoe ziet het daar eruit? Wie sieht es bei euch aus? Hoe ziet het bij jullie eruit? Im Süden gibt es keine Wälder. In het zuiden zijn er geen bossen. Im Süden gibt es viele Wälder. In het zuiden zijn er veel bossen. Im Süden gibt es keine Flüsse und Seen. In het zuiden zijn er geen rivieren en meren. Im Süden gibt es viele Flüsse und Seen. In het zuiden zijn er veel rivieren en meren. Bei uns gibt es keine Wälder. Bij ons zijn er geen bossen. Bei uns gibt es viele Wälder. Bij ons zijn er veel bossen. Bei uns gibt es keine Flüsse und Seen. Bij ons zijn er geen rivieren en meren. Bei uns gibt es viele Flüsse und Seen. Bij ons zijn er veel rivieren en meren. In der Stadt ist es genauso schön wie zu Hause. In de stad is het net zo mooi als thuis. In der Stadt ist es genauso ruhig wie zu Hause. In de stad is het net zo rustig als thuis. In der Stadt ist es nicht so schön wie zu Hause. In de stad is het niet zo mooi als thuis. In der Stadt ist es nicht so ruhig wie zu Hause. In de stad is het niet zo rustig als thuis. In der Stadt ist es genauso schön wie bei uns. In de stad is het net zo mooi als bij ons. In der Stadt ist es genauso ruhig wie bei uns. In de stad is het net zo rustig als bij ons. In der Stadt ist es nicht so schön wie bei uns. In de stad is het niet zo mooi als bij ons. In der Stadt ist es nicht so ruhig wie bei uns. In de stad is het niet zo rustig als bij ons. Am Strand ist es genauso schön wie zu Hause. Op het strand is het net zo mooi als thuis. Am Strand ist es genauso ruhig wie zu Hause. Op het strand is het net zo rustig als thuis. Am Strand ist es nicht so schön wie zu Hause. Op het strand is het niet zo mooi als thuis. Am Strand ist es nicht so ruhig wie zu Hause. Op het strand is het niet zo rustig als thuis. Am Strand ist es genauso schön wie bei uns. Op het strand is het net zo mooi als bij ons. Am Strand ist es genauso ruhig wie bei uns. Op het strand is het net zo rustig als bij ons. Am Strand ist es nicht so schön wie bei uns. Op het strand is het niet zo mooi als bij ons. Am Strand ist es nicht so ruhig wie bei uns. Op het strand is het niet zo rustig als bij ons. Die Umgebung ist hier schöner, denn es gibt viel zu sehen. De omgeving is hier mooier, want er is veel te zien. Die Umgebung ist hier schöner, denn es gibt weniger Verkehr. De omgeving is hier mooier, want er is minder verkeer. Die Umgebung ist dort schöner, denn es gibt viel zu sehen. De omgeving is daar mooier, want er is veel te zien. Die Umgebung ist dort schöner, denn es gibt weniger Verkehr. De omgeving is daar mooier, want er is minder verkeer. Es ist hier schöner, denn es gibt viel zu sehen. Het is hier mooier, want er is veel te zien. Es ist hier schöner, denn es gibt weniger Verkehr. Het is hier mooier, want er is minder verkeer. Es ist dort schöner, denn es gibt viel zu sehen. Het is daar mooier, want er is veel te zien. Es ist dort schöner, denn es gibt weniger Verkehr. Het is daar mooier, want er is minder verkeer. Woordjes Nederlands naar Duits de berg der Berg-die Berge ------------------- ---------------------- het bos der Wald-die Wälder de lucht der Himmel het meer der See de mist der Nebel de plaats der Ort-die Orte de regen der Regen de rivier der Fluss-die Flüsse de sneeuw der Schnee het verkeer der Verkehr de wind der Wind het eiland die Insel de natuur die Natur de omgeving die Umgebung de streek die Gegend de wolk die Wolke de zon die Sonne het dal das Tal-die Täler het dorp das Dorf-die Dörfer de ijzel das Glatteis het onweer das Gewitter het weer das Wetter de zee das Meer in januari im Januar in februari im Februar in maart im März in april im April in mei im Mai in juni im Juni in juli im Juli in augustus im August in september im September in oktober im Oktober in november im November in december im Dezember op het platteland auf dem Land in de herfst im Herbst in de lente im Frühling in de winter im Winter in de zomer im Sommer in het noorden im Norden in het oosten im Osten in het westen im Westen in het zuiden im Süden het hagelt es hagelt het regent es regnet het vriest es friert het sneeuwt es schneit het waait es ist windig de zon schijnt die Sonne scheint er is, er zijn es gibt kamperen zelten wandelen wandern barbecueën grillen druk, hectisch hektisch glad glatt koud kalt - kälter meer mehr meestal meistens minder weniger rustig ruhig stijl steil vlak flach warm warm - wärmer het strand der Strand de stad die Stadt-die Städte het land das Land-die Länder blijven bleiben - geblieben voetballen Fußball spielen zien sehen - gesehen \'s avonds abends \'s middags nachmittags vanmorgen heute Morgen altijd immer vaak oft goed - beter gut - besser heet heiß saai langweilig Woordjes Duits naar Nederlands der Klimawandel de klimaatverandering ------------------------- ----------------------- die Auswirkung het effect gespannt sein auf benieuwd zijn naar ganz heel achten auf letten op unbedingt per se die Nahrung de voeding wechselhaft onbestendig derzeit momenteel jedoch echter kaum nauwelijks außergewöhnlich buitengewoon die Wirtschaft het bedrijfsleven vorhersagen voorspellen einfach gewoon der Nachbar de buurman verrückt gek dennoch desondanks trotzdem desondanks irgendwohin ergens heen der öffentliche Verkehr het openbaar vervoer draußen buiten außerdem bovendien empfehlen aanraden mieten huren in der Nähe von in de buurt van beeindruckend indrukwekkend nur alleen sich trauen durven das Erlebnis de belevenis der Aufenthalt het verblijf aufhören ophouden, stoppen Grammatica sein haben werden ------------------- --------------------- --------------------- zijn hebben worden Ich war Ich hatte Ich wurde Du warst Du hattest Du wurdest Er / sie / es war Er / sie / es hatte Er / sie / es wurde Wir waren Wir hatten Wir wurden Ihr wart Ihr hattet Ihr wurdet Sie / sie waren Sie / sie hatten Sie / sie wurden Het voltooid deelwoord ------------------------ ----------------- ------------------ Ich bin gewesen Ich habe gehabt Ich bin geworden machen antworten ---------------------- -------------------------- Stam: mach- Stam: antwort- Ich machte Ich antwortete Du machtest Du antwortetest Er / sie / es machte Er / sie / es antwortete Wir machten Wir antworteten Ihr machtet Ihr antwortetet Sie machten Sie antworteten Sie machten Sie antworteten