Arbeidsveiligheid Samenvatting PDF
Document Details

Uploaded by PreeminentBrazilNutTree4566
UC Leuven-Limburg
Tags
Summary
This document provides a summary of occupational safety. It details the definitions and characteristics of work-related accidents and occupational diseases, highlighting the differences between them. The document also covers compensation procedures and preventative measures in the workplace, along with relevant legislation.
Full Transcript
PowerPoint H4 (Arbeidsongevallen en Beroepsziekten) Arbeidsongeval Definitie: Een plotse en onbedoelde gebeurtenis die zich voordoet tijdens de uitvoering van arbeid en leidt tot schade of letsel. Kenmerken: 1. Plotse gebeurtenis. 2. Verband tussen oorzaak en...
PowerPoint H4 (Arbeidsongevallen en Beroepsziekten) Arbeidsongeval Definitie: Een plotse en onbedoelde gebeurtenis die zich voordoet tijdens de uitvoering van arbeid en leidt tot schade of letsel. Kenmerken: 1. Plotse gebeurtenis. 2. Verband tussen oorzaak en letsel is meestal snel duidelijk. 3. Kan ook plaatsvinden op de arbeidsweg (woon-werkverkeer). Beroepsziekte Definitie: Een ziekte die ontstaat door langdurige blootstelling aan schadelijke omstandigheden tijdens de arbeid. Kenmerken: 1. Geleidelijke ontwikkeling (vb. door stof, geluid, chemische producten). 2. Verband tussen oorzaak en gevolg is vaak moeilijker te bewijzen. 3. Meestal opgenomen in een officiële lijst van beroepsziekten. Verschillen tussen arbeidsongeval en beroepsziekte Aspect Arbeidsongeval Beroepsziekte Tijdsverloop Plotse gebeurtenis Geleidelijk proces Oorzaak- Direct zichtbaar Moeilijker te bewijzen gevolg Plaats Kan op arbeidsweg Enkel op de werkvloer Statistiek Frequentiegraad (aantal Ernstgraad (gevolg voor ongevallen) gezondheid) Voorbeelden Arbeidsongeval: o Vallen van een ladder → gebroken been. o Contact met een lopende zaagmachine → verlies van een vinger. Beroepsziekte: o Langdurige blootstelling aan asbest → asbestose (longziekte). o Werken in lawaaierige omgeving → gehoorschade (doofheid). rSchadeloosstelling 1. Arbeidsongevallenverzekering: o Verzekering verplicht door de werkgever afgesloten. o Dekt medische kosten en uitkering bij tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid. 2. Fonds voor Beroepsziekten (FEDRIS): o Instantie die beroepsziekten onderzoekt en erkent. o Vergoeding bij aantoonbare schade door beroepsziekten. Statistieken en Parameters Frequentiegraad (Fg): Hoe vaak komen arbeidsongevallen voor? Ernstgraad (Eg): Hoe ernstig zijn de gevolgen? Globale ernstgraad: Wordt vaker gebruikt bij beroepsziekten om de impact te beoordelen. Preventieve Maatregelen 1. Arbeidsongevallen: o Gevaarlijke zones afschermen. o Training geven aan werknemers over veilig werken. o Regelmatige inspecties uitvoeren op machines en werkplekken. 2. Beroepsziekten: o Vervangen van gevaarlijke stoffen (vb. asbestvrije materialen). o Gebruik van PBM’s zoals adembescherming en gehoorbescherming. o Periodiek medisch onderzoek voor risicowerkers. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat is het verschil tussen een arbeidsongeval en een beroepsziekte? Geef een voorbeeld van elk. 2. Wat zijn frequentiegraad en ernstgraad? Hoe worden ze toegepast bij ongevallen? 3. Welke preventieve maatregelen kan je nemen om arbeidsongevallen te vermijden? Noem er minstens drie. PowerPoint H5 (Wetgeving en Veiligheidsstructuur) 1. Opbouw van de Veiligheidswetgeving De veiligheidswetgeving in België is een hiërarchisch systeem. Dit zorgt ervoor dat algemene principes en specifieke maatregelen op elkaar aansluiten. Niveau Inhoud Grondwet Beschermt basisprincipes van welzijn en veiligheid. Wetten Overkoepelende regels (vb. Welzijnswet van 1996). Gedetailleerde uitvoeringsmaatregelen (vb. KB rond PBM’s, Koninklijke Besluiten machines). Ministeriële Concrete richtlijnen over de praktische toepassing van de KB's. Besluiten Voorbeeld: Welzijnswet bepaalt dat werknemers beschermd moeten worden tegen lawaai. Een KB stelt de grenswaarden vast (85 dB(A)). Een MB beschrijft hoe lawaaimetingen uitgevoerd moeten worden. 2. Welzijnswet (1996) De Welzijnswet vervangt oudere regels zoals ARAB en legt een brede focus op veiligheid en gezondheid van werknemers. Doel: Het beschermen van werknemers tegen risico's op het werk. Bevorderen van gezondheid en welzijn. Toepassingsgebied: Geldt voor werkgevers, werknemers en derden (vb. aannemers, bezoekers). Geldt voor alle sectoren (bouw, industrie, kantoor, …). De 7 Domeinen van Welzijn: 1. Arbeidsveiligheid: Preventie van arbeidsongevallen. o Voorbeeld: Afschermen van gevaarlijke machines. 2. Bescherming van gezondheid: Vermijden van blootstelling aan schadelijke stoffen. o Voorbeeld: Gebruik van ademhalingsbescherming bij chemische stoffen. 3. Psychosociale belasting: Voorkomen van stress, burn-out, en pesten. o Voorbeeld: Opstellen van procedures tegen pesten. 4. Ergonomie: Werkomgeving aanpassen aan de mens. o Voorbeeld: In hoogte verstelbare bureaus. 5. Arbeidshygiëne: Werkomgeving proper en gezond houden. o Voorbeeld: Regelmatige reiniging en ventilatie van werkruimtes. 6. Verfraaiing van de arbeidsplaats: Zorgen voor een aangename werkomgeving. o Voorbeeld: Groene ruimtes en voldoende lichtinval. 7. Leefmilieu: Beperken van de impact op het milieu door bedrijfsactiviteiten. o Voorbeeld: Afval sorteren en beperken van uitstoot. 3. ARAB en CODEX ARAB: o Oude regelgeving die voornamelijk focust op veiligheid. o Verouderd en gedeeltelijk vervangen door de CODEX. CODEX: o Modernere wetgeving die veiligheid en welzijn geïntegreerd behandelt. o Gaat verder dan ARAB door ook ergonomie en psychosociale belasting te dekken. Vergelijking ARAB CODEX Focus Veiligheid Veiligheid + welzijn Toepassing Enkel specifieke gevaren Breder: fysiek, mentaal, ergonomisch Modernisering Verouderd Up-to-date met nieuwe risico’s 4. Rollen en Verantwoordelijkheden Werkgever: Moet een preventiebeleid opzetten. Verplicht om jaarlijks een Globaal Preventieplan (GPP) en een Jaaractieplan (JAP) op te stellen. Moet zorgen voor: o Opleidingen en trainingen. o Veilige arbeidsmiddelen. o PBM's en risicobeperkende maatregelen. Werknemer: Moet veiligheidsinstructies naleven en PBM’s gebruiken. Is verplicht om gevaren en ongevallen te melden. Voorbeeld: Een werknemer meldt losliggende kabels op de werkvloer aan de preventiedienst. Preventieadviseur: Adviseert de werkgever over veiligheid en welzijn. Taken: o Uitvoeren van risicoanalyses. o Toezicht houden op implementatie van preventiemaatregelen. Kan intern (grote bedrijven) of extern (kleine bedrijven) aangesteld zijn. 5. Preventie- en Beschermingsdiensten (PBW) 1. Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (IDPBW): o Verplicht voor alle bedrijven. o Taken: risicoanalyses, advies aan werkgever en werknemer. 2. Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (EDPBW): o Aangesteld wanneer intern onvoldoende expertise aanwezig is. o Verleent gespecialiseerde diensten zoals medische controles en hygiëneonderzoeken. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat is de Welzijnswet en welke domeinen behandelt deze wet? Geef van twee domeinen een voorbeeld. 2. Wat is het verschil tussen ARAB en CODEX? Welke wetgeving is actueler en waarom? 3. Welke verantwoordelijkheden heeft een werkgever binnen de Welzijnswet? Noem er minstens drie. 4. Wat doet een preventieadviseur? Geef een taak van de interne dienst en externe dienst. PowerPoint H6 (Werkvergunningen) 1. Wat is een Werkvergunning? Een werkvergunning is een officieel document dat toestemming geeft om specifieke werkzaamheden uit te voeren waarbij risico's aanwezig zijn. Het dient om gevaarlijke situaties te beheersen en de veiligheid van werknemers te garanderen. 2. Doel van Werkvergunningen Risico's identificeren en controleren voor aanvang van het werk. Vooraf veiligheidsmaatregelen vaststellen en communiceren aan betrokkenen. Toezicht garanderen door bevoegd personeel. Voorbeeld: Voor laswerkzaamheden in een gesloten ruimte wordt een werkvergunning uitgereikt die specifieke maatregelen vastlegt, zoals ventilatie, gasmetingen en PBM's. 3. Soorten Werkvergunningen 1. Koudwerkvergunning o Voor werkzaamheden zonder brandgevaar of explosierisico. o Voorbeeld: Reparatie van machines zonder snij- of laswerk. 2. Vuurvergunning (heet werk) o Voor werkzaamheden waarbij vuur of hitte vrijkomt en brandgevaar bestaat. o Voorbeelden: Lassen, snijbranden, slijpen. o Maatregelen: ▪ Brandblusser in de buurt. ▪ Controle op brandbare materialen. ▪ Toezicht houden tijdens en na de werkzaamheden. 3. Werkvergunning voor Besloten Ruimten o Voor werken in slecht geventileerde of moeilijk toegankelijke plaatsen. o Voorbeelden: Tanks, rioolleidingen, putten. o Maatregelen: ▪ Gasmetingen uitvoeren (zuurstofgehalte, explosiegevaar). ▪ Veiligheidswacht buiten de ruimte. ▪ Ventilatie en gebruik van ademhalingsbescherming. 4. Elektrische Werkvergunning o Voor werken aan elektrische installaties. o Maatregelen: ▪ Installatie spanningsvrij maken. ▪ Gebruik van geïsoleerd gereedschap. ▪ Toezicht door gekwalificeerde personen (BA4/BA5). 4. Onderdelen van een Werkvergunning Een werkvergunning bevat: Identificatie: Naam van de opdrachtgever en uitvoerder. Beschrijving van de werkzaamheden: Wat gaat er gebeuren? Risicoanalyse: Identificatie van mogelijke gevaren. Veiligheidsmaatregelen: o Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's). o Ventilatie of brandpreventie. o Noodprocedures (bv. evacuatieplan). Handtekeningen: Ondertekening door bevoegde personen (werkgever, preventieadviseur). 5. Procedure voor het Gebruik van Werkvergunningen 1. Voorafgaand overleg: o Werkgever en preventieadviseur bepalen of een werkvergunning nodig is. o Risico’s worden geïdentificeerd en geëvalueerd. 2. Opstellen van de vergunning: o Beschrijving van het werk en veiligheidsmaatregelen worden vastgelegd. 3. Uitreiking van de vergunning: o De werkvergunning wordt uitgereikt aan de uitvoerder (werknemer of aannemer). o Betrokkenen worden ingelicht over de risico’s en voorzorgsmaatregelen. 4. Uitvoering van de werkzaamheden: o Veiligheidsmaatregelen strikt naleven. o Toezicht houden door een bevoegde persoon. 5. Controle en afsluiting: o Na voltooiing van het werk controleert de bevoegde persoon of alles veilig is. o Werkvergunning wordt afgesloten en gearchiveerd. 6. Verantwoordelijkheden Betrokkene Verantwoordelijkheden Werkgever Toezicht houden en werkvergunning uitreiken. Uitvoerder Werkt volgens de opgelegde maatregelen. Meldt afwijkingen of gevaren. Preventieadviseur Adviseert bij de risicoanalyse en stelt veiligheidsmaatregelen voor. Veiligheidswacht Houdt toezicht bij werken in besloten ruimten of andere gevaarlijke locaties. 7. Belang van een Werkvergunning Voorkomen van arbeidsongevallen door vooraf risico's te identificeren. Zorgen voor een gestructureerde aanpak van gevaarlijke werkzaamheden. Garanderen van communicatie tussen werkgever, werknemer en preventiedienst. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat is het doel van een werkvergunning? Geef drie voorbeelden van situaties waarin een werkvergunning nodig is. 2. Wat is het verschil tussen een vuurvergunning en een koudwerkvergunning? 3. Welke veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen bij werken in besloten ruimten? Noem er minstens vier. 4. Wie zijn betrokken bij het proces van werkvergunningen en wat zijn hun verantwoordelijkheden? PowerPoint H7 (Gevaarlijke stoffen) Wat zijn Gevaarlijke Stoffen? Gevaarlijke stoffen zijn stoffen die een risico vormen voor de gezondheid, veiligheid of het milieu bij gebruik, opslag of transport. Risicocategorieën: 1. Chemische gevaren: Brandbaar, ontploffingsgevaarlijk, giftig, corrosief. 2. Gezondheidsgevaren: Veroorzaken acute of chronische aandoeningen (vb. kankerverwekkend). 3. Milieugevaren: Schadelijk voor water, lucht of bodem. Voorbeeld: Asbest: Chronisch risico → longkanker bij inademing. Benzine: Brandbaar en schadelijk bij langdurige blootstelling. Indeling Gevaarlijke Stoffen Gevarenklasse Uitleg Voorbeeld Ontvlambaar Ontsteking bij lage Benzine, alcohol. temperaturen. Ontploffingsgevaarlijk Explosiegevaar bij Dynamiet, druk en hitte. ammoniumnitraat. Toxisch (giftig) Schadelijk bij Pesticiden, lood. inademing, opname. Corrosief Veroorzaakt Zwavelzuur, bijtende schade. bleekmiddel. Milieugevaarlijk Schadelijk voor Olie, zware metalen. water en natuur. Gevaarssymbolen (CLP-regelgeving) De CLP-verordening (Classification, Labelling, and Packaging) bepaalt hoe gevaarlijke stoffen gelabeld moeten worden. Belangrijkste Symbolen: 1. Ontvlambaar: ![ ] → Brandgevaar (vb. oplosmiddelen). 2. Explosief: ![ ] → Explosiegevaar (vb. springstoffen). 3. Giftig: → Schadelijk bij opname (vb. cyanide). 4. Corrosief: 🧪 → Bijtend voor huid en materialen (vb. zuren). 5. Milieugevaarlijk: → Schadelijk voor natuur (vb. chemische oliën). H-zinnen en P-zinnen De CLP-verordening gebruikt H- en P-zinnen om risico's en veiligheidsmaatregelen aan te geven. H-zinnen (Hazard): Beschrijven het gevaar van de stof. o H220: Zeer licht ontvlambaar gas. o H351: Verdacht kankerverwekkend. P-zinnen (Precautionary): Beschrijven de voorzorgsmaatregelen. o P280: Draag beschermende handschoenen. o P301+P310: Bij inslikken onmiddellijk een arts raadplegen. Preventieve Maatregelen bij Gevaarlijke Stoffen 1. Vervangen: Gebruik een minder gevaarlijk alternatief indien mogelijk. o Voorbeeld: Watergedragen verf in plaats van oplosmiddelhoudende verf. 2. Beperken van blootstelling: o Gebruik gesloten systemen en lokale afzuiging. o Zorg voor goede ventilatie op de werkvloer. 3. Veilig opslaan en hanteren: o Bewaar stoffen in gelabelde, goed afgesloten verpakkingen. o Gebruik aparte ruimtes voor opslag van ontvlambare en giftige stoffen. 4. Gebruik van PBM’s: o Ademhalingsbescherming bij gevaarlijke dampen. o Handschoenen bij corrosieve stoffen. 5. Training en procedures: o Geef werknemers opleiding over het herkennen van gevaren en correct gebruik van PBM's. o Stel noodprocedures op bij morsen of explosiegevaar. Opslag van Gevaarlijke Stoffen Algemene Regels: 1. Bewaar gevaarlijke stoffen in een veilige opslagruimte met voldoende ventilatie. 2. Scheid incompatibele stoffen (vb. zuren en basen). 3. Gebruik lekbakken om morsen op te vangen. 4. Label alle verpakkingen duidelijk met het juiste gevaarssymbool. Specifieke regels: o Ontvlambare stoffen → opslag in brandwerende kasten. o Giftige stoffen → toegang beperken en controleren. Voorbeeld: Zware metalen moeten apart opgeslagen worden om milieuverontreiniging te voorkomen. Gezondheidsrisico's en Blootstellingslimieten 1. Grenswaarden: o TLV-TWA: Gemiddelde blootstelling over 8 uur. o TLV-STEL: Korte blootstelling (15 minuten) die niet overschreden mag worden. 2. Gezondheidsrisico’s: o Acute blootstelling → duizeligheid, irritatie, ademhalingsproblemen. o Chronische blootstelling → kanker, orgaanschade. Opleiding en Noodprocedures 1. Training van Werknemers: o Herkennen van gevaarssymbolen en H-/P-zinnen. o Gebruik van PBM’s en juiste opslagmethoden. 2. Noodprocedures: o Onmiddellijke maatregelen bij morsen of inademen. o Evacuatieplan bij brand of explosiegevaar. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat is het verschil tussen een H-zin en een P-zin? Geef een voorbeeld van beide. 2. Welke maatregelen neem je bij het opslaan van ontvlambare stoffen? Noem er minstens drie. 3. Noem drie soorten gezondheidsrisico's bij blootstelling aan gevaarlijke stoffen. 4. Hoe voorkom je blootstelling aan schadelijke dampen op de werkvloer? PowerPoint H8 (Straling) Wat is Straling? Straling is de overdracht van energie in de vorm van golven of deeltjes. Het kan afkomstig zijn van natuurlijke of kunstmatige bronnen en wordt opgedeeld in ioniserende en niet- ioniserende straling. Soorten Straling Ioniserende Straling Definitie: Straling die voldoende energie heeft om atomen te ioniseren (elektronen losmaken), wat schade kan veroorzaken aan lichaamsweefsels. Bronnen: o Radioactieve stoffen (uranium, radium). o Röntgenapparatuur (medische toepassingen). o Kernenergiecentrales. Gezondheidsrisico’s: o Acute blootstelling → stralingsziekte, brandwonden. o Chronische blootstelling → DNA-schade, kanker. Bescherming: o Tijd beperken → Verminder blootstellingsduur. o Afstand vergroten → Verdubbeling van afstand verlaagt de stralingsdosis drastisch. o Afscherming gebruiken → Lood, beton of water. Voorbeeld: Bij röntgenfoto’s draagt het personeel loodschorten en blijft het achter een beschermende wand. Niet-ioniserende Straling Definitie: Straling die onvoldoende energie heeft om atomen te ioniseren. Dit omvat elektromagnetische straling met lage frequentie. Bronnen: o Zonlicht (UV-straling). o Lasers. o Microgolven (vb. GSM-masten, magnetrons). o Radiofrequenties (vb. WiFi, mobiele telefoons). Gezondheidsrisico’s: o UV-straling → Huidverbranding, huidkanker, oogbeschadiging. o Microgolven → Opwarming van lichaamsweefsels (hyperthermie). o Lasers → Oogletsels en brandwonden. Bescherming: o UV → Zonnecrème, beschermende kleding, zonnebril. o Lasers → Veiligheidsbrillen en afscherming. o Elektromagnetische velden → Blootstelling beperken en veiligheidsafstand bewaren. Voorbeeld: Werken in een ruimte met krachtige lasers vereist het dragen van laserveiligheidsbrillen. Gevaren van Straling Soort Straling Gevaren Voorbeeldbron Ioniserende DNA-schade, kanker, acute Röntgenapparaten, Straling stralingsziekte uranium. UV-straling Verbranding, huidkanker, oogschade Zonlicht, UV-lampen. Laserstraling Oogbeschadiging, huidverbranding Laserlasapparatuur. Microgolven Verhitting van weefsels, hyperthermie Magnetrons, GSM-masten. Beschermingsmaatregelen Ioniserende Straling: 1. Tijd: Verminder de blootstellingsduur. 2. Afstand: Vergroot de afstand tot de stralingsbron. 3. Afscherming: Gebruik materialen zoals lood, beton of water. 4. Dosismeting: Gebruik dosimeters om blootstelling te meten. Voorbeeld: Kerncentrale-werknemers dragen loodschorten en gebruiken dosismeters om stralingsniveaus te monitoren. Niet-ioniserende Straling: 1. UV-straling: o Beschermende kleding en zonnebrandcrème. o Werk in schaduwrijke zones indien mogelijk. 2. Laserstraling: o Gebruik geschikte veiligheidsbrillen. o Lasers afschermen en werken volgens procedures. 3. Elektromagnetische straling: o Veiligheidsafstanden respecteren. o Blootstelling beperken door apparatuur goed af te schermen. Blootstellingslimieten Er zijn wettelijke grenswaarden voor blootstelling aan straling: Ioniserende straling: o Dosislimiet voor werknemers: 20 mSv/jaar (millisievert). o Dosislimiet voor het publiek: 1 mSv/jaar. Niet-ioniserende straling: o Blootstelling aan UV, lasers of elektromagnetische velden mag niet leiden tot gezondheidsrisico’s. o Specifieke limieten voor frequenties en intensiteiten vastgelegd in regelgeving. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat is het verschil tussen ioniserende en niet-ioniserende straling? Geef van beide een voorbeeld. 2. Welke beschermingsmaatregelen gebruik je bij blootstelling aan ioniserende straling? Noem er minstens drie. 3. Wat zijn de risico’s van UV-straling en hoe bescherm je je hiertegen? 4. Welke blootstellingslimieten gelden er voor ioniserende straling voor werknemers? PowerPoint H9 (Brand en Explosie) Wat is Brand en de Branddriehoek? Een brand ontstaat wanneer drie elementen aanwezig zijn: 1. Zuurstof: Minstens 16% zuurstof is nodig om een brand te onderhouden. 2. Brandbare stof: Materiaal dat kan branden (vb. hout, benzine, gas). 3. Ontstekingsbron: Warmte of vonken die de brandbare stof doen ontbranden. Branddriehoek: Door één van de drie elementen weg te nemen, stopt de brand. Voorbeeld: Een brandblusser verwijdert zuurstof of koelt de brandstof af. Brandfases Een brand verloopt in 4 fases: 1. Initiatiefase: Ontsteking → kleine brandhaard. 2. Groeifase: De brand breidt zich uit door meer zuurstof en brandstof. 3. Volledig ontwikkelde fase: Maximale warmte en rookontwikkeling. 4. Afkoelfase: Brand dooft uit door gebrek aan zuurstof of brandstof. Soorten Branden Branden worden ingedeeld in klassen op basis van het type brandbare stof: Brandklasse Type Brandbare Stof Voorbeelden A Vaste stoffen Hout, papier, textiel. B Vloeistoffen Benzine, olie, verf. C Gassen Propaan, butaan, aardgas. D Metalen Magnesium, aluminiumpoeder. F Olie en vetten Bakolie, frituurvet. (keukenbrand) Brandbestrijdingsmiddelen Brandblussers Brandblussers zijn ingedeeld op basis van hun werking: 1. Waterblusser: Koelt het vuur (klasse A). 2. Schuimblusser: Koelt en verstikt (klasse A en B). 3. Poederblusser: Stopt de chemische reactie (klasse A, B, C). 4. CO₂-blusser: Verdringt zuurstof → ideaal voor elektrische branden (klasse B en C). 5. Vetblusser: Speciaal voor keukenbranden (klasse F). Gebruik van een brandblusser (PASS-methode): P: Pull – Verwijder de borgpen. A: Aim – Richt de slang op de basis van het vuur. S: Squeeze – Knijp de hendel in. S: Sweep – Beweeg de straal van links naar rechts. Explosies en Explosiegrenzen Een explosie ontstaat wanneer een brandbare stof in gas- of stofvorm met zuurstof wordt gemengd en tot ontsteking komt. Explosiegrenzen: LEL (Lower Explosive Limit): Onderste explosiegrens → te weinig brandstof om te ontbranden. UEL (Upper Explosive Limit): Bovenste explosiegrens → te veel brandstof, zuurstof is beperkt. Voorbeeld: Methaangas ontbrandt tussen 5% en 15% in de lucht. Brandpreventie 1. Voorkomen van brand: o Verwijderen van brandbare materialen of ontstekingsbronnen. o Regelmatige controle en onderhoud van elektrische installaties. 2. Brandbeveiliging: o Rookmelders en branddetectoren plaatsen. o Installeren van sprinklerinstallaties in risicogebieden. 3. Training en Procedures: o Brandblusapparatuur kennen en kunnen gebruiken. o Oefenen van evacuatieprocedures. Voorbeeld: Bij brandgevaarlijke werkzaamheden (lassen) is een vuurvergunning nodig. Noodprocedures bij Brand 1. Brand detecteren: Geluid van rook- of branddetectors. 2. Brand melden: Alarm slaan (via brandmelder of mondeling). 3. Evacueren: Gebruik de dichtstbijzijnde nooduitgang. Volg de evacuatieborden. 4. Blussen: Alleen indien mogelijk en veilig → gebruik geschikte brandblusmiddelen. 5. Verzamelpunt: Meld je op het vooraf afgesproken verzamelpunt buiten het gebouw. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat zijn de drie elementen van de branddriehoek? Geef een voorbeeld van hoe je één element kunt wegnemen. 2. Welke brandklassen zijn er? Geef een voorbeeld van elk type brandbare stof. 3. Wat is het verschil tussen LEL en UEL? Waarom zijn ze belangrijk bij explosiepreventie? 4. Welke stappen volg je bij het gebruik van een brandblusser (PASS-methode)? 5. Noem drie brandpreventieve maatregelen en leg uit hoe ze werken. PowerPoint H10 (Machines en Gereedschappen) Risico's bij Machines en Gereedschappen 1. Mechanische gevaren: o Inklemmen, snijden, verbrijzelen (vb. draaiende delen). 2. Elektrische gevaren: o Elektrocutie bij slechte isolatie of defecte kabels. 3. Thermische gevaren: o Verbranding door hitte of koude oppervlakken. 4. Geluid en trillingen: o Gehoorschade of aandoeningen zoals "witte vingers". 5. Menselijke fouten: o Onvoldoende opleiding, gebrek aan aandacht of onveilig gebruik. Voorbeeld: Bij een draaiende zaagmachine kan iemand zijn hand verliezen door gebrek aan bescherming of onoplettendheid. Veiligheidsvoorschriften voor Machines 1. Machines moeten voldoen aan de CE-markering (Europese conformiteit): o Geldt voor machines in gebruik genomen na 1 januari 1995. o CE-markering bevestigt dat de machine veilig is volgens de Europese richtlijnen. 2. Noodstop: o Elke machine moet een duidelijk gemarkeerde noodstop hebben. 3. Afgeschermde gevarenzones: o Beweegbare of scherpe delen van machines moeten afgeschermd worden. 4. Onderhoud en inspectie: o Regelmatig onderhoud door bevoegde personen. o Defecte machines mogen niet in gebruik worden genomen. Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM’s) 1. Oogbescherming: Veiligheidsbril bij slijpen of zagen. 2. Handbescherming: Handschoenen bij contact met scherpe of hete oppervlakken. 3. Gehoorbescherming: Oorkappen of oordoppen bij lawaaierige machines (>85 dB(A)). 4. Voetbescherming: Veiligheidsschoenen tegen vallende voorwerpen of spijkers. 5. Kleding: Strak aansluitende werkkleding om verstrikking te voorkomen. Gebruik van Gereedschappen Handgereedschappen: 1. Moeten in goede staat verkeren → Controleer op slijtage en defecten. 2. Juiste gereedschap gebruiken voor de taak: o Geen schroevendraaier gebruiken als beitel. 3. Ergonomie: Vermijd oncomfortabele houdingen en overbelasting. Voorbeeld: Een kapotte hamer kan splinters veroorzaken → vervang bij beschadiging. Elektrisch Gereedschap: 1. Veiligheidstips: o Gebruik geïsoleerd gereedschap met dubbel geïsoleerde kabels. o Verwijder nooit veiligheidskappen of beschermingen. o Stekker uit het stopcontact bij onderhoud of wisselen van gereedschap. 2. Onderhoud: Controleer regelmatig op beschadigde snoeren en stopcontacten. Noodprocedures bij Ongevallen 1. Bij inklemming of snijwonden: o Machine onmiddellijk uitschakelen met de noodstop. o Hulpdiensten bellen en slachtoffer eerste hulp verlenen. 2. Bij elektrocutie: o Stekker direct uittrekken (indien veilig). o Slachtoffer niet aanraken voordat de stroom uitgeschakeld is. Voorbeeld: Een medewerker raakt gewond door een snijmachine → gebruik de noodstop en verleen onmiddellijk eerste hulp. Machineveiligheid in Stappen 1. Risicoanalyse: o Identificeer mechanische, elektrische en thermische gevaren. 2. Veiligheidsmaatregelen nemen: o Installeren van afschermingen en noodstopknoppen. o Juiste instructies geven aan werknemers. 3. Training en Opleiding: o Alleen bevoegde personen mogen de machines bedienen. o Regelmatige herhalingstrainingen organiseren. 4. Onderhoud: o Controleer machines regelmatig en herstel defecten onmiddellijk. Werkplekorganisatie 1. Opgeruimde werkplek: o Vermijd rondslingerend materiaal dat tot struikelen kan leiden. 2. Veilige werkruimte: o Voldoende verlichting en vrije looppaden. 3. Signalisatie: o Waarschuwingsborden en markeringen plaatsen rond gevaarlijke zones. Voorbeeld: "Verboden toegang" bord plaatsen rond machines die in onderhoud zijn. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Welke risico's kunnen ontstaan bij gebruik van machines? Noem er drie en geef een voorbeeld. 2. Wat is de CE-markering en waarom is deze verplicht? 3. Wat zijn de taken van een werknemer bij het gebruik van elektrische gereedschappen? 4. Welke maatregelen kan je nemen om verstrikking in machines te voorkomen? 5. Welke PBM’s zijn verplicht bij gebruik van machines en gereedschappen? Noem er minstens vier PowerPoint H13 (Hijsen, Tillen en Dragen) Risico's bij Hijsen, Tillen en Dragen 1. Musculoskeletale aandoeningen: Rugpijn, gewrichtsklachten of spierverrekkingen door verkeerde houdingen. 2. Val- en struikelgevaar: Bij het verplaatsen van zware of onstabiele lasten. 3. Ongevallen door vallende lasten: Onvoldoende zekering of verkeerd gebruik van hijsmaterieel. 4. Overbelasting: Langdurige of repetitieve bewegingen kunnen leiden tot chronische klachten. Ergonomie bij Tillen en Dragen Basisprincipes van Veilig Tillen 1. Beoordeel de last: o Kan de last alleen of met hulp worden verplaatst? o Is een hulpmiddel zoals een steekwagen nodig? 2. Gebruik de juiste tiltechniek: o Sta met je voeten op schouderbreedte en dichtbij de last. o Til met een rechte rug en gebogen knieën. o Houd de last zo dicht mogelijk bij het lichaam. o Til met de benen, niet met de rug. 3. Vermijd draaien tijdens het tillen: o Verplaats de voeten in plaats van de rug te draaien. 4. Verdeel het gewicht: o Verdeel de last in kleinere, lichtere delen indien mogelijk. Praktisch voorbeeld: Een werknemer tilt een zak cement van 25 kg. Hij buigt door de knieën, houdt de zak dicht bij zijn lichaam en vermijdt rugbelasting. Mechanische Hulpmiddelen Hulpmiddel Toepassing Steekwagen Verplaatsen van dozen of zakken. Palletwagen Verplaatsen van zware lasten op pallets. Heftruck Verplaatsen van grote en zware ladingen. Takels en hijskranen Hijsen van zware lasten (vb. machines). Voordelen: Verminderen fysieke belasting. Verhogen veiligheid bij verplaatsing van zware lasten. Veilig Hijsen van Lasten (Algemene Richtlijnen) 1. Gebruik gekeurd hijsmaterieel: o Takels, kranen en hijsbanden moeten periodiek gecontroleerd worden. 2. Maximale belasting: o Overschrijd nooit de WLL (Working Load Limit) van het hijsmaterieel. 3. Bevestiging: o Zorg voor een veilige en stabiele bevestiging van de last. 4. Belemmer vrije zones niet: o Laat niemand onder de last staan of lopen. Voorbereiding bij Hijswerkzaamheden 1. Controleer het hijsmaterieel op defecten. 2. Bereken het gewicht van de last. 3. Kies het juiste hijsmateriaal: kettingen, banden of hijsklemmen. 4. Communiceer duidelijk: maak gebruik van handgebaren of portofoons. Risicofactoren bij Tillen en Hijsen 1. Te zware lasten: Rugletsel door overbelasting. 2. Verkeerde houding: Gebogen rug bij het tillen. 3. Onvoldoende hulpmiddelen: Handmatig tillen van onmogelijke lasten. 4. Slechte werkplekorganisatie: Obstakels, gladde vloeren en onvoldoende ruimte. Preventieve Maatregelen 1. Werkorganisatie verbeteren: o Verdeel zware taken over meerdere personen. o Gebruik mechanische hulpmiddelen. 2. Training en opleiding: o Leer werknemers de juiste tiltechnieken. o Organiseer herhaalde training over veilig werken met hijswerktuigen. 3. Goede werkplekorganisatie: o Zorg voor voldoende ruimte, vlakke vloeren en duidelijke looppaden. 4. Gebruik PBM’s: o Veiligheidsschoenen tegen vallende voorwerpen. o Handschoenen voor grip en bescherming. Wetgeving en Normen Maximale tilbelasting: o Richtlijn → 23 kg is het maximale gewicht dat een gemiddelde werknemer mag tillen. Onderhoud en keuring: o Hijsmaterieel moet regelmatig gekeurd worden volgens wettelijke richtlijnen. o Defect materiaal mag niet gebruikt worden. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat zijn de basisprincipes van veilig tillen? Noem er vier en licht ze toe. 2. Welke mechanische hulpmiddelen kun je gebruiken bij het tillen? Geef drie voorbeelden. 3. Noem drie risico’s bij hijswerkzaamheden en hoe je ze kunt voorkomen. 4. Wat is de maximale tilbelasting voor handmatig tillen volgens de richtlijnen? 5. Welke maatregelen neem je bij het gebruik van hijsmaterieel? PowerPoint H14 (Struikelen, Uitglijden en Vallen) Risico's van Struikelen, Uitglijden en Vallen Struikelen, uitglijden en vallen zijn de meest voorkomende oorzaken van arbeidsongevallen. Ze leiden tot blessures zoals: 1. Verstuikingen en breuken: Door vallen van hoogte of struikelen. 2. Hoofdletsel: Bij harde klappen op het hoofd. 3. Rug- en nekklachten: Door een verkeerde val of uitglijden. Oorzaken: Slechte werkplekorganisatie: Rondslingerend materiaal, obstakels. Gladde oppervlakken: Water, olie, ijs. Gebrekkige signalisatie: Geen waarschuwing bij gevaarlijke zones. Verlichting: Onvoldoende zicht door slechte verlichting. Soorten Vallen 1. Vallen op gelijke hoogte Oorzaak: Uitglijden, struikelen of onregelmatige vloeren. Preventie: o Vloeren schoon en droog houden. o Antislipmatten plaatsen. o Obstakels verwijderen uit looppaden. 2. Vallen van hoogte Oorzaak: Geen valbeveiliging bij werken op ladders, stellingen of daken. Preventie: o Gebruik van leuningen, kantplanken en valnetten. o Valbeveiligingssystemen zoals harnassen met een vanglijn. o Ladders correct plaatsen (75° hoek) en goed vastzetten. Preventieve Maatregelen (Orde en Netheid) Zorg voor een opgeruimde werkplek: o Geen rondslingerend materiaal op de grond. o Kabels veilig vastmaken of afdekken. Checklist voor werkplekcontrole: o Zijn vloeren vrij van obstakels? o Is de vloer droog en schoon? o Zijn gereedschappen op de juiste plek opgeborgen? Vloeronderhoud en Veiligheid 1. Antislipmaatregelen: o Antislipmatten gebruiken op gladde oppervlakken. o Antislipverf of tapes aanbrengen. 2. Tijdig onderhoud: o Herstel gaten, scheuren of oneffenheden in vloeren. 3. Signalisatie: o Waarschuwingsborden bij natte of gladde vloeren. Veilig Gebruik van Ladders en Stellingen Ladders 1. Correct plaatsen: o Hoek van 75° (1 meter afstand op 4 meter hoogte). o Vastmaken aan de bovenkant indien mogelijk. 2. Veilig klimmen: o Altijd drie steunpunten (twee handen, één voet). o Niet boven de laatste drie sporten staan. 3. Onderhoud: o Controleer op scheuren, losse sporten of slechte verbindingen. Stellingen 1. Opbouw: o Stellingen moeten stabiel zijn en voorzien van leuningen en kantplanken. o Laat ze enkel opbouwen door bevoegd personeel. 2. Toegang: o Geen onveilige opstapjes gebruiken (vb. losse kratten). 3. Veilig werken: o Gebruik valbeveiliging zoals een harnas bij werken op hoogte. PBM’s bij Risico op Vallen 1. Veiligheidsschoenen: Met antislipzolen tegen uitglijden. 2. Valbeveiliging: Harnasgordels en vanglijnen bij werken op hoogte. 3. Helmen: Beschermen het hoofd bij vallen of vallende voorwerpen. Wetgeving rond Valpreventie Ladders en stellingen moeten voldoen aan de Europese normen (EN 131 voor ladders). Bij werken op hoogte moet valbescherming voorzien zijn vanaf 2 meter hoogte. Regelmatige inspectie van ladders, stellingen en valbeveiliging is verplicht. Richtlijnen voor werkgevers: 1. Voer een risicoanalyse uit voor werken op hoogte. 2. Zorg voor de juiste uitrusting en opleiding van werknemers. 3. Controleer of valbeveiliging effectief wordt gebruikt. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat zijn de oorzaken van vallen op gelijke hoogte? Hoe voorkom je dit? 2. Wat zijn de basisprincipes voor veilig gebruik van ladders? Noem er drie. 3. Welke maatregelen kun je nemen om vallen van hoogte te voorkomen? Geef minstens vier voorbeelden. 4. Welke PBM’s zijn verplicht bij werken met risico op vallen? 5. Wat moet je controleren bij een stelling voordat je deze gebruikt? PowerPoint H15 (Werken op Hoogte) Wat is Werken op Hoogte? Werken op hoogte omvat alle werkzaamheden waarbij een val van 2 meter of meer mogelijk is. Dit brengt grote risico's met zich mee, zoals: 1. Ernstig letsel door vallen (breuken, hoofdletsel, zelfs dodelijke afloop). 2. Vallende voorwerpen die anderen kunnen verwonden. Risico's bij Werken op Hoogte 1. Onveilig gebruik van ladders en stellingen. 2. Geen valbescherming (leuningen, harnassen). 3. Slechte weersomstandigheden (wind, regen). 4. Onstabiele ondergrond → kantelen van ladders of steigers. 5. Onvoldoende opleiding en training. Valpreventie: De Preventiehiërarchie Bij werken op hoogte wordt gewerkt volgens de preventiehiërarchie: 1. Voorkomen van werken op hoogte: Probeer werkzaamheden zoveel mogelijk op de grond uit te voeren. o Voorbeeld: Gebruik verlengstukken voor schilderen of ramen wassen. 2. Collectieve bescherming: Bescherm meerdere werknemers tegelijkertijd. o Leuningen en kantplanken op stellingen. o Valnetten plaatsen onder werkzones. 3. Persoonlijke bescherming (PBM’s): Individuele valbescherming gebruiken. o Harnasgordels met vanglijnen en valstopapparaten. 4. Procedures en opleiding: Training geven in veilig werken op hoogte. Collectieve Beschermingsmaatregelen Stellingen Opbouw en gebruik: 1. Stellingen moeten worden opgebouwd door bevoegd personeel. 2. Voorzien van leuningen, kantplanken en stevige ondergrond. 3. Controleer stellingen voor gebruik → geen losse planken of scheve constructie. Leuningen en Kantplanken Leuningen: Moeten minimaal 1 meter hoog zijn. Kantplanken: Voorkomen dat materialen naar beneden vallen. Valnetten Plaatsen onder werkzones om vallende personen op te vangen. Regelmatige controle en correcte spanning zijn vereist. Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM’s) Valbeveiliging 1. Harnasgordels: Verhinderen een dodelijke val → verbonden met een ankerpunt. 2. Vanglijnen en valstopapparaten: o Beperken de valhoogte. o Verankeringspunt moet een kracht van minimaal 10 kN kunnen weerstaan. Veiligheidsschoenen Antislipzolen → Vermijden van uitglijden. Helmen Beschermen het hoofd tegen vallende voorwerpen of bij een val. Ladders en Hoogwerkers (Veilig Gebruik) Ladders 1. Correct opstellen: o Hoek van 75° (4:1 verhouding). o Steunpunt minimaal 1 meter boven het werkvlak laten uitsteken. 2. Veilig klimmen: o Gebruik altijd drie steunpunten (twee handen, één voet). o Niet hoger klimmen dan de op twee na laatste sport. 3. Stabiliteit: o Ladder vastzetten bij gebruik. o Gebruik alleen ladders met antislipvoeten. Hoogwerkers 1. Inspectie: Controleer de hoogwerker voor gebruik (lekken, bediening). 2. Veilige bediening: o Enkel door opgeleide personen. o Niet gebruiken bij harde wind of onstabiele ondergrond. 3. Gebruik PBM’s: Valharnassen zijn verplicht bij gebruik van een hoogwerker. Risicoanalyse bij Werken op Hoogte Voordat je op hoogte werkt, moet een risicoanalyse worden uitgevoerd: 1. Identificeer de risico's: Vallen, weersomstandigheden, ondergrond. 2. Kies de juiste werkmethode: Stellingen, hoogwerkers of ladders. 3. Bepaal de maatregelen: Collectieve bescherming → PBM’s → procedures. 4. Train de werknemers: Veilig gebruik van valbeveiliging en materialen. Voorbeeld: Een dakwerker gebruikt een harnasgordel en vanglijn met een ankerpunt voordat hij begint met werken. Wetgeving bij Werken op Hoogte 1. Valbeveiliging verplicht bij werken vanaf 2 meter hoogte. 2. PBM’s zoals harnassen en vanglijnen moeten voldoen aan de Europese normen (EN 361). 3. Stellingen en ladders moeten regelmatig gecontroleerd en gekeurd worden. 4. Opleiding verplicht: Werknemers moeten getraind zijn in veilig werken op hoogte. Werkgeversverplichting: Uitvoeren van een risicoanalyse. Voorzien van de juiste uitrusting en collectieve bescherming. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat is de preventiehiërarchie bij werken op hoogte? Geef van elk niveau een voorbeeld. 2. Welke collectieve maatregelen bestaan er om vallen van hoogte te voorkomen? Noem er drie. 3. Wat zijn de richtlijnen voor veilig gebruik van ladders? Noem minstens vier. 4. Welke PBM’s zijn verplicht bij werken op hoogte? Geef er drie en licht ze toe. 5. Wat zijn de wettelijke verplichtingen van de werkgever bij werken op hoogte? PowerPoint H16 (Besloten Ruimten) Wat is een Besloten Ruimte? Een besloten ruimte is een plaats die niet specifiek ontworpen is voor langdurig verblijf, vaak slecht geventileerd en moeilijk toegankelijk. Kenmerken: 1. Beperkte toegang (vb. mangat, kleine opening). 2. Slechte luchtcirculatie → kans op zuurstofgebrek of giftige dampen. 3. Risico op explosiegevaar of verstikking. Voorbeelden: Tanks, silo’s, riolen, putten, ondergrondse ruimten, reactorvaten. Risico's bij Werken in Besloten Ruimten 1. Zuurstofgebrek: Minder dan 17% zuurstof in de lucht → verstikking. 2. Giftige gassen: CO (koolmonoxide), H2S (waterstofsulfide), oplosmiddeldampen. 3. Explosiegevaar: Ophoping van brandbare gassen binnen de explosiegrenzen (LEL/UEL). 4. Fysieke gevaren: Vallen, struikelen, beperkte bewegingsruimte. 5. Thermische belasting: Hitte of koude kan het lichaam overbelasten. Risicoanalyse vóór Betreden Voordat je een besloten ruimte betreedt, is een grondige risicoanalyse verplicht: 1. Identificeer alle gevaren: Zuurstofgebrek, giftige gassen, fysieke risico's. 2. Meet de luchtkwaliteit: o Zuurstofgehalte → Minimaal 19-23%. o Controleer op aanwezigheid van gassen (CO, H2S, methaan). 3. Stel veiligheidsmaatregelen op: o Ventilatie, PBM’s, communicatie. 4. Zorg voor een werkvergunning: Deze moet vooraf opgesteld en ondertekend zijn. Veiligheidsmaatregelen bij Werken in Besloten Ruimten 1. Ventilatie Zorg voor natuurlijke of mechanische ventilatie om zuurstofgebrek of gasophoping te voorkomen. Continu meten van zuurstofgehalte tijdens de werkzaamheden. 2. Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM’s) o Adembescherming: ▪ Onafhankelijke ademluchttoestellen (vb. persluchtmasker). ▪ Filtermaskers zijn niet voldoende bij zuurstofgebrek. o Valbeveiliging: Harnas en reddingslijn → voor evacuatie bij noodgevallen. o Veiligheidshelmen: Bescherming tegen stoten of vallende voorwerpen. o Handschoenen en veiligheidskleding: Bescherming tegen chemische of fysieke gevaren. 3. Gasmetingen Voer continu gasmetingen uit op drie niveaus: 1. Bodem: Zwaardere gassen zakken naar beneden (vb. H2S). 2. Midden: Luchtverdeling rond werkhoogte. 3. Plafond: Lichtere gassen stijgen op (vb. methaan). 4. Veiligheidswacht Een veiligheidswacht staat altijd buiten de besloten ruimte: o Houdt visueel en verbaal contact met de werknemer. o Is verantwoordelijk voor het activeren van de reddingsprocedures. Communicatie en Noodprocedures 1. Communicatiesystemen: o Gebruik portofoons of andere communicatiemiddelen. 2. Noodprocedures: o Een evacuatieplan opstellen vóór de start. o Oefen reddingsacties regelmatig (redding met harnas en takel). 3. Reddingsmateriaal: o Reddingsharnas en lier voor evacuatie. o EHBO-materiaal en zuurstofmaskers ter beschikking houden. Werkvergunning voor Besloten Ruimte Een werkvergunning is verplicht en bevat: Beschrijving van de werkzaamheden. Identificatie van risico's en veiligheidsmaatregelen. Gasmetingen: Beginwaarden en continue monitoring. PBM’s en reddingsmiddelen die beschikbaar zijn. Handtekeningen van bevoegde personen (werkgever, preventieadviseur). 8. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat zijn de risico’s van werken in besloten ruimten? Noem er vier. 2. Welke gasmetingen zijn nodig bij het betreden van een besloten ruimte? 3. Wat is de rol van de veiligheidswacht? Wat zijn zijn taken? 4. Welke PBM’s zijn verplicht bij zuurstofgebrek? Waarom? 5. Wat moet er in een werkvergunning staan voor werken in een besloten ruimte PowerPoint H17 (Geluid) Wat is Geluid en Lawaai? Geluid: Trillingen die zich door een medium (lucht, water, of vaste stoffen) verspreiden en door het oor kunnen worden waargenomen. Lawaai: Elk geluid dat storend, hinderlijk of schadelijk is voor de mens. Belangrijk onderscheid: Geluid = neutraal. Lawaai = negatief en vaak schadelijk. Parameters van Geluid 1. Geluidsdrukniveau (dB): De sterkte van het geluid wordt gemeten in decibel (dB). o Het oor kan geluiden horen tussen 0 dB (drempel van horen) en 120 dB (pijngrens). 2. Frequentie (Hz): Het aantal trillingen per seconde. o Lage frequentie → Donker geluid (vb. motor). o Hoge frequentie → Scherper geluid (vb. fluit). 3. Blootstellingsduur: De tijd dat iemand wordt blootgesteld aan geluid bepaalt het risico op gehoorschade. Voorbeeld: Kortdurend geluid: Explosie → directe schade bij hoge dB. Langdurig geluid: Dagelijkse blootstelling aan 85 dB → gehoorschade op termijn. Geluidsgrenzen en Risico's Geluidsgrenzen volgens de wet: 1. 85 dB(A): Wettelijke grens voor langdurige blootstelling → gehoorbescherming is verplicht. 2. 87 dB(A): Maximale blootstelling inclusief gehoorbescherming. 3. 90-120 dB(A): Gevaarlijke niveaus → directe gehoorschade mogelijk. Risico's van Lawaai: 1. Gehoorschade: o Tinnitus (oorsuizen). o Permanente doofheid door beschadiging van haarcellen in het oor. 2. Stress en vermoeidheid: o Verhoogde bloeddruk, concentratieverlies. 3. Communicatiestoornissen: o Moeilijk verstaanbaar spreken op lawaaierige werkplaatsen. 4. Verhoogde ongevallenrisico’s: o Alarmen en waarschuwingssignalen zijn niet hoorbaar. Preventieve Maatregelen tegen Geluid 1. Geluidsbron aanpakken Gebruik stillere machines en apparaten. Voer regelmatig onderhoud uit → versleten machines produceren meer geluid. Plaats dempers of geluidsabsorberende materialen rond de bron. 2. Geluidsoverdracht beperken Afscherming van lawaaibronnen met geluidsschermen of omkastingen. Gebruik van trillingsdempers op machines. 3. Collectieve bescherming Afzuiging van lawaai: Geluidsabsorberende plafonds, muren en vloeren installeren. Zonebeheer: Geluidsarme werkzones inrichten en lawaaierige zones afbakenen. 4. Individuele bescherming (PBM’s) Gehoorbescherming is verplicht vanaf 85 dB(A): o Oordoppen: Verminderen geluid met 15-30 dB. o Oorkappen: Bieden betere bescherming bij zeer hoge geluidsniveaus. Voorbeeld: Bij slijpen van metaal (95 dB) dragen werknemers oorkappen en werken in een aparte lawaaizone. Risicoanalyse Geluid 1. Meten van geluidsniveaus: Gebruik van een geluidsmeter om de dB(A)-waarden op de werkplek te meten. 2. Identificeren van risicozones: o Zones boven 85 dB(A) → markeren en signaleren. 3. Maatregelen nemen: o Gehoorbescherming verplicht stellen. o Collectieve maatregelen zoals omkasting en dempers installeren. 4. Periodieke controle: Regelmatige metingen en aanpassing van maatregelen. PBM’s en Gehoorbescherming Type Voordelen Toepassing Gehoorbescherming Oordoppen Comfortabel, lichtgewicht Langdurige blootstelling. Oorkappen Betere demping bij hoog Werkplaatsen met 90+ geluid dB(A). Geluidsmaskers Volledige afscherming van Specialistische geluid toepassingen. Wetgeving rond Geluid Gehoorbescherming verplicht bij: o Langdurige blootstelling vanaf 85 dB(A). o Geluidsniveaus die tijdelijk boven de 87 dB(A) komen. Werkgeversverplichtingen: o Risicoanalyse uitvoeren en maatregelen nemen. o Gehoorbescherming voorzien en trainen over correct gebruik. o Geluidsniveaus regelmatig controleren. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat is het verschil tussen geluid en lawaai? Geef een voorbeeld van beide. 2. Vanaf welk geluidsniveau is gehoorbescherming verplicht? Wat zijn de wettelijke geluidsgrenzen? 3. Welke preventieve maatregelen kun je nemen tegen geluidsoverlast? Noem er vier. 4. Wat zijn de gevolgen van langdurige blootstelling aan lawaai? Noem er drie. 5. Hoe kan je geluidsoverlast bij de bron verminderen? Geef een praktisch voorbeeld. PowerPoint H18 (PBM’s - Persoonlijke Beschermingsmiddelen) PowerPoint H18 (PBM’s - Persoonlijke Beschermingsmiddelen) Wat zijn PBM's? Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM’s) zijn uitrustingen die een werknemer beschermen tegen specifieke risico’s die niet volledig kunnen worden vermeden door collectieve maatregelen of technische oplossingen. Doel: Het verminderen van de impact van risico’s op veiligheid en gezondheid tijdens het werk. Voorwaarden voor het Gebruik van PBM’s PBM’s moeten: 1. Verplicht zijn wanneer risico’s niet kunnen worden uitgesloten door andere maatregelen. 2. CE-gemarkeerd zijn → voldoen aan Europese normen. 3. Correct gekozen worden na een risicoanalyse. 4. Onderhouden en vervangen worden indien beschadigd. 5. Altijd gepaard gaan met een opleiding over correct gebruik. Verantwoordelijkheden Betrokkene Verantwoordelijkheden Werkgever PBM’s voorzien, onderhouden, en vervangen. Opleiding geven over gebruik. Werknemer PBM’s correct dragen en onderhouden. Defecten melden aan de werkgever. Preventieadviseur Adviseert bij het kiezen van de juiste PBM’s en controleert het gebruik ervan. Soorten Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM’s) 1. Hoofdbescherming Doel: Bescherming tegen stoten, vallende voorwerpen en elektrische gevaren. Voorbeeld: Veiligheidshelmen (EN 397). Toepassing: Bouwwerven, industriële zones, werken op hoogte. 2. Oog- en Gezichtsbescherming Doel: Bescherming tegen stof, chemische spatten, hitte en lichtstraling. Voorbeelden: o Veiligheidsbril → tegen stof of spatten. o Lasschild of lashelm → bescherming tegen UV- en IR-straling bij lassen. Norm: EN 166. 3. Gehoorbescherming Doel: Bescherming tegen schadelijk geluid (>85 dB(A)). Voorbeelden: o Oordoppen: Licht en comfortabel (15-30 dB demping). o Oorkappen: Bieden meer demping bij hogere geluidsniveaus. Toepassing: Industriële werkplaatsen, bouwwerven, luchthavens. 4. Ademhalingsbescherming Doel: Bescherming tegen giftige dampen, stof, rook of zuurstofgebrek. Soorten: 1. Filtermaskers: Zuiveren de lucht (vb. stofmaskers - EN 149). 2. Ademluchttoestellen: Onafhankelijke luchttoevoer bij zuurstofgebrek. Toepassing: Chemische industrie, besloten ruimten, laswerkzaamheden. 5. Handbescherming Doel: Bescherming tegen snijden, verbranden, chemische stoffen of elektrische risico's. Voorbeelden: o Lederen handschoenen → tegen hitte of snijwonden. o Chemisch bestendige handschoenen → tegen zuren of oplosmiddelen. Norm: EN 388 (mechanische risico's), EN 374 (chemische risico’s). 6. Voetbescherming Doel: Bescherming tegen vallende voorwerpen, scherpe materialen en elektrische risico’s. Voorbeelden: o Veiligheidsschoenen met stalen neus (EN 20345). o Antislipzolen voor gladde vloeren. Toepassing: Bouwsector, magazijnen, productiehallen. 7. Valbescherming Doel: Bescherming tegen vallen van hoogte. Voorbeelden: o Harnasgordels (EN 361). o Vanglijnen en valstopapparaten. Toepassing: Werken op daken, steigers of hoogwerkers. 8. Beschermende Kleding Doel: Bescherming tegen hitte, kou, chemische stoffen, elektrische gevaren. Voorbeelden: o Brandvertragende kleding. o Chemisch bestendige pakken. o Reflecterende vesten voor zichtbaarheid (EN ISO 20471). Selectie van PBM’s De keuze van PBM’s hangt af van: 1. De risicoanalyse: Welke risico’s zijn aanwezig? 2. De aard van het werk: Is er blootstelling aan chemische stoffen, lawaai, of valgevaar? 3. Comfort en draagbaarheid: PBM’s moeten comfortabel zijn zodat ze correct gedragen worden. Onderhoud en Controle van PBM’s PBM’s moeten: 1. Regelmatig geïnspecteerd worden op slijtage of defecten. 2. Gereinigd en gedesinfecteerd worden na gebruik. 3. Tijdig vervangen worden bij beschadiging of na de houdbaarheidsdatum. 8. Voorbeeldvragen (ter oefening): 1. Wat zijn PBM’s en wanneer moeten ze worden gebruikt? 2. Geef drie voorbeelden van oog- en gezichtsbescherming en licht toe wanneer ze nodig zijn. 3. Welke PBM’s zijn verplicht bij werken met lawaai vanaf 85 dB(A)? 4. Welke PBM’s gebruik je bij risico op vallen van hoogte? Noem er drie. 5. Waarom is onderhoud van PBM’s belangrijk? Noem twee redenen.