Plato's Ideëenleer - PDF
Document Details
Uploaded by JoyfulFrancium2289
Radboud University
Tags
Summary
This document discusses Plato's theory of Forms, or Ideas, a core concept in ancient Greek philosophy. The summary provides insights into Plato's thoughts on the nature of reality, knowledge, and ethics. It examines the relationship between the physical world and the world of Forms. Key concepts like the Theory of Forms and epistemology are presented.
Full Transcript
Geboren te Athene 428/7 Dood van Socrates 399 Stichting Academie 387 Toetreding Aristoteles tot Academie 367 Plato sterft, opgevolgd door Speusippus 348/7 Ideeënleer Een idee is het unieke, zuivere, zelfstandig bestaande, onvergankelijke prototype van een soort of een klasse of een algemeen...
Geboren te Athene 428/7 Dood van Socrates 399 Stichting Academie 387 Toetreding Aristoteles tot Academie 367 Plato sterft, opgevolgd door Speusippus 348/7 Ideeënleer Een idee is het unieke, zuivere, zelfstandig bestaande, onvergankelijke prototype van een soort of een klasse of een algemeen begrip. Een idee is bij uitstek datgene wat andere dingen alleen maar zijn door participatie aan die idee (zelf‐predicatie, elk idee zegt iets over zichzelf). De Ideeën behoren tot de onzichtbare, onveranderlijke dingen. Plato stelt deze Ideeën tegenover de fysieke objecten in de zintuiglijke wereld, die veranderlijk en vergankelijk zijn. Het lichaam behoort tot de zichtbare en veranderlijke dingen, omdat het fysiek en sterfelijk is. Toepassingen Metafysica / ontologie Alleen de Ideeën bestaan werkelijk, de dingen om ons heen zijn hiervan slechts onvolmaakte afbeeldingen. Onvolmaakte kopieën van essentie (die werkelijk bestaat). Epistemologie Alleen van de Ideeën hebben we werkelijke kennis, over de dingen om ons heen hebben we slechts meningen (voortdurende staat van verandering -> Heraclites) Ethiek De deugden zijn niet relatief maar gefundeerd op eeuwige en onveranderlijke Ideeën. Er is een soort absolute rechtvaardigheid waaraan we kunnen toetsen of acties in deze wereld goed, slecht, etc. zijn. Drie vergelijkingen Zonvergelijking Net zoals de zon voor zichtbaarheid van het bestaan zorgt, zorgt het goede voor kenbaarheid van het bestaan. Grot Schaduwen zijn concrete objecten, gevangenen zijn wij, objecten zijn Ideeën, vuur is demiurg (?), de zon is het Goede. De drie bedden Een geschilderd bed is een imitatie door een schilder van het concrete object bed, dat weer een imitatie is door een handwerkman van De Idee bed, geschapen door God. Zelfkritiek Op een gegeven moment ook kritiek gegeven op zijn eigen Ideeënleer, Parmenides (128d– 132e). Ideeën van haar, slijk en vuil. Als Ideeën zulke intens verheven concepten zijn, klopt het dan wel dat er ook Ideeën van vuil etc zijn? Is er een perfecte eeuwige vorm van Vuilnis? Participatie‐probleem Iets participeert aan een Idee om zo aan eigenschappen te komen. Zelfpredikatie is hier het grote probleem. a. Participatie aan de hele Idee. Als een object participeert in de hele Idee, hoe kan die Idee dan tegelijk in meerdere objecten aanwezig zijn? Bijvoorbeeld, als een mooie bloem participeert in de volledige Idee van schoonheid, zou die Idee dan niet opgesplitst worden en daardoor haar eenheid verliezen? b. Participatie aan een deel van de Idee. Als een object slechts aan een deel van de Idee participeert, hoe kan die Idee dan nog als een ondeelbaar geheel worden opgevat? Dit lijkt de volmaaktheid en universaliteit van de Idee te ondermijnen. ‘Derde‐mens’‐probleem Gemeenschappelijke eigenschappen nodig om relaties tussen objecten te kunnen verklaren. Als we aannemen dat meerdere objecten (bijvoorbeeld mooie dingen) gemeenschappelijke eigenschappen hebben doordat ze participeren in de Idee van schoonheid, dan lijkt er nog een andere Idee nodig te zijn om de relatie tussen die objecten en de Idee van schoonheid te verklaren. Maar als we die nieuwe Idee introduceren, ontstaat hetzelfde probleem opnieuw: we hebben nóg een Idee nodig om de relatie tussen deze nieuwe Idee en de eerdere te verklaren. Dit leidt tot een oneindige regressie, omdat voor elke Idee een nieuwe Idee nodig is om de participatie te verklaren. Ideaal mens staat naast de andere mens want is zelfpredikaat, maar hoe verklaar je dan de relatie met de Idee? Onkenbaarheid van de Ideeën Als de Ideeën in een transcendente wereld bestaan en volledig losstaan van de zintuiglijke wereld, hoe kunnen we ze dan ooit begrijpen of kennen? Onze kennis lijkt immers afhankelijk van waarnemingen in de zintuiglijke wereld. Is het dan überhaupt nog wel nuttig om te proberen ze te kennen? De ziel Onsterfelijkheid De ziel is het levensbeginsel, dus nauwe relatie met (identiek aan?) Idee leven. Dus, immuun tegen tegendeel, dus ziel is onsterfelijk. Argumenten: 1. Cyclus van tegengestelden (Phaedo) 2. Herinnering van Ideeën (Phaedo / Meno) 3. Verwantschap met Ideeën (Phaedo) 4. Ziel als Idee van ‘Leven’ (Phaedo) 5. Ziel als zelf‐beweger (Phaedrus) 6. Geen vernietiging door eigen kwaal (Staat) Voortbestaan: Een onzuivere ziel is een ziel die tijdens het leven gehecht is aan het lichaam en fysieke verlangens. Na de dood blijft een onzuivere ziel gebonden aan de fysieke wereld en kan zij wedergeboren worden in een nieuw lichaam. Een zuivere ziel is een ziel die tijdens het leven afstand heeft genomen van lichamelijke verlangens en zich heeft gericht op de wereld van de Ideeën. Na de dood gaat een zuivere ziel naar een goddelijke en eeuwige sfeer, waar zij vrij is van fysieke beperkingen. Driedeling 1. Redelijk - in het hoofd 2. Strevend - in de borst 3. Begerend - in de buik Ziel Deugd Staat redelijk verstand bestuurders strevend moed helpers begerend ingetogenheid handwerkers Ziel Deugd Staat rechtvaardigheid De ziel is verwant aan de onzichtbare en onveranderlijke dingen, maar zolang de ziel verbonden is met het lichaam, is zij deels beïnvloed door de veranderlijkheid van het fysieke bestaan. Pas na de dood kan de ziel volledig zuiver en onveranderlijk zijn. Plato vergelijkt de ziel met een meester en het lichaam met een slaaf. De ziel moet het lichaam beheersen, net zoals een meester zijn slaaf bestuurt. De staat Wachters en gewone volk moeten literaire en muzikale vorming en fysieke training krijgen. Geen eigen bezit, geen gezin, gezamenlijke maaltijden, mannen en vrouwen gelijk, voortplanting na selectie. Bestuurders opgeleid in dialectiek en wiskunde. Degeneratie 1. Aristocratie: regering van de besten 2. Timocratie: regering waarin alles draait om roem 3. Oligarchie: regering van weinige (rijke) burgers 4. Democratie: regering van het volk 5. Tirannie: regering van één man (voor zichzelf) Zelfs als het lukt om een Ideale Staat te stichten, zal deze na verloop van tijd onverbiddelijk weer degeneren. De Ideale Staat is letterlijk een aristocratie, d.w.z. een heerschappij van de besten. Ondanks alle vormen van selectie zullen er vroeg of laat mensen tot de heersende klasse doordringen die zich meer door het strevende dan door het redelijke deel van hun ziel zullen laten leiden. Wanneer zulke mensen de overhand krijgen, gaat de aristocratie over in een timocratie: een heerschappij van mensen voor wie alles draait om (militaire) roem. Een voorbeeld van zo'n staat is Sparta. Wanneer bij de meerderheid van de leiders het begerende deel van de ziel de overhand krijgt, gaat de heerschappij over in een oligarchie: een regering door een rijke minderheid. Het besef dat de leiders zich moreel niet meer onderscheiden van het gewone volk, leidt vervolgens tot invoering van de democratie. Machtsbeluste figuren binden ontevreden groepen aan zich met valse beloften en grijpen de macht: de democratie maakt plaats voor een tirannie: de heerschappij van een man die slechts op eigen voordeel uit is. Niet alleen is de Ideale Staat moeilijk te verwezenlijken, maar wanneer hij er is, zal hij binnen enkele generaties weer afglijden naar slechtere staatsvormen. Wat moeten we dan met die Ideale Staat? De Ideale Staat is een Ideaalbeeld waarnaar we moeten streven, omdat zelfs het streven ernaar tot verbetering kan leiden, ook als het einddoel nooit bereikt wordt. Oorzaken 1. Werkelijke oorzaak 2. Noodzakelijke voorwaarde (‘datgene zonder hetwelk de oorzaak geen oorzaak kan zijn’) In de Phaedo (die overigens vooral gaat over de ziel en haar onsterfelijkheid) vinden we ook een passage waar Socrates reflecteert op oorzaken in de natuur. Na het lezen van Anaxagoras is hij teleurgesteld over de beperkte rol van de Geest (Nous) in diens werk. Volgens Socrates zou de Geest alles zo goed mogelijk moeten afstemmen op een doel. Dit, het Goede en het Doel, is volgens Socrates de werkelijke oorzaak, terwijl de materiële oorzaken (waartoe Anaxagoras bijna alles herleidt), alleen noodzakelijke voorwaarde zijn of zoals Socrates zegt: 'datgene zonder hetwelk de oorzaak geen oorzaak kan zijn'). Deze twee oorzaken keren later terug in een andere dialoog van Plato, de Timaeus. De werkelijke oorzaak wordt daar gevormd door de Ideeën, naar het voorbeeld waarvan de Demiurg de materiële wereld vormgeeft. Daarnaast speelt de materie een ondergeschikte rol als Noodzaak, oftewel een noodzakelijk substraat waar de Demiurg mee moet werken en die zijn eigen eigenschappen met zich meebrengt.