Inleiding in de Afrikaanse Taalkunde Les 3: Fonetiek en Fonologie PDF

Document Details

ImprovingJasper3168

Uploaded by ImprovingJasper3168

Ghent University

Koen Bostoen & Heidi Goes

Tags

linguistic phonetics linguistics language

Summary

This Ghent University document provides an introduction to African linguistics, specifically focusing on phonetic and phonological concepts. It presents examples and discussions around different languages and sound systems.

Full Transcript

DEPARTMENT OF LANGUAGES AND CULTURES AFRICAN LANGUAGES AND CULTURES INLEIDING IN DE AFRIKAANSE TAALKUNDE LES 3: FONETIEK EN FONOLOGIE Koen Bostoen & Heidi Goes - BA1 Afrikaanse Talen en Culturen - 2024-2025 met dank aan Hilde Gunnink & Min...

DEPARTMENT OF LANGUAGES AND CULTURES AFRICAN LANGUAGES AND CULTURES INLEIDING IN DE AFRIKAANSE TAALKUNDE LES 3: FONETIEK EN FONOLOGIE Koen Bostoen & Heidi Goes - BA1 Afrikaanse Talen en Culturen - 2024-2025 met dank aan Hilde Gunnink & Minah Nabirye INLEIDING: KLANKEN IN TALEN Claim: “Talen bestaan uit (spraak)klanken.” Gebarentaal Per definitie geen klank Geschreven taal? Geschreven versie van gesproken taal. SPELLING ≠ TAAL 3 manieren om [s] te schrijven: ̶ : = [sent] ̶ : = [saaj] ̶ : = [loxis] Alledrie dezelfde klank > min of meer arbitraire afspraken over hoe we hem schrijven Deze afspraak kan verschillen per taal. 4 SPELLING ≠ TAAL Hoeveel manieren om [i] te spellen? : : : : 5 SPELLING ≠ TAAL Dezelfde klank wordt in verschillende systemen anders gespeld: bijv. [ʃ] Engels : , Nederlands : , Frans : , 6 SPELLING ≠ TAAL Hetzelfde ortografische symbool kan corresponderen met verschillende klanken in verschillende systemen: bijv. in het Engels: “harde” g in het Nederlands: “schrapende” g 7 SPELLING ≠ TAAL Hetzelfde ortografische symbool kan corresponderen met verschillende klanken in hetzelfde systeem: bijv. mus, bus, dus, terug…. [œ] u, nu, muur…. [y] Vergelijk met = [u] 8 SPELLING ≠ TAAL Spelling is een sociaal construct: - een systeem van afspraken over de weergave van klanken met symbolen - deze symbolen kan je gebruiken om woorden te schrijven - je kunt elke taal met elk schrift spellen 9 FONETIEK EN FONOLOGIE Twee disciplines binnen de taalkunde die zich bezighouden met de uitspraak van een taal Fonetiek > klank zoals die uitgesproken wordt Fonologie > klank binnen het systeem van een taal 10 FONOLOGIE EN FONETIEK FONETIEK : studie van spraakklanken, beschrijving en bestudering van de feitelijke realisering van klanken FONOLOGIE: beschrijving en bestudering van het klanksysteem van een taal, de klankinteracties binen de taal, de patronen van geluiden in een taal 11 FONETIEK: DOMEINEN ARTICULATORISCHE FONETIEK: beschrijft de manier van articulatie AKOESTISCHE FONETIEK: bestudeert fysische en fysiologische eigenschappen van de spraakklanken AUDITIEVE FONETIEK: bestudeert waarneming en verwerking van de spraakklanken door de hoorder 12 FONOLOGIE Fonologie bestudeert dus de klank binnen het systeem van een taal Bijv. in welke posities mag deze klank voorkomen? Aan het begin van het woord, einde van het woord? > Nederlandse v, nooit aan het einde van een lettergreep > Nederlandse “stomme e” (schwa), nooit in een beklemtoonde lettergreep (werken, slapen) 13 FONOLOGIE Elke taal heeft zijn eigen fonologie ̶ Engelse v, kan wel aan het einde van een lettergreep love (/lav/), give (/gɩv/) In het Engels kunnen zowel klinkers en medeklinkers aan zowel het einde van lettergrepen als aan het einde van woorden voorkomen 14 FONOLOGIE Elke taal heeft zijn eigen fonologie - Lusoga: lettergrepen kunnen niet eindigen op een medeklinker/consonant ̶ In sommige andere Bantu-talen kunnen consonanten wel voorkomen op het einde van een woord ̶ Bvb. “final vowel loss in Lower Kasai Bantu (DRC)” (Pacchiarotti & Bostoen 2021) 15 FONOLOGIE Elke taal heeft zijn eigen fonologische regels (in verband met hoe en waar bepaalde klanken wel of niet mogen voorkomen), dus: elke taal heeft een eigen inventaris van klanken - Bijv. Engelse th komt niet voor in het Nederlands Maar wel bvb. in het Lusoga, bvb. enthupa ‘de fles’ - Nederlandse uu komt niet voor in het Engels 16 FONOLOGIE De klankinventaris bestaat uit contrastieve klanken: - bijv. rood met tongpunt-r of met huig-r > geen contrast (hangt af van uitspraak spreker, zorgt niet voor betekenisverschil) - bijv. rood vs. lood > wel een contrast 17 FONOLOGIE Hoe herken je contrastieve klanken in een bepaalde taal? Via ‘minimale paren’: lood vs. rood > bewijst dat l en r contrastieve klanken zijn in het Nederlands rood vs. ʀood > bewijst dat r en ʀ geen contrastieve klanken zijn in het Nederlands 18 FONOLOGIE Andere minimale paren in het Nederlands: zit / pit peren / beren boom / bom heus / geus kous / kuis mot / bot Bron: niederlandistiek.fu-berlin.de 19 FONOLOGIE Minimaal paar in het Fwe: kùtôːrà - kùkôːrà ku-tóːr-a ku-kóːr-a inf-pick_up-fv inf-cough-fv ‘to pick up’ ‘to cough’ Bron: Gunnink 2022 20 FONOLOGIE Zijn de volgende klanken contrastief in het Nederlands? p, b s, z n, ng g, ch 21 FONOLOGIE Contrastieve klanken = fonemen Te bewijzen met minimale paren = woordparen die zich in maar één klank van elkaar onderscheiden, en een betekenisverschil tot stand brengen. 22 FONOLOGIE Niet-contrastieve klanken = allofonen Types allofonen 1. allofonen in complementaire distributie (met voorwaarden) 2. Allofonen in vrije variatie (geen voorwaarden) 3. Allofonen die afhangen van de spreker 23 FONOLOGIE 1. Allofonen in complementaire distributie Bvb.: - Nederlandse L aan het begin van een lettergreep: heldere L leuk, slapen aan het eind van een lettergreep: donkere L val, hengel 24 FONOLOGIE k, g: allofonen in complementaire distributie k: aan het begin of eind van een lettergreep g: tussen twee klinkers Kipsigis (Kalenjin, Nilo-Saharaans, Kenia) kuur ‘roep!’ ke-guur ‘roepen’ ŋok-ta ‘hond’ ŋog-iik ‘honden’ ker ‘kijk!’ ke-ger ‘kijken’ 25 FONOLOGIE p, b: allofonen in complementaire distributie p aan het begin of eind van een lettergreep b tussen twee klinkers Kipsigis (Kalenjin, Nilo-Saharaans, Kenia) put ‘breek!’ ke-but ‘breken’ poor ‘dors maïs!’ ke-boor ‘maïs dorsen’ 26 FONOLOGIE 2. Allofonen in vrije variatie (geen voorwaarden) Bvb.: - Lusoga: l/r >okw-il-a/okw-ir-a ‘to return’ w/gh>wano/ghano ‘here’ 27 FONOLOGIE 3. Allofonen afhankelijk van de spreker Bvb.: huig-r of tongpunt-r 28 OEFENING: L EN R IN HET FWE kulinda ‘wachten’ kuremeka ‘verwonden’ ndalindi ‘ik heb gewacht’ kukora ‘hoesten’ ndilinda ‘ik wacht’ ndakoli ‘ik heb gehoest’ ndirara ‘ik slaap’ kuarura ‘openen’ kurara ‘slapen’ kuara ‘sluiten’ ndirare ‘laat ik slapen’ mbondiare ‘ik zal sluiten’ ndarali ‘ik heb geslapen’ ndaali ‘ik heb gesloten’ kurota ‘dromen’ kuturura ‘doorboren’ ndaturuli ‘ik heb doorboord’ 29 OEFENING: L EN R IN HET FWE kulinda ‘wachten’ kuremeka ‘verwonden’ ndalindi ‘ik heb gewacht’ kukora ‘hoesten’ ndilinda ‘ik wacht’ ndakoli ‘ik heb gehoest’ ndirara ‘ik slaap’ kuarura ‘openen’ kurara ‘slapen’ kuara ‘sluiten’ ndirare ‘laat ik slapen’ mbondiare ‘ik zal sluiten’ ndarali ‘ik heb geslapen’ ndaali ‘ik heb gesloten’ kurota ‘dromen’ kuturura ‘doorboren’ ndaturuli ‘ik heb doorboord’ 30 OEFENING: L EN R IN HET FWE kulinda ‘wachten’ kuremeka ‘verwonden’ ndalindi ‘ik heb gewacht’ kukora ‘hoesten’ ndilinda ‘ik wacht’ ndakoli ‘ik heb gehoest’ ndirara ‘ik slaap’ kuarura ‘openen’ kurara ‘slapen’ kuara ‘sluiten’ ndirare ‘laat ik slapen’ mbondiare ‘ik zal sluiten’ ndarali ‘ik heb geslapen’ ndaali ‘ik heb gesloten’ kurota ‘dromen’ kuturura ‘doorboren’ ndaturuli ‘ik heb doorboord’ Ndi? 31 ARTICULATORISCHE FONETIEK 32 HOE PRODUCEER JE EEN SPRAAKKLANK? Lucht vanuit de longen via de keel, mond (en neus) naar buiten Lucht wordt vervormd door articulatoren = bvb. lip, tong, kaak,… = delen van het lichaam die gebruikt worden bij de vorming van spraakklanken 33 PLAATSEN VAN ARTICULATIE Place of articulation is the relationship between the active and passive articulators as they shape or impede the airstream. (glossary.sil.org) Articulatiepunt of plaats van articulatie = het contactpunt 34 SPRAAKKLANKEN BESCHRIJVEN 1. manier van articulatie: hoe wordt de lucht vervormd? 2.plaats van articulatie: waar vindt de vervorming plaats? 3. stemhebbendheid: trillen de stembanden? 35 STEMHEBBENDHEID Stemhebbendheid (voicing) Stemhebbend: de stembanden trillen wel bijv. b, d, g, z, v Stemloos: de stembanden trillen niet bijv. p, t, k, s, f 36 INTERNATIONAL PHONETIC ALPHABET 37 PLAATS VAN ARTICULATIE ̶ Bilabiaal: met beide lippen bijv. b, p, m ̶ Labiodentaal: met de boventanden op de onderlip bijv. f, v ̶ Dentaal: met tongpunt tegen de tanden bijv. Engelse th bijv. Lusoga dh, nh, th ̶ Alveolair: met tongpunt tegen de tandkasrichel (alveolar ridge) bijv. n, t, z, s, d ̶ Postalveolair: met tongpunt tegen de achterkant van de tandkasrichel (alveolar ridge) ̶ bijv. [ʃ], [ʒ] 38 PLAATS VAN ARTICULATIE ̶ Palataal: met het midden van de tong tegen het gehemelte bijv. j ̶ Velair: met de achterkant van de tong tegen het zachte gehemelte (velum) bijv. k, ch, ng, Engelse g ̶ Uvulair: met de achterkant van de tong tegen de huig (uvula) bijv. huig-r, Arabische q 39 PLAATS VAN ARTICULATIE ̶ Faryngaal: in de keelholte bijv. Arabisch ayn ̶ Glottaal: in de glottis = het strottenhoofd bijv. Nederlands na-apen 40 MANIER VAN ARTICULATIE ̶ Plosief/stop: volledige sluiting van het articulatorische kanaal bijv.p, b (bilabiale stops) t, d (alveolaire stops) k, g (velaire stops) Ɂ (glottal stop/glottisslag) - alleen stemloos - bijv. Cockney Engels : /liɁel/ - niet fonemisch in het Nederlands - wel in het Bamileke (Bantu, Kameroen): /kab/ ‘pluimen, plukken’ versus /kaʔ/ ‘beloven’ - Pévé (Tsjadisch, Tsjaad): /tʃiʔ/ ‘to cry’ vs. /tʃi/ ‘to kill’ 41 MANIER VAN ARTICULATIE: PLOSIEF ̶ Plofklanken ̶ Voor de meeste klanken: stemloos vs. stemhebbend ̶ Voor plosieven: stemloos vs. stemhebbend vs. geaspireerd bijv. Engels /kʰæn/ , /tʰul/ maar /skæn/ , /stul/ : geen aspiratie na /s/ niet fonemisch In andere talen is aspiratie wel fonemisch bijv. Tswana (S31) phala ‘impala’, pala ‘brandwond’ 42 MANIER VAN ARTICULATIE: FRICATIEF ̶ wrijfklanken ̶ Fricatief: bijna volledige sluiting van het articulatorische kanaal > frictie bijv.[f, v] (labiodentale fricatieven) [s, z] (alveolaire fricatieven) [x, ɣ] (velaire fricatieven) bijv. Nederlands /lɑx/ , /ɣa:n/ bijv. Spaans /xamɔn/ < jamón >, /mɛxikɔ/ < México > [θ, ð] (interdentale fricatieven) bijv. Engels [θ] in /θaj/ , [ð] in /ðɩs/ , 43 MANIER VAN ARTICULATIE: FRICATIEF Sommige talen contrasteren bilabiale en labiodentale fricatieven: Ewe (Kwa, Ghana/Togo) /eɸa/ ’hij kuiste’ vs. /efa/ ‘het was koud’ /ɛβɛ/ ‘de Ewe-taal’ vs. /ɛvɛ/ ‘twee’ /eβlo/ ’paddestoel’ vs. /evlo/ ‘hij is kwaadaardig’ Sommige talen contrasteren alveolaire en postalveolaire fricatieven Engels /sek/ vs. /ʃek/ Fwe (K402, Bantu, Namibië/Zambia): /zimba/ ‘zwellen’ vs. /ʒimba/ ‘zingen’ 44 MANIER VAN ARTICULATIE: LATERAAL FRICATIEF ̶ Lateraal fricatief: lucht ontsnapt via de zijkant ipv het midden bijv. Welsh : Llan /ɬan/ ‘onderdeel van plaatsnaam’ bijv. Zulu (Bantu, Zuid-Afrika) : hlamba /ɬamba/ ‘wassen’ bijv. Hadza (Khoisan, Tanzania): [ɬano] ‘python’ 45 MANIER VAN ARTICULATIE: AFFRICAAT Affricaat: begint als plosief, eindigt als fricatief bijv. Engels , /tʃiz/ bijv. Duits , /pfeɹt/ Affricaten zijn homorganisch: plosief en fricatief op dezelfde plek Lateraal affricaat: begint als (alveolaire) plosief, eindigt als laterale fricatief bijv. Sotho (Bantu, Zuid-Afrika/Lesotho) /hʊtɬatsa/ ‘vullen’ /tɬahɔ/ ‘natuur’ 46 MANIER VAN ARTICULATIE: NASAAL ̶ neusklanken ̶ Nasaal: volledige afsluiting in de mond, lucht ontsnapt door de neus Doorgaans stemhebbend [m] bilabiale nasaal [n] alveolaire nasaal [ɲ] palatale nasaal bijv. Spaans /enseɲar/ ‘lesgeven’ bijv. Frans /aɲo/ ‘lam’ bijv. Swahili (G42) /kufaɲa/ ‘doen’ bijv. Luganda (JE15) /ɲaβo/ ‘mevrouw’ /ɲa:ɲa/ ‘tomaat’ 47 MANIER VAN ARTICULATIE: NASAAL [ŋ] velaire nasaal Nederlands: alleen op het einde van een lettergreep, bijv. lang andere talen: ook aan het begin van de lettergreep Bijv.: Swahili (G42d) /ŋombe/ ‘koe’ Luganda (JE15) /eŋ:oma/ ‘drum’ /eŋ:a:ŋa/ ‘soort vogel’ Zulu (S42) /ŋijaboŋa/ ‘dank je’ 48 MANIER VAN ARTICULATIE: TRILL ̶ Trill: vibratie van (bijvoorbeeld) de tongpunt tegen het gehemelte, doorgaans stemhebbend bijv. Nederlandse [r, ʀ] [r] (tongpunt-r): meest voorkomend in Vlaanderen [ʀ] (huig-r): voornamelijk in Gent, Brussel, Limburg in sommige talen slechts een van beide, bijv. Frans /ʀ/ [ʙ] bilabiale trill bijv. Mangbetu (Central Sudanic, DRC) [náʙù] ‘lijk’, [nɛ́ʙɔ̀] ‘rups’ 49 MANIER VAN ARTICULATIE: TAP/FLAP ̶ Tap/flap: korte (eenmalige) vibratie, bvb. /ɾ/ Doorgaans stemhebbend ̶ Sommige talen hebben een contrast tussen een trill en een tap bijv. Spaans /pero/ () ‘hond’ ----- /peɾo/ () ‘maar’ bijv. Hausa (Tsjadisch, West-Afrika) /tara/ ‘verzamelen’ ----- /taɾa/ ‘negen’ 50 MANIER VAN ARTICULATIE: TAP/FLAP Enkele Afrikaanse talen hebben een labiodentale flap [ⱱ] Bijv. Mono (Ubangi, DRC) https://www.youtube.com/watch?v=3j1i1dVDqgs /va/ ‘gieten’ vs. /ⱱa/ ‘sturen’ Bijv. Mangbetu (Central Sudanic, DRC) /nóⱱò/ ‘ontlasten’ vs. /nóʙò/ ‘dik worden’ 51 MANIER VAN ARTICULATIE: APPROXIMANT - De articulatoren naderen elkaar - halfklinkers - Approximant: (relatief) grote opening > geen frictie Doorgaans stemhebbend bijv. [j] palatale approximant (stemhebbend) [ʋ] labiodentale approximant (stemhebbend) Lateraal approximant: approximant waarbij de lucht via de zijkant ontsnapt bijv. [l] alveolaire lateraal approximant (stemhebbend) [ʎ] palatale lateraal approximant (stemhebbend) 52 PRENASALISATIE Nasaal + consonantcombinatie Geprenasaliseerde consonanten zijn homorganisch: nasaal en consonant hebben dezelfde plaats van articulatie Geprenasaliseerde consonant is één foneem Bijv. Swahili ng’ombe ‘koe’, kupenda ‘houden van’, mpira ‘bal’ Bijv. Ludikya, een woordspel gebaseerd op het Luganda mukóno ‘arm’ > nokómu mubínikilo ‘trechter’ > lokínibimu bágeenda ‘zij gaan’ > ndágeeba 53 PRENASALISATIE Bijv. Luganda (JE15) ̶ oku-gab-a ‘to go’ vs. oku-gamb-a ‘to say’ (minimal paar) ̶ empeke ‘grain’ ̶ engo ‘leopard’ 54 RETROFLEXEN ̶ Retroflex: de punt van de tong omgekruld tegen het gehemelte bijv. Hindi, en Engels met een Indiaas accent: https://www.youtube.com/watch?v=z7MIyQS9p5E ̶ In Afrika: bijv. Sheko (Ethiopië, Omotisch) /ʂóóʐ/ ‘slang’, /gaaʐ/ ‘snoeien’ bijv. Makhuwa (Bantu, Mozambique) /oʈoʈa/ ‘vinden’, /oʈipʰa/ ‘blussen’ 55 LABIO-VELAIREN ̶ Tegelijkertijd bilabiaal en velair: [͡kp, ͡gb] labio-velaire plosieven: [kp, gb] labio-velaire nasalen: [ŋm] labio-velaire fricatieven: [xɸ] [ɣβ] ̶ Bijna uniek voor Afrika ̶ Voornamelijk in West en Centraal Afrika (naast een paar talen op Papua- Nieuw-Guinea) ̶ Bvb. Ngbaka (Ubangi, CAR) sakpa ‘vernederen’ vs. saka ‘kiezen’ (minimaal paar!) ̶ Bvb. Ewe Gbeglo, Kpomassie (familienamen), a-kpe ‘bedankt’ 56 LENGTE Talen kunnen een contrast hebben tussen korte en lange medeklinkers (geminaten) Bijv. Italiaans [fato] ‘noodlot’ vs. [fatːo] ‘feit’ Bijv. Luganda (JE15) [kuta] ‘loslaten’ vs. [kutːa] ‘doden’ [kugwa] ‘vallen’ vs. [kugːwa] ‘beëindigen] 57 NIET-PULMONISCHE KLANKEN ̶ Pulmonische klanken (= de meeste klanken): lucht gaat vanuit de longen naar buiten ̶ Niet-pulmonische klanken: lucht gaat niet (enkel) vanuit de longen naar buiten ̶ Geglottaliseerde medeklinkers: ‒ Ejectieven ‒ Implosieven ̶ Kliks 58 EJECTIEVEN Ejectief: plosief gecombineerd met opwaartse beweging van de glottis Altijd stemloos [k’] velaire ejectief (Youtube) [t’] alveolaire ejectief (Youtube) [p’] bilabiale ejectief (Youtube) bijv. Hausa (Tsjadisch, West-Afrika) baki ‘mond’ vs. bak’i ‘vreemdelingen’ 59 IMPLOSIEVEN Implosief: plosief met neerwaartse beweging van de glottis Indien in combinatie met lucht uit de longen: Altijd stemhebbend [ ɓ ] bilabiale implosief (Youtube) [ ɗ ] alveolaire implosief (Youtube) [ ɠ ] velaire implosief (Youtube) Minimale paren: Bijv. Zulu (S42, Zuid-Afrika) ɓeka ‘plaatsen’ vs. beka ‘kijken’ Bijv. Batanga-Noho (A113, Equatoriaal Guinee) mɓoa ‘gevangene’ versus mboa ‘paard’ 60 IMPLOSIEVEN Implosief: plosief met neerwaartse beweging van de glottis Indien geen combinatie met lucht uit de longen: stemloos (niet in IPA, minder voorkomend) 61 KLIKS Kliks: afsluiting bij het velum en aan de voorkant (bijv. tanden) > neerwaartse beweging van het midden van de tong zorgt voor een vacuüm > loslaten zorgt voor inwaartse beweging van de lucht Vijf manieren om de voorafsluiting te maken = vijf kliktypes ̶ Dentale klik [ǀ] ̶ Alveolaire klik [!] ̶ Palatale klik [ǂ] ̶ Laterale klik [ǁ] ̶ Bilabiale klik [ʘ] 62 KLIKS KhoeKhoegowab Lesson No:1 (youtube.com) 63 KLIKS Vijf kliktypes kunnen gemodicifeerd worden (effluxes): ̶ Stemloos [ǀ̥] ̶ Stemhebbend [gǀ] ̶ Nasaal [nǀ] ̶ Geglottaliseerd [ǀ’] ̶ Velaire fricatief [ǀx] ̶ Etc... 64 KLIKS (zeer) grote klikinventarissen mogelijk: ̶ Zuid Sotho (Bantu, Zuid-Afrika/Lesotho): 3 klikfonemen ̶ Zulu (Bantu, Zuid-Afrika): 15 klikfonemen ̶ Yeyi (Bantu, Botswana): 22 klikfonemen ̶ Khoekhoegowab/Nama (Khoisan, Namibië): 20 klikfonemen ̶ Ju|’hoan (Khoisan, Namibië): 47 klikfonemen ̶ Taa/!Xoo (Khoisan, Botswana): 83 klikfonemen 65 KLIKS Kliks zijn uniek voor Afrika: ̶ Behalve paralinguistisch gebruik ̶ Behalve ritueel register Damin in Australië Kliks komen enkel voor in Khoisantalen: ̶ Maar ook in Bantu-talen in zuidelijk Afrika ̶ En ook in 1 Koesjitische taal (Dahalo, Oost-Afrika) 66 NIET-PULMONISCHE KLANKEN: OVERZICHT 67 KLINKERS BESCHRIJVEN 1. klinkerplaats = positie van de tong: voor, midden, achter 2. klinkerhoogte of tonghoogte = hoogte van de tong: hoog, halfhoog, halflaag, laag 3. ronding: rond, ongerond 4. nasalisatie 5. klinkerlengte 68 KLINKERPLAATS: VOORKLINKERS Positie van de tongboog: voor klinkerhoogte/tonghoogte: hoog/gesloten: [i] bijv. Nederlands ziek halfhoog/halfgesloten: [e] bijv. Nederlands leef halflaag/halfopen: [ɛ] bijv. Nederlands hek laag/open: [a] bijv. Nederlands gaan 69 KLINKERPLAATS: ACHTERKLINKERS Positie van de tongboog: achter klinkerhoogte/tonghoogte: gesloten/hoog: [u] bijv. Nederlands boek halfgesloten/halfhoog: [o] bijv. Nederlands loon halfopen/halflaag: [ɔ] bijv. Nederlands pot open/laag: [ɒ] 70 KLINKERPLAATS: CENTRALE KLINKERS Positie van de tongboog: in het midden klinkerhoogte/tonghoogte: gesloten/hoog: [ɨ] (ongerond), [ʉ] (gerond) halfgesloten/halfhoog: [ɘ] (ongerond), [ɵ] (gerond) schwa (tussen halfhoog en halflaag): [ə] bijv. “stomme e” in het Nederlands: lopen, het huis Centrale klinkers zijn relatief zeldzaam – in Afrika en daarbuiten 71 LIPRONDING Geronde klinkers: [y], als in muur Ongeronde klinkers: [i], als in mier De meeste voorklinkers zijn ongerond De meeste achterklinkers zijn gerond 73 KLINKERLENGTE Contrast tussen lange en korte klinkers: bijv. Malila (Bantu, Tanzania) /kʊpata/ ‘haten’ vs. /kʊpaːta/ ‘schillen’ /kʊtɛga/ ‘een val zetten’ vs. /kʊtɛːga/ ‘verdwalen’ 74 DIFTONGEN/TWEEKLANKEN Diftong: een klinkerfoneem dat bestaat uit een beweging van de ene naar de andere klinker bijv. Nederlands lauw /lɔu/ bijv. Noord-Nederlands feest /feist/ vs. Zuid-Nederlands /fe:st/ Diftongen zijn relatief zeldzaam in Afrika uitzondering: Khoisantalen bijv. Khoekhoegowab/Nama (Khoisan, Namibie) khoe ‘persoon’, |gae ‘na-apen’ 75 TRANSCRIPTIES Fonologie: Klanksysteem van een specifieke taal Fonetiek: Specifieke realisatie van klanken (binnen een taal of in het algemeen) Fonologische transcriptie: /ro:d/ (enkel fonemen) Fonetische transcriptie: [ʀo:t] (fonemen en allofonen) Ortografische transcriptie: 76 OEFENING Hieronder zie je een aantal woorden uit het Ghomara Berber, gesproken in Marokko. Welke factoren bepalen de distributie van [k] en [x]? lmilk ‘bezit’ sselk ‘ijzerdraad’ deɤdax ‘eerder’ ifk ‘hij gaf’ nnex ‘jouw’ aʃrix ‘boerenknecht’ atʕuʒk ‘mannelijke patrijs’ amlax ‘bezittingen’ iweʃk ‘hij verloor’ lmalix ‘koning’ (Uit: Mourigh, K. 2015. A grammar of Ghomara Berber. Leiden: PhD thesis, Leiden University.) 77 OEFENING Hieronder zie je een aantal woorden uit het Ghomara Berber, gesproken in Marokko. Welke factoren bepalen de distributie van [k] en [x]? lmilk ‘bezit’ sselk ‘ijzerdraad’ deɤdax ‘eerder’ ifk ‘hij gaf’ nnex ‘jouw’ aʃrix ‘boerenknecht’ atʕuʒk ‘mannelijke patrijs’ amlax ‘bezittingen’ iweʃk ‘hij verloor’ lmalix ‘koning’ (Uit: Mourigh, K. 2015. A grammar of Ghomara Berber. Leiden: PhD thesis, Leiden University.) 78 OEFENING Hieronder zie je een aantal woorden uit het Sheko, een Omotische taal uit Ethiopië. Welke stemhebbende plosieven zijn fonemen in het Sheko? Staaf je antwoord met minimale paren. darga ‘soort plant’ daya ‘boog’ garga ‘termiet’ daab ‘scheppen’ gaaʒu ‘snorharen’ daag ‘uitnodigen’ gad ‘beginnen’ daɁ ‘deeg maken’ gaada ‘muur’ baɁ ‘op de rug dragen’ 79 OEFENING Hieronder zie je een aantal woorden uit het Sheko, een Omotische taal uit Ethiopië. Welke stemhebbende plosieven zijn fonemen in het Sheko? Staaf je antwoord met minimale paren. darga ‘soort plant’ daya ‘boog’ garga ‘termiet’ daab ‘scheppen’ gaaʒu ‘snorharen’ daag ‘uitnodigen’ gad ‘beginnen’ daɁ ‘deeg maken’ gaada ‘muur’ baɁ ‘op de rug dragen’ 80 OEFENING Hieronder zie je een aantal woorden uit het Tswana (Bantu, Botswana/Zuid-Afrika). Is aspiratie fonemisch of allofonisch in het Tswana? Bewijs met minimale paren of complementaire distributie. kubu nijlpaard tʰamo hals tʰatʰa wikkelen qʰatʰa terugeisen raka plank tamo dam kobo deken ratʰa kloppen kʰubu navel polo verval taka schilderen pʰulo pluk pulo opening rata houden van tʰaka kameraad 81

Use Quizgecko on...
Browser
Browser