Summary

Dit is hoofdstuk 16 over eetstoornissen, zoals anorexia en boulimia, uit een studieboek. Het bespreekt de criteria, gevolgen en behandeling van eetstoornissen.

Full Transcript

Hoofdstuk 16: Eetstoornissen Eetstoornis verwijst naar abnormaal eetgedrag gekoppeld met overmatige preoccupatie met eigen gewicht en/of fysieke voorkomen Classificatie van eetstoornissen naar de DSM-5:- Anorexia nervosa - Boulimia nervosa - Eetbuistoornis Anorexia nervosa Er is een onweerstaanbare d...

Hoofdstuk 16: Eetstoornissen Eetstoornis verwijst naar abnormaal eetgedrag gekoppeld met overmatige preoccupatie met eigen gewicht en/of fysieke voorkomen Classificatie van eetstoornissen naar de DSM-5:- Anorexia nervosa - Boulimia nervosa - Eetbuistoornis Anorexia nervosa Er is een onweerstaanbare drang om vermagering na te streven, wat tot uiting komt in een abnormale houding tegen over voeding, lichaamsvorm en gewicht. Letterlijk betekent het gebrek aan eetlust van nerveuze of psychische aard. Wanneer een patiënt dit doet door strikte beperking van voedselinname of een caloriearm dieet, vaak in combinatie met fysieke hyperactiviteit, dan gaat het om het ‘restrictieve type’ anorexia nervosa. Daarnaast bestaat er anorexia nervosa van het ‘eetbuien-/purgerende type’, die gelijkenissen vertoont met boulimia nervosa 39 Gedownload door Puck Imbens ([email protected]) lOMoARcPSD|48983450 DSM5 criteria anorexia nervosa: A. Het beperken van de energie-inname ten opzichte van de energiebehoefte, resulterend in een significant te laag lichaamsgewicht voor de leeftijd, de sekse, de groeicurve en de lichamelijke gezondheid. Een significant te laag gewicht wordt gedefinieerd als een gewicht dat lager is dan het minimale normale gewicht of, bij kinderen en adolescenten: een lager gewicht dan wat minimaal wordt verwacht B. Een intense vrees om aan te komen of dik te worden, of persisterend gedrag dat gewichtstoename verhindert zelfs al heeft de betrokkene een significant te laag gewicht C. Een stoornis in de manier waarop de betrokkene zijn of haar lichaamsgewicht of lichaamsvorm ervaart, een onevenredig grote invloed van het lichaamsgewicht of de lichaamsvorm op het oordeel over zichzelf, of persisteren in het niet onderkennen van de ernst van het actuele lage lichaamsgewicht De nevensymptomen zijn een schijnbare hypothyreoïdie (het zogeheten euthyroid sick syndrome) die zich uit in bradycardie, hypotensie en hypothermie, het opvallendste is de onderdrukking van de vrouwelijke geslachtshormonen. Dit laatste heeft belangrijke gevolgen, zoals vertraging van de puberteit, menstruatiestoornissen en tot slot onvruchtbaarheid, maar kan ook bijdragen tot een verstoorde botopbouw in de adolescentie. Ernstige prepubertaire anorexia nervosa kan ook beperking van de lengtegroei opleveren Boulimia nervosa Gekenmerkt door restrictief eetgedrag onderbroken door eetbuien waar de hoeveelheid groot is. Het sneller eten gebeurd niet omwille van honger, maar als respons op negatieve gevoelens. DSM5 criteria boulimia nervosa: A. Recidiverende eetbui-episoden. Een eetbui-episode wordt gekenmerkt door beide volgende kenmerken: a. Het in een afzonderlijke tijdsperiode (bijvoorbeeld binnen een periode van twee uur) eten van een hoeveelheid voedsel die beslist groter is dan die de meeste mensen binnen dezelfde tijd onder vergelijkbare omstandigheden zouden eten b. Het gevoel tijdens de episode geen controle te hebben over het eten (bijvoorbeeld de betrokkene heeft het gevoel niet te kunnen stoppen met eten, of niet te kunnen beheersen wat en hoeveel hij of zij eet) B. Recidiverend inadequaat compensatoir gedrag om gewichtstoename tegen te gaan, zoals zelf opgewekt braken, misbruik van laxantia, diuretica, of andere medicatie; vasten; of excessieve lichaamsbeweging C. Zowel de eetbuien als het inadequate compensatoire gedrag doen zich gedurende drie maanden gemiddeld minstens eenmaal per week voor D. De lichaamsvorm en het lichaamsgewicht hebben een onevenredig grote invloed op het oordeel over zichzelf Er is grote schaamte voor de eetbuien, aan de buitenkant is niks te zien Eetbuistoornis DSM5 criteria eetbuistoornis: A. Recidiverende eetbui-episoden. Een eetbui-episode wordt gekenmerkt door beide volgende kenmerken: a. Het in een afzonderlijke tijdsperiode (bijvoorbeeld binnen een periode van twee uur) eten van een hoeveelheid voedsel die beslist groter is dan de meeste mensen binnen dezelfde tijd, onder vergelijkbare omstandigheden zouden eten b. Het gevoel tijdens de episode geen controle te hebben over het eten (bijvoorbeeld de betrokkene heeft het gevoel niet te kunnen stoppen met eten, of niet te kunnen beheersen wat en hoeveel hij of zij eet) 40 Gedownload door Puck Imbens ([email protected]) lOMoARcPSD|48983450 B. De eetbui- episoden hangen samen met drie (of meer) van de volgende kenmerken a. Veel sneller eten dan normaal b. Dooreten totdat een onaangenaam vol gevoel ontstaat c. Grote hoeveelheden voedsel nuttigen zonder lichamelijke trek te hebben d. Alleen eten, uit schaamte over de hoeveelheid die de betrokkenen nuttigt e. Achteraf van zichzelf walgen, zich somber of erg schuldig voelen C. De eetbuien komen gedurende drie maanden gemiddeld minstens eenmaal per week voor Het verschil met boulimia is dat de eetbuien niet worden gecompenseerd, het gewicht stijgt dus. Ontwikkeling, beloop en gevolgen De gemiddelde leeftijd waarop boulimia en eetbuistoornis begint ligt hoger dan voor anorexia. Gemiddeld zoeken mensen met boulimia of een eetbuistoornis pas na 3-4 jaar hulp. Bij anorexia valt het pas op als de patiënt eetmomenten gaat vermijden, als er bezorging ontstaat over de vermagering sluit de patiënt zich steeds meer af. Het sociale isolement neemt toe en de patiënt lijkt emotioneel steeds minder bereikbaar. Van ziektebesef is voor lange tijd geen sprake. Anorexia nervosa is een zeer ernstige ziekte met een dikwijls chronisch beloop en hoge mortaliteitscijfers (5-10%). Voor minstens een derde van de patiënten wordt de eetstoornis chronisch (blijft onveranderd, of verslechtert geleidelijk). Jonge patiënten hebben de grootste kans op herstel: zo’n 75%. Volwassen patiënten herstellen in circa de helt van de gevallen en er is een tussengroep die altijd last van de anorexia nervosa blijft hebben, maar zich wel redden kan. Soms treedt er een verschuiving op naar boulimia of een comorbide stoornis. De beste resultaten zijn te verwachten bij anorexia nervosa van het zuivere ‘vaster type’ (geen eetbuien, braken of laxeren), die voorkomt bij patiënten jonger dan 18 jaar en nog niet langer dan een jaar bestaat. Ook kan anorexia ontstaan na een somaische aanleiding; ziekte van Crohn of glutenintolerantie. Boulimia ontstaat soms als verlengde van DM1. Er zijn vele lichamelijke gevolgen van boulimia; oesofagitis, gaatjes, maagproblemen, elektrolytendisbalans, verstoorde vochtbalans en suïcidaal gedrag. Bij boulimia is er een terugvalpercentage van 40% in 2 jaar, op de langere termijn 50% Diagnostiek Een heteroanamnese, zeker bij jonge patiënten is noodzakelijk. Het inschatten van de mate van ziektebesef en realiteitsbesef mag in een diagnostiek traject niet ontbreken: niet zelden neemt de vrees voor eten en de stoornis in de lichaamsbeleving waanachtige vormen aan, die sterk sturend zijn voor het gedrag van de patiënt. Lichamelijk onderzoek is ook noodzakelijk, hiermee kan worden bepaald of er noodzaak is tot opname. Symptoombestrijding heeft geen zin. Onderscheid is lastig, bij eetbuistoornis zie je meer uitgesproken impulsiviteit met sterk prikkel zoekend gedrag. Daarnaast is er bij boulimia nervosa of de eetbuitstoornis ook vaak sprake van een angst- of depressiebeeld gecombineerd met persoonlijkheidsproblematiek. Somatische ziekte moeten worden uitgesloten. Ook moet middelengebruik, of een andere somatische oorzaak worden uitgesloten. Er is vooral bij anorexia een verstoorde lichaamsbeleving, meestal met voldoende realiteitsbesef (geen psychosestoornis). Niettemin blijken patiënten met anorexia nervosa van het restrictieve type diagnostisch vaker onder te brengen onder de cluster C-persoonlijkheidsstoornissen en vooral de dwangmatige persoonlijkheidsstoornis, terwijl patiënten met anorexia nervosa van het eetbuien-/purgerende type over het algemeen meer cluster B-kenmerken hebben en voornamelijk borderline persoonlijkheidstrekken. Ook bij boulimia komen deze persoonlijkheidsstoornissen vaker voor. De meest voorkomende psychiatrische comorbiditeit is een stoornis in middelen gebruik. Epidemiologie: de levensprevalentie van anorexia is 1% waarvan 1/3 hulp krijgt. De prevalentie neemt toe. Hoogste prevalentie bij vrouwen tussen 15-19 jaar. Mortaliteit tussen 5-10%; acute 41 Gedownload door Puck Imbens ([email protected]) lOMoARcPSD|48983450 hartdood etc. Boulimia begint tussen 16-17 jaar en heeft een prevalentie van 3%, eetbuistoornis 2%. Bij anorexia en boulimia is 5% man, bij de eetbuistoornissen 40%. Etiopathogenese Genetische factoren spelen een rol, erfelijkheid 60%. De erfelijke invloeden zijn minder bij boulimia en eetbuistoornissen. Persoonlijkheidskenmerken zoals verhoogde novelty seeking en neuroticisme zijn wel relevant bij deze stoornissen. De hersenen zijn nog niet volledig ontwikkeld in de jongvolwassenheid, dit speelt ook een rol. De stemmingsgevoeligheid in combinatie met een disfunctie van inhibitieprocessen (zowel cognitief als gedragsmatig) spelen naast een mogelijke oorzakelijke zeker ook een onderhoudende rol. Het is een soort coping mechanisme. De kans op ontwikkeling van een eetstoornis is groter in een gezin met bepaalde karakteristieken, zoals: een eetstoornis, een depressieve stoornis of een stoornis in het gebruik van een middel bij een van de ouders; onopgeloste of verborgen relatieproblemen bij de ouders, of een opvoeding die nadruk legt op prestaties en succes. Maar de vraag blijft of deze gezinskenmerken oorzaak of gevolg van de eetstoornis zijn. Bij anorexia is rigiditeit (starheid) een typisch kenmerk, niet alle patiënten hebben dit maar als dit wel zo is, is de kans op terugval groter. Het lijngedrag van anorexia is een gewoonte die sterker wordt bij negatieve emoties, afvallen zorgt weer voor afvallen; vicieuze cirkel. Boulimia risicofactoren zijn: een voorgeschiedenis van obesitas in de kindertijd en gewicht gerelateerd pesten samen met een gestoord eetpatroon van diëten en overeten bij de ouders. Kenmerken als een negatief zelfbeeld, veeleisendheid en zwart- witdenken worden bij boulimia nervosa versterkt door het herhaaldelijk gevoel van falen (eetbuien) en de daaruit voortkomende zelfverwijten. De eetbuien zijn een reactie op stress. Tot slot de genderspecificiteit. Vanuit een sociaal-cultureel standpunt wordt de verklaring gezocht in de maatschappelijke druk die op vrouwen wordt uitgeoefend om er aantrekkelijk uit te zien, slank zijn als norm voor schoonheid, gezondheid, en een bewijs van succes. Neurobiologische factoren Dysregulatie dopamine beloningssysteem: angst ipv voldoening 1. Polymorfisme genen dopamine en opioden receptoren (ventrale striatum en hypothalamus) 2. Ghreline (levert hongergevoel op) resistentie 3. Upregulatie orexigene neuropeptiden (veroorzaken honger) in laterale hypothalamus 4. Verstoring darm microbioom hersen DMH-as 5. Immuunstoornis: ”kruisreactiviteit IGS met neuropeptiden (orexines mCH 26RFa) Dopamine en serotonine spelen een rol. Behandeling Preventie: educatieve programma’s op scholen. Het liefste wordt iemand poliklinisch geholpen, mocht dit mogelijk zijn ivm lichamelijk problemen wordt iemand opgenomen. Wilsonbekwaamheid of weigering kan resulteren in juridische maatregelen. Ook kunnen bij de eetbuistoornis een bariatrische chirurgie worden overwogen na succesvolle behandeling. Antipsychoticum (olanzapine) kan in het begin van de behandeling nuttig zijn. Gebruik van antidepressiva heeft weinig zin omdat de sombere stemming vaak komt door ondervoeding. Een subgroep van boulimia reageert wel goed op antidepressiva (vooral SSRI’s). Anorexia: als eerste doel gewichtsherstel, gunstige verandering zelfbeeld, lichaamsbeleving, sociaal functioneren en betekenisvolle relaties staan op plaats 2. Behandelmethoden zijn cognitieve gedragstherapie voor eetstoornissen en een ondersteunende vorm van gerichte counseling. De onderlinge verschillen zijn erg klein, de resultaten wijzen op vergelijkbaar succes. Echter blijkt uit verschillende onderzoeken dat deze individuele therapieën niet zo succesvol zijn. In vergelijking tot 42 Gedownload door Puck Imbens ([email protected]) lOMoARcPSD|48983450 individuele gesprekstherapie blijkt gezinstherapie tot betere resultaten te leiden (vooral bij jonge patiënten). Ouders hebben daarnaast behoefte aan psycho-educatie en onderlinge steun van lotgenoten. Ervaringsdeskundigheid vindt meer haar plek in de behandeling Boulimia: in de eerste plaats als doel het herstellen van een gezond eetpatroon. Aandacht wordt gericht op de kwetsbaarheid die de eetstoornis heeft ontwikkeld. Ook in de cognitieve gedragstherapie worden daarom naast de gedragsmatige technieken meer cognitieve behandelingsmodulen ingeschakeld. Strategieën die leren om sterke emoties te accepteren zijn belangrijk. Uiteraard is het aanleren van aangepaste coping mechanismen daarbij eveneens nuttig. Bij de eetbuitstoornis met overgewicht moeten, naast het herstel van een gezond eetpatroon, ook gedragsmatige interventies op het vlak van beweging voldoende aandacht krijgen. Fysieke activiteit heeft bovendien ook bij overgewicht gunstige e ecten op het lichamelijke en psychische welzijn

Use Quizgecko on...
Browser
Browser