Aristoteles 12.06 PDF
Document Details
Uploaded by JoyfulFrancium2289
Radboud University
Tags
Summary
This document is a study material related to the philosophy of ancient Greece. The text covers topics such as logic, knowledge, and the soul, and is likely part of a larger collection of notes or a work on Aristotle.
Full Transcript
384 Geboren te Stagira in Macedonië 367 Toetreding tot Plato’s Academie 348/7 Dood van Plato 347‐343 Verblijf bij Hermias van Atarneus in Klein‐Azië 343‐336 Leraar van Alexander de Grote 335 Terugkeer naar Athene en stichting Lyceum 323 Dood van Alexander de Grote 322 Dood van Aristoteles, opgevolgd...
384 Geboren te Stagira in Macedonië 367 Toetreding tot Plato’s Academie 348/7 Dood van Plato 347‐343 Verblijf bij Hermias van Atarneus in Klein‐Azië 343‐336 Leraar van Alexander de Grote 335 Terugkeer naar Athene en stichting Lyceum 323 Dood van Alexander de Grote 322 Dood van Aristoteles, opgevolgd door Theophrastus Werken Werktuigen: logica en wetenschapsfilosofie Praktisch: ethiek en politiek Theoretisch: natuurfilosofie en metafysica Productief: rhetorica en poetica Allemaal werken bedoeld voor in de school. Zijn werken voor buiten de school zijn verloren gegaan, maar dat waren de echte mooie werken. Esthetisch vergelijken met Plato is dus niet helemaal eerlijk. Logica Hij was niet de eerste die met logica kwam, maar wel degene die logica als systeem opzette. Syllogismen, predikaatlogica. Combineren van drie proposities. Onderscheid in: subject (onderwerp, bijv filosofen), predikaat (naamwoordelijk deel van het gezegde, bijv sterfelijk), middenterm (kan zowel subject als predikaat zijn - verschillende functies, bijv mensen). 4 soorten proposities: universeel bevestigend/ontkennend, particulier bevestigend/ontkennend. Beperkingen van Aristoteles’ termen‐logica: geen modale proposities, geen andere dan subject‐ predicaat‐proposities. Nauwelijks toepassingen in Aristoteles’ eigen werk. Steeds inductiever, zelfs. Kennis Er is geen aangeboren kennis, alles komt door waarneming -> generalisatie + abstractie. Inductie! Onderzoek begint bij 'endoxa', aannemelijke opvattingen: opvattingen die door de meeste mensen worden aangehangen, opvattingen die door gezaghebbende personen (bijv. eerdere filosofen) zijn verkondigd. In relatie tot zijn eigen opvattingen: Aristoteles bezat het grote plaatje, andere mensen hadden iets kleins gezien. Alle dieren hebben de waarneming. Sommige hebben op basis van waarneming een geheugen, en leven met een geheugen en voorstelling/fantasie. De dieren die een geheugen en gehoor hebben, kunnen ook nog leren, en bij mensen ontstaat door het leren van herhaling (herinneringen aan dezelfde zaak) ervaring. Uit die ervaring ontstaat kennis en kundigheid, wanner er door uit ervaring opgedane inzichten een oordeel voortkomt. Kennis en kundigheid komen tot stand door middel van ervaring. Kundigheid ontstaat wanneer er uit door ervaring opgedane inzichten een oordeel voortkomt. Daarmee is ervaring (en handelen) het onderkennen van bijzondere gevallen, en kundigheid het onderkennen van algemene. Mensen met kundigheid vinden we toch over het algemeen verstandiger dan mensen met ervaring, doch niet in alle gevallen. Ervaring gaat over het 'dat', kennis en kundigheid over 'omdat' en de oorzaak. Ervaring is op individuen betrekkelijk, kennis en kundigheid op hele klasse. Echt lesgeven heeft betrekking op het algemene, daarom kan kennis en kundigheid beter onderwezen worden dan de ervaring. Daarnaast is het inzicht in het omdat ook nodig om les te kunnen geven. De kennis die gericht is op de vervulling van noodzakelijke behoeften kwam eerst, toen het veraangenamen van het leven, toen de rest. Pas wanneer behoeften zijn voorzien, is er tijd en ruimte om over andere dingen na te denken. De laatste van deze vormen van kennis getuigt van de meeste wijsheid, theoretische kennis is hogere wijsheid dan productieve. Kennis van de eerste beginselen en oorzaken. Filosofie is ontstaan door verwondering gewekt door dingen om hen heen, die ze gingen bevragen en bevragen tot ze bij grote kwesties uitkwamen. Dit is ook een vorm van theoretische kennis, want mensen begonnen met filosoferen om van hun onwetendheid af te komen, niet om de opgedane kennis praktisch toe te passen. Filosofie is het zoeken naar kennis omwille van haarzelf en het weten, niet om enig nut dat in de kennis ligt. Een wijze heeft dus bij uitstek inzicht in de verklarende oorzaken en beginselen, omdat het kennis is zonder praktische toepasbaarheid maar puur om het hebben van kennis. Wijsheid is de kennis die wordt verkozen omwille van haarzelf en van het weten, dan die welke verkozen wordt omwille van haar resultaten; wijsheid is eerder de kennis die de leiding geeft dan die welke diensten verleent. Categorieën 1. Substantie ((deze) man, (dit) paard) Accidenten: 2. Kwantiteit (twee meter lang) 3. Kwaliteit (geletterd) 4. Relatie (dubbel, groter) 5. Plaats (op de markt) 6. Tijd (gisteren, vorig jaar) 7. Houding (zitten, liggen) 8. (Aan)hebben (schoenen aanhebben) 9. Doen (snijden) 10. Ondergaan (gesneden worden) Manier waarop gesproken wordt komt overeen met werkelijkheid. Accidenten zijn afhankelijk van substantie, zeggen er iets over, zijn op zichzelf niets. Hij geeft wel toe dat deze 10 enigszins arbitrair zijn, maar de lijn tussen substantie en accident is erg belangrijk. Substantie Eerste substantie: het individuele wezen of ding. deze mens, Socrates Tweede substantie: de algemene klasse waartoe de eerste substantie behoort, de essentie, de watheid, de vorm. mens, levend wezen Taalkundige achtergrond is dat je hetzelfde kan zeggen over individu als klasse. Eerste substantie bestaat uit: materie: onbepaaldheid, potentie, individualiteit (deze mens) vorm: bepaling, actualiteit, soortelijke bepaaldheid (deze mens) Vorm Plato heeft het over een transcendente vorm (overstijgend, heeft betrekking op de bovenzinnelijke wereld, 'boven de dingen uitstijgend'), Aristoteles over een immanente vorm (hoort bij datgeen waar je het over hebt en reikt niet verder dan, intrinsiek, beperkt tot wereld van de ervaringen, 'in de dingen verblijvend'). Individuen kunnen een vorm delen, daarom weten we waar we het over hebben. Aristoteles gelooft ook in een soort essentie, maar de zit in ons, en wat 'doorgegeven' wordt van vader op zoon, al gelooft hij niet in een soort oermens. Probleem: wat onderscheidt de vorm van de mens? Aristoteles vorm komt overeen met Plato's idee, geven beiden aan dingen hun soortelijke bepaaldheid. Verschil is dus transcendent tegenover immanent, en dat Plato's ideeën zich over allerlei categorieën uitstrekken maar Aristoteles alleen vormen van natuurlijke primaire substanties erkent. Verandering Verandering is iets van de natuur, moet bestudeerd worden. Er is accidentele en substantiele verandering. Verandering is er alleen maar omdat iets anders hetzelfde blijft (afwezigheid van vorm). Accidentele verandering: een witte buste van Socrates rood maken Substantiele verandering: uit een blok marmer de buste maken. Er zit een potentie in dat blok, die wordt geactualiseerd, de actualiteit is de Socratesbuste. Zonder potentie is er geen afwezigheid van vorm. Oorzaken Materiele oorzaak: (omgevormd) marmer Vormoorzaak: hoofd van Socrates Bewerkstelligende oorzaak: beeldhouwer Doeloorzaak: verbeelden van Socrates Oorzaak kan je zien als een verklarende factor. Teleologie Aanname dat er in de natuur doeloorzaken aan het werk zijn. Intentionele teleologie zien we bij Plato en de Stoicijnen, bij Aristoteles zien we immanente teleologie. Voorbeeld: De doeloorzaak van het uitgroeien van een eikel tot een eik is het in de eikel ingebouwde, natuurlijke streven om een volwassen eik te worden. Drie soorten doelen: iets wat omwille van zichzelf wordt nagestreefd iets wat omwille van iets anders wordt nagestreefd iets wat soms omwille van zichzelf, soms omwille van iets anders wordt nagestreefd Geluk behoort tot iets wat altijd omwille van zichzelf wordt nagestreefd. Kosmologie De vijf elementen Kenmerk van een element is dat ze onveranderlijk zijn (net als bij Empedocles), maar door bepaalde processen kunnen ze wel in elkaar veranderen. Daardoor is er een cyclus, en is onze wereld oneindig Element + natuurlijke beweging: Aether (hemelse element), cirkelbeweging Vuur en lucht, omhoog van het midden vandaan Water en aarde, omlaag naar het midden toe Hemelsferen Elke hemelsfeer is een onbewogen beweger, d.w.z. dat deze geen bewerkstelligende oorzaak buiten zichzelf heeft. Buiten de buitenste hemelsfeer bevindt zich de eerste onbewogen beweger, die fungeert als doeloorzaak voor alle overige bewegingen. Beweging komt niet door God, die is een soort volmaakt in zichzelf gekeeerd. God Aangezien actualiteit volmaakter is dan potentie, moet het Goddelijk intellect een zuiver actueel intellect zijn, d.w.z. een daadwerkelijk denkend intellect. Aangezien er geen denkobject volmaakter is dan het Goddelijk intellect zelf, moet het Goddelijk intellect (aan) zichzelf denken. Het Goddelijk intellect is voorwerp van verlangen en navolging, en dus doeloorzaak, voor al het overige. De ziel De ziel is de vorm, de eerste actualiteit, van een natuurlijk lichaam dat in potentie leven bezit. Tussen lijk en levend mens maakt de ziel het verschil uit. Een eerste actualiteit (bijv. leven) is een actualiteit die een tweede potentie (bijv. waarnemingsvermogen) met zich meebrengt. De actualisatie hiervan leidt tot een tweede actualiteit (bijv. daadwerkelijk waarnemen). Soorten zielen 1. Vegetatieve ziel - groei, voeding, voortplanting - planten 2. Sensitieve ziel - waarneming, beweging - dieren 3. Cognitieve ziel - denkvermogen - mensen Hij stelt dat de relatie tussen meester en slaaf natuurlijk is, waarbij de slaaf een verlengstuk is van de meester, zoals het lichaam een verlengstuk is van de ziel. Hier is geen sprake van een conflict of overheersing, maar eerder van complementariteit: de ziel en het lichaam werken samen, waarbij het lichaam de uitvoerende kracht is die wordt geleid door de rede van de ziel. Dit weerspiegelt Aristoteles’ teleologische visie, waarbij hij de harmonie benadrukt tussen verschillende delen van een geheel. Ethiek Deugd, arete, aangeleerde karakterhouding die ons in staat stelt om het midden te vinden bij redelijke keuzes. Politiek De mens is een sociaal/politiek dier. Het goede leven kan daarom alleen binnen een (politieke) gemeenschap worden bereikt. Tot op zekere hoogte is het geluk van een individu ook afhankelijk van het geluk van de medemens, vooral die in de naaste kringen: familie, vrienden, medeburgers. nomos-fusis debat in slavernij: is slavernij natuurlijk (voor sommige mensen beter of rechtmatig) of tegennatuurlijk? Dominantie en ondergeschiktheid zijn volledig natuurlijke gegevens. Bij alles wat uit delen bestaat (gescheiden of gebonden), is het zichtbaar wat het dominante en ondergeschikte deel is, in bezielde wezens is dit zelfs op basis van een bepaalde natuurlijke wetmatigheid, maar bij dingen die geen deel hebben aan het leven is er ook een bepaalde dominantie te herkennen. Kritische vraag: hoe weet je of iets natuurlijk is? Als je het in een natuurlijke toestand gaat onderzoeken, is het dan nog in natuurlijke toestand? En wat is die natuurlijke toestand, wie bepaalt dat? Rechtvaardigheid bestaat in welgezindheid Rechtvaardigheid bestaat in de sterkere die zijn macht gebruikt Derde opvatting ontkent dat het kwalitatief hogere leiding moet geven en heersen Geluk Geluk is niet een goed tussen velen, want dan kan je de surplus verkiezen. Het geluk is gelegen in de eigen taak. Het volbrengen van die taak, goed uitoefenen van de eigen functie, leidt tot geluk. De taak van de mens als mens bestaat uit een activiteit van de ziel die zich volgens, of in ieder geval niet los van, de rede voltrekt. De taak is het voortreffelijk volgen van die ratio, handelen volgens de rede. Niet alleen de theorie perfect kennen, maar er ook naar handelen. Het menselijk geluk is gelegen in een soort volledig en voortreffelijk handelen, de deugd (aretê). Een enkele dag of een korte tijd van geluk stemt niet overeen met het meest volkomen geluk, dat kan eigenlijk pas na afloop (misschien wel aan het eind van het leven) beschouwd worden. Drie soorten goederen: Uitwendige goederen, goederen of kwaliteiten van de ziel, goederen of kwaliteiten van het lichaam. Geluk behoort tot goederen of kwaliteiten van de ziel, omdat geluk zoiets is als een goed leven of succes, en dat bereikt wordt door handelen in overeenstemming met de ziel. De andere twee werken wel mee aan geluk, maar meer als noodzakelijke voorwaarde.