BIO SE2 THEMA 5 Past Paper PDF
Document Details
Uploaded by FlatterArtNouveau2452
Vrije Universiteit Amsterdam
Tags
Summary
This document is a summary of the respiratory system, covering its different parts and their functions. Explanations of breathing processes like inhalation and exhalation are included. It also touches on allergies and respiratory conditions like asthma, chronic bronchitis, and emphysema.
Full Transcript
SAMENVATTING THEMA 5 DOELSTELLING 1 Je kunt de delen van het ademhalingsstelsel van de mens noemen met hun kenmerken en functies. Neusholte: -Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen. -De neusholte is bedekt met neusslijmvlies. Dit bestaat uit slijmproducerende cellen en trilhaarcellen. -Slij...
SAMENVATTING THEMA 5 DOELSTELLING 1 Je kunt de delen van het ademhalingsstelsel van de mens noemen met hun kenmerken en functies. Neusholte: -Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen. -De neusholte is bedekt met neusslijmvlies. Dit bestaat uit slijmproducerende cellen en trilhaarcellen. -Slijmproducerende cellen maken slijm. Fijne stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven aan het slijm kleven. -Trilharen verplaatsen het slijm naar de keelholte.. -Bloed in het neusslijmvlies verwarmt de ingeademde lucht. -Het neusslijmvlies maakt de ingeademde lucht vochtig. -Reukzintuigcellen keuren de ingeademde lucht. Keelholte: hierin bevinden zich de huig en het strotklepje. -Bij ademhaling staan de huig en het strotklepje open. Lucht stroomt van de neusholte en de mondholte naar de luchtpijp en omgekeerd. -Bij slikken sluit de huig de neusholte af. Het strotklepje sluit de luchtpijp af. Voedsel gaat vanuit de mondholte naar de slokdarm. -Bij verslikken staan de huig en het strotklepje open. Voedsel kan vanuit de mondholte in de neusholte en de luchtpijp komen. Je gaat hoesten. Luchtpijp en bronchiën: -De binnenkant is bedekt door slijmvlies met slijmproducerende cellen en trilhaarcellen. -De wand is verstevigd door kraakbeenringen. Deze kraakbeenringen houden de luchtwegen open. De kraakbeenringen om de luchtpijp hebben de vorm van een hoefijzer. Luchtpijptakjes: -De binnenkant is bedekt door slijmvlies met slijmproducerende cellen en trilhaarcellen. -In de wanden van de luchtpijptakjes zitten spiertjes. Longblaasjes met longhaarvaten: -Zuurstof wordt, vanuit de lucht in de longblaasjes, opgenomen in het bloed in de longhaarvaten. -Koolstofdioxide wordt, vanuit het bloed in de longhaarvaten, afgegeven aan de lucht in de longblaasjes. -Gaswisseling gaat snel doordat longblaasjes en longhaarvaten een dunne wand hebben en doordat alle longblaasjes samen een groot oppervlak hebben. DOELSTELLING 2 Je kunt de verschillen tussen ingeademde en uitgeademde lucht noemen. DOELSTELLING 3 Je kunt beschrijven hoe borstademhaling en buikademhaling plaatsvinden. Borstademhaling -Rustige inademing: doordat bepaalde tussenribspieren samentrekken, gaan de ribben en het borstbeen omhoog en naar voren. -Diepe inademing: doordat ook spieren in de hals samentrekken, gaan de ribben nog verder omhoog en naar voren. -Rustige uitademing: doordat de tussenribspieren ontspannen, zakken de ribben en het borstbeen door hun gewicht omlaag en naar achteren. -Diepe uitademing: doordat andere tussen-ribspieren samentrekken, worden de ribben en het borstbeen verder omlaaggetrokken. Buikademhaling: -Inademing: doordat middenrifspieren samentrekken, gaat het middenrif omlaag. Organen in de buikholte worden omlaag gedrukt en de buikwand gaat naar voren. -Rustige uitademing: de middenrifspieren ontspannen. Organen in de buikholte drukken het middenrif omhoog. -Diepe uitademing: buikspieren trekken samen en drukken organen in de buikholte naar binnen. Het middenrif gaat daardoor verder omhoog. Bij gewone ademhaling vinden borstademhaling en buikademhaling tegelijkertijd plaats. Volgorde bij inademen: -Ribben en borstbeen bewegen omhoog en naar voren, het middenrif beweegt omlaag en de buikwand naar voren. -De borstholte wordt groter. -Het volume van de longen wordt groter. -Lucht stroomt de longen in. Volgorde bij uitademen: -Ribben en borstbeen bewegen omlaag en terug het middenrif beweegt omhoog en de buikwand gaat terug. -De borstholte wordt kleiner. -Het volume van de longen wordt kleiner. -Lucht stroomt de longen uit. DOELSTELLING 4 Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij astma, bronchitis en longemfyseem. Astma: bronchien zijn blijvend ontstoken. Het lichaam reageert op prikkels zoals stof, huidschilfers van huisdieren, tabaksrook, uitlaatgassen en/of inspanning. -Bij een astma-aanval trekken spiertjes in de wand van luchtwegen samen. De luchtwegen vernauwen en ademhalen gaat moeilijker. -Het slijmvlies aan de binnenkant van luchtwegen is verdikt. Met COPD wordt chronische bronchitis en longemfyseem bedoeld. COPD geneest niet. -Chronische bronchitis: de bronchien zijn ontstoken waardoor meer slijm ontstaat. De bronchien zijn blijvend vernauwd. -Longemfyseem: de wanden van de longblaasjes zijn beschadigd. DOELSTELLING 5 Je kunt omschrijven hoe stoffen in de lucht een allergische reactie kunnen veroorzaken. Een allergie is een sterke reactie op een stof die niet in je lichaam thuishoort, maar die je bijv. inademt of via het voedsel binnenkrijgt. -Je kunt bijv. allergisch zijn voor de uitwerpselen van de huisstofmijt, huidschilfers van dieren en bepaalde stoffen in voedsel. -Bij een allergische reactie heb je bijv. last van huiduitslag, een branderig gevoel, jeuk, ontstekingen en ademhalingsmoeilijkheden. Hooikoorts is een allergie voor stuifmeelkorrels (pollen). -Allergische reacties bij hooikoorts: tranende ogen, ontstoken slijmvliezen, een loopneus en niesbulen. -Bij een allergie voor stuifmeel van bomen heb je vooral in het voorjaar last van hooikoorts. -Bij een allergie voor het stuifmeel van grassen heb je vooral in de zomer last van hooikoorts. DOELSTELLING 6 Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij verschillende diergroepen. Zoogdieren, vogels en reptielen: gaswisseling in de longen. -Met longen wordt zuurstof uit de lucht opgenomen. Amfibieën -Jonge amfibieën: gaswisseling in kleuwen en via de huid. -Volwassen amfibieën: gaswisseling in longen en via de huid. Vissen: gaswisseling in kieuwen. -Kieuwen bestaan uit kieuwbogen met kieuwplaatjes. -Vissen laten vanuit de bek water langs de kieuwen stromeo. Zo wordt het water in de kieuwholten ververst. Insecten: gaswisseling in tracheeen. -Tracheeën zijn sterk vertakte luchtbuizen die overal in het lichaam eindigen. -Stigma\'s zijn openingen waardoor de lucht in de tracheeën stroomt. -Insecten verversen de lucht in de tracheeën door pompende bewegingen met het achterlijf te maken. Eencelligen: gaswisseling via het celmembraan. COMPETENTIES/VAARDIGHEDEN Je hebt geoefend: in het werken met de microscoop: in het maken van tekeningen; in het trekken van een conclusie uit onderzoeksresultaten.