Summary

These notes cover the animal kingdom, including the study of different animal groups such as malacologie (study of mollusks), entomologie (study of insects), and helminthologie (study of worms). It also discusses eukaryotic and prokaryotic organisms, viruses, viroids, prions, and the different types of protozoa, such as Rhizopoda, Flagellata, and the importance of these organisms in medical and veterinary contexts.

Full Transcript

Ahlam Boujedianne 1^e^ Bachelor Biomedische wetenschappen 1^e^ semester **[Dierkunde]** Hoofdstuk 1: Inleiding ====================== - [Naar diergroep] [Naar vraagstelling] --------------------------------------------------------- --------------------------...

Ahlam Boujedianne 1^e^ Bachelor Biomedische wetenschappen 1^e^ semester **[Dierkunde]** Hoofdstuk 1: Inleiding ====================== - [Naar diergroep] [Naar vraagstelling] --------------------------------------------------------- ------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Malacologie -- studie van weekdieren Morfologie -- studie van vormen Entomologie -- studie van insecten Histologie -- studie van weefsels Helminthologie -- studie van wormen Fysiologie -- studie van de levensprocessen in een dier Parasitologie -- studie van allerlei groepen parasieten Ecologie -- studie van de relaties van een dier met zijn omgeving Ornithologie -- studie van vogels Ecofysiologie -- studie van de processen die zich in een dier afspelen, in relatie tot de omgevingsfactoren Mammalogie -- studie van zoogdieren Systematiek -- studie van de verscheidenheid Wat is een dier? ---------------- - Bv. Spons en koraal zijn diertjes, pantoffeldiertjes zijn eencellige en dus geen dieren - Dieren zijn altijd meercellig - Een koraal is een kolonie van poliepen en zijn kwalachtige die voedsel ontvangen en eten, wat typisch is voor dieren Eukaryoten ---------- - Volledige cellulaire infrastructuur - Celwand heeft geen cellulaire structuur ### Domein: Eukarya #### Regnum Protista - Eukaryoot - Unicellulair (=ééncellig), eventueel kolonievormend, maar geen samenwerking - Meestal microscopisch klein - Twee manieren van voeding: eencellige foto-autotrofe Algae, heterotrofe Protozoa #### #### Regnum Fungi - Eukaryoot - Geen fotosynthetische pigmenten, heterotroof - Meestal saprofaag (afvaleter), soms parasitair #### Regnum Plantae - Eukaryoot - Multicellulair - Foto-autotroof - Stijve celwanden - Meestal niet mobiel - Koolhydraten opgeslagen onder de vorm van zetmeel #### Regnum Animalia - Eukaryoot - Multicellulair - Heterotroof - Koolhydraten pgeslagen als glycogeen - Geen celwand - Gespecialiseerde intercellulaire verbinden - Autonome verplaatsing (zelfstandig) - Spiercellen en zenuwcellen - Seksuele voorplanting - Embryonale ontwikkeling met regelmatige klievingspatronen - Flexibel aan te passen in de wereld Prokaryoten ----------- - Geen organellen - Geen kern - Meestal celwand - Los in cytoplasma ### Domein: Eubacteria - Microscopisch klein - Meestal unicellulair, soms multicellulair - Foto-autotroof= via licht voeden Of chemo-autotroof= via chemische verbindingen voeden Of heterotroof= voedingsstoffen wel opnemen maar via andere organismen - Meestal saprotroof= dode organismen eten bv paddenstoel Of parasitair= leven van een ander levend organisme en brengt schade; sommige zijn bewegelijk - Ubiquist= komt overal voor - Problematische systematiek: diversiteit indelen in groepen die logisch zijn is moeilijk - Bv groene zwavelbacterien, flavobacteriën en bacteroiden Gram-positieve bacteriën - Dikke celwand - O.a. Bacillus, Clostridum, Streptomyces Spirocheten - Lang, spiraalvormig - Belangrijke ziekteverwekkers: ziekte van Lyme, Syphilis, Leptospira - Fotosynthetisch, zuurstof producerend - Vaak in kolonies - Voorouders van eukaryote cellen hadden nog geen chloroplast. Ze zijn afkomstig van cyanobacterien die opgenomen waren door voorloper van eukaryote cellen -\> ze zijn endosymbiont= bacterie leeft binnen in cel en werd meegegeven aan nakomelingen - Bv blauwalgen Proteobacteria of purperbacteriën - O.a Salmonella, Yersinia, Escherichia, Campylobacter,... - Endosymbiont als mitochondria in eukaryoten: ### Domein: Archaebacteria - Microscopisch klein - Meestal anaëroob, sommige aëroob - Sommige zijn autotroof (bv fotosynthese) - Eigen bacteriofage virussen - Bv methanogene bacteriën - Meest voorkomende Archaebacteria - Compleet anaëroob= geen zuurstof nodig voor metabolisme maar gebruiken energie door reductie van CO2 tot methaan - In stilstaand water, in het rumen van runderen, in de darm van vele dieren, in de oceaanboden, in heetwaterbronnen,\... maar enkel als vrije zuurstof volkomen ontbreekt - Geen O2; methanogenen bacterien verteren het gras in het rumen. Er komt methaangas eruit en dit is de stank die ook slecht is voor het broeikaseffect Virussen -------- - 'levende' eigenschappen: reproductie, mutaties mogelijk evolutie - 'niet-levende' eigenschappen: acellulair, geen eigen metabolisme, DNA of RNA maar niet allebei - Opgebouwd uit: genoom, eiwitmantel, soms 'envelope' (stuk plasmamembraan van gastheercel) - Kunnen niet zelf voedsel omzetten, altijd en gastheer nodig: parasitair Verschil tussen bacteriën en virsussen: virussen bestaan niet uit een cel, bacteriën wel Viroïden -------- - Kleinde stukken infectieus RNA - Geen eiwitten rond Prionen ------- - Infectieuze eiwitten (induceren malformatie van zelfde proteïnen) - Geen organisme maar een eiwit - Proteine worden opgevouwen tot een bepaalde vorm en soms kunnen ze in een andere vorm terrechtkomen. Als ze een andere versie van hetzelfde proteine tegenkomen, dan zorgen ze ervoor dat die andere proteine ook die vorm aanneemt en die andere vorm, is de vorm die zorgt voor een ziekte. Overdracht van informatie (in de vorm) besmettelijk Hoofdstuk 5: Protozoa (Heterotrofe protista) ============================================ Protozoa= eencellige organismen die tot het rijk van de protisten behoren. **Evolutionaire relevantie:** eencelligen: alle cellen zijn gelijkaardig en functioneren individueel **Medisch/veterinaire relevantie**: bij de eencelligen zijn er heel wat verwekkers van ziekten, bv. Malaria, slaapziekte, amoebiase,\... Heterotroof= ze eten andere organismen op Eukaryoot= er is een volledige cellulaire infrastructuur met kern en organellen. Diagnose -------- ### Morfologie = vorm, structuur en bouw van dieren - Eencellige eukaryoten - Kolonievormende soorten weinig of geen celdifferentiatie - Één of meer kernen per cel - Meestal zonder endo-of exoskelet, maar sommige - Endoskelet= inwendig skelet; botten/kraakbeen - Exoskelet= uitwendig skelet; beschermend en ondersteunt spieren van buitenaf - Groepen met een beschermend schaaltje (schildpadden, slakken, krabben,\...) ### Fysiologie = levensprocessen en functies van dieren - Alle functies uitgevoerd door organellen - Verschillende soorten voeding, soms zelf fotosynthese ### Voortbeweging - Flagellen: lange draadvormige structuren die slingeren of golven - Cilia: trilharen, golvende beweging - Pseudopodia: cel trekt zichzelf uit en trekt naar voren - Cytoplasmatische stroming: vloeibare inhoud van de cel stroom of beweegt continu binnen de cel ### Voortplanting - Ofwel aseksueel door splitsing - Celdeling - Ofwel seksueel door kernversmelting binnen een individu, tussen individuen of tussen gameten - Cellen vormen zich tot een gamont/gametocyt - Gamont vormt zich om tot 1 of meer gameten (gamogeniet) - Daarna bevruchting: afhankelijk van de soort - Gametogamie: vrijzwemmende gameten versmelten - Autogamie: gameten van zelfde gamont versmelten: meiose - Gamontogamie: gamonten versmelten, daarna versmelten gameetkernen - Isogamontie: gamonten even groot - Anisogamontie: gamonten verschillend in grootte - Diverse processen maar steeds meiose en haploide kern dat gevormd wordt. - Haploide kern kan nog blijven zitten in oudercel= pronuclei - Later versmelt pronuclei tot een diploide kern ### Ontwikkeling - Geen embryonale ontwikkeling ### Habitat = fysieke omgeving waar het dier leeft - Vrijlevend (marien, zoetwater, vochtige grond) = onafhankelijk van een gastheer voor zijn voortbestaan - Endoparasitair= leeft in een gastheer om voedingsstoffen te verkrijgen ### Grootte - Microscopisch klein - Soms tot enkele cm Kloppende vacuole ----------------- - Een structuur die voorkomt in sommige eencellige organismen ### Osmoseregulatie - De kloppende vacuole helpt de cel om zijn interne milieu in balans te houden, vooral in omgevingen waar het risico bestaat op osmose Systematiek ----------- - Ingewikkelde systematiek, voortdurend aangepast "pragmatische" indeling met oa zogenaamde= indeling op basis van praktische of functionele kenmerken - Rhizopoda (Sarcodina) Amoebozoa - Sporozoa Alveolates (Apicomplexa) - Ciliata (Ciliophora) Alveolates - Flagellata (Mastigophora) Euglenozoa ### Superclassis Rhizopoda (Sarcodina) - Nooit cilia of flagellen, wel psudopodia - Geen harde pellicula, soms wel schaaltjes heterotroof - Vrijlevend of parasitair - Amoebozoa behoren tot deze groep, in het rijk van de protisten #### Amoeben **Fagocytose** **Belangrijk amoebe parasiet: Entamoeba histolytica** - Komt voor bij de mens - Homoxe parasiet - Twee belangrijke levensstadia - Trofozoïet (actieve, zich voedende versie van een cel) - Leeft in darmwand - Veroorzaakt schade aan darmwand - Vegetatieve deling: geen seksuele voortplanting - Niet infectieus - Gevaarlijk indien migratie naar andere organen - Cyste - Cel is omgewikkeld in beschermend laagje - Niet actief, niet voedend, wel deling kernen 14 - Geproduceerd door trofozoïet - Via uitwerpselen in water of op voedsel naar buitenwereld - Levenscyclus: 1. Cyste komen buiten in de feses. 2. Trofozoïeten ook maar deze sterven meteen af omdat ze geen beschermend laagje hebben 3. Die komen onbedoeld terrecht in voedsel of water. 4. Wij slikken dit dat in 5. Cyste-wand zorgt er ook voor om de passage door de maag te overleven 6. Komt terrecht in de darmen 7. De cyste zal opengaan 8. De volwassen cyste (diegene met 4 kernen) is infectieus 9. Via de bloedbaan kunnen ze ook in andere organen terrecht komen ### Superclassis Flagellata (Mastigophora) - Flagellen tijdens sommige levensstadia - Soms verlies van flagellen, dan een gelei-omhulling in de plaats - Voortplanting door lengtedeling= celdeling - Levenswijze - Sommige autotroof: bevatten plastiden - Andere heterotroof: sommigen parasitair: binnen in bloedstroom - Bv Trypanosoma: bij de mens en vee-dieren - Trypanosoma brucei is het parasiet die de Afrikaanse tryponosomiasis= slaapziekte veroorzaakt 1. Tseetseenvlieg (Glossina genus) neemt bloed op van een mens. Als de vlieg besmet is met Trypanosoma brucei dan zal de parasiet binnenkomen inde bloedbaan 2. Vanuit de bloedbaan verspreiden ze zich naar verschillende organen 3. Ze gaan daar celdelen en daardoor krijg je meerdere trypanosoma in de cellen 4. Ze kunnen ook terrecht komen in het zenuwstelsel en daar de hersenen aantasten wat leidt tot de symptomen van slaapziekten 5. Bij bepaalde fases komen ze terug terrecht in het bleod. 6. Een tseetseenvlieg zuigt bloed op bij deze persoon 7. Dan zal die die trypanosoma mee inslikken en zal zich beginnen delen in het spijsverteringsstelsel van de vlieg. 8. Dan zal de vlieg bij iemand anders bloed opnemen. 9. Via speeksel van de vlieg op de huid van de mens gaat deze naar de bloedbaan 10. Repeat - - *Trypanosoma brucei gambiense*: bij mensen - Bijna volledig uitgestorven - *Trypanosoma brucei brucei:* bij hoefdieren - Trypanosoma cruzi: veroorzaakt ziekte van Chagas - Komt vooral voor in Amerika - Verschil met Brucei: parasiet gaat niet vestigen in speekselklieren maar blijft in darmen en gaat via feces naar buiten. - Contaminatie - Ontwikkeling van parasiet in einddarm van vector - Parasieten achtergelaten met feces bij bloedmaaltijd 1. Via feces in bloedbaan van de mens 2. Vestigen in verschillende weefsels 3. In die weefsels gaan ze zich vermenigvuldigen door deling 4. Ze kunnen cellen binnendringen waarbij ze amastigote (= diegene zonder flagel). 5. Komen terug in de bloedbaan 6. Vlieg neemt bloedmaaltijd 7. Trypanosoma vermenigvuldigt verder in darm 8. Komt via feces naar buiten 9. Repeat. ### Superclassis Sporozoa - Groep van protozoa die op een bepaald moment aan sporogemie doen - Altijd endoparasitair (en dus heterotroof) - Voortbewegingsorganellen enkel bij microgameten - Generatiewisseling: deel van levenscyclus - Geslachtelijke voortplanting - Ongeslachtelijke veeldeling - Overdracht dmv sperozoieten en sporen - Bv Plasmodium vivax - Veroorzaker van malaria - Overgedragen door de vector: (genus) *Anopheles* mug - Deze mug komt niet meer voor in Europa, daarom hebben we hier minder malaria ziektes - Levencyclus: 1. Sporozoiet zit in speekselklieren van de mug 2. Mug is besmet 3. Zuigt bloedt uit de mens 4. Sprozoieten komen vrij in bloedbaan van de mens 5. Vormen om naar trofozoiet (uiteindelijk wordt het een schizont) daaruit ontstaan de merozoieten 6. Die gaan levercellen binnendringen 7. Binnen elke levercel vermenigvuldigen ze zich tot de levercel openbarst 8. De merozoieten komen vrij 9. Die kunnen dan nieuwe levercellen infecteren 10. Die kan een paar keer doorgaan en dat noemen we de exo-erytrocytaire levenscyclus 11. Erytrocytaire cyclus: RBC 12. Merozoieten zullen uiteindelijk terug in de bloedbaan terrecht komen 13. Trofozoieten vormen 14. Opnieuw veranderen tot merozoieten die in de bloedbaan zullen voorkomen 15. Gametogonie begint waarbij er differentiatie is tot micro en macrogametocyt 16. Die worden opgenomen door de mug 17. Ze komen terrecht in de darm van de mug en daar gebeurt de verdere ontwikkeling tot verschillende microgameten en één grote macrogameet 18. De bevruchting vindt plaats in de darm 19. De zygote vormt zich om tot een oökinete 20. In de cellen van de darmwand van de mug wordt een oöcyste gevormd worden 21. De sporozoieten binnen in de oöcyste gaan vermenigvuldigen en komen uiteindelijk vrij 22. Migreren naar speekselklieren van de mug 23. Die sporozoieten komen dan in de bloedbaan van de mens 24. Repeat - Er vind aseksuele voortplanting bij zowel de mens als bij de mens - Bv. Toxoplasma gondii - Kat (of andere carnivoor) als eindgastheer - Als je al in contact bent geweest met katten, dan heb je dit ooit gekregen en heb je antilichamen. Dit is goed want wanneer je als vrouw zwanger bent en je bent nog nooit in contact gekomen met deze parasiet dan is het gevaarlijk voor de foetus (niet gevaarlijk voor de vrouw zelf) - Voor de eerste keer besmet tijdens de zwangerschap? Infectie kan doorgaan naar de foetus en schade veroorzaken (miskramen) - Mensen zijn paratene gastheer (doodlopend straaltje voor parasiet: einde leven parasiet) - Verloop van de cellen: 1. Trofozoieten in darmen: dringen binnen in de darmcel 2. Schizogenie: merozieten worden gevormd en die gaan nieuwe darmcellen infecteren 3. Binnen in die darmcel worden schizonten gevormd die opnieuw merozoieten produceren en vrijkomen die de nieuwe darmcellen infecteren: repeat 4. Afhankelijk van in welke gastheer de parasiet zit (kan via moeluclaire interacties te weten komen waar die zit) gaan ze een pad volgen 5. Micro en macrocyten die voor micro en macrogameten zorgen en versmelten tot zygote 6. Zygote capsult zich in tot oöcyste: cyste met een beschermend laagje 7. Worden uitgescheiden met de feces (ze kunnen daar lang in overleven) 8. Ze worden opnieuw opgenomen door bv voedsel - Risico op toxoplasmose: kattenbak kuisen, rauw vlees eten (hier is handen wassen minder een risico want er wordt nooit een cyste gevormd binnen in de mens #### Generatiewisseling **Schizogonie:** - Sporozoiet verandert in trofozoiet= cel die voeding op zich neemt - Trofozoiet vormt door veeldeling merozoieten= kleiner - Merozoieten dringen andere cellen binnen - Er kan een nieuwe celdeling plaatsvinden, deze keer blijven ze merozoiet (kan meerdere keren) - Delen zich opnieuw tot merozoieten - Merozoieten verandere van gedaante en gaan gamonten vormen (gametocyten Daarna zal er gametogonie plaatsvinden **Gametogonie:** - Die 2 verschillende gemonten worden gedifferentieerd - Eentje kan je vergelijken met een eicel en de andere met een zaadcel (maar is niet zo want we spreken over protozoa) - Macrogametocyt differntieert zich tot één macrogameet - Microgametocyt vormt door veeldeling microgameten - Na bevruchting ontstaat de zygote Daarna zal er sporogonie plaatsvinden **Sporogonie:** - Opnieuw veeldeling en daardoor ontstaan er kleinere celletjes die we sporozoieten noemen die binnen de oöcyst zitten - Uiteindelijk breekt sporozoieten uit oöcyst - Vormen zich tot trofozoieten. ### Superclassis Ciliophora (Ciliata) - = pantoffeldiertje - Voortbeweging door cilia die de hele celmembraan omlijnd - Ongeslachtelijke vermenigvuldiging - Hetrotroof - Meestal vrijlevend - Geslachtelijke conjugatie Parasitisme ----------- = een levensstijl waarbij organsime heel nauw samenleeft met een ander organisme en daar voedingsstoffen opneemt en daaruit schade brengen. Een virus is een parasiet. - Nauwe associatie gastheer-parasiet - Gastheer=omgeving voor parasiet - Parasiet veroorzaakt schade aan gastheer: ### Klassieke medische/veterinaire indeling **Parasitologie:** - Protozoa - Helminthes (platyhelminthes, Nematoda,\...) - Arthodpoden **Microbiologie:** - Virussen - Bacteriën - Evt. schimmels +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **[Microparasieten | **[Macroparasieten]** | | ]** | | +===================================+===================================+ | Bacteria, Virussen, Fungi, | Metazoa (Animalia) | | Protozoa | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Eencellig (prokaryoot of | Meercellige eukaryoten | | eukaryoot) | | | | | | of acellulair | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Vermenigvuldiging in de gastheer | Slechts zelden vermenigvuldiging | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Korte generatietijd | Lange generatietijd | | | | | Dus snel nieuwe generaties | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Vaak intracellulair in de | Meestal in lichaamsholten of | | gastheer | tussen cellen, zelden | | | intracellulair | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Acute of chronische infecties | Chronische infecties | | | | | Chronische infecties: duren een | | | lange tijd | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Immuniteit | Zelden blijvende immuniteit | +-----------------------------------+-----------------------------------+ ### ### Types van gastheren #### Eindgastheer - Of hoofdgastheer - "definitieve host" - Volwassen parasieten (seksuele voortplanting) - Per definitie noodzakelijk #### Tussengastheer - "intermediate host" - Niet geslachtsrijpe levensstadia van de parasiet - Passage is noodzaklijk om naar de eindgastheer te gaan - Ontwikkeling van nieuwe stadia - Eventueel aseksuele vermeningvuldiging - Soms belangrijke tussenschakel voor vinden van nieuwe gastheer (heteroxene parasieten= verschillende gastheren nodig om levenscyclus te voltooien (Homoxeen= 1 gastheer betrokken bij de cylus) #### Transportgastheer - Geen ontwikkeling - Niet strikt noodzakelijk om naar de eindgastheer te gaan - Soms belangrijk als tussenschakel voor vinden van nieuwe gastheer #### Paratene gastheer - "dead-end host' - Geen ontwikkeling - Meestal toevallige, doodlopende infecties ### Gastheren indelen vanuit standpunt van bepaalde soorten (meestal de mens) #### Vector - De mug kan zowel eindgastheer als vector zijn - Overdracht van ene gastheer naar andere - Kan transportgastheer, tussengastheer of eindgastheer zijn #### Reservoir - Diersoort die drager is van een infectie en evt doorgeven aan andere soorten - Infectie blijft circuleren in reservoir #### Zoönose - Infectieziekte overgedragen van (gewerveld) dier op mens (soms: overgedragen van landbouwdier op mens) Hoofdstuk 6: Porifera ===================== **Evolutionaire relevantie:** De meest eenvoudige meercellige organismen: de cellen zijn wel gedifferntieerd, maar alle taken worden nog steeds op individueel celniveau uitgevoerd **Medische/ veterinaire relevantie:** Sponzen Bouwplan -------- - Aggregaat van cellen - Buitenlaag - Pinacocyten/epidermale cellen: plaatvorming, polygonaal, contractiel= samentrekken - Porocyten: cellen die doorboord zijn (dus met holte waar water door kan stromen) zijn cilindervormig - Binnenlaag - Choanocyten: cellen die een flagelletje en microvili hebben die voor beweging van de waterstroom en zorgen dat voedsel wordt opgenomen en evt verder wordt getransporteert naar de tussenlaag. - Mesoglea - Geleiachtige laag - Spiculae= hardere strucuren die opgebouwd kunnen zijn ui kalk,.. - Scleroblasten aamaak spiculae - Amoebocyten die zorgen voor de vertering van het voedsel dat werd getransporteerd door de binnenlaag. Verteert door amoebe-achtige cellen - Archaeocyten: ze kunnen nog verder gedifferentieerd worden want ze zijn nu nog ongedifferentieerd - Myocyten: contactiel: zorgt ervoor dat de spons van vorm kan veranderen - Geen echte weefsels, maar lagen - **Buitenlaag** met cellen die aan de buitenkant van het instromende water (bedekken kleine openingen) - **Mesoglea**: tussenlaag met bepaalde types cellen met verschillende functies; harde structuren die worden uitgescheiden door sommige van de binnenste cellen die ervoor zorgden dan de structuur hard wordt en een skelet vormt. - **Binnenlaag** van gespecialisseerde cellen die de waterbeweging in gang houden door flagellen en kleine microvili die aanwezig zijn op dei cellen - Centrale holte, openend via osculum (= grote opening) - Skelet van sponzen: harde structuren die aanwezig zijn in mesoglea 1. Kiezelzuurspicula: hebben een bepaalde symmetrie; harde strucutren kunnen samenklikken tot een inwendig groot skelet. 2. Spongine (collageen= eiwit): draadvormig netwerk - Verschillende types porifera op te merken naargelang de organisatie van de verschillende cellagen tot elkaar. 1. Ascon- type (=zoals bouwplan); de totale contactoppervlak tussen water en choanosytes is veel lager dan bij het sycon en leucon type. 2. Sycon- type: instulpingen waardoor choanocytes in kamertjes zitten 3. Leucon-type: kamertjes in de rest van het lichaam die in verbinding staan: water komt binnen en wordt gevoerd door het complex netwerk van holtes die omlijnd zijn met choanocytes en komen uitendelijk terrecht in de grote holte en gaat weer naar buiten. Diagnose -------- ### Morfologie - Multicellulair, maar geen echte weefsels of organen - Asymmetrisch of met een radiale symmetrie - Talrijke kleine ostia, waarlangs water in lichaam komt - Één of enkele oscula waarlangs water lichaam verlaat - Water in beweging gebracht door choanocyten die ook voedsel opnemen - Endoskelet van spongine en/of spicula ### Fysiologie - Er is niet echt spraken van fysiologie omdat fysiologie een samenwerking is tussen weefsels - Individuele, niet gecoördineerde cellen - Osmoregulatie door kloppende vacuoles ### Voortbeweging - Adulten sessiel (vast aan ondergrond (substraat)), larven zwemmen dmv flagellen ### Voorplanting **Seksuele voorplanting**: - Hermafrodiet: produceren zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtscellen (maar niet simultaan) ze worden niet op hetzelfde moment geproduceerd. Het voordeel daaraan is dat ze zichzelf niet kunnen bevruchten. - Gameten ontstaan uit archaocytes - Afwijkende embryonogenese (niet standaard zoals bij andere dieren) - Cycle: 1. Spermacellen gaan via het ostium naar buiten worden gestuurd in de zee 2. Ze komen uiteindelijk binnen in een andere spons 3. Is deze spons eicellen aan het produceren dan kan er bevruchting plaatsvinden binnenin het mesoglea 4. De bevruchte eicel deelt zich dan verder 5. Uiteindelijk vormt er een amfiblastula (hier een larve) die zal uitzwemmen en setellen. **Aseksule voorplanting:** - Knopvorming - Soms blijvend verbonden met ouder, maar toch een soort nieuw individu - Afstoten van pakketjes met cellen - Onder slechte omstandigheden: - Reductie-lichaampjes (bevatten celtypes) alles is dus al aanwezig. De celtypes zullen dus apart beginnen te delen en een nieuw organisme vormen - Gemmulae (bevatten archaeocyten en een dikke wand) dus differentieren naar andere types cellen en vormen zo een nieuw organisme. (je kan dit vergelijken met stamcellen) ### Ontwikkeling - Embryo zonder kiemlagen - Indirecte ontwikkeling (via larvestadium) (directe ontwikkeling= wanneer het net een zygote is en al de vorm heeft van een ouder type en enkel nog moet groeien. ### Habitat - Vrijlevend in het water, meestal marien (zeewater), maar ook in zoetwater - Wereldwijde verspreiding ### Grootte - 1mm -- 2m Hoofdstuk 7: Cnidaria ===================== Neteldieren/ holtedieren, koralen, kwallen **Evolutionaire relevantie:** cellen zijn georganiseerd in gedifferentieerde weefsels en al enkele organen; twee lichaamslagen **Medisch/veterinaire relevantie:** kwallen, poliepen en zeeanemonen hebben netelcellen die bij aanraking met de huid van mensen irritatie of zelfs vergiftiging kunnen veroorzaken Diagnose -------- ### Morfologie - Multicellulair, biradiaal symmetrisch - Klokvormige medusae (kwal) of cilindervormige poliepen - Twee dunnen lagen rond een centrale spijsverteringsholte - Hydrostatisch skelet (gebruikt interne vloeistofdruk voor ondersteuning en beweging) of een elastisch skelet (gebruikt rekbare, veerkrachtige weefsels die energie opslaan en afgeven bij beweging) - Holle tenktakels ### Fysiologie - Meeste functies dmv individuele cellen - Diffuus netwerk van zenuwen (zenuwstelsel zonder centraal punt zoals een brein) - Cnidoblasten (= cellen die voor de prikkel zorgen als je de kwal aanraakt) gebruikt voor predatie en verdediging - Meestal carnivoor (vleeseter) ### Voortbeweging - Poliepen meestal sessiel - Larven zwemmen dmv cilia - Medusae zwemmen dmv trage golfbewegingen ### Voortplanting - Generatiewisseling: - Aseksueel poliepstadium door deling - Seksueel medusestadium: meestal gescheiden geslachten - Een aseksuele poliep-generatie wordt afgewisseld met een seksuele meduse-generatie ### Ontwikkeling - Embryo zonder kiemlagen - Indirecte ontwikkeling: gecilieerde planulalarve ### Habitat - Vrijlevend in het water, meestal marien (zeewater) en in zoetwater - Wereldwijde verspreiding ### Grootte - 1mm- 70m (kolonies van poliepen niet de kwal zelf) Bouwplan -------- - Voorstelling van een polliep - Drie lagen - Epidermis (buitenste laag) - Mesoglea ('jelly'): gel-achtige substantie waar geen cellen aanwezig zijn) - Gastrodermis (binnenste laag): voor vertering - Echte weefsels - Centrale holte - Tentakels rond de mond vangen de prooi en brengen ze naar de mond - Onvolledig spijverteringskanaal/ gastrovasculaire holte omdat we 1 opening hebben waar het voedsel zowel in als uit komt - Cnidoblast (netelcel) produceert cnidocil - Vooral op tentakels - Produceren nematocyst (netelkapsel) - Bij contact wordt neteldraad uitgeslinderd - Neteldraad bevat gif om prooi te verlammen zodat het organisme het gemakkelijk kan opeten of om af te schrikken - Cnidocil= gifstekel die opgerold is als een spoel - Geflagelleerde myo-epitheliale cel= contractiele cel= cel die samentrekt en zo bewegen ze voor - Er zijn ook cellen die nog verder kunnen differentieren - Zenuwcellen die in verbinding staan: als de kwal iets voelt aan het ene deel van het lichaam, zal het ander deel dat weet - Meest gebruikte modelorganisme voor poliepen - Poliep hydra viridis - Mond is een kleine opening die geflankeerd (omdring) door tentakels - Water komt binnen met voedsel in gastrovasculaire holte - Voetschijf: slijm gaat als lijm functioneren waardoor voetschijf plakt aan het substraat - Epidermis: 1 cellaag die het dier aflijnt - De vertering gebeurt vooral in de cellen van de gastrodermis - Voortplantingsorganen bevinden zich tussen gastrodermis en epidermis - Hydra is hermafrodiet Meduse - =kwal - Zelfde bouwplan voor poliep en medusa - Omgedraaide poliep - Kwal gaat vrij rond zwemmen Oorkwal - Gonaden: orgaan dat voortplantingcellen aanmaakt Die kleuren op (paars, blauw) - Mond ligt onder het dier Systematiek ----------- ### Classis Hydrozoa - "Waterpoliepen" - Aseksuele poliep, doorlopende gastrovasculaire holte - Seksuele medusa met ectodermale gonaden en een celloze mesoglea - Soms kolonievormend ### Classis Scyphozoa - 'Kwallen' - Gereduceerd poliepstadium: vooral kwal minder poliep - Medusa met entodermale gonaden en een mesoglea met cellen - Meest voorkomende kwallen in belgie: kompaskwal, blauwe haarkwal, oorkwal ### Classis Anthozoa - Zeeanemonen, koralen, zeewaaiers,\... - Zes- of achtstralige symmetrie - Poliep met ingestulpte ektodermale farynx, een gastrovasculaire holte die door meer dan vier septen gedeeld wordt en een mesoglea met cellen - Gastrovasculaire holte is complexer omdat ze meer prooien proberen te vangen en op te eten - Farynx is bovenste deel van de keelholte is ingestulpt en kan uitstulpen en het zuignap effect krijgen. - Geen medusastadium - Heel duidelijk 1 individu ook al komen ze in kolonies Koraal - Kolonie van meerdere poliep-individuen - Symbiose met foto synthetiserende algen (zoocanthella) - Ze hebben cellen met algen in - Mutualistisch want poliepen krijgen suikers die de algen kunnen maken van het zonlicht - Koraal krijgt dit binnen - Algen hebben een veilige omgeving - Algen zijn gevoelig voor temperatuur van het water; het mag niet stijgen want algen sterven af of verlaten de koraal koral bleaching: kroaal zonder kleur - Daarom liggen ze niet diep in de zee (ze hebben zonlicht nodig) - Hetrotroof dus voeden met tentakels Hoofdstuk 8: Platyhelminthes ============================ **Evolutionaire relevantie:** drie lichaamslagen tijdens de embryonale ontwikkeling; echte organen die allerlei functies uitvoeren Duidelijke kopstreek met concentratie van zenuwstersels; spijsverteringsstelsel met een darm met slechts één ingang/ uitgang; eenvoudig excretiestelsel **Medisch/verterinaire relevantie:** heel wat platwormen zijn parasitair bij mensen of bij huisdieren, oa leverbotten, bloedbotten, lintwormen,\... Diagnose -------- ### Morfologie - Dorsoventraal afgeplat, bilateraal symmetrisch, geen aanhangsels - Geen lichaamsholte (acoelomaat) - Mesoderm tussen ectoderm en entoderm ### Fysiologie - Centraal zenuwstelsel, kopganglia en zenuwstrengen indien spijsverteringskanaal aanwezig, dan onvolledig evt absorptie van voedingsstoffen doorheen epidermis - Kopglanglia: alle concentratie van zenuwen ligt in 1 uiteinde maar wordt wel doorgestuurd naar de rest van het lichaam - Onvoleedig spijsverteringskanaaal want 1 opening - Geen spijsverteringskanaal?: voedsel opnemen vanuit de huid - Geen bloedvaten-of ademhalingsstelsel - Osmoregulatie met behulp van protonephridia - Nephridia: nieren - Protonephtidia: voorloper van de nieten (hebben die functies) ### Voortbeweging - Kruipend, zwemmend, of passief in een gastheer ### Voorplanting - Meestal eenhuizig, maar zelfden zelfbevruchtend - Eenhuizig: mannelijke en vrouwelijke voortplantingsstelsel zitten samen in hetzelfde individu - Soms is aseksuele deling mogelijk ### Ontwikkeling - Ontwikkeling direct of indirect via enkele larvale stadia ### Habitat - Altijd in vochtige omstandigheden - Aquatisch (zoetwater of marien) of endoparasitair - Wereldwijde verspreiding ### Grootte - Van minder dan 1mm tot meer dan 10m Belangrijke recente groepen --------------------------- ### cl. Turbellaria - Voorbeeld algemene opbouw van een bladworm - Vrij levende platwormen - Epidermis voorzien van cilia - Goed ontwikkeld spijsverteringsstelsel #### Bouwplan - Spijsverteringsstelsel - Mond zit in het midden van het lichaam - Darm heeft uitstulpingen en die lopen dood en wordt daar verteeert en opgenomen door de cellen die errond zitten; onverteerbaare resten gaan via dezelfde opening naar buiten (mond) - Hij stulpt een stuk van de darm uit =farynx (=keel; eerste stuk van de darm) en zuigt het voedsel op. Farynx is gespierd want kan openen en sluiten. Materiaal komt naar binnen en wordt verspreid in de darm en in de blindzakjes opgenomen worden - Excretiestelsel - Lang kanaal dat doorheen het lichaam loopt en waar uit de omgeving binnen in het dier water en afvalstoffen opgenomen en die worden afgevoerd naar buiten - Moet ervoor zorgen dat de afvalstoffen verdwijnen - De homeostase van de concentratie van zouten (evenwichtige conditie) - Protonefridium= organen die bestaat uit een lang kanaal met cellen met uitlopers tussen andere cellen; grote holte met daarin flagellen die het water wegduwen uit de holte samen met de opgeloste stoffen - Urine vorming - Voortplantingsstelsel - Zowel mannelijke als vrouwelijke delen (eenhuizig) - Zaadcellen worden in de testes geproduceerd en via kanaaltjes afgevoerd - Vasa efferentia kleine kanaaltjes die dat uit die verschillende testes gaan voeren - Die komen allemaal samen in een dikker kanaal: vasa deferentia (zaadleider) - Zaadcellen afgevoerd naar zaadblaasje waar zaadcellen opgeslagen worden: vesicula seminalis - Penis is structuur die de zaadcellen uit het lichaam uitvoeren - Penis ligt in een holte: genitaal atrium (in deze holte komen ook vrouwelijke voortplantingsorganen in uit) - Ovaria produceren eicellen en liggen aan de voorkant - Afgevoerd via eileiders: oviducti naar genitaal atrium - Onderweg komen ze langs dooierkliertjes= voedingsstof voor de eicellen - Vagina is tweede kanaal in genitaal atrium waar de penis zaadcellen gaat afzetten - Bursa copulatrix: klein zakje op einde van vagina; bij paring worden daar de zaadcellen opgeslagen die het dier krijgt van de partner In de vesicula seminalis wordt het eigen sperma opgeslagen, in het receptaculum seminis dit van de partner(s) na de copulatie.: het ene dier stulpt zijn penis uit in het genitale holte van het andere dier en laat de zaadcellen achter in de vagina en worden afgevoerd naar het receptaculum seminis en blijven daar zitten. Hetzelfde dier stulpt ook haar/zijn penis uit en die penis wordt gebracht naar het ander dier. - Aseksuele voortplanting en regeneratie: als je ze in stukjes snijdt, kunnen uit die stukjes nieuwe bladwormen ontstaan. - Zenuwstelsel - Zenuwen die doorheen het lichaam lopen en aftakkingen hebben doorheen heel het lichaam - Concentratie in de kop waar prikkels en zintuigen samenkomen in hersenganglion waar de prikkels worden verwerkt en kunnen signale doorgegeven naar de rest van het lichaam. - Chemoreceptoren in 'oortjes' = nemen prikkels waar door aanwezigheid van chemische stoffen in de omgeving - 'ogen': lichtgevoelig dus licht en donker uit elkaar halen en daarmee kan het dier zich orienteren - Geen ademhalings-of bloedvatenstelsel ### cl. Trematoda - Parasitaire platwormen met een of meer zuignappen - Epidermis verzonken en voorzien van doorntjes - Goed ontwikkeld spijsverteringsstelsel #### Bouwplan Grotendeels als Turbellaria maar - Zuignappen waarme ze zich kunnen vastzetten - Geen cilia - Meestal gereduceerde oogvlekken (dus geen oogvlekken) - Epidermis verzonken, vaak met stekeltjes #### Voortplaning en ontwikkeling Generatiewisseling: Ei miracidium sporocyste redia cercaria metacercaria adult In sommige van de stadia is er aseksuele vermenigvuldiging mogelijk Bv. Fasciola hepatica/ grote leverbot: tussengastheer is een waterslak - Leeft als volwassen dier in levergangen in de schaap en produceert eieren - Die eieren komen samen met de gal terrecht in de darm (gal dient voor vertering) - Ze gaan mee met de uitwerpselen naar buiten - Wanner die in het water terrecht komen gaan de eiren zich ontwikkelen en dan gaat in zon een een miracidium larve die rondzwemt en dringt binnen in een slak en gaat in die slak gaan nieuwe larven ontstaan door aseksuele vermenigvuldiging. Uiteindelijk komt er een sercaria larve tevoorschijn die uit die slak terugkruimt en zwemt rond naar waterplanten waar die zich op vastzet en zijn staart verliest en wordt een metacercalia larven en blijft daar zitten tot het plant wordt opgegeten. En komen terug in de schaap terrecht. - Miracidium-larve - Zwemt rond in water - Klein, langwerpig - Bedekt met platte cellen met trilharen - Sterk gereduceerde darm - Herenganglia, ocelli (oogvlekjes) - 2 protonephridia - Veel reproductieve cellen - Boort zich in slak - Naar spijsverteringsklier om te vermenigvuldigingen - Redia-larve - Groeien in sporocyste - Activieve larve - Migratie in doorheen slak - Cilindrisch - Eenvoudige darm - Vlamcelsysteem - Geen oceli - Bevat germinatieve cellen - Als deze redia larve openbarst, gaan de germinatieve cellen uitgroeien tot nieuwe redia-larve - 2^e^ generatie van redia-larve die ontwikkelen tot cercalia larven - Cercaria-larve - Plat schijfvormig lichaam - Zwemstaart - Ventrale en orale zuignap - Tweetakkige darm - Vlamcelsysteem - Geen ocelli - Dringt actief door de huid van de gastheer - Verlaten slak in water - Encysteren op planten tot metacerciae - Encysteren= stevige buitenkant krijgen die ze beschermt tegen externe invloeden - In Metacerciae zit daar voorloper van de volwassen worm in die zich ontwikkelt in de lever van de schaap - Samen met opgegeten waterplanten in de darm van de schaap - Daar gaat de siste openbarsten maar de larve kan wel tegen de sappen van de darm en overleeft dus - Daar komt dan een kleine worm uit die zich doorheen de darmwand boort en doorheen de lichaamsholte in het achterlijf van zon schaap gaat daardoor bewegen tot die in de lever komt - In de galgangen van de lever gaat die volwassen worden - Repeat Bv Dicrocoelium dendriticum/ kleine leverbot: 2 tussengastheren: slak en mier - Eindgastheer is een schaap (of andere) - Eerste tussengastheer is een landslak 1. Eitje komt uit met feces en belandt op het land 2. Op het land zal het eitje opgenomen worden door een slak en binnenin het eitje meracidum larve begint de ontwikkelen 3. Larve komt uit in de slak (paar generaties van sportocytste) 4. Uit sporocyste komen de sercaria larve en zitten binnenin de slak 5. Ze migreren naar de mantelholte 6. Wikkelen zich in door slijm geproduceerd door de slak 7. In het slijm ontwikkelen tot metasercaria 8. Als slak voortkruipt laat die slijmsporen achter en daar zitten die metasercaria 9. Het slijmt ligt op het gras en de mieren nemen dit op 10. Metasercaria komen uit in de darmen van mieren 11. Nieuwe metasercaria worden gevormd binnenin de mier 12. Enkele incisteren zich in het usofagaalganglion: ganglion dat de monddelen van de mieren controleert 13. Kaakspieren van de mieren beginnen vast te klemmen 14. In de avond eten de mieren bovenop de grassprieten. Dus dan gaan de metasercaria in gang schieten want dan gaan de kaakspieren vastklemmen. De mieren zitten dus klem in het gras vanboven. 15. Een schaap kan nu makkelijker een mier opeten want die staat stil, bovenaan het gras. 16. Een jongvolwassen komt uit in de darm van het schaap 17. Via bloedbanen komen ze in de lever terecht 18. Volwassen worm gaat lever doorboren om in de galleider te komen om volwassen te worden en eieren te produceren 19. Eieren komen terug terecht in de darmen en komen met het feces naar buiten 20. Repeat Bv Clonorchis sinensis: slak en vis als tussengastheer (vooral in Azie) 1. Eitjes worden direct opgenomen door de waterslak 2. Binnenin de slak wordt het gevormd tot de sercaria larve 3. En die komt rechtstreeks uit de slak (niet via slijm) 4. Zwemt rond mbv staartje 5. Die gaat opgenomen worden door een vis 6. In het spierweefsel van het vis terecht komen 7. Mens eet dit op 8. Metasercaria komt in de dunnen darm van de mens terecht 9. Gaat naar de galleider Bv Schistosoma mansoni/ bloedbot) slak is tussengastheer(vooral in de tropen) - Man vormt omhulsing en vrouw leeft daarin (in een kanaaltje) De slak komt enkel bij stilstaand water zoetwater 1. Eitjes gaan met feces van de mensen komt in het water terecht 2. In het water komt een meracidium larve uit die in de slak binnen dringt 3. Sporocyste wordt gevormd in de slak waar dan een sercaria larve uit komt 4. Sercaria larve zwemt rond in het water en zoekt naar de mens 5. Ze kunnen via de huid doordringen 6. Komen in de bloedbaan terecht en dan in leverbotaderstelsel 7. Volwassendieren gaan eitjes produceren in de bloedvaten van de darm of urineblaas ### cl. Cestoda - Lintwormen - Parasitaire platwormen met zuignappen en/of hakenkransen - Altijd endoparasitair - Epidermis verzonken en met microvili-zoom - Geen spijsverteringsstelsel - Geen mond - Voedingsstoffen opnemen vanuit de huid: verteert door de gastheer - Opgebouwd uit segmenten (proglottiden) die worden gevormd aan de kop - Achteraan de kop groeien telkens nieuwe segmten bij. Dat nieuwe segmentje duwt de andere naar achter: naarmate de segmenten ouder zijn hoe grotere segmenten. - Vooreinde omgevormd tot scolex die overgaat in strobila - Scolex= kop: heeft vasthechtingsorganen - Vasthechtingsorganen: zuignappen en haken - Acetanulum, bothrium, bothridium (=vormen zuignappen) - Meestal als rostellum bovenop scolex (haken) - Strobila - Segmenten ontstaan achter scolex - Worden groter naarmate ze rijpen (en naar achter opschuiven) - Rijpe proglottiden meestal afgeworpen achteraan (apolyse) - Oudste proglotiden (die vanachter zitten) gaan ofwel afbreken en via feces naar buiten. Ofwel gaan daar eieren uitkomen (apolyse) #### Opbouw van proglottiden - Voedselopname - Geen darm: gebeurt rechtstreeks door cuticula - Doorheen gecilieerde cuticula - Anaeroob metabolisme: metabolisme in afwezigheid van O2 - Excretiestelsel - Verspreide vlamcellen - Uitmondend in longitudinale excretiekanalen (soms verbonden dmv dwarse kanalen) - Zenuwstelsel - Longitudinale (=van kop naar staart) en dware zenuwstrengen - Concentratie in scolex: daar worden prikkels bijheen gebracht - Zenuwel naar aanhechtingsorganen - Voortplantingssysteem - Hermafrodiet (mannelijk rijpt voor vrouw): niet tegelijk rijp - Repeterened in elke proglottis - Mannelijk (vooraan) - Testes - Vas deferens - Ductus ejaculatorius, cirrus (penis) - Vrouwelijk (achteraan) - Ovaria - Oviduct - Dooierklier - Schaalklkier die eitjes afdekt - Uterus: verbreding van eileider waar eieren blijven zitten - Vagina, receptaculum seminis Lintwormen planten zich meestal voort door zelfbevruchting.; De copulatie die het meeste kans heeft op succes: de cirrus van een proglottis eerder vooraan in de wrom wordt ingebracht bij een proglottis eerder achteraan. Want vooraan zijn de testes al rijp en de vrouwelijke nog niet. Vice versa De genetische eigenschappen van jongen tov ouderdieren: de larven van een lintworm zijn genetische niet gelijk aan het ouderdier: de larven die ontstaan na seksuele voortplanting, er is dus meiose, herschikking van genetisch materiaal. Zelf de zaadcellen en eicellen van hetzelfde ouderdier doen aan crossing over. #### Voortplanting - Kruisbevruchting komt voor, vaak zelbevruchting - Bevruchte eieren in uterus - Proglottis valt af - Eieren worden 'gelegd' #### Cyclus lintworm bv Taenia solium 1. De lintworm left in de darm van de mens 2. Pruduceert proglottiden 3. Vallen af als ze rijp zijn 4. Komen terrecht in de buitenwerled 5. De proglottis ligt vol met eicellen 6. Proglottis gaat in de buitenwereld open barsten 7. Eiren komen in de omgeving terrecht 8. Worden opgegeten in de tussen gastheer (bv varkens, runderen) 9. Daar komt een larve uit 10. Larve vestigt in spieren 11. Mens eet spieren van die varken (die niet goed doorbakken is) 12. larve gaat uit spierweefsels bevrijd worden 13. groeit uit tot nieuwe volwassen worm in de darm van de mens bv Dipylidium caninum (bij honden/katten/mens) 1. Proglotides worden gevormd en de laatste gaan via de uitwerpselen eruit komen 2. Elk proglotide bevat eitjes die deels tot ontwikkeling komen 3. Worden opgenomen door de larvale stadia van vlooien die aanwezig zijn in de vacht van hond of kat 4. Daaruit ontstaat een sistisercoid (larvale vorm van lintworm) en blijft daarin tot het een volwassen vlo is 5. Ze eten de vlo op door te likken aan hun vacht 6. Lintworm ontwikkelt zich verder in de darmcellen van de honden 7. Repeat Bv Hondenlintworm/ Echinococcus granulosus: - Eitjes zitten in 1 grote proglotiden 1. Proglotide komt via feces in de buitenwereld terecht 2. Eitjes worden opgegete door een herbivoor waar de larve verder ontwikkelen 3. In lever ontwikkelen ze zich tot metasestode 4. Wanneer een hond een herbivoor opeet kan de volwassen worm gevormd worden - Kan ook in de mens terecht komen (niet de volwassen worm maar wel larven door kak van honden aan te raken en handen niet wassen en zo opnemen) Slachtafval koken vooraleer het in varkensvoer te verwerken heeft geen belang in het vermijden van besmetting: larve komt dan vrij in de darm van het varken. Maar de larve overleeft daar niet omdat dit niet de eindgastheer is dus sterft af en wordt geen worm. Hoofdstuk 9: Nematoda ===================== **Evolutionaire relevantie:** volledig spijsverteringskanaal met aparte mind aan de kop en anus helemaal achteraan de staart. De soort *C.elegans* wordt zeer veel gebruikt als proefdier in biomedisch onderzoek. **Medische/veterinaire relevantie:** heel wat rondwormen zijn parasitair bij mensen of bij huisdieren, oa speolwormen, haakwormen, filarien\... Diagnose -------- ### Morfologie - Wormvormig: lang, rond, bilateraal symmetrisch - Zonder aanhangsels - Tripoblast; geen echte lichaamsholte, maar pseudocoel - Lichaam beschermd door cuticula (meestal niet glad) - Niet cellulaire laag die bovenop de huid wordt gelegd= cuticula - Gesteund door cuticula en vloeistoffen in psoedocoel - De vloeistoffen in vacuole (psoedocoel) geeft het dier een stevigheid ### Fysiologie - Centraal zenuwstelsel met slokdarmring - Ventrale en caudale ganglia en zenuwstrengen - Volledig, onvertakt spijsverteringskanaal - Geen bloedvaten- of ademhalingsstelsel - Osmoregulatie dmv vlamcellen ### Voortbeweging - Longitudinale spieren - Ze hebben geen andere spieren: enkel spieren die van voor naar achter lopen - Geen aanhangsels, cilia of flagellen ### Voortplanting - Meestal gescheiden geslachten; geslachten dimorf - Mannetjes en vrouwtjes aparte individuen: dus ofwel zaadcellen produceren ofwel eicelletjes produceren - Je kan man en vrouw scheiden van elkaar (vrouwtjes zijn groter dan de mannen) - Geslachtelijke voortplanting - Inwendige bevruchting - Ovipaar, soms vivipaar - Vivipaar: omdat er jonge wormpjes geboren worden die zich ontwikkelt hebben in een ei die nog in de uturus was. - Bij parasitaire soorten: soms microfilariae - Microscopisch kleine wormpjes die in het bloed terrecht komen van de gastheer. Die worden dan opgezogen door bloedzuigende vliegen ### Ontwikkeling - Indirect; meestal 4 op het adult lijkende larvenstadia - Elke larvestadia ziet eruit als een wom - Aantal cellen in adulten van de zelfde soort is altijd gelijk - Ontwikkeling in verschillende stadia (met vervellingen): Ei larve 1 larve 2 larve 3 larve 4 preadult adult Preadult die de volwassen maat heeft maar die moet nog verder rijpen om een adult te zijn die nog kan voorplanten ### Habitat - Aquatisch, in de grond of endoparasitair - Wereldwijde verspreiding ### Grootte - Enkele 1mm tot 1m Bouwplan -------- Habitus en lichaamsomhulling - Langwerpig, spoelvormig, versmallend naar de uiteinden - Vrijlevende soorten vrij klein (meestal 0,5-3mm) - Parasiteire wormen soms groter dan 15mm - Sterke, meestal gladde, niet-chitneuze cuticula - Cuticula soms met differentiaties - Onder de cuticula een epitheel met weinig cellen - Epitheliale lijsten dorsaaln ventraak en lateraal - Staartklieren, verankering - Amphiden, fasmiden: zintuigen Spijsverteringsstelsel - Mond: 3 of 6 lippen - Eventuele differentiaties van deze platen (tandjes, zuigapparaat) - Bv stylet: hol buisje waarmee die nematoden in de wortel van panten steekt en dan plantensap opzuigt - Sterk gespierde farynx (kan zuigkracht ontwikkelen) - Darm heeft faynx: gespierde 'keel' die kan samentrekken en opgengaan waarmee voedsel wordt opgezogen - Middendarm met eenlagig epitheel (staafjeszoom) - Epitheel= aflijnend weefsel van een cellaag - Staafjeszoom: zoom met fijne uitstulpingen die zurgen ervoor dat de darm een grotere oppervlakte heeft want de darm is niet vertakt. Niet vertakt is een risico: dat voedsel niet allemaal kan worden opgenomen. Door de microvili (instulpingen) krijg je een grotere oppervlakte en een grotere kans om alle voedsel op te nemen. - Einddarm - Anus Excretiestelsel - 1 of 2 ventrale excretiecellen (protonephridia) - Intracellulaire holte die zich kan uitstrekken tot een kanaal Zenuwstelsel - Slokdarmring - Longitudinale zenuwbanen met kruisverbindingen Voortplantingsstelsel - Meestal gescheiden geslacht - Mannelijk voortplantingsstelsel: - 2 testes - 1 vas deferens (zaadleider) - Ductus ejaculatorius uimondend in cloaca (=holte geen penis) - Mogelijke specialisaties in/rond cloaca: copulatieorganen - Bv haakje: haakje helpt om in de cuticula te gaan van het vrouwtje - Vrouwelijk voortplantingsstelsel: - 2 buisvormige ovaria - Soms kort oviduct - Verbreden tot uteri - Uitmondend in vagina die opent in de vulva Lichaamsholte - Pseudocoel: grote holtes van de cellen - Gevuld met grote cellen met enorme vacuolen - Hydrostatisch skelet: stevigheid dankzij vocht die daar in zit Spieren - Huidspierzak (één laag longitudinale spiercellen) - Fibrillenzone: spieren die van voor naar achter door die worm lopen - Nucleaire zone - Uitlopers naar zenuwvezels - Vier spiervelden, tussen epidermale lijsten - Longitudinale spieren - Als deze spieren samentrekken wordt de worm korten - Je hebt groepen: de worm kan dus in verschillende richtingen samentrekken - \+ gespecialiseerde spiertjes Zooparasitaire nematoden ------------------------ - Parasitair bij dieren - Overdracht van parasitaire nematoden bij zoogdieren: - Slecht 1 gastheer: homoxeen - Min 1 tussengastheer: heteroxeen - Directe overdracht tussen gastheren: autoheteroxeen ### Enterobius vermicularis - Homoxeen= 1 soort gastheer hebben, hier de mens - Leeft in de einddarm van de mens - Leeft van weefselvocht in mucosa - Kosmopoliet (wereldwijde verspreiding) - Wijfjes 8-13mm; mannetjes 2-5mm - Zeer eenvoudige cyclus - Geen migratiefase #### Cyclus 1. Leeft achteraan in de darm 2. Vrouwtjes kruipen naar buiten in de anus 3. Ze leggen daar hun eitjes 4. Eitjes komen in de buitenwereld terrecht 5. Terug in mens door bv te krappen in zijn kont en wast handen niet en krijgt het terug Ouders krijgen dat terug door hun kont af te geven,\... Komt terrecht op speelgoed, lakens,\... Veel jeuk? Veel krappen: wondjes krijgen en infecties krijgen maar de worm zelf is niet erg om te hebben ### Ascaris lumbricoides - Homoxeen - Leeft in de dunne darm van de mens (verwante soort in het varken) - Voedt zich met darminhoud - Kosmopoliet - Wijfjes 200-350mm; mannetjes 150-310mm - Vrouwtje legt dagelijks 200000 eieren gedurende 10 maanden - Bevruchte eieren afgezet in darm - Verlaten gastheer met faeces - Migratie van larven in de gastheer #### Cyclus 1. Eitjes die terrecht komen in de buitenwereld 2. Ontwikkelen zich 3. In de eitjes groeien de larven 4. Vervellen wel maar zit nog in het ei en kan lang overleven in de buitenwereld 5. Uitwerpselen die terrecht komen op groente, of in water,.. gebruikt om op planten te doen 6. Besmet geraken door voedsel op te nemen die niet goed gewassen is 7. In de darm barst eitje uit 8. Larve komt eruit 9. Gaat doorheen de darm naar de lever 10. Vanuit de lever migreren naar de longen 11. In de longen groeit die verder 12. Gaat in de keel en wordt terug ingeslikt en komt terug in de darm terrecht 13. Deze keer is die wel volgroeid 14. Voortplanten in de darm 15. Dus problematisch omdat die overal schade brengt Vlees goed doorbakken heeft geen belang in het vermijden van besmetting: omdat ze niet terrecht komen in vlees Ancylostoma duodenale - Mijnworm (want vooral bij mijnwerkers), haakwormziekte - Kosmopoliet - Homoxeen (mens) - Wijfjes 8-13mm ; mannetjes 2-5mm - Adult in mucosa van dunne darm bij de mens - Leeft van bloed en weefsel - Rabditiforme larven vrijlevend in de grond - Larven dringend door huid, migratie via hart, longen, faynx naar darm 1. Eitjes komen via de feces in de buitenwerled 2. Larve ontwikkelt zich in de grond en vervellen verder tot een grotere, kromkele larve (filaliform larve) 3. Wanneer er signale komen van warmbloedigheid, dan zal die ernaar toe kruipen en via de huid binnendringen bij de mens 4. Ze komen in de bloedbaan terecht en zullen die uiteindelijk in de longen komen waarin ze in de luchtpijp komen en via het speeksel in de keel komen 5. Wordt ingeslikt en komt de volwase worm tot ontwikkeling in de dunne darm Dracunculus medinensis - Ook wel "fuinea-womr" genoemd - Heteroxeen (mens+ eenoogkreeftje Cyclops) - Tropen - Adulte dieren leven in onderhuids bindweefsel van de mens - Wijfje tot 1000mm; mannetjes 40mm - Vrouwtje doorboort huid dmvhistolytische enzymen en vormt een blaas - Blaas barst open in water en larven worden afgezet - Vrijzwemmende larven opgenomen door Cyclons - Cyclops terug opgenomen via drinkwater 1. Komen in de buitenwereld terecht doordat de larve in een blaar op de huid terecht komen en wanneer die blaar in contact komen met water, zwemmen ze eruit 2. Ze worden opgegeten door de eenoogkreeft (die is kleiner dan 1mm) 3. Wanneer mensen van dat water drinken krijgen ze dit 4. Eenoogkreeftje kan ook eerst opgegeten worden door een vis of kikken die L3 larve blijft dan in de vis 5. Wanneer de mens dit dier dan eten krijgen ze die l3 larve ook binnen 6. In de darmen van de mens komt die L3 larve vrij en gaat naar de maagwand 7. Komt terecht in het sitoclane weefsel en wanneer ze bevrucht geraken gaan ze naar een ledemaat en vormen een blaar waar de larven worden afgezet Wuchereria bancrofti - Filariasis - Heteroxeen (mens + mug Cules, Aedes, Anopheles) - Tropen en sub-tropen - Adulte dieren leven in lymfestelsel van de mens - Wijfjes 100mm ; mannetjes 40mm - Veroorzaker van elefantiasis 1. Microfilaria komen in het bloed 2. Mug slikt bloed met microfilaria in 3. Microfilaria zullen vervellen tot L1 larven tot L3 larve 4. L3 larve migreert naar de kop van de mug en komt terecht in de steekstuip van de mug 5. Wanneer die weer prikt komen die larve in de huis en bloedbaan terecht komen 6. Ze komen in lymfevatenstelsen en worden adulten 7. Adulte produceren eitjes en daaruit komen de microfilaria 8. Die gaat vanuit lymfevatenslelsel naar bloedvaten stelsel en zo weer opgenomen worden door de mug 9. Microfilaria circuleert enkel rond de bloedbaan in de nacht en dit past bij de mug die enkel snachts prikt= periodiciteit Loa loa - Heteroxeen (mens + Chrysops vlieg) - Tropen en sub-tropen - Adulte dieren leven in bindweefsel van de mens - Wijfjes 20-70mm ; mannetjes 20-35mm - Microfilariae (larve 1) in bloed van de mens - Overdag in oppervlakkige bloedvaten - Opgenomen door vlieg - "oogworm": die kan in de ogen terecht komen en de mens kan dus ook echt een worm zien voorbij komen Onchocerca Volvulus - Veroorzaakt rivierblindheid: die zwarte vliegjes komen vooral bij rivieren voor 1. Adulte zitten net onder de huid 2. Microfelaria worden geproduceerd die in de huid zitten en in het lymfevatenstelsel en in het perifere bloed 3. Wanneer de mens gestoken worden door een zwarte vlieg worden die microfilarira opgenomen 4. Geen periodiciteit: ze prikken zowel overdag als snachts 5. Microfelaria zitten in de darmen van het vliegje 6. Zit ook in spierweefsel en vervelt tot L3 larve 7. L3 larve komt in de steekstuip terecht 8. Steekt in mens en komt terecht in de huid van de volgende mens 9. Ze vormen bolletjes waar de eitjes zitten 10. Ze kunnen in de oge terecht komen en blindheid veroorzaken ### Trichinella spiralis - Autoheteroxeen (breed gastheerspectrum, direct overdracht) - Worm die nooit zijn gastheer verlaat - Leeft in verschillende gastheren zolang die gastheren elkaar opeten - Koude en gematigde streken van Europa, USA - Adulte dieren leven in dunne darm van de gastheer (bv varken) - Altijd vlees of aaseters komt deze worm voor - Wijfjes 3-4mm; mannetjes 1.5mm - Wijfjes produceren larven die in het dwarsgestreept spierweefsel terecht komen en daar encysteren #### Cyclus 1. Prudceert eitjes in de darm van de gastheer die niet naar buiten gaan. 2. Daar komen larven uit en gaan in de bloedvaten en komen uiteindelijk terrecht in het dwarsgestreepte spierweefsels (aan de ledenmaten: spierweefsels dat wij opeten als vlees) 3. Daar gaan ze zich incysteren (= inkapslene in deen beveiligde omhulling) 4. Ze blijven daar tot het vlees word opgegeten 5. Spierweefsel wordt opgegeten 6. Komt terrecht in de darm van de mens 7. Ontwikkelen tot volwassen dier 8. Die produceren larven 9. Gaan doorheen de darm in de bloedbaan 10. Vestigen in spierweefsel 11. Bij mensen in spierweefsel?: stopt cyclus daar Varken eet op?: cyclus repeat Rat eet op?: in spierweefsel en varken eet op en cyclus repeat Andere rat eet rat op: rat besmet Handen wassen na toiletbezoek heeft geen belang in het vermijden van besmetting Modelorganisme voor onderzoek: Caenorhapditis elegans - Klein, gemakkelijk te houden, generatietijd 3 dagen - Doorzichtig - Zeer snelle ontwikkeling - "dauerstadium" laat toe individuen tijdelijk in te vriezen - Hermafrodiet, zelfbevruchting mogelijk; ook aparte mannetjes - Gedetermineerde embryonale ontwikkeling (959 lichaamscellen in hermafrodiet, 1031 in mannetjes) - Genoom volledig bekend en geannoteerd - Veel gelijkaardige genen als mens Hoofdstuk 10: Mollusca ====================== **Evolutionaire relevantie:** ademhalings-en bloedvatenstelsel. Hierdoor kunnen deze dieren ook groter worden dan de eerder vermelde groepen. Een schelp biedt enige bescherming tegen uitdroging **Medische/veterinaire relevantie:** een aantal soorten (bv mosselen,..) worden gekweekt of uit het wild gevangen als voeding. Tussengastheer voor vele parasieten Diagnose -------- ### Morfologie - Coeloom gereduceerd tot een pericard - Holte rond het hart= pericard - Bilateraal symmetrisch, vaak secundair asymmetrisch meestal met een schelp - Ofwel is de schelp aan de buitenkant (bv slak) of aan de binnenkant (bv octopus) ### Fysiologie - Voedselopname via radula of filtervoeding - Radula= soort tong bedekt met tandjes - Volledig spijverteringskanaal, vertering intracellulair - Zenuwstelsel: parige ganglia verbonden door zenuwen - Ganglia: zenuwknopen - Ademhaling: kieuwen of long (in mantelholte) - Bloedvatenstelsel meestal open, hart aanwezig - Bloed stroomt los in het lichaam - Osmoregulatie en excretie door metanephridia - Metanephridia: meer complexere nieren (protonephridia is niet complex) ### Voortbeweging - Gespierde voet, cilia en mucus belangrijk - Op voet is mucus (slijm) en dat zorgt ervoor dat het kan glijden over het oppervlakte - Veel vormen zijn sessiel - Mosselen zijn bv sessiel (blijven zitten op een bepaalde structuur) ### Voortplanting - Meestal tweehuizig, soms eenhuizig - 2 types van sexe aanwezig - Copulatie en externe bevruchting komen allebei voor ### Ontwikkeling - Ontwikkeling indirect: trochofora- en soms veligerlave - Eerst komen er 2 verschillende types larve: eerst de trochofora dan de veligerlave ### Habitat - Meestal marien, ook zoetwater-en terrestrisch - Terrestrisch= in de bodem - Enkelen parasitait - Wereldwijde verspirijding ### Grootte - 1mm tot \>20m Systematiek ----------- **Subphylum Amphineura** - cl\. Aplacophora: wormslakken - cl\. Polyplacophora: keverslakken **Subphylum Conchifera** - cl\. Gastropoda= slakken - cl\. Bivalvia= tweekleppigen - cl\. Cephalopoda= inktvissen Algemeenheden ------------- - Spijsverteringsstelsel - Radula schraapt voedsel af van het substraat waar het voedsel op zit - Voedsel binnen via mond - Passeert maag - Mondt uit in anus - Vertering wordt geholpen door spijsverteringsenzymen die geproduceerd worden door spijsverteringsklier - Absortpie en intracellulaire vertering van de voedselbrij - De rest wordt feces en gaat via de anus naar buiten - Kieuwen kunnen zitten op verschillende plekken op het lichaam (nemen O2 op) - Bloedvatenstelsel - Bloed wordt rondgepompd door het hart - Hart bevindt zich in het pericard (hartzakje) (dat is echt coeloom) - In de buurt van de anus - Hart ontvangt bloed vanuit de kieuwen en gaat via de venen naar het hart - Hart pompt het bloed verder via slagader naar de rest van het lichaam - Openbloedsomloop - Heeft een blauwe kleur: door haemocyanine (transporteert O2) - Zenuwstelsel - Zenuwbanen met 1 of meerdere zenuwknopen in de kopregio en verteringregulatie - Longitudinale zenuwstrengen - Gonade - Produceren gameten - Mondt uit in mantelholte om naar buiten te gerakaken - Schelp - Ontstaat op de rug van het embryo of de larven - Breidt zich uit over heel de rug - Bestaat uit 3 lagen - Periostracum: uitwendige eiwitachtige laag afgescheiden door de buitenste mantelplooi - Ostracum of prismalaag: middelste kalklaag, bestaande uit kristallen die loodrecht op de lichaamsas georiënteerd zijn afgescheiden door cellen aan de buitenste mantelrand - Hypostracum of binnenste parelmoerlaag: bestaande uit evenwijdig aan de lichaamsas georiënteerde kalkkristallen, afgescheiden door de ganse oppervlakte van de mantel - Mantel: de rest van het lichaam. Bv slak: heeft indrukbare structuur (vlezige lichaam) - Voet - Ventrale uitgroei van de romp, dicht achter de kop - Kan vingervormig zijn of hele buikzijde in beslag nemen - Sterk omgevromd bij de Cephalopoda: randen groeien uit tot vangarmen rond de mond - Gebruikt om te kruipen, graven, zwemmen - Voortplantingsstelsel - Hermafrodiet of van gescheiden geslacht - Embryo ontwikkelt zich dmv spiraalklieving - Meestal trochoforalarve ( gebeurt in water) dus niet bij landmollusken en inktvissen ook niet - Ontwikkelt zich tot een veligerlarve - Heeft 2 flappen met flagellen of cilia erond en kan zo verder zwemmen ### Classis Gastropoda #### Algemeenheden - Zeer uitgebreide en talrijke groep - Marien, zoetwaterbewonend, terrestrisch - Grote vormenrijkdom - Duidelijk gedifferentiëerde kop met 4 beweeglijke tentakels (met zenuwbanen) - Brede vlezige voet - Kop en voet zijn bilateraal symmetrisch - Meestal gespiraliseerde schelp (en gespiraliseerde darmzak) - Typische torsie van het lichaam vroeg in de ontwikkeling #### Radula - Gespecialiseerde tandjes - Om voedsel af te schrapen voor het in te slikken - In radulazakje (uitzakking van de mondbodem) - Chitneus (hoornachtige vorm) plaatje met dwarse rijen tandjes - Gesteund door een kraakbenige structuur - Talrijke protractor-en retractorspieren - Die schraapbeweging kan bewegen - Kan substraat afraspen of afbijten - Niet bij Bivalvia #### Torsie - Hoe de slak in de schelp ligt - Lichaam draait tich (=torsie) zodat het spijsverteringsstelsen (en de rest van de organen) gedraaid geraken en terug langs voren uitkomen. - Geen torsie: dus lineair bestaat ook nog steeds #### Ademhaling - Oorspronkelijk 2 kiewen in de mantelholte - Ctenidia= kieuwen - Rechterkieuw gaat meestal verloren - Linkerkieuw nog wel en die bevindt zich ofwel links vanvoor of rechts vanachter - Bij 'longslakken': kieuw vervangen door een sterk gevasculariseerd respiratorisch gedeelte van mantelholte - Dus linkerkieuw is vervangen door een long - Bij 'landslakken' of pulmonata: geen kieuwen maar stukje van de mantel vromt holte waar veel bloedvaten aanwezig zijn en dat wordt dan de long. - Veel bloedvaten aanwezig= sterk gevasculariseerd - Lucht komt binnen via psneumostomen en dit zijn openingen waardoor het lucht binnen zal komen en niet via de mond #### Voedselkeuzes - Herbivoren - Canrivoren - Aaseters - Detristuseters= dode organische mateialen opeten - Filtreerders - Parasieten #### Voedingswijze - Radula: sterke adaptaties ondergaan - Flexibel - Ze kunnen echt een prooi vangen - "Vangslijmdraden" - Parasieten op Bivalvia, Polychaeta, Echinodermata (omgevromde radula en farynx) - Extracellulaire vertering in de maag - Voedseltransport door ciliënslag, minder door spiercontracties - Absorptie en intracellulaite vertering in spijsverteringsklier Voedselopname bij Gastropoda: afschrapen van het substraat met een radula ### Classis Bivalvia #### Algemeenheden - 2 kleppige: dus 2 schelpen - Bilateraal symmetrisch, lateraal afgeplat - Twee halve schelpen, afgescheiden door een mantel - Rudimentaire kop, geen radula - Kop is moeilijk te onderscheiden - Filtervoeding - Leven in water - Mond omringd door labiale palpi, voedselopname door cilienslaf - Labiale palpi= lipachtige uitstulpingen die helpen om het voedsel binnenin de mond te krijgen - Cilienslaf neemt water op, dit gaat door de kieuwen naar de mond, want de mond ligt aan de andere kant van het lichaam - Ademhaling door plaatvormige kieuwen - Zeer grote, bladvormige kieuwen - Als de mossel toe is: leeft die nog - Wanneer de mossel open blijft is die dood: dit komt door de spieren die ze hebben om de kleppen toe te houden - Bevruchting meestal uitwendig - Trochofora- en veligerlarve - Meestal marien, enkele zoetwatervormen - Achteraan zijn de mantelranden op 2 plaatsen vergroeid waardoor er 2 buizen worden gevormd: - Dorsaal: uitstromingsopening (sifon) - Ventraal: instromingsopening (sifon) - Water komt binnen via ventrale sifon en loopt over de kieuw en de voedselparticelen zullen via kieuwen worden gevangen uit het water en getransporteerd naar de mond - Het wordt verder doorgegeven aan de usofages en de maag - Zal de rest van het darmstelsel verlopen - Uiteindelijk komen onverteerde voedelparticels terug uit in de dorsale sifon via da anus terug naar de buitenwereld - Die sifons kunne 2 grote buizen vormen die ver van het lichaam zitten - Dit kan ervoor zorgen dat ze diep onder de grond kunnen liggen en nog steeds water binnen en uit krijgen door die grote buizen - Voortbeweging - Lateraal platgedrukte voet - Protractorspier strekt voet uit - Er zal extra vloeistof naar de voet gestuwd worden zodat de voet zwelt en kan zich ook vastzetten - Voet zwelt en zet zich vast - Mossel verplaatst zich door samentrekking van de retractorspieren - Rest van het lichaam wordt verder getrokken naar de plek waar de voet zich heeft vast gezet - Kiewstructuur - Uitstulpingen in de mantelholte (filamenten) - Groeien ventraalwaarts en dan terug dorsaalwaarts zodat elke kieuw W-vormig wordt - Dit gebeurt verschillende keren in verschillende plaatsen - Uiteindelijk onstaan er vergroeiingen en worden ze samengevoeid tot 1 lamel (verbinding) - Interfilamentenbruggen zodat overlangs lopende lamellen ontstaan - Tussen de beentjes van de lamel ontstaan er bruggen die kanalen creeeren waarlangs het water kan stromen - Optimale oppervlakte benutting - Interfamellaire bruggen zodat waterkanalen ontstaan - De hele omlijning van de kiewstructuur: de cellen zijn bezet door cilien - Cilien zorgen voor beweigng van het water - Partikels zullen vast zitten in cilien door de kieuwen - Door trilhaar bewegingen naar mond voeren van partikels - Spijsverteringsstelsel - In de mond: naar oesophagus (slokdarm) - Naar de maag: in de maag zijn groeven aanwezig; cellaag van het epitheel aan de binnenkant van de maag is gecilieerd en er is veel slijm aanwezig - Extracellulaire vertering in de maag. De afgebroken partikels gaan doorstromen naar de spijsverteringsklieren - Spijsverteringsenzymen zitten in kristalkegel: organisch materiaal gaat verder worden afgebroken. Anorganisch materiaal gaat via de darm verder - Kristalkegel wordt geproduceerd door kristalkegelzak - Dus voedselpartikels gaan in kanalen naar de rest van de darm (afval) - Bloedvatenstelsel - Hart: ventrikel met 2 auricula, omgeven door pericard - Ventrikel is het deel van het hart dat samentrekt - Auricula zijn hartkamers - Pericard= coeloemholte waarin alles in zit - Bloedstroom: - Via 2 aorta's naar bloedlacunes - O2 rijk bloed (van water) gaat in een hartkamer - Vanuit lacunes naar nieren - O2 rijk bloed wordt hier afgegeven - Verzameld in sinus venosus - Door kieuwen naar auricula - Zenuwstelsel - Eenvoudig - Cerebrale en pleurale ganglia versmolten of dicht bijeen - Versmolten visceropartiëtale ganglia - Spijsvertering aansturen - Zintuigen (tactiel of lichtgevoelig) vooral in mantelrand - Soms statocysten: zo weet het organismen of hij ondersteboven ligt of niet. - - Voortplanting - Gonaden liggen in de voet - Gonopori monden uit in nefroducti of nabij nefridiopori - Gonoducti= buisjes - Gonopori= uitmondingen - Geslachten zijn gescheiden - Externe bevruchting - De mannetjes zullen massaal hun gameten in het zeewater duwen - Spiraalklieving, trochofora, veliger Voedselopname bij Bivalvia: filteren van het voedsel door cilia op de kieuwbalkjes Hoofdstuk 11: Annelida ====================== **Evolutionaire relevantie:** gesegmenteerd lichaam **Medische/veterinaire relevantie:** bloedzuigers horen thuis in deze groep Diagnose -------- ### Morfologie - Gesegmenteerd lichaam - Huid bedekt met een dunne cuticula; vaak setae - Borsteltjes op cuticula= setae ### Fysiologie - Volledig spijsverteringskanaal - 2 openingen - Centraal zenuwstelsel, parige ganglia, ventrale zenuwen - Zenuwknopen komen samen - Per segmenten zijn er aparte zenuwknopen - Kopganglion dorsaal van de oesophagus - Grootste zenuwknoop is kopganglion - Gasuitwisseling door huid, soms speciale structuren - Geen longen of kieuwsysteem - Gesloten bloedvatenstelsel (behalve bij Hirudinea) - Bij bloedzuigers wel open = Hirudinea - Protonephridia of metanephridea - Circulaire en overlangse spieren - Hierdoor kunnen ze kronkelige bewegingen maken ### Voortbeweging - Kruipend, zwemmend (parapodia, peristaltiek of golvend) - Coeloomvocht functioneert als hydrostatisch skelet - Ze hebben geen echt skelet ### Voortplanting - Gescheiden geslacht of hermafrodiet - Interne of externe bevruchting, al dan niet na copulatie - Soms aseksuele knopvorming of deling ### Ontwikkeling - Indirect (trochoforalarve) of direct ### Habitat - Meestal marien, ook zoetwater en terrestrisch - Wereldwijd (behalve Antarcitica) - Vrijlevend - Kleine gravende vormen: detrituseters - Grote gravende vormen: substraateters ### Grootte - Volwassen dier \3m Systematiek ----------- ### classis oligochaeta - Regenwormen - Goed ontwikkeld coelom - Geen parapodia, weinig setae - Weinig ontwikkeld prostomium - Prostomium= topje op de rest van het lichaam waar mond aanwezig is - Hermafrodiet - Zowel vrouwelijke als mannelijke geslachtsopeningen - Spermathecae= zakjes waar sperma van een ander individu kan worden opgeslagen - Spermagroeven: doorheen het lichaam - Clitellum= verdikking - Directe ontwikkeling - Terrestrisch of zoetwaterbewonend ### Classis Polychaeta - Borstelwormen - Goed ontwikkeld coelom - Segmenten met parapodia en setae - Parapodia= uitstulpingen die zorgen voor de voortbeweging - Setae= haren die helpen bij de voortbeweging - Goed ontwikkeld prostomium= kop met verschillende aanhangselen - Meestal gescheiden geslacht - Bijna allemaal marien ### Classis Hirudinea - Bloedzuigers - Gereduceerd coelom - Geen parapodia of setae - Mond- en staartzuignap - Hermafrodiet - Geen vrije larve Bouwplan -------- - Bilateral symmetrisch, gesegmenteerd lichaam - Segmenten gescheiden door dissepimenten - Kopsegment (prostomium of acron) - Staartsegment (pygidium of telson) - Coeloomholte - Tussen elk segment is een wandje dat we een septum noemen - Dient om de doorstrooming afgelijnd te krijgen - Darmkanaal en bloedvaten en zenuwtrengen lopen wel door al de segmenten heen - Bij het samentrekken van de circulaire spieren wordt het segment langer ### Bloedvatenstelsel - Gesloten - Contractiel dorsaal bloedvat, niet-contractiel ventraal bloedvat, laterale harten - Segment die meer aan de voorkant liggen is er een verbinding tussen dorsale en ventrale bloedvaten: zijn contractiel en zijn dus harten ### Zenuwstelsel - Zenuwknopen of ganglia in elk segment - Hersenganglion ### Excretiestelsel - Protonephridia met solenocyten - Waar de excretiefunctie gebeurt op celniveau - Metanephridium met nefrostroom - Echt niertje waarin het complexer is - Bestaat uit een buis met daarrond allemaal bloedvaten die zorgen voor afgifte van afvalstoffen die dan worden opgenomen door nefridiumbuisjes - Coeloomvocht wordt opgezogen door een trechten= nephrostroom - Nefridiaal kanaal beginnend in het coeloom van een segment en uitmondend via de lateroventrale nephridioporus in het segment erachter ### ### Voortplantingsstelsel Hermafrodiet - Mannelijke voortplantingsorganen bevinden zich langsheen 4 segmenten - Testes produceren spermacellen en worden opgeslagen in zaadblaasjes - Via zaadleiders zullen de spermacellen uitmonden in het mannelijk gonoprus (= geslachtsopening) - Vrouwelijke voortplantingsorganen bevindt zich in het 13^e^ segment - Eicellen kunnen bewaard worden in een eizakje - Via oviduct of eileider naar de gonoporus - Vreemd sperma wordt opgeslagen in receptaculum seminis ### Paring - Nooit zelf bevruchting - Wormen liggen naast elkaar, verankerd in elkaar dmv setae - Huid scheidt een verhardend slijm af - Die zorgt ervoor dat de spermacellen bij de andere individu kunnen uitkomen - Clitellum scheidt verhardend slijm af dat omhulling vormt - Spermadruppel geloosd in spermagroeve - Spermadruppel anaalwaarts vervoerd en opgenomen in de receptacula van de partner - Receptacula is waar het vreemde sperma wordt opgenomen ### Eileg en bevruchting - Uitwendige bevruchting: in de slijmlaag die uiteindelijk een kokon wordt - Clitellum scheidt slijm af dat tot een gordel verhardt - Clitellum scheidt eiwitrijk vocht af - Verhardende slijmgordel verschuift rostraalwaarts en wordt gevuld met - Eigen eiren uit vrouwelijke gonoporus - Vreemd sperma uit receptacula - Gordel glijdt over prostomiun - Kokon wordt gevormd ### Metamorfose en coeloomvorming - Trochophora larve - Vrijzwemmend - Niet gesegmenteerd - Trilharenkrans (prototroche) verdeelt Larve in hyposfeer en episfeer - Mond onder prototroche - Maag, darm, anus Hoofdstuk 12-15: Arthropoda =========================== **Evolutionaire relevantie:** stevig uitwendig skelet voortkomt uitdroging en laat toe van ook in een niet-vochtig milieu te leven. Poten, monddelen,\... zijn opgebouwd uit scharnierende leden waardoor er een grote diversiteit in beweging en voedselopname is in deze groep **Medisch/veterinaire relevantie:** garnalen, kreeften, krabben als voedingswaren Ectoparasieten; 'nuttige' en schadelijke insecten Diagnose -------- ### Morfologie - Gesegmenteerd, heteronome segmenten, tagmata - Heteronome segmenten= gedifferentieerd - Tagmata= lichaamszones: kop, borst, achterlijf - Chitneuze cuticula, dienst doend als exoskelet - Ecoskelt behoudt stevigheid van het lichaam - Gereduceerd coeloom (voortplantings- en excretiestelsel) - Holtes rond excretie en voortplantingsstelsel - Voornaamste lichaamsholte is een hemocoel - Holte waarin open bloedvatenstelsel kan stromen - Waarin het hemolymfe of bloed uitmondt ### Fysiologie - Volledig spijsverteringskanaal - 2 openingen - Centraal zenuwstelsel: ganglia op een ventrale zenuw - Uitgebreid zenuwstelsel - Kopganglion= hersenen soort van - Kopganglion dorsaal van de oesophagus - Gasuitwisseling door trachea, kieuwen, boeklongen, huid - Trachae= buisjes en holtes - Open bloedvatenstelsel met een dorsaal hart - Bloed stroomt los in hemocoel - Osmoregulatie: buizen van Malpighi, excretieklieren - Door echte organen - Overlangse en dorso-ventrale spierren (geen circulaire) ### Voortbeweging - Scharnierende gelede aanhangsels aan elk segment - Gelede: bouwstenen zijn te onderscheiden ### Voortplanting - Gescheiden geslacht, vaak met seksueel dimorfisme - Interne bevruchting, soms parthenogenese ### Ontwikkeling - Direct of indirect via speciale larvenstadia (metamorfose) ### Habitat - Crustacea meestal in water, andere meestal terrestrisch - Wereldwijde verspreiding ### Grootte - Volwassen dieren van minder dan 0,1mm tot \>60cm Algemeenheden ------------- - Ubiquist - Groot aanpassings-en resistentievermogen - Harde cuticula - Gelede aanhangsels - Vleugels (bij insecten) - Efficiënte ademhaling - Ingewikkeld gedrag - Teken dat het zenuwstelsel goed is ontwikkeld - Belangrijke interacties met de mens Systematiek ----------- ### Subphylum Chelicerata: spinnen, schorpioenen - Geen antennen - Cheliceren ("grijpklauwen) #### cl. Arachnida - Terrestrisch, luchtandemend - Achterlijk zonder aanhangsels - Belangrijke ordes: Aranea (spinnen), Schorpionida (schorpioenen), Opiliones (hooiwagens) en Acari (mijten en teken) ### Subphylum Crustacea: kreeftachtige - Waterbewonend - 2 paar antennen - Kauwende monddelen - Kieuwen - Zeer vormenrijk: veel verschillende vormen ### Subphylum Insecta: insecten - Landbewonend - Tracheeën - 1 paar antennen, mandibula - 3 paar poten - Vaak 2 paar vleugels #### Classis Apterygota - Zonder vleugels - Geen gedaanteverwisseling #### Classis Pterygota - Met vleugels - Gedaanteverwisseling #### Subclassis Exopterygota - Onvvolledige metamorfose - Vleugels tijdens verschillende stadia - O. Blattodea - O. Mallophaga - O. Anoplura - O. Hemiptera #### Subclassis Endopterygota - Volledige metamorfose - Vleugels enkel als adult - O. Coleoptera - O. Hymenoptera - Subordo Apocrita - Subordo Symphyta - O. Diptera - O. Siphonaptera - Vlooien - Vleugelloos - Lateraal afgeplat - Poot III spingpoot - Enkel ocellen - Korte antennen tegen kop - Ctenidia aan wang en pronotum - Larven leven van detritus - Adulten hematofaag - Niet strikt gastheerspecifiek - Ziektenoverdracht ### Modelorganisme vooro nderzoek: Drosophila melanogaster - Eenvoudig te kweken - Zeer korte generatietijd (2 weken) - Larve komt uit bevrucht ei na 1 dag - Dag 2: eerste vervelling - Dag 4: 2^e^ vervelling - Dag 8: derde vervelling - Dag 10: start verpopping - Dag 14: uitsluipen imago - Na 12u: imago geslachtsrijp - Eieren ontwikkelen buiten moederdier - Grote polytene chromosomen met hekenbare stukken - Goed gedocumenteerde mutaties: genetisch onderzoek - Verwante soorten laten vergelijkend onderzoek toe - Onderzoek naar ontwikkeling ### Subphylum Myriapoda: duizendpoten - Landbewonend - Tracheeën - Duidelijke kopstreek - 1 paar antennen, mandibula - Lange reeks gelijkaardige segmenten - 1 paar aanhangsels per segment #### Cl. Diplopoda - Miljoenen poten - 2 paar poten per segment - Cuticula met calcium - Antennen zijn kort - Voortbeweging is traag - Bescherming/aanval: stinkklieren - Voedingswijze: saprofaag #### cl. Chilopoda - Duizendpoten - 1 paar poten per segment - Cuticula zonder calcium - Antennen zijn zweepvormig - Voortbeweging is snel - Bescherming/aanval: gifklauwen - Voedingswijze: carnivoor ### Diversiteit 1. Hexapoda of Insecta 2. Chelicerata 3. Crustacea 4. Myriapoda Grootste diversiteit naar kleinste diversiteit. Typische eigenschappen ---------------------- ### Cuticula - Afgescheiden door epidermis - Cuticula is extracellulaire laag - Die laag worden afgescheiden door eerste cellaag die onder cuticula is: epidermis - Hard, onvervormbaar maar wel buigzaam - Exoskelet (steun bescherming tegen chemische en mechanische aantasting) - Oppervlakte kan geskulpteerd zijn (=haren, doornen, vaste haren,\...) - Soms beweegbare haren, in verbinding met epidermiscellen - Haren dienen alsreceptoren om bv luchtstroom te kunnen waarnemen - Inwendige instulpingen (apofysen of apodemata) vormen een endoskelet - Zijn ankers voor het cuticula - Gekleurd dmv interferentiekleuren of pigmenten - Nadeel: belet groei - Groei vraagt moeite door de cuticula en dat endoskelet - 3 lagen - Epicuticula: zeer dun laagje vanboven die waterafstotend is - Exocuticula: afwisseled chitine/sklerotine - Chitine= polysacharide - Sklerotine= aaneenklitting van proteïne - Sklerotine zorgt ervoor dat het cuticula stevig is - Gepigmenteerd - Endocuticula: dik, elastisch, lamellaire lagen - Opgebouwd uit chitine en arthoprodine - Vaak porien in cuticula= uitlopers van epidermiscellen - Zij staan in verbinding met de buitenwereld ### Groei en vervelling - Groei kan enkel sprongsgewijs - Vervelling: - Epidermiscellen groeien en delen - Ontstaan van holte tussen epidermis en cuticula (apolyse) - Afscheiding nieuwe cuticulinelaag op epidermis - Oude endocuticula lost op, afscheiding nieuwe epicuticula via poriën - Vorming nieuwe exo-en endocuticula onder nieuwe epicuticula - Afwerpen exucia (ekdysis) - Elke keer na een groei moet cuticula worden afgescheiden ### Bouw van segment - Alle lichamen zijn opgebouwd uit segmenten - We kunnen segmenten scheiden in 2 stukken - Acron= voorste segment (koplaagje) - Telson= achterste segment (staartstukje) - Alle segmenten zien er verschillend uit en gediferentieerd - Oorspronkelijk allemaal gelijk: - 1 paar zenuwganglia - 1 paar coeloomzakjes - 1 paar extremiteiten #### Basisvorm van een segment - Dorsaal: skleriet= tergiet - Skleriet= stukje van het exoskelet: voor beweeglijkheid - Ventraal skleriet= sterniet - Laterale sklerieten= pleurieten - Aan elk segment is er een parige extremiteit of aanhangsels - Die zullen zich verder hebben ontwikkeld tot monddelen - Je hebt 4 plaatjes met daartussen beweglijkheid: arthopoden kunnen dus bewegen - Binnenin de segment: - Ventraal ganglion (dubbele zenuwstreng) - Die van de mens gaan dorsaal - Dorsaal bloedvat - Spieren: - Dorso-ventraal - Longitudinaal (dorsaal en ventraal) - Protractorspieren en retractorspieren - Samentrekken= protractorspieren - Basis: wij weten dat kreeft en vlieg eranders uit zien door differentiatie: dit is algmeen - Hox. Genen bepalen verschillende tussen segmenten: welke functies ze krijgen - Door differentiatie ontstaan lichaamszones of tagmata - Kopstreek: cephalon of prosoma - Cephalon= kop - Rompstreek: - Middelstreek: thorax of pereion - Achtertlijfstreek: abdomen, opisthosoma, pleon - Soms thorax vergroeid met cephalon tot cephalothorax - Borst en kop volgroeid= cephalothorax **Insecta:** 3 tagmata: - Cephalon - 6 segmenten die moeilijk te onderscheiden zijn, op basis van aangangslen wel - 1 paar antennae - 1 paar mandibula - kaakaanhangsles - 2 paar maxillae, labium - Voedselopname= macillae - Lip= labium - Thorax - 3 segmenten - 3 paar looppoten - 0, 1 of 2 paar vleugels - Obdomen - 11 segmenten - Achtereinde omgevormd door voortplanting - Zo kan je dan zien of het een mannetje of een vrouwtje is **Crustacea** - Cephalothorax: - Uitwendige vergroeing van 6 kopsegmenten en 8 borstsegmenten - Bedekt met hard carapax (dorsaal tergiet met laterale branchiostegieten) - Carapax= harde schaal die de cephalothorax bedekt - Branchiostegiete= laterale stukjes plaat - Daaronder liggen de kieuwen - 6 paar kopaangansels - 8 paar borstaanhangsels - Abdomen - 6 segmenten - 1 paar aanhangsels per segmenten - Laatste segment met uropoden - Telson - Aanhangsles zijn omgevormd om mee te gaan zwemmen en dat noemen we uropoden - Variabel aantal segmenten - 'kop': cephalomeren - Borststuk: pereiomeren - Achterlijf: pleomeren **Chelicerata** - Prosoma (cephalothorax) - Acron en minstens 6 segmenten - Acron= voorste kop segment - Dorsale tergieten versmolten tot carapax - Elk segment met 1 paar aanhangsels - 1 paar cheliceren: de bijters - 1 paar pedipalpen: de voelers; die zijn bij schorpioenen uitgegroeid tot knijpscharen - 4 paar looppoten - Opisthosoma (abdomen) - Max 13 segmenten + telson - Geen aanhangsels - Segmentatie kan verdwijnen Hoe noemt men de dorsale plaat van een segment bij Arthropoda?: tergiet ### Gelede aanhangsles - Opgebouwd uit cilindervormige podomeren (=leden) - Hier komt de naam 'geleedpodigen) - Grote variatie aan functies: - Zintuigen - Voedselopname - Voortbeweging - Voortplanting - Protopod: eerste lid - Epipoden en exopoden zijn aangangsles aan een aangangsels - Grote variatie aan vormen en funtues **Crustacea** - Kop en borststuk zijn volgroeid tot een chepharotorac - Toch kan je een borst en kopstuk onderscheiden - 2 paar antennen - Antennula is kleiner dan exchte antenne - Aangangsels die dienst doen voor voedselopname, verwerking en voedsel te grijpen: mandibula (kakan) en maxilula en maxila - Chelipede: pootachtige aanhangsels met scharen - 4 paar pereiopoden (looppoden) - Leopoden (looppoden) om te zwemmen - Uropoden: aangansels van de telson: ook om te zwemmen **Chelicerata** - Chelicerae - Aanhangels die dienst doen als grijpers voor de voedselopname - Met gifklieren - Terminale klauw met grijpfunctie waar ze gif uit kunnen spuiten - Aanhangsels van segment 1 - 2-3 leden - Pedipalpi - Aanhanhsels van 2 segmenten - 6 leden - Basislid dikwijls met plaatvormige uitgroeiing (kauwplaat= gnathobase) - Monddelen Orde Acari (mijten en teken) sterk aangepast - Omgevormd tot snuit om te - Steken - Zuigen - Raspen - Bijten - Basis van pedipalpen vergroeid tot hypostoom - Harde plaat die puntvormig is: doet dienst om in de huid te boren van de gastheer - Dorsaal bedekt met rostrum - Rostrum is plaatje - Looppoten - Aangangsels van segment 3-6 - 7 leden **Insecta (hexapoda)** - 3 paar gelede poten - Coxa, trochanter (tussenstukje), femur (bijbeen), tibia (scheenbeen), tarsus (voetje) - Kopaanhangsels - Facetogen - Antennae - Monddelen - Monddelen zijn sterk aangepast - 4 types: - 2 paar vleugels Dient voor te likken, zuigen en stikkend zuigen Inwendige organisatie --------------------- ### Spijsverteringsstelsel Buisvormig: - Voordarm - Ectodermaal (cuticula) - Differentiatie tot farynx, oedofagus, maag - Gespecialisseerd voor voedselopname - Middendarm of mesenteron (entodermaal) - Vaak diverticula - Uitstulpingen met blindzakken - Vertering en absorptie - Rectum=einddarm - Ectodermaal (cuticula) - Waterresorptie (bij terrestrische arthropoden) - Water openemen ### Ademhalingsstelsel - Bij kleine arthropoden: diffusie doorheen lichaamswand - Geen specuale aanhalingsstructuren: O2 vloeit gwn binnen - Kieuwen - Dunne uitstulpingen met een groot oppervlak - Wel doorbloed - Hangen in continue waterstroom - Bij Crustacea: Kieuwen onder branchiostegiet van de carapax - Daardoor kan er water stromen onder brachiostegiet en zo naar kieuwen die beschermt zijn - Boeklongen - Bij Arachnida - Ademhalingsstructuur waarbij er bloedstroom is en zo is er verhoging van oppervlak voor uitwisselen van O2 en CO2 tussen lucht en bloed - Lucht langs buitenkant - Bloed langs binnenkant - Tracheeën - Bij sommige Arachnida, Myriapoda en Insecta - Instulpingen van lichaamswand - Open via stigma - Stigma: doorheen het lichaam, niet door 1 bepaalde opening - Trachea-tracheolen - Luchtpijp - Trachea verstevigd met taenidia - Cellulaire uitlopers die contact maken met de bloedbaan: gaswisseling ### Bloedsomloop en lichaamsholte - Lichaamsholte gevuld met bloed: hemocoel - Open bloedsomloop - Bloedvaten staan open en bloed stroomt los in hemocoel en wordt terug opgenomen doorheen de bloedvaten ### Excretiestelsel - Gespecialiseerde uitscheidingsklieren - Mesodermale oorsprong (coeloomzakjes) - Eindzak-tubulus-blaas - Genoemd naar plaats van excretieporus - Op verschillende plaatsen in het lichaam **Buizen van Malpighi** - Bij landarthropoden - Uitgebreid excretiesysteem - Op grens middendarm-einddarm - Lange darmuitstulpingen - Liggen in hemocoel - Nemen afvalstoffen op uit hemocoel - Sterk geplooit aan distale uiteinden - Hemolymfe opgenomen - Water geresorbeerd - Urine in einddarm afgescheiden - Nefrocyten: cellen in bloedbaan die bloed zuiveren van gifstoffen ### Zenuwstelsel - 1 paar (vergroeide) ganglia per segment - Longitudinale en dwarse zenuwen - Concentratie in kopstreek hersenganglion - Protocerebrum - Deuterocerebrum - Tritocerebrum - Protocerebrum - Vanvoor - Nervi ocelli, nervus opticus - Bevat de ogen: zenuwbaan van de ogen naar protocerebrum - Neurosektretorische centra produceren hormonen - Opgestapeld in corpora cardiaca of sinusklieren - Vrijgezet in hemocoel - Deurocerebrum - In het midden - Antennen: zintuigelijke functie - Tritocerebrum - Vanonder/vanachter - Stomogastrische zenuwen: zenuwen die de rest van het spijsverteringsstelsel aanstuwen - Postoesofageaal ganglion: ganglion net na de slokdarm of osophageus en reguleert slokdarm-functie ### Zintuigen Ocelli: lichtzintuigen - Enkelvoudig ocelli= per ocelli Is er 1 cornea= lens - Cornea met daaronder lichtgevoelige cellen - Registreren veranderingen in lichtintensiteit - Niet gedetailleerd Facetogen - Samengesteld uit ommatidia - Lens afgescheiden door corneagene cellen - Kristalkegelcellen - Lichtgevoelige retinulacellen met uitstulpingen (rhabdoom, in verbinding met oogzenuw) - Omgeven door pigmentcellen - Verschillende organisatietypen - Appositie-oog - Ommatidia geïsoleerd mosaïekbeeld - Superpositie-oog - Ommatidia versterken elkaar Evenwichtsorgaan: statocysten - Zakvormige holte met vloeistof - Statolieten die rusten op zenuwceluitlopers - Registreert ruimtelijke houding Cuticulaire mechanoreceptoren Borstelharen: registreren luchtverplaatsingen Sensillum campaniformium en soortgelijke zintuigen ("sensilla") - Ovale stukjes soepele cuticula - Registreert cuticulavorming Chordotonale organen - Bv Femoraal orgaan - Bv gehoordganen bij landartropoden - Op abdominale segmenten of poten - Stijve ring (annulus) met trommelvlies (tympanum) - Registreert luchtrillignen - Orgaan van Johnston - In antennebasis bij Insecta - Registreert stand van antennen Chemoreseptoren Orgaan van Haller - Teken (Acari), Chelicerata - Zintuig voor detectie van - Geuren - CO2 - Vochtigheid, temperatuur - Op 1^ste^ paar poten ### Voortplanting - Gescheiden geslacht - Ovaria of testes -- gonoduct- genitaal trium - Accessorische klieren - Verwijdingen van gonoducten: - Mannetjes: vesicula seminalis - Vrouwtjes: receptaculum seminist - Inwendige bevruchting - Rechtstreeks in receptaculum seminist - Via spermatofoor - Ovipaar of ovovivipaar - Ontwikkelingstypen - Ametabole ontwikkeling: geen gedaanteverwisseling - Holometabool: gedaanteverwisseli

Use Quizgecko on...
Browser
Browser